© CC

Hoera, een begrotingstekort!

Vandaag is het Prinsjesdag, en dat betekent dat de miljoenennota er weer aankomt. De miljoenennota is in Nederland meestal het startschot van een oude discussie: mag (of moet) de overheid wel of niet rood staan? Dit jaar zal die discussie waarschijnlijk extra hevig zijn, want de Staat houdt geld over.

De Nederlandse Staat meldt naar verwachting een begrotingsoverschot van bijna 1 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Een goede zaak, zeggen sommige economen. Een schande, onverantwoord, roepen vele anderen. In zijn jongste raming voorspelt het Centraal Planbureau voor 2018 een begrotingsoverschot in ons land van 0,7 procent. Dat is in mijn ogen goed nieuws. In de eerste plaats omdat ik steeds vaker waarschuwende geluiden hoor dat een nieuwe crisis op korte termijn heel goed mogelijk is. Als deze waarheid blijken, dan is het goed dat de overheid wat vet op de botten heeft om de klap op te vangen en ook om zonder slapeloze nachten rood te staan, mocht dat nodig zijn (dit leg ik zo uit). 

Het is daarnaast ook goed omdat bij een begrotingsoverschot de staatsschuld afneemt. Áls Den Haag dan binnenkort rood moet staan en geld moet lenen om de Nederlandse economie te beschermen tegen een nieuwe crisis, zullen beleggers in Nederlandse staatsobligaties daar niet nerveus van worden. Dat is niet alleen leuk, maar ook verrekte handig. Het betekent immers dat zij geen extra rente zullen eisen om Nederland geld te lenen.

Tussen de regels door geef ik hiermee meteen antwoord op de vraag of begrotingstekorten wel of niet erg zijn. Het is, ben ik bang, een typisch economenantwoord: namelijk ‘ja’ en ‘nee’. Sta mij toe uit te leggen waarom dat antwoord niet nietszeggend is.

Pijn verzachten is niet hetzelfde als de crisis voorkomen. Wie dat verwacht van de overheid, begrijpt weinig van economie

Groei en recessie

Er is niets mis met een begrotingstekort, zelfs niet met een begrotingstekort in een paar achtereenvolgende jaren. Als een economie te maken krijgt met een crisis, is het wel handig als de Staat – dat zijn wij allemaal samen – een handje helpt om de pijn te verzachten. Hier is meteen een waarschuwing nodig overigens. 

‘Pijn verzachten’ is niet hetzelfde als de crisis voorkomen. Wie dat verwacht van de overheid, begrijpt in mijn ogen weinig van economie. De natuurlijke beweging van een economie is namelijk een golfbeweging: na een periode van opgang komt er onvermijdelijk een periode van minder groei en van tijd tot tijd een recessie. Die laatste is niets anders dan een zelfreinigend proces van een economie nadat zich in een opgaande fase allerlei onevenwichtigheden opgebouwd hebben. Denk daarbij aan bedrijven die eigenlijk geen bestaansreden hebben tijdens een volledige cyclus, maar alleen kunnen bestaan bij aanhoudend hoge groei – bedrijven die zichzelf bijvoorbeeld niet zouden kunnen financieren bij normale rentestanden. Zie het als een golf die in een beschutte haven komt: een hoge golf tilt alle boten omhoog, goede en slechte, maar bij normaal weer zinken de slechte boten. Wie toch propageert dat de overheid aanhoudend economie moet stimuleren, pleit in feite voor communisme. De track record van dat economisch stelsel mag wel bekend verondersteld worden. 

De Keynes-theorie

De vermaarde Britse econoom John Maynard Keynes poneerde bijna een eeuw geleden de stelling dat de overheid in periodes van economische neergang de economie een helpende hand moet bieden. Een wijs advies. Rood staan moet soms en mag geen taboe zijn. Er zijn periodes denkbaar waarin dat gewoon goed, prudent beleid is. Rood staan is echter géén prudent beleid als het doel is elke kleine daling van de groei te voorkomen. Je gaat dan als het ware het DNA van een economie veranderen, iets wat in het algemeen geldt als onverstandig. 

