Hoe wetenschappelijke uitgevers zich verrijken met onze belastingcenten

Via peperdure tijdschriftabonnementen houden grote, commerciële uitgevers publiek gefinancierd onderzoek achter gesloten deuren. Universiteiten worden vervolgens gedwongen hoge prijzen te betalen voor toegang tot de wetenschappelijke artikelen die hun eigen medewerkers hebben geschreven. Hoe werkt dit lucratieve uitgeefsysteem?

Moeten betalen voor producten die je zelf aanlevert en waar je zelf de kwaliteitscontrole van uitvoert — een zakelijk model dat op zo’n pervers principe is gebaseerd lijkt geen lang leven beschoren. En toch komen de grote wetenschappelijke uitgevers er al decennia mee weg. Wereldwijd betalen universiteiten namelijk grof geld voor wetenschappelijke tijdschriften waarin hun eigen wetenschappers artikelen publiceren. 

Dat werkt zo: de wetenschappelijke uitgevers ontvangen alle academische stukken gratis. Voor de carrière van wetenschappers is het namelijk belangrijk dat hun werk wereldwijd gelezen wordt door vakgenoten. Dat levert weer meer citaties op, en daar worden onderzoekers vaak op beoordeeld. Bovendien zijn de publicaties belangrijk voor het binnenhalen van onderzoeksgeld. 

Daarnaast zijn het ook de wetenschappers zelf die vooraf kosteloos de peer reviews – de beoordeling van artikelenuitvoeren. Dat hoort nu eenmaal bij hun functie. 

In zekere zin betaalt de gemeenschap twee keer voor hetzelfde onderzoek

De uitgevers bieden vervolgens leesabonnementen aan die toegang geven tot de artikelen in academische tijdschriften. De kosten van zo’n abonnement variëren van een paar honderd tot duizenden euro’s per jaar. In sommige gevallen lopen de jaarprijzen zelfs in de tienduizenden euro’s. Eigenlijk kunnen dus alleen kapitaalkrachtige (onderzoeks-)instellingen of multinationals zich deze abonnementen veroorloven. 

En dat terwijl wetenschappelijk onderzoek voornamelijk met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd. De universiteiten moeten uiteindelijk dus heel veel geld — in 2015 ging het in Nederland om 43 miljoen euro totaal — betalen om hun ‘eigen’ wetenschappelijke artikelen te kunnen lezen. Zo betaalt de gemeenschap in zekere zin twee keer voor hetzelfde onderzoek.

Melkkoeien

Deze business lijkt bijzonder goed te lopen, want de wetenschappelijke uitgevers behoren tot de meest winstgevende ondernemingen ter wereld. Met hun peperdure tijdschriften maken grote uitgeverijen als Elsevier, Springer en Wiley-Blackwell forse winsten.

‘Een deel van de journals die ze uitgeven zijn gewoonweg melkkoeien,’ aldus Jeroen Sondervan, publishing consultant aan de Universiteit Utrecht. ‘Wetenschap wordt gesubsidieerd en ondertussen zijn er commerciële partijen die in die gesubsidieerde omgeving zaken kunnen doen.’ Het zakelijke model van deze uitgevers is dus gebaseerd op het geld van de belastingbetaler.

Elsevier behaalde een winstmarge van 37 procent. Ter vergelijking: Apple zit op een marge van 39 procent

Vooral Elsevier, 's werelds grootste wetenschappelijke uitgever, is daar volgens Sondervan berucht om. In 2016 maakte Elsevier, het meest winstgevende onderdeel van het Brits-Nederlandse uitgeefconcern RELX Group een omzet van bijna 2,7 miljard euro. Daarmee behaalde het een winstmarge van 37 procent. Ter vergelijking: Apple, het grootste beursgenoteerde bedrijf ter wereld, zit op een winstmarge van 39 procent. En Heineken, een van de grootste bierbrouwers wereldwijd, zit op ‘slechts’ 17 procent.

Een andere grote speler is Wolters Kluwer. Deze uitgeverij en informatiedienstverlener draaide in 2016 met de verkoop van boeken en digitale media een omzet van 3,8 miljard euro en behaalde zo een winstmarge van 22 procent. Dit gaat overigens niet alleen om wetenschappelijke publicaties, maar ook om vakinformatie.

Buitensporige beloningen

Het is dan ook geen toeval dat de ceo’s van zowel RELX Group als Wolters Kluwer nog altijd de top 20 best betaalde bestuurders van AEX-bedrijven aanvoeren. Zo zag de Amerikaanse topvrouw Nancy McKinstry als beloning voor haar inzet voor Wolters Kluwer vorig jaar ruim 15,6 miljoen euro op haar rekening verschijnen. Daarmee is het inkomen van de zakenvrouw vergelijkbaar met dat van een Shell-topbestuurder.

