
De ijdelheid der economen gekwantificeerd
In dit artikel construeer ik een ijdelheidsindex om een objectieve vergelijking van de ijdelheid van Nederlandse economen mogelijk te maken.
Dat menig econoom niet vies is van enige ijdelheid is geen nieuws. Toch is er vooralsnog geen degelijk onderzoek gedaan naar de mate van ijdelheid onder economen. In dit artikel presenteer ik een preliminair kwantitatief onderzoek naar de ijdelheid der economen.
Economenwebsite MeJudice peilt geregeld de mening van economen over onderwerpen variërend van het begrotingsbeleid tot het milieu. Omdat economen niet over elk onderwerp even veel weten wordt van hen gevraagd om hun eigen expertise niveau in te vullen. Zo kan MeJudice een weging maken, zodat een kundig oordeel meer telt dan een ondeskundig oordeel.
In dit artikel middel ik het ingevulde expertise-niveau van de acht peilingen om een ijdelheidsindex te construeren.
1 is het laagst en getuigt van een ‘zeer geringe mate’ van expertise; 5 is het hoogst en getuigt van een ‘zeer hoge mate’ van expertise.
De onbetwiste winnaar is Sweder van Wijnbergen, de eloquente econoom bekend van zijn TV-optredens waarin hij graag hoofdschuddend en interrumperend de incompetentie van politici, journalisten en andere al dan niet toevallige gesprekspartners pleegt duidelijk te maken. Een goede tweede is Sylvester Eijffinger, achtvoudig winnaar van de prijs voor meest mediagenieke professor van de universiteit van Tilburg.
De interpretatie dat het hier om ijdelheid en niet om kunde gaat is natuurlijk voor kritiek vatbaar. Er zijn echter enkele aanwijzingen dat ijdelheid wel degelijk een rol speelt. Zo is monetair econoom Eijffinger naar eigen zeggen een groter expert op het gebied van ontslagrecht dan Nederlands meest geciteerde arbeidseconoom Jan van Ours, hij is even bekwaam om te oordelen over pensioenen als Fieke van der Lecq, professor pensioenmarkten, en hij weet meer van overheidsfinanciën dan Bas Jacobs, hoogleraar in de publieke financiën. Een knappe prestatie voor iemand die eigenlijk uitsluitend heeft gepubliceerd over monetair beleid.
Dat Eijffinger de neiging heeft tot zelfoverschatting is bovendien goed beschreven in de literatuur. In een recensie van het proefschrift van Eijffinger in 1986 schreef Martin Fase, indertijd het hoofd van de onderzoeksafdeling bij de Nederlandsche Bank al: ‘Ik vrees dat de monetaire beleidsvoorbereiding dit werk zonder wroeging kan negeren en dat het vernieuwende karakter, dat Eijffinger niet zonder arrogantie [cursief niet in het origineel red.] aan zijn werk toekent, geheel afwezig is.’
Professor Eijffinger in actie. ‘Het is net als voetbal. Politici, journalisten, die geen economische training hebben. Die hebben allemaal een oordeel over de economie.’
Bijdragen