Als de economie redelijk groeit, is het tijd om wat vet op de botten te krijgen

Rood staan is ook niet wenselijk als de economie redelijk groeit. Dát is, zo weten we nu, juist de tijd om wat vet op de botten te krijgen. Maar ja, dat is makkelijk gezegd, denkt u nu misschien. Er zijn weinig subjectievere begrippen dan ‘redelijk’. Wat de een redelijk vindt, vindt een ander juist dramatisch laag. Gelukkig hoeven we hier niet blind te varen op het kompas der subjectiviteit. Economen kennen namelijk iets wat potentiële groei heet. Kort gezegd is dat het groeipercentage dat een economie aankan zonder dat ze oververhit raakt. Voor Nederland wordt die potentiële groei geschat op ergens tussen de 1,5 en 2 procent per jaar. Onze economie groeit dit jaar met ongeveer 2,5 procent en zoals het er nu naar uitziet, zal de groei volgend jaar ook iets meer dan 2 procent bedragen. Dit en volgend jaar zijn dus zeker niet de jaren waarin een tekort nodig is. Het zijn juist de jaren waarin Den Haag een overschot moet melden. Vet en botten, weet u nog. 

Begrotingstekorten moeten dus de uitzondering zijn en niet de regel. Ze moeten alleen optreden in jaren van lage economische groei. Want buiten exceptioneel slechte economische jaren is structureel rood staan gewoon slecht, ja, onverantwoord beleid. 

Wij zijn de Staat 

De Staat is, zoals ik al aangaf, in feite een verzamelnaam voor ons allen. Wij zíjn de Staat. Dus als de Staat structureel rood staat, dan draaien wíj daar uiteindelijk voor op. Direct, via lastenverhogingen en bezuinigingen in zaken zoals wegenonderhoud, zorg of onderwijs. Of indirect, via hogere inflatie. Aanhoudende begrotingstekorten betekenen namelijk dat in loop der tijd een schuldenberg ontstaat en de Staat heeft (ons) geld nodig om de opgebouwde schulden en rente erover op te hoesten. Vaak is het zelfs een combinatie van hogere belastingen én aanhoudend hoge inflatie die op de gewone man wordt losgelaten. 

Op termijn remt dat de economische groei af. Elke euro die we afdragen aan de Staat, kunnen we immers niet zelf uitgeven. En onze uitgaven zijn de brandstof waar de motor van onze economie op draait. Leningen opstapelen zorgt ervoor dat dat negatieve bijeffect, een lagere groei, een tijdlang uitblijft, maar uiteindelijk is dat niet te voorkomen. De crisis sinds 2008 is een goed voorbeeld. Door jarenlang fors te lenen en te spenderen – lees: op de pof te leven – konden overheden schulden opbouwen terwijl economieën bleven groeien. Totdat in 2008 de zeepbel knapte. Het zorgwekkende is dat onze beleidsmakers er blijkbaar niets van hebben geleerd. 

Een veelgehoorde rechtvaardiging van rente en schuldaflossingen is dat het vestzak-broekzak is: het geld verandert alleen van eigenaar, maar blijft in omloop. Dat is waar. Behalve wanneer de schuld van een land in handen is van buitenlandse beleggers, zoals voor meer dan de helft van de Nederlandse schuld het geval is. Dan vloeit dat geld weg naar andere landen. Elk jaar gaat dat om 4 à 5 miljard euro. Ik weet niet wat u ervan vindt, maar ik vind het zonde van het geld. 

Westers mantra

Dus dat advies van Keynes, rood staan als het tegenzit om vervolgens weer vet op te botten te kweken in goede tijden, lijkt me een uitstekend advies. Helaas hebben veel westerse overheden slechts de helft van zijn advies opgevolgd, namelijk alleen het deel dat ze rood mogen staan – ‘als het tegenzit’ is ergens in de vertaling weggevallen, blijkbaar. En nee, we hoeven dan niet naar Griekenland of Italië te kijken. Nederland zelf is een prima voorbeeld. 

Sinds 1970 telde Nederland zes keer een begrotingsoverschotje, te weten in 1973, 1999, 2000, 2006, 2007 en 2008. Ook in economische topjaren hield de Staat bijna nooit geld over, óndanks de miljarden aan aardgasbaten. En áls er soms op 31 december van een jaar geld over was, dan kwam dat vaak door eenmalige inkomsten zoals de veiling van UMTS-frequenties. 

1000 euro p.p.

Had Den Haag zich gehouden aan de échte mantra van Keynes – dus niet structureel rood staan, maar rood staan in slechte economische tijden en geld sparen in goede tijden voor wanneer die slechte tijden aanbreken – dan was onze staatsschuld fors lager dan de ongeveer 430 miljard euro die ze nu is. Onze overheid zou de afgelopen jaren dan niet elk jaar om en nabij 10 miljard euro nodig hebben gehad om de rente over die schuld te betalen. Zorgcentra hadden dan opgeknapt kunnen worden, ouderen hadden fatsoenlijke zorg kunnen krijgen, er zou meer in het onderwijs kunnen zijn geïnvesteerd en de belastingen zoals de btw en de inkomstenbelasting waren veel lager geweest.  

