
Onderwijs wordt gefinancierd met publiek geld. Sommige bedrijven weten dat deels af te romen. Lees meer
Steeds vaker zien binnen- en buitenlandse bedrijven ons onderwijs als een interessante markt. Het is mooi dat ondernemingen zo betrokken zijn, maar het moet er niet toe leiden dat zij ook hun stempel op het Nederlandse onderwijs drukken. In dit dossier onderzoekt Follow the Money de keiharde business achter onze scholen en opleidingen
Woekerwinsten voor uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften, ondanks nieuwe regels
Stop met de verheerlijking van ranglijstjes in het onderwijs
Profileer- en publicatiedwang: wetenschap in de greep van het geld
Voor open science-project gaat de EU in zee met... Elsevier
Hoe de digitale halsband van Magister de privacy van schoolkinderen nekt
FTM Audio - Gemeentes paaien expats met subsidie op privaat onderwijs
Gemeentes paaien expats met subsidie op privaat onderwijs
Rondje om de school: wel duur, niet bewezen effectief
"Sprinkhaankapitalist" verovert de schoolboekenmarkt
Schoollunch? Leer die kinderen koken!
Hoe wetenschappelijke uitgevers zich verrijken met onze belastingcenten
Via peperdure tijdschriftabonnementen houden grote, commerciële uitgevers publiek gefinancierd onderzoek achter gesloten deuren. Universiteiten worden vervolgens gedwongen hoge prijzen te betalen voor toegang tot de wetenschappelijke artikelen die hun eigen medewerkers hebben geschreven. Hoe werkt dit lucratieve uitgeefsysteem?
Moeten betalen voor producten die je zelf aanlevert en waar je zelf de kwaliteitscontrole van uitvoert — een zakelijk model dat op zo’n pervers principe is gebaseerd lijkt geen lang leven beschoren. En toch komen de grote wetenschappelijke uitgevers er al decennia mee weg. Wereldwijd betalen universiteiten namelijk grof geld voor wetenschappelijke tijdschriften waarin hun eigen wetenschappers artikelen publiceren.
Dat werkt zo: de wetenschappelijke uitgevers ontvangen alle academische stukken gratis. Voor de carrière van wetenschappers is het namelijk belangrijk dat hun werk wereldwijd gelezen wordt door vakgenoten. Dat levert weer meer citaties op, en daar worden onderzoekers vaak op beoordeeld. Bovendien zijn de publicaties belangrijk voor het binnenhalen van onderzoeksgeld.
Daarnaast zijn het ook de wetenschappers zelf die vooraf kosteloos de peer reviews – de beoordeling van artikelen – uitvoeren. Dat hoort nu eenmaal bij hun functie.
In zekere zin betaalt de gemeenschap twee keer voor hetzelfde onderzoek
De uitgevers bieden vervolgens leesabonnementen aan die toegang geven tot de artikelen in academische tijdschriften. De kosten van zo’n abonnement variëren van een paar honderd tot duizenden euro’s per jaar. In sommige gevallen lopen de jaarprijzen zelfs in de tienduizenden euro’s. Eigenlijk kunnen dus alleen kapitaalkrachtige (onderzoeks-)instellingen of multinationals zich deze abonnementen veroorloven.
En dat terwijl wetenschappelijk onderzoek voornamelijk met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd. De universiteiten moeten uiteindelijk dus heel veel geld — in 2015 ging het in Nederland om 43 miljoen euro totaal — betalen om hun ‘eigen’ wetenschappelijke artikelen te kunnen lezen. Zo betaalt de gemeenschap in zekere zin twee keer voor hetzelfde onderzoek.
Melkkoeien
Deze business lijkt bijzonder goed te lopen, want de wetenschappelijke uitgevers behoren tot de meest winstgevende ondernemingen ter wereld. Met hun peperdure tijdschriften maken grote uitgeverijen als Elsevier, Springer en Wiley-Blackwell forse winsten.
