Hoe neoliberaal Milton Friedman de fans van het basisinkomen links inhaalt

De roep om een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen wint zienderogen aan kracht, en hier en daar wordt er ook al mee geëxperimenteerd. S. de Beter staat niet onwelwillend tegenover het idee van een algemeen basisinkomen, maar meent dat er een veel betere manier is om het te realiseren. Deel 1 in een serie over het basisinkomen.

Iedereen die de AOW-leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont of heeft gewoond, krijgt een AOW-pensioen. Want de AOW is een verzekering en iedereen die in Nederland woont of werkt, is automatisch verzekerd. Het maakt niet uit wat je nationaliteit is en waar je woont op het moment dat je de AOW-uitkering ontvangt. Het maakt ook niet uit hoeveel vermogen je bezit, hoe hoog je bovenwettelijk of aanvullend pensioen is, en of je nog andere inkomsten ontvangt, bijvoorbeeld dividend of koerswinst bij de verkoop van aandelen. Een multimiljonair heeft ook recht op AOW — en krijgt het dus ook. De vraag of dit rechtvaardig is, wordt weinig gesteld.

Om bij het basisinkomen van hetzelfde principe uit te gaan, ligt niet erg voor de hand. Want er is geen sprake van een verzekering waar je je hele leven al dan niet automatisch voor gespaard hebt. Toch gaat bijna iedereen – inclusief het CPB en hoogleraren als Jacobs, Gradus en Van der Ploeg — ervan uit dat het basisinkomen ook geldt voor rijke mensen. Zelfs Rutger Bregman — die ik toch hoger heb zitten — deelt deze interpretatie door te spreken van een ‘onvoorwaardelijke, maandelijkse toelage voor iedereen — arm of rijk, jong of oud, werkloos of overwerkt.’ Het is dan ook niet zo vreemd dat veel linkse mensen tégen het basisinkomen zijn — terecht, zoals ik zal laten zien.

Het is niet zo vreemd dat veel linkse mensen tégen het basisinkomen zijn

Mooie eenvoud

We kunnen ook een andere invulling aan het basisinkomen geven, als we te rade gaan bij — schrik niet — Milton Friedman. Sinds deze Chicago-econoom adviseur werd van de Chileense generaal Pinochet, wordt hij door linkse lieden als een rechtse rakker beschouwd die aan de bron van het verderfelijke neoliberalisme heeft gestaan. Voor linkse intellectuelen lijkt het daarom taboe om zijn geschriften te lezen — laat staan te waarderen. Hoewel begrijpelijk, is dat vrij dom: sommige ideeën van hem zijn linkser dan menigeen zou denken. Bovendien zijn ze van een mooie eenvoud.

Neem zijn voorstel over het basisinkomen, dat te vinden is in zijn boek Capitalism and Freedom (1962). Hijzelf sprak bij voorkeur over een gegarandeerd inkomen en over een negatieve inkomstenbelasting, om redenen die straks duidelijk zullen worden. Zijn voorstel is dat iedereen recht heeft op een garantie-inkomen. Iemand die geen ander inkomen heeft, krijgt het volledige bedrag. Heb je wel enig inkomen, uit een baan of uit freelance-opdrachten, dan wordt via de belastingdienst een gedeelte van het garantie-inkomen in mindering gebracht, bijvoorbeeld 50 procent; de andere helft mag je houden.

Gedachte-experiment

Ik maak hieronder een vergelijking tussen de huidige situatie, het onvoorwaardelijke basisinkomen van Bregman c.s. en het garantie-inkomen van Friedman. Zou ik daarvoor een econometrisch model gebruiken, dan zouden alleen collega-economen mijn betoog snappen en zouden de meeste lezers afhaken. Daarom kies ik voor een soort gedachte-experiment dat louter gezond verstand vereist. Ik breng de financiële levensloop in beeld van een Succesvolle Nederlander (SN), die na het verlaten van de school of universiteit eerst werkloos wordt (periode 1), doch aan het eind van zijn werkzame leven (in periode 5) twee maal het modale inkomen verdient.