De topman van RELX Group zal waarschijnlijk niet op een houtje hoeven te bijten

Hoewel beleggersvereniging VEB de beloning vorig jaar al ‘buitensporig’ noemde, hebben de aandeelhouders van Wolters Kluwer er geen problemen mee; zij stemden in met de riante vergoeding en zijn tevreden over de resultaten die McKinstry levert, zo meldt De Volkskrant.

In tegenstelling tot McKinstry zag de Zweedse topman van RELX Group Erik Engstrom zijn beloning in vergelijking met vorig jaar ietwat dalen. Desalniettemin zal ook hij met een inkomen van 11,9 miljoen euro waarschijnlijk niet op een houtje hoeven te bijten.

Cashen met big deals

Maar hoe komen die hoge winstmarges dan tot stand? Er zijn grofweg twee partijen waar de uitgevers hun geld aan verdienen. Ten eerste verkopen ze al tientallen jaren tijdschriftabonnementen aan onderzoeksinstellingen: het dominante, traditionele abonnementenmodel. Binnen dit systeem leveren onderzoekers hun auteursrechten in. Daarmee bepaalt de uitgever wie toegang krijgt tot de wetenschappelijke publicaties, en onder welke voorwaarden. Dit geeft de gevestigde uitgevers een monopoliepositie met betrekking tot het artikel — en die positie weten zij goed uit te buiten.

De komst van het internet maakte digitale toegang tot artikelen mogelijk. Dat leidde tot zogeheten ‘big deals’: contracten waarmee universiteitsbibliotheken in één keer online toegang verkrijgen tot een heel portfolio van bepaalde uitgevers. Hoewel daar vaak ook tijdschriften in zitten die de bibliotheken eigenlijk niet willen, is het voor hen toch aantrekkelijk om wat meer te betalen zodat ze alles kunnen lezen. Een handig verdienmodel, aangezien er wereldwijd duizenden bibliotheken zijn.

In Nederland betalen de universiteiten jaarlijks miljoenen euro’s aan verschillende uitgeverijen. Zo betaalde de Universiteit Maastricht in 2015 ongeveer 2 miljoen aan abonnementskosten, de TU Delft meer dan 4,5 miljoen en Universiteit Utrecht ruim 5 miljoen euro. Dat jaar kwam het totale bedrag van de Nederlandse universiteiten uit op 43 miljoen euro:

Daarnaast doen uitgevers ook zaken met bedrijven, bijvoorbeeld binnen de farmacie- en technologiesector. De grote klanten sluiten net als onderwijsinstellingen big deals voor abonnementen af. 

Kleinere spelers kopen eerder losse artikelen, vaak voor tientallen dollars per publicatie. Voor R&D-afdelingen is de toegang tot online wetenschappelijke kennis erg nuttig en efficiënt. Als bedrijven bezig zijn met de ontwikkeling van een nieuw product, kunnen ze op die manier eerder onderzoek naar bijvoorbeeld het effect van een bepaalde stof raadplegen. Zo hoeven ze niet zelf opnieuw te experimenteren en dat scheelt een hoop tijd en geld.

Geheimzinnige contracten

Tot voor kort waren de abonnementskosten die universiteiten per uitgever betalen niet publiek. Die informatie werd door de uitgevers namelijk nauwkeurig bewaakt in zogenaamde ‘non-disclosure agreements’ in de contracten. Een handig trucje: je overtuigt de andere partij ervan dat het zo’n ‘mooie deal’ is dat er niet over gesproken mag worden, anders wil iedereen dat uiteraard ook. Maar als niemand van elkaar weet hoeveel er betaald wordt, is er dus ook geen eerlijke concurrentie.

Geleidelijk komt er echter verandering in de schimmigheid rondom de abonnementscontracten. Dat begon in 2015 in het Verenigd Koninkrijk, Finland en Zwitserland, met Wob-verzoeken aan de universiteiten. Via die verzoeken is er voor het eerst meer inzicht gekomen in de omvang van de markt voor wetenschappelijke publicaties. In Nederland hebben de universiteiten in 2016 twee van zulke verzoeken ontvangen; daar is inmiddels gehoor aan gegeven. Makkelijk ging dat echter niet: de universiteiten stuitten op veel verzet van de uitgevers Elsevier en Springer.

Lees verder Inklappen

Toegevoegde waarde uitgevers

Wat voor bijzondere diensten leveren de grote uitgevers dan eigenlijk aan (voornamelijk) de academische gemeenschap, dat ze er zoveel geld mee kunnen verdienen? De artikelen worden immers door de onderzoekers zelf geschreven en ook nog eens door hen beoordeeld.