‘Een deel van de journals die ze uitgeven zijn gewoonweg melkkoeien,’ aldus Jeroen Sondervan, publishing consultant aan de Universiteit Utrecht. ‘Wetenschap wordt gesubsidieerd en ondertussen zijn er commerciële partijen die in die gesubsidieerde omgeving zaken kunnen doen.’ Het zakelijke model van deze uitgevers is dus gebaseerd op het geld van de belastingbetaler.
Vooral Elsevier, 's werelds grootste wetenschappelijke uitgever, is daar volgens Sondervan berucht om. In 2016 maakte Elsevier, het meest winstgevende onderdeel van het Brits-Nederlandse uitgeefconcern RELX Group een omzet van bijna 2,7 miljard euro. Daarmee behaalde het een winstmarge van 37 procent. Ter vergelijking: Apple, het grootste beursgenoteerde bedrijf ter wereld, zit op een winstmarge van 39 procent. En Heineken, een van de grootste bierbrouwers wereldwijd, zit op ‘slechts’ 17 procent.
Een andere grote speler is Wolters Kluwer. Deze uitgeverij en informatiedienstverlener draaide in 2016 met de verkoop van boeken en digitale media een omzet van 3,8 miljard euro en behaalde zo een winstmarge van 22 procent. Dit gaat overigens niet alleen om wetenschappelijke publicaties, maar ook om vakinformatie.
Buitensporige beloningen
Het is dan ook geen toeval dat de ceo’s van zowel RELX Group als Wolters Kluwer nog altijd de top 20 best betaalde bestuurders van AEX-bedrijven aanvoeren. Zo zag de Amerikaanse topvrouw Nancy McKinstry als beloning voor haar inzet voor Wolters Kluwer vorig jaar ruim 15,6 miljoen euro op haar rekening verschijnen. Daarmee is het inkomen van de zakenvrouw vergelijkbaar met dat van een Shell-topbestuurder.
De topman van RELX Group zal waarschijnlijk niet op een houtje hoeven te bijten
Hoewel beleggersvereniging VEB de beloning vorig jaar al ‘buitensporig’ noemde, hebben de aandeelhouders van Wolters Kluwer er geen problemen mee; zij stemden in met de riante vergoeding en zijn tevreden over de resultaten die McKinstry levert, zo meldt De Volkskrant.
In tegenstelling tot McKinstry zag de Zweedse topman van RELX Group Erik Engstrom zijn beloning in vergelijking met vorig jaar ietwat dalen. Desalniettemin zal ook hij met een inkomen van 11,9 miljoen euro waarschijnlijk niet op een houtje hoeven te bijten.
Cashen met big deals
Maar hoe komen die hoge winstmarges dan tot stand? Er zijn grofweg twee partijen waar de uitgevers hun geld aan verdienen. Ten eerste verkopen ze al tientallen jaren tijdschriftabonnementen aan onderzoeksinstellingen: het dominante, traditionele abonnementenmodel. Binnen dit systeem leveren onderzoekers hun auteursrechten in. Daarmee bepaalt de uitgever wie toegang krijgt tot de wetenschappelijke publicaties, en onder welke voorwaarden. Dit geeft de gevestigde uitgevers een monopoliepositie met betrekking tot het artikel — en die positie weten zij goed uit te buiten.
De komst van het internet maakte digitale toegang tot artikelen mogelijk. Dat leidde tot zogeheten ‘big deals’: contracten waarmee universiteitsbibliotheken in één keer online toegang verkrijgen tot een heel portfolio van bepaalde uitgevers. Hoewel daar vaak ook tijdschriften in zitten die de bibliotheken eigenlijk niet willen, is het voor hen toch aantrekkelijk om wat meer te betalen zodat ze alles kunnen lezen. Een handig verdienmodel, aangezien er wereldwijd duizenden bibliotheken zijn.
In Nederland betalen de universiteiten jaarlijks miljoenen euro’s aan verschillende uitgeverijen. Zo betaalde de Universiteit Maastricht in 2015 ongeveer 2 miljoen aan abonnementskosten, de TU Delft meer dan 4,5 miljoen en Universiteit Utrecht ruim 5 miljoen euro. Dat jaar kwam het totale bedrag van de Nederlandse universiteiten uit op 43 miljoen euro:
Daarnaast doen uitgevers ook zaken met bedrijven, bijvoorbeeld binnen de farmacie- en technologiesector. De grote klanten sluiten net als onderwijsinstellingen big deals voor abonnementen af.