In het huidige systeem van sociale zekerheid krijgt SN in periode 1 een maandelijkse bijstandsuitkering van 983 euro (11.800 per jaar), die hij echter weer volledig kwijt raakt zodra na verloop van tijd (in periode 2) zijn verdiensten als zzp’er of flexwerker boven de bijstandsnorm komen. Daarna komt zijn loopbaan — snel of langzaam — in de lift en gaat SN steeds meer verdienen, op het laatst (in periode 5) wel 6000 euro bruto per maand, wat overeenkomt met een jaarsalaris van 72.000 euro.

Sommige van Friedman's ideeën zijn linkser dan menigeen zou denken; bovendien zijn ze van een mooie eenvoud

Het spreekt voor zich dat ik een zeer vereenvoudigd beeld van de inkomstenbelasting geef, door af te zien van allerlei heffingskortingen en aftrekposten, alsmede van zorg- en huurtoeslagen. Ik gebruik alleen het systeem van belastingschijven, dat in het kort als volgt functioneert. Blijft je bruto-inkomen op jaarbasis onder de 20.000 euro (de eerste schijf), dan betaal je 37 procent belasting. Dit marginale belastingtarief (mbt) betekent dat je van elke 100 euro die je extra verdient, 37 euro moet afdragen aan inkomstenbelasting (IB). Het inkomen dat je méér dan 20.000 euro verdient, heeft een mbt van 41 procent.

Pas boven de 67.000 euro gaat het mbt omhoog naar 52 procent. Voor alle duidelijkheid benadruk ik dat dit hoge belastingtarief alleen voor het extra inkomen geldt, vandaar dat ik spreek over het marginale tarief. Dit betekent dat het gemiddelde belastingtarief (gbt), ook wel aangeduid als belastingdruk, veel minder hard stijgt — bij SN van 37 naar 41 procent — dan het marginale tarief (van 37 naar 52 procent). Wat ik als een vorm van nep-progressie beschouw, en dan praat ik nog niet eens over de ruime mogelijkheden die veelverdieners en hooggeschoolden hebben om aftrekposten te benutten.

Armoedeval

Tabel 1 maakt een vergelijking tussen de huidige situatie en de invoering van het basisinkomen waarbij SN 1000 euro netto per maand (= 12.000 euro op jaarbasis) extra op zijn rekening krijgt; in alle perioden wel te verstaan, want het gaat om een ‘onvoorwaardelijke, maandelijkse toelage voor iedereen — arm of rijk, jong of oud’. Het verschil zit ‘m vooral in periode 1, en de overgang naar periode 2. Momenteel is het voor een werkloze schoolverlater — op korte termijn en in financieel opzicht — weinig aantrekkelijk om zelf iets te verdienen (Y) want dat wordt afgetrokken van de bijstandsuitkering. Heb je weinig langetermijnperspectief en kun je wat bijbeunen in het informele circuit, dan kun je in het huidige systeem beter in de bijstand blijven zitten — nogmaals, puur in financieel opzicht. Aangezien de bijstandsuitkering (evenals het basis- en garantie-inkomen) een netto-bedrag is, en over de verdiensten in de periode 2 wél belasting betaald moet worden, is er zelfs sprake van achteruitgang!

Tabel 1: vergelijking tussen de huidige situatie en de invoering van het basisinkomen

Toelichting: Y= zelf verdiend inkomen. Mbt= marginale belastingtarief. Gbt= gemiddelde belastingtarief. IB= te betalen inkomstenbelasting, berekend als het bruto-inkomen (Y) vermenigvuldigd met gbt, op basis van het belastingschijvensysteem. N= netto-inkomen: bruto-inkomen (B+Y) minus IB.

Alle bedragen zijn in duizenden euro’s per jaar.