Sommigen, waaronder veel academici zelf, vinden dat uitgevers vooral enorme winsten maken en niets toevoegen aan het product. Dat is echter wat kort door de bocht. Een van de belangrijkste taken van wetenschappelijke uitgeverijen is het vermarkten van de artikelen, dat wil zeggen: ze zorgen voor wereldwijde verspreiding van kennis door de artikelen in de juiste tijdschriften te publiceren. Daarnaast vervullen de uitgevers een faciliterende rol in dit proces. Zo zorgen ze voor goede IT-infrastructuur, signaleren ze behoeftes binnen de onderzoeksgemeenschap aan nieuwe tijdschriften en organiseren ze het proces van peer reviewing.

Uitgevers spelen wel degelijk een rol van waarde in de verspreiding van academische artikelen

Ook hebben de uitgevers wetenschappers in dienst die de eindredactie verzorgen. Bovendien houden ze zich bezig met innovatie, door bijvoorbeeld te investeren in betere platforms en relevante software. Doordat de grote uitgevers relatief veel macht en middelen hebben, spelen zij wel degelijk een rol van waarde in de verspreiding van de academische artikelen.

Nauwelijks marktwerking

Tegelijkertijd kun je je afvragen of de prijs die voor die rol wordt betaald een rechtvaardige is. Hoe kan zo’n lucratief — en daarom omstreden — uitgeefsysteem blijven voortbestaan?

Het antwoord zit hem erin dat het uitgeven van wetenschappelijke publicaties een bijzondere markt is. Allereerst is er nauwelijks sprake van marktwerking: daardoor verschillen de kosten per uitgever nogal. De enorme consolidatie van enkele grote uitgevers, vooral sinds het digitale tijdperk in de midden jaren ‘90, leidde uiteindelijk tot een oligopolie.

Een logisch gevolg daarvan was dat de winstmarges bij de uitgeverijen flink omhoog gingen. In totaal zijn er vijf bedrijven die meer dan de helft van alle academische artikelen publiceren. In ons land strijkt een groep van acht uitgevers zo’n 70 tot 80 procent van de omzet van alle Nederlandse wetenschappelijke publicaties op.

Er is nauwelijks sprake van dreiging van andere toetreders op de markt

Bovendien vormt kostenefficiëntie amper een concurrentiefactor, omdat de markt voornamelijk is gebaseerd op reputatie en impact. Hoe prestigieuzer het tijdschrift, hoe aantrekkelijker het voor onderzoekers is daarin te publiceren. Die toonaangevende titels zijn in handen van de gevestigde uitgevers; deze zijn niet zomaar vervangbaar. Er is bijvoorbeeld geen alternatief voor exclusieve toptijdschriften als The Lancet of Nature. Op deze wijze behouden de grote uitgevers hun voorsprong op kleinere uitgevers.

Zodoende is er dus ook nauwelijks sprake van dreiging van andere toetreders op de markt. Kortom, de afnemers (dat wil zeggen, de internationale gemeenschap van onderzoekers) zijn enorm afhankelijk van de leveranciers (de grote uitgevers). En zo houdt het gouden verdienmodel van de gevestigde uitgeverijbedrijven stand.

Ethisch probleem

De exorbitante winsten die dit verdienmodel oplevert, worden grotendeels mogelijk gemaakt met het geld van belastingbetalers over de hele wereld. Uiteindelijk komt het geld van die winsten echter niet ten goede aan de wetenschap. ‘Daar zit het ethische probleem,’ zegt Sondervan. ‘We zitten met een gemixt economisch model, waarbij onderzoek wordt gesubsidieerd en winst van bedrijven naar de commercie vloeit. Dat is op zich niet erg, maar wetenschap is een gemeenschappelijk goed waar de hele samenleving van zou moeten kunnen profiteren. De ethische vraag is dan: hoe gaan we met dit soort commerciële bedrijven om?’

Onder academici neemt het verzet tegen de werkwijze van grote uitgevers in ieder geval al even toe. De door wetenschappers opgerichte actie-site The Cost of Knowledge telt nu bijvoorbeeld 16.702 onderzoekers die protesteren tegen de handelspraktijken van Elsevier. Zij hebben publiekelijk verklaard geen Elsevier-tijdschriften te steunen, tenzij het bedrijfsmodel van de uitgever radicaal verandert. Als het aan de academische gemeenschap ligt, komt er bovendien snel een einde aan de beperkte toegang tot wetenschappelijke kennis. 

Het — al in de praktijk gebrachte — alternatief is dat alle academische artikelen voor iedereen gratis te lezen zijn. Dit model wordt ook wel open access genoemd. Hoe dat precies in zijn gang gaat en wat de uitgevers daarvan vinden, lees je in mijn volgende artikel.

 

Dit artikel maakt deel uit van een serie over wetenschappelijke uitgevers.

Lees hier deel 2: Wetenschappelijke uitgevers nog steeds schatrijk dankzij publiek geld

Lees hier deel 3: Hoe we ons kunnen bevrijden van het juk van wetenschappelijke uitgevers