Kleinere spelers kopen eerder losse artikelen, vaak voor tientallen dollars per publicatie. Voor R&D-afdelingen is de toegang tot online wetenschappelijke kennis erg nuttig en efficiënt. Als bedrijven bezig zijn met de ontwikkeling van een nieuw product, kunnen ze op die manier eerder onderzoek naar bijvoorbeeld het effect van een bepaalde stof raadplegen. Zo hoeven ze niet zelf opnieuw te experimenteren en dat scheelt een hoop tijd en geld.
Tot voor kort waren de abonnementskosten die universiteiten per uitgever betalen niet publiek. Die informatie werd door de uitgevers namelijk nauwkeurig bewaakt in zogenaamde ‘non-disclosure agreements’ in de contracten. Een handig trucje: je overtuigt de andere partij ervan dat het zo’n ‘mooie deal’ is dat er niet over gesproken mag worden, anders wil iedereen dat uiteraard ook. Maar als niemand van elkaar weet hoeveel er betaald wordt, is er dus ook geen eerlijke concurrentie.
Geleidelijk komt er echter verandering in de schimmigheid rondom de abonnementscontracten. Dat begon in 2015 in het Verenigd Koninkrijk, Finland en Zwitserland, met Wob-verzoeken aan de universiteiten. Via die verzoeken is er voor het eerst meer inzicht gekomen in de omvang van de markt voor wetenschappelijke publicaties. In Nederland hebben de universiteiten in 2016 twee van zulke verzoeken ontvangen; daar is inmiddels gehoor aan gegeven. Makkelijk ging dat echter niet: de universiteiten stuitten op veel verzet van de uitgevers Elsevier en Springer.
Toegevoegde waarde uitgevers
Wat voor bijzondere diensten leveren de grote uitgevers dan eigenlijk aan (voornamelijk) de academische gemeenschap, dat ze er zoveel geld mee kunnen verdienen? De artikelen worden immers door de onderzoekers zelf geschreven en ook nog eens door hen beoordeeld.
Sommigen, waaronder veel academici zelf, vinden dat uitgevers vooral enorme winsten maken en niets toevoegen aan het product. Dat is echter wat kort door de bocht. Een van de belangrijkste taken van wetenschappelijke uitgeverijen is het vermarkten van de artikelen, dat wil zeggen: ze zorgen voor wereldwijde verspreiding van kennis door de artikelen in de juiste tijdschriften te publiceren. Daarnaast vervullen de uitgevers een faciliterende rol in dit proces. Zo zorgen ze voor goede IT-infrastructuur, signaleren ze behoeftes binnen de onderzoeksgemeenschap aan nieuwe tijdschriften en organiseren ze het proces van peer reviewing.
Uitgevers spelen wel degelijk een rol van waarde in de verspreiding van academische artikelen
Ook hebben de uitgevers wetenschappers in dienst die de eindredactie verzorgen. Bovendien houden ze zich bezig met innovatie, door bijvoorbeeld te investeren in betere platforms en relevante software. Doordat de grote uitgevers relatief veel macht en middelen hebben, spelen zij wel degelijk een rol van waarde in de verspreiding van de academische artikelen.
Nauwelijks marktwerking
Tegelijkertijd kun je je afvragen of de prijs die voor die rol wordt betaald een rechtvaardige is. Hoe kan zo’n lucratief — en daarom omstreden — uitgeefsysteem blijven voortbestaan?
Het antwoord zit hem erin dat het uitgeven van wetenschappelijke publicaties een bijzondere markt is. Allereerst is er nauwelijks sprake van marktwerking: daardoor verschillen de kosten per uitgever nogal. De enorme consolidatie van enkele grote uitgevers, vooral sinds het digitale tijdperk in de midden jaren ‘90, leidde uiteindelijk tot een oligopolie.
Een logisch gevolg daarvan was dat de winstmarges bij de uitgeverijen flink omhoog gingen. In totaal zijn er vijf bedrijven die meer dan de helft van alle academische artikelen publiceren. In ons land strijkt een groep van acht uitgevers zo’n 70 tot 80 procent van de omzet van alle Nederlandse wetenschappelijke publicaties op.