Deze armoedeval kan — vooral in financiële zin — worden vermeden door de invoering van het basisinkomen, want dit raak je niet kwijt bij de overgang van periode 1 naar 2. Maar als SN daarna nóg meer gaat verdienen, wat is dan het maatschappelijke voordeel als je hem nog steeds een basisinkomen geeft? Zeker, de consumptieve bestedingen kunnen omhoog gaan als iedereen jaarlijks 12.000 euro extra krijgt, maar in hoeverre zal die stijging ook daadwerkelijk plaatsvinden en ten goede komen aan het binnenlandse bedrijfsleven? Immers, bij een stijgend inkomen wordt de consumptiequote meestal lager en krijgen de bestedingen in het buitenland de overhand. Een bestedingsimpuls kan waarschijnlijk beter worden gerealiseerd door extra investeringen of grote overheidsprojecten. En hoe moet het basisinkomen worden gefinancierd? Het is natuurlijk een illusie om te denken dat de belastingen op hetzelfde niveau kunnen blijven (zoals tabel 1 ten onrechte suggereert) als iedereen jaarlijks 12.000 euro erbij krijgt.

Eerst de hamvraag: wat is het verschil met het garantie-inkomen van Friedman? 

Progressief belastingsysteem

Tabel 2 vergelijkt het basisinkomen met het garantie-inkomen voor de financiële levensloop van SN. Het grootste verschil zit ’m in de werking van het belastingsysteem. In het voorstel van Friedman mag SN van iedere euro die hij extra verdient de helft zelf houden (bij een mbt van 50 procent). Met de andere 50 eurocent wordt het garantie-inkomen verminderd of — bij een hoger inkomen — belasting betaald. Het mooie van zijn voorstel: terwijl iedereen permanent hetzelfde marginale belastingtarief betaalt, ook wel aangeduid als vlaktaks, is het eindresultaat een progressief belastingsysteem (zie de stijging van gbt). Wat een contrast met de nep-progressie van het huidige belastingsysteem! Het voorstel van Friedman, de Rechtse Rakker bij uitstek, is dus veel linkser dan het basisinkomen van Bregman c.s.

Tabel 2: vergelijking tussen het basis- en het garantie-inkomen.

Toelichting: Y= zelf verdiend inkomen. Mbt= marginale belastingtarief. Gbt= gemiddelde belastingtarief. IB= te betalen inkomstenbelasting. In het huidige belastingregiem wordt IB berekend door het bruto-inkomen (Y) te vermenigvuldigen met gbt, op basis van het belastingschijvensysteem, bij de vlaktaks met mbt (hier 50%). N= netto-inkomen: bruto-inkomen (Y) minus IB. Het basisinkomen is hier onbelast.

Alle bedragen zijn in duizenden euro’s per jaar.

De slimme lezer zal opmerken dat ik appels met peren vergelijk, door bij het basisinkomen het huidige belastingregime te hanteren terwijl ik bij het garantie-inkomen het vlaktaks-systeem gebruik. Volgens Ronald Mulder is er geen enkel verschil tussen het basis- en het garantie-inkomen als beide uitgaan van een vlaktaks-tarief van 50 procent. Dat blijkt echter een misvatting, zoals tabel 2 laat zien. Vergelijken we de variant van Mulder (variant III) met het garantie-inkomen, dan zijn er inderdaad geen verschillen in bruto- (Y) en netto-inkomen (N), maar wel qua inkomstenbelasting (IB). 

Je kunt wel zeggen dat er bij het basisinkomen veel meer geld moet worden rondgepompt

Het basisinkomen is onbelast, dus hoeft er alleen belasting betaald te worden over het zelf verdiende inkomen (IB = 0,5 x Y). Bij het garantie-inkomen daarentegen is de formule IB = (0,5 x Y) – G, want het garantie-inkomen wordt er vanaf getrokken. Kijken we naar het totaal (over vijf perioden van één jaar), dan moet SN in variant III veel meer belasting betalen dan in variant II: 72.000 tegenover 12.000 euro. Het verschil komt natuurlijk overeen met vijf keer het basisinkomen dat hij in dezelfde tijdspanne ontvangt. Je kunt dus zeggen dat er bij het basisinkomen veel meer geld moet worden rondgepompt. Dat betekent dat je als overheid nog meer te maken krijgt met de bereidheid van de burger om belasting te betalen, met name van de burgers die genoeg verdienen om de belastingverhoging te kunnen betalen — maar willen ze dat ook?