‘Maar onze welvaart was dan minder geweest,’ hoor ik u al denken. Nou, dat waag ik te betwijfelen. Uw belastingaanslag zou jaar in, jaar uit fors lager zijn geweest dan ze in werkelijkheid was en de btw die u dagelijks moet aftikken zou ook stukken minder zijn geweest. Dan had u veel meer geld overgehouden om uit te geven en uw welvaart te verhogen. Zelfs met de huidige historisch lage rente is Den Haag jaarlijkse ettelijke miljarden euro kwijt aan rentelasten over onze staatsschuld. We hebben het dan over een bedrag dat aardig in de buurt komt van onze totale jaarlijkse defensie-uitgaven of uitgaven aan het basisonderwijs. De rentelasten van de Staat kosten elke werkende in Nederland tussen de 1000 en 1500 euro. Elk jaar weer! Bovendien: een deel van wat we als welvaart zien is in feite nepwelvaart, gebouwd op schulden die vroeg of laat terugbetaald moeten worden. Kopen op rekening is geen extra welvaart, maar verplaatsing van welvaart in tijd; je haalt welvaart uit de toekomst naar voren, niets meer en niets minder. 

Goed, ik geef toe, het bovenstaande is een inschatting, een hypothese, een verwachting, een theorie zo u wilt. Gelukkig is er nog een ander argument voor mijn stelling dat we ook zónder structurele begrotingstekorten van aanhoudende kabinetten welvarend waren geweest. 

Al die ‘gevaarlijke’ en ‘roekeloze’ begrotingsoverschotten hebben de levensstandaard in de Scandinavische landen niet geschaad, en hun prestaties evenmin

Schandalig Scandinavië?

Ik schreef niet voor niets dat ‘veel’ westerse landen structureel rood stonden de afgelopen decennia, en niet ‘alle’ westerse landen. Als het hebben van begrotingsoverschotten – of alleen al evenwicht op de begroting – in goede economische tijden funest zou zijn voor de welvaart in zo’n land, waarom zijn landen waar de overheden soms jaren achtereen begrotingsoverschotten hadden dan niet straatarm? Begrotingsoverschotten? Structureel? In Europa? Jazeker! Neem Zweden. 

Zweden kende van 1998 tot de crisis van 2008 zo goed als elk jaar een begrotingsoverschot. Buurland Finland had zelfs elk jaar een – vaak fors – overschot. De Denen kregen het voor elkaar om tussen 1998 en tot aan de huidige crisis welgeteld één keer rood te staan en ook toen maar net, namelijk 0,1 procent van het bbp. Voor zowel Zweden als Finland en Denemarken geldt echter dat ze allesbehálve straatarm zijn. Op een aantal terreinen ligt de levensstandaard zelfs hoger dan bij ons. Al die ‘gevaarlijke’ en ‘roekeloze’ begrotingsoverschotten hebben de levensstandaard in de Scandinavische landen niet geschaad, en hun prestaties evenmin. Sterker: innovatievermogen, kenniseconomie, gebrek aan corruptie – op al deze en veel andere belangrijke lijstjes scoren ze doorgaans beter dan Nederland.

Een nieuwe norm

Het is hoog tijd voor een nieuwe begrotingsnorm in Nederland: een begrotingstekort mag alleen in een jaar waarin de verwachte economische groei aanmerkelijk lager uit dreigt te komen dan de potentiële groei van onze economie. Bijvoorbeeld 1 à 1,5 procentpunt lager. Waarom verwachte groei? Simpel, je kunt in 2018 geen beleid maken voor 2017. Wiens voorspelling zal dan worden gebruikt? We kunnen bijvoorbeeld het gemiddelde nemen van de voorspellingen van de OESO, het IMF, De Nederlandsche Bank en het CPB, aangevuld met ramingen voor economische groei van, ik noem maar wat, ’s werelds vijftien grootste banken die die ramingen publiceren. En DNB krijgt de taak om de potentiële groei in de gaten te houden. 

Over parameters en details kan gesproken worden – allereerst is het belangrijk dat de norm wordt aanvaard. Om met de voormalige President van De Nederlandsche Bank, minister-president én minister van Financiën Jelle Zijlstra te spreken: ‘De overheidsfinanciën moeten puik in orde zijn, want daardoor voorkom je dat rente en aflossing zo op de rijksbegroting drukken dat wezenlijke, essentiële overheidstaken erdoor in het gedrang komen.’ Hear hear.