Bovendien vormt kostenefficiëntie amper een concurrentiefactor, omdat de markt voornamelijk is gebaseerd op reputatie en impact. Hoe prestigieuzer het tijdschrift, hoe aantrekkelijker het voor onderzoekers is daarin te publiceren. Die toonaangevende titels zijn in handen van de gevestigde uitgevers; deze zijn niet zomaar vervangbaar. Er is bijvoorbeeld geen alternatief voor exclusieve toptijdschriften als The Lancet of Nature. Op deze wijze behouden de grote uitgevers hun voorsprong op kleinere uitgevers.
Zodoende is er dus ook nauwelijks sprake van dreiging van andere toetreders op de markt. Kortom, de afnemers (dat wil zeggen, de internationale gemeenschap van onderzoekers) zijn enorm afhankelijk van de leveranciers (de grote uitgevers). En zo houdt het gouden verdienmodel van de gevestigde uitgeverijbedrijven stand.
Ethisch probleem
De exorbitante winsten die dit verdienmodel oplevert, worden grotendeels mogelijk gemaakt met het geld van belastingbetalers over de hele wereld. Uiteindelijk komt het geld van die winsten echter niet ten goede aan de wetenschap. ‘Daar zit het ethische probleem,’ zegt Sondervan. ‘We zitten met een gemixt economisch model, waarbij onderzoek wordt gesubsidieerd en winst van bedrijven naar de commercie vloeit. Dat is op zich niet erg, maar wetenschap is een gemeenschappelijk goed waar de hele samenleving van zou moeten kunnen profiteren. De ethische vraag is dan: hoe gaan we met dit soort commerciële bedrijven om?’
Onder academici neemt het verzet tegen de werkwijze van grote uitgevers in ieder geval al even toe. De door wetenschappers opgerichte actie-site The Cost of Knowledge telt nu bijvoorbeeld 16.702 onderzoekers die protesteren tegen de handelspraktijken van Elsevier. Zij hebben publiekelijk verklaard geen Elsevier-tijdschriften te steunen, tenzij het bedrijfsmodel van de uitgever radicaal verandert. Als het aan de academische gemeenschap ligt, komt er bovendien snel een einde aan de beperkte toegang tot wetenschappelijke kennis.
Het — al in de praktijk gebrachte — alternatief is dat alle academische artikelen voor iedereen gratis te lezen zijn. Dit model wordt ook wel open access genoemd. Hoe dat precies in zijn gang gaat en wat de uitgevers daarvan vinden, lees je in mijn volgende artikel.
Dit artikel maakt deel uit van een serie over wetenschappelijke uitgevers.
Lees hier deel 2: Wetenschappelijke uitgevers nog steeds schatrijk dankzij publiek geld
Lees hier deel 3: Hoe we ons kunnen bevrijden van het juk van wetenschappelijke uitgevers
27 Bijdragen
Danny Split 7
Wanneer kunnen we een artikel verwachten over de algehele impact van hebzucht en graaien?
Arjan van Muyen 3
Danny SplitFelix Van Hoften 3
Ben ook erg benieuwd naar je volgende artikel. Het open access moet toch erg makkelijk te organiseren zijn met de huidige digitale mogelijkheden.
marcel 7
Zie voor meer informatie: https://rsnijders.info/vakblog/2016/02/19/sci-hub/
Sophie Stadhouders 5
marcelDergelijke illegale downloadsites voor wetenschappelijke artikelen vormen inderdaad een interessant aspect in dit verhaal. Daar wil ik dan ook zeker eens induiken, wellicht leidt dat nog tot een nieuw artikel.