Garantie-inkomen is beter

Het garantie-inkomen biedt dezelfde voordelen als het basisinkomen. Bij beide opties wordt de armoedeval voorkomen en zijn de uitvoeringskosten veel lager dan bij het huidige systeem van sociale zekerheid. En er is permanent een financiële prikkel om de handen uit de mouwen te steken, om je eigen inkomen te verdienen en een hoger inkomen te verwerven.

De onderlinge verschillen zijn echter allemaal in het voordeel van het garantie-inkomen. Om te beginnen heeft het een selectieve werking: je krijgt het alleen als je het nodig hebt, wat de financiering en de maatschappelijke acceptatie een stuk makkelijker maakt. Verder worden de inkomensverschillen een stuk kleiner, ook als beide alternatieven hetzelfde vlaktaks-tarief hanteren. De sterkste schouders dragen dan de zwaarste lasten, wat bij het basisinkomen niet of nauwelijks het geval is — even afgezien van de belastingverhoging die nodig is om het basisinkomen te financieren.

Het onvoorwaardelijke basisinkomen — voor arm en rijk — heeft verder als nadeel dat het basisinkomen eerst aan iedereen wordt uitbetaald, terwijl daarna bij diezelfde mensen de benodigde belastingen moeten worden geïnd, behalve bij de mensen die het echt nodig hebben. Het is van tweeën een: of iedereen betaalt zijn eigen basisinkomen plus een opslag voor die laatste groep, of er wordt een aangepast progressief belastingsysteem opgetuigd. Beide oplossingen maken het belastingsysteem nog complexer en ridiculer dan het al is.

Ook linkse veelverdieners en hoogopgeleiden zijn heel wat bedrevener in belastingontwijking dan Henk en Ingrid

De laatste oplossing wordt bovendien al snel een nep-progressie. Hoe hoger het marginale belastingtarief, hoe sterker de neiging om belasting te ontwijken (legaal) of zelfs te ontduiken (illegaal). Ook als ze links praten, zijn veelverdieners en hoogopgeleiden daarin heel wat bedrevener dan Henk en Ingrid. En naarmate er meer geld moet worden rondgepompt, zoals bij het basisinkomen en allerlei toeslagen, wordt het almaar erger. Het garantie-inkomen van Friedman heeft veel minder last van deze problemen.

Linkse lummels denken nog steeds de wereld te moeten verbeteren door ‘volksverheffing,’ variërend van iedereen gratis geld geven zodat we ons allemaal kunnen ontplooien, tot PVV-aanhangers wijsmaken dat de ideeën van Wilders niet in hun voordeel zijn. Deze pogingen hebben vaak iets neerbuigends en pakken bovendien meestal averechts uit. Het ‘volk’ is meer gediend met een rechtvaardige en simpele maatschappij. Daarom zou het garantie-inkomen van rechtse rakker Friedman een warm onthaal moeten krijgen, vooral bij Links. 

Daarvoor bestaat binnenkort nog een extra reden. Als de politieke partijen straks waarmaken wat ze nu zeggen, namelijk geen samenwerking met Wilders, dan zal zijn grote verkiezingsoverwinning ertoe leiden dat de overige partijen een coalitie moeten vormen. Dan hebben ze behoefte aan politieke innovaties die nog niet zijn geclaimd door een van de grote coalitiepartners. Het garantie-inkomen voldoet volledig aan deze eis. Zelfs de VVD kan akkoord gaan door te verwijzen naar de rechtse regering in Israël, waar al op vrij grote schaal het garantie-inkomen is ingevoerd.

Kortom: weg met het basisinkomen, leve het garantie-inkomen!

Een uitgebreidere versie van dit artikel wordt gepubliceerd op http://eco-simpel.nl/. Daar worden extra berekeningen gemaakt met diverse alternatieven, zoals een progressief marginaal tarief bij het garantie-inkomen en het fiscaal belasten van het basisinkomen.