Lennart Quispel 4
Sophie StadhoudersIk zie dat je er in een later artikel nog op terug wilt komen, dus ik zal er nog niet teveel over zeggen, maar Open Acces wordt tegenwoordig door veel onderzoeksfinanciers (NWO, bv.) min of meer afgedwongen. Dat is op zich een goede zaak, maar we moeten nog even afwachten hoe dit uiteindelijk gaat uitpakken; een veel gebruikt model is dat wetenschappers moeten betalen om hun papers te publiceren, maar ook daar zitten de nodige haken en ogen aan. In ieder geval, de hele academische wereld is zich uitermate bewust van deze problematiek en werkt er ook hard aan om het op te lossen.
http://unpaywall.org/
https://www.canaryhaz.com/
http://sci-hub.io/
Annemiek van Moorst 11
Lennart QuispelLennart Quispel 4
Annemiek van MoorstFTM13
Vnl. Amerikaanse bedrijven hebben inmiddels $2400 miljard in cash op buitenlandse rekeningen opgepot (1).
Socialistisch kapitalisme was 10 jaar geleden al te zien met wereldwijde bank bail-outs, onder virtuele dreiging van economische collaps, met Ijsland als lichtend voorbeeld.
Verdienmodel van 10 grootste Amerikaanse banken die 100% van hun winsten uit belastingvoordelen halen omdat ze "too-big-to-fail" zouden zijn is ook goed voorbeeld (2).
Bedrijven als Tesla zouden zonder Amerikaanse overheidssubsidies en Nederlandse belastingontduiking binnen maand failliet zijn.
Maar sinds kort gaan belastinginkomsten wereldwijd mondjesmaat omhoog, richting niveau van jaren '90, enige reden voor zgn. "herstel" van wereldeconomie (3), aangezien bedrijven blijkbaar zelf geen zin hebben om spontaan te investeren in reële economie.
Zgn. "onrust" in wereld waar men in media over spreekt is m.i. direct terug te voeren op paniek onder financieel establishment en heersende klassen die moeten "inleveren". In verleden werden hierover revoluties of oorlogen gevoerd, nu gaat herverdelen van kapitaal (vooralsnog) met minder openlijk geweld gepaard, althans in Westerse regionen.
Sociale onrust als in Griekenland, toename zelfdodingen, structurele werkloosheid, etc. mogen daarentegen ook als vorm van (indirect) geweld worden gezien. Vraag is of financieel establishment voor revolutie of oorlog op eigen bodem kiest, of i.p.v. miljardair dan maar armzalige miljonair te zijn.
1. http://www.businessinsider.com/companies-with-the-most-untaxed-unrepatriated-profits-2017-5
2. http://www.investmentnews.com/article/20130221/FREE/130229990/the-secret-behind-big-bank-profits
3. http://data.worldbank.org/indicator/GC.TAX.TOTL.GD.ZS
Niels Alberts 4
Er zijn wel degelijk alternatieven. Er zijn twee grote noemenswaardige bladen, namelijk PLoS en eLife. Dit zijn beide open access journals, iets waar ik zelf echt achter sta. Wetenschap hoort openbaar te zijn; het is immers voor het publiek waarom we dit doen.
Voor deze bladen betalen de auteurs nog steeds een vergoeding voor het publicerne, maar beide bladen zijn zonder winstoogmerk. Ik ben er dan zelf ook veel eerder geneigd om een publicatie naar deze tijdschriften te sturen dan naar een Nature, al zal mijn baas hier natuurlijk minder happig op zijn.
Er is nog een veel groter probleem dan "macht" oid om grote tijdschriften als Nature te bedreigen. Binnen mijn vakgebied (moleculaire biologie) bestaat er de "top 3": Nature, Science & Cell. In principe staan deze bladen als synoniem voor "goed onderzoek". Maar dat is voor verscheidene redenen niet waar, hiervoor link ik je naar een (oud) artikel van nobelprijswinnaar Randy Shekman - de oprichter van eLife (https://www.theguardian.com/commentisfree/2013/dec/09/how-journals-nature-science-cell-damage-science).
Het is namelijk niet zo dat wat in deze bladen gepubliceerd word nou per se goed is, en wat niet in deze bladen komt per se slecht is. Sterker nog, met de manier waarop de artikelen in bijv. Nature gestructureerd zijn en wat benodigd is om in dit blad te komen zie ik juist vaak héle slechte artikelen in Nature.
Maar selectiecommissies, professoren e.d. gebruiken een publicatie in de "top 3" nog steeds als één van de belangrijkste selectiecriteria om mensen aan te nemen voor post-doc/PI-posities. Als je hier niet in publiceert, dan krijg je het een stuk moeilijker.
Dat moet ook veranderen, ook om deze uitgevers aan te kunnen pakken.
Andrel Linnenbank 7
Niels AlbertsEn daar komen voor de top 3/5/10 bladen ook nog bij dat het moet aanspreken en liefst een onverwacht resultaat is. Wat dus ook de grote retraction rate gedeeltelijk verklaart.
Niels Alberts 4
Andrel LinnenbankDaarnaast vind ik die focus op "onverwachte" resultaten ook jammer. Zoals ik al zei staat voor vele mensen publiceren in een "toptijdschrift" (Impact Factor, maar daar valt over te discussieren hoe nuttig dit nou eigenlijk is) gelijk aan goed onderzoek doen. Maar door de focus van deze bladen is geluk ook een gigantisch aspect. Nu is dat op zich niet zo'n probleem, behalve dat zo'n belangrijk selectiecriterium is.
Sophie Stadhouders 5
Niels AlbertsDank voor je reactie. PLoS ken ik inderdaad en wilde ik ook in mijn volgende artikel over open access behandelen. Van eLife had ik daarentegen nog niet gehoord. Het zijn inderdaad interessante alternatieven die laten zien dat full open access tijdschriften ook kwaliteit kunnen bieden tegen minder hoge prijzen. En bovendien is de kennis dan voor iedereen toegankelijk.
Over je laatste opmerking: dat gaat over de manier waarop we wetenschappers en hun onderzoek beoordelen. De manier waarop dat nu gebeurt, houdt het huidige systeem (waarin de academische gemeenschap afhankelijk is van de grote uitgevers en hun toptijdschriften) inderdaad in stand. Interessant is daarom om te kijken naar andere factoren die iets over de kwaliteit zeggen, oftewel een ander beoordelingssysteem.
Niels Alberts 4
Sophie StadhoudersEn daar gaat mijn laatste opmerking inderdaad over. En ik denk dat daar twee hele grote factoren spelen;
- Grant applicaties
- Posities
Bij beide spelen hoge publicaties een grote rol. De eerste zouden we überhaupt een hele grote slag in kunnen slaan door veel meer academische vrijheid toe te staan, en dus een groot deel van grants gewoon uit te keren aan universiteiten, die zelf mogen bepalen hoe ze het verdelen - of iets dergelijks. Dit zou volgens mij ook ontzettend veel tijd schelen omdat wetenschappers dan minder bezig hoeven te zijn met beursaanvragen en meer bezig kunnen met echte wetenschap.
Bij de tweede is het lastiger. Dit heeft namelijk meerdere kanten, waarvan één hele grote tijdsgebrek is. We staan allemaal onder tijdsdruk (o.a. door publicatiedruk) en daardoor zijn selectieprocedures misschien wel een blok aan je been, en is iets "makkelijks" als kijken naar publicaties een verleidelijke optie. Ik ben alleen van mening dat je alleen aan publicaties echt niet kan aflezen of iemand een goeie wetenschapper is, danwel een goeie groepsleider.
Naar een ander beoordelingssysteem kijken lijkt mij dus ook eigenlijk niet alleen interessant maar ook broodnodig. En ben ik blij dat er ook journalisten aandacht aan besteden ;)
Andrel Linnenbank 7
Sophie StadhoudersBart Weststrate
Sophie StadhoudersEr blijkt goed nieuws te zijn, althans dat denk ik te begrijpen:
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2016/05/27/alle-europese-wetenschappelijke-artikelen-in-2020-vrij-toegankelijk
Misschien al ergens genoemd maar dan niet opgemerkt door mij.
Edit: wel dus. Ik vraag me af wat dit voor het verdienmodel van genoemde uitgeverijen gaat betekenen. :-)
Sophie Stadhouders 5
Bart WeststrateDank voor je compliment! Het antwoord op je vraag lees je in mijn volgende artikel, dat gaat over het open access-model ;)
Bart Weststrate
Sophie Stadhoudershttp://www.sherpa.ac.uk/romeo/index.php
Daar kun je je artikel zelf publiceren. Althans de link naar de eigen publicatie op je website b.v. De grote uitgevers schijnen dat "prima" te vinden, ook al is het artikel ook al door hen gepubliceerd.
Een wetenschapper zegt er dit over:
Ik ken echter nauwelijks wetenschappers die dat ook daadwerkelijk doen. Als men zo begaan is met open-access... waarom doen ze het dan niet? 90% van mijn publicaties is open-access te vinden, ook al is het journal gesloten; ik zet het gewoon zelf online.
Niels Alberts 4
Andrel Linnenbank 7
Wat op termijn wel kan werken, is als we onderliggende oorzaken aanpakken. Bijvoorbeeld dat iedereen zoveel mogelijk moet publiceren en in tijdschriften met zo hoog mogelijke impactfactor. Dat kan je alleen maar bestrijden als de bibliometrische maten verbannen worden uit de selectiecriteria voor (tijdelijke) aanstellingen in stafposities. Dat heeft natuurlijk wel als grote nadeel dat aanstellingscommissies weer zelf moeten gaan nadenken over de kwaliteit van de kandidaten.
Wat mij betreft is een veel logischer systeem dat iedereen zijn eigen data publiceert, in het algemeen zonder peer-review. Alleen als het echt relevant is voor een grote groep anderen zou je kunnen nadenken over een peer-reviewed artikel dat een hoeveelheid data samenbrengt en interpreteerd. Als het maar voor een paar collega's interessant is dan vinden die je data toch wel. Je kent je collega's en de meesten hebben ook wel eens een zoekmachine gebruikt.
Die hele poppenkast van moeten publiceren omdat anders niemand weet wat je doet is zo 20e eeuws. Maar het vereist wel moed om een stap te zetten. Degenen die het eerst stoppen met onnodig peer-review en bij sollicitaties ook niet meer vragen naar listen met publicaties zijn op alle andere plekken in de wereld in het nadeel. Ik vrees dat zolang landen, of Europa als geheel, niet besluiten om het roer om te gooien, dat we elkaar gevangen houden en dat de commerciele uitgevers de lachende derde zijn.
Niels Alberts 4
Andrel LinnenbankBij PloS stellen ze verder voor om meer met een "post-review"-proces te gaan werken. Dat publishers meer een bank voor data worden en dat er een online discussieplatform staat waar je een paper kan discussieren, hier data aan plakken om het artikel kracht bij te geven, of om het tegen te spreken. Zo'n open discussie mist volgens mij heel erg.
Er heerst nu ook gewoon een sfeer van "ach, het is gepubliceerd" of "ach, zolang de reviewer het niet ziet". En deze instelling is funest voor goede wetenschap. Maar inderdaad, er moet wel een moedige stap genomen worden. En dit moet denk ik ook van buiten het systeem, want anders is het lastig om te veranderen.
Andrel Linnenbank 7
Niels AlbertsIn de praktijk komt het erop neer dat het enige waar ze op worden afgerekend is of ze voldoende publicaties hebben. Dat zorgt voor de druk op de bladen en de reviewers. Tegelijk werkt het in de hand dat bij de beoordeling van het proefschrift uitsluitend het aantal publicaties en de bladen waarin ze staan meetelt. Het moeten er minimaal drie zijn in peer-reviewed tijdschriften en voor een cum laude is nodig dat minimaal 1 in een blad staan met een impactfactor van de orde van 10. Dat soort regels. Bovendien hoef je bij de beoordeling van het proefschrift niet te kijkekn naar de hoofdstukken die al als artikel zijn verschenen, want die zijn immers al door de peer review goed bevonden...
Veel van de publicaties waar ik bijsta hadden helemaal niet gepubliceerd hoeven worden, behalve om aan de promotieeisen te voldoen. En voor al die andere dingen waarbij publicaties de functie van goud als waardemiddel hebben overgenomen.
Tegelijkertijd ligt er meer dan een halve Terabyte aan data op mijn oude werk, waar slechts hele kleine delen van gepubliceerd zijn en die ook nooit meer voor anderen beschikbaar zullen komen. Het is niet mogelijk om die data nog in een publicatie op te nemen en *dus* kan niemand een paar duizend euro vrijmaken om het voldoende te annoteren en er open data van te maken.
Sophie Stadhouders 5
Andrel LinnenbankIk denk dat het inderdaad nuttig is om na te denken over een ander beoordelingssysteem (zie mijn reactie hierboven aan Niels). Interessante gedachte dat publiceren van eigen data, eigenlijk precies wat open research data behelst: het delen van je onderzoeksresultaten.
Maar ik ben het met Niels eens dat peerreview belangrijk blijft. Bovendien is de taak van wetenschappers niet alleen het verspreiden van hun kennis, maar ik denk dat het ook bij hun functie hoort om deze kennis te vertalen naar een voor het grotere publiek begrijpelijke taal.
Andrel Linnenbank 7
Sophie StadhoudersVerder: zie mijn reactie aan niels.
Jurriaan Hartog 2
https://nl.wikipedia.org/wiki/Aaron_Swartz
docu over zijn leven
https://archive.org/details/TheInternetsOwnBoyTheStoryOfAaronSwartz
Hij plaatste een sucker in de dataserver van een uitgever van wetenschappelijke artikelen om precies de redenen die hier in dit artikel staan.
Hierom werd hij vervolgd, onheus hard. En enkele dagen nadat hij de onheuse 'toffe' deal van een half jaar tijd (want inderdaad weinig was vergeleken met de belachelijke eis van 35 jaar cel ! ) weigerde,
werd hij dood gevonden. Zelfmoord. Yeah right...
De docu behandelt ook de inadequate en onbillijke jurisprudentiedatabase in Amerika
Geert Kapteijns
Ik baseer me in mijn onderstaande reactie vooral op een recent artikel van Stevan Harnad (één van de allereerste voorvechters van Open Access, zie o.a. zijn twee "Subversive Proposals"):
https://goo.gl/RxDCcE
Je schrijft dat universiteiten twee keer betalen voor hun eigen onderzoek: één keer om het uit te voeren, een tweede keer om het "terug te kopen" van de uitgevers. Dit is niet waar. Universiteiten nemen abonnementen af van de uitgevers om het werk van onderzoekers van ándere universiteiten (van over de hele wereld) te kunnen lezen.
Het echte probleem voor de wetenschap is dit: de kosten voor toegang zijn veel te hoog, wat er voor zorgt dat geen enkele universiteit toegang heeft tot alle wetenschappelijke output. Dit is vooral funest voor de armere universiteiten, maar eigenlijk voor alle wetenschappers -- ze kunnen niet alles lezen en hun publiek wordt verkleind.
Verder schrijf je dat de uitgevers toegevoegde waarde leveren, maar dit is zeer omstreden. IT-services zijn niet ingewikkeld en al open source beschikbaar. In het "vermarkten" van wetenschap zijn marktbelangen juist een stoorzender. De rol van uitgevers in het internettijdperk is volgens Harnad alleen nog het organiseren van peer-review, waarvan hij de marktprijs schat op 50-200 dollar per refereeing round.
Je noemt Open Access als de oplossing. Dit is natuurlijk waar, met de caveat dat er twee vormen van Open Access worden onderscheiden, waarvan precies de verkeerde vorm (Gold -- Harnad noemt dit Fool's Gold), die de dominante rol van de uitgevers in stand houdt, wordt aanbevolen door Sander Dekker en is vastgelegd in de recent vrijgegeven contracten met de Nederlandse universiteiten. Harnad beschrijft dit in het bovengenoemde artikel, maar nog uitgebreider in
https://goo.gl/LifUXz
https://goo.gl/APwGEq
https://goo.gl/n5nNGx
Ik hoop dat je hierop in zult gaan in je volgende artikel.
hein vrolijk 6
https://www.theguardian.com/science/2017/jun/27/profitable-business-scientific-publishing-bad-for-science?utm_source=esp&utm_medium=Email&utm_campaign=The+Long+Read+-+Collections+2017&utm_term=233120&subid=15964201&CMP=ema-1133
Zoek de verschillen!