
Ruimte is een schaars goed in Nederland. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? Lees meer
We willen natuur en recreatie, maar er moeten ook woonwijken en energiecentrales worden gebouwd. De stikstofcrisis dwingt tot het maken van scherpe keuzes. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? En wie delft het onderspit? In dit dossier trekt Follow the Money het land in om dat te onderzoeken.
In de strijd om openbare ruimte gaat het vaak om ontwikkelingen waar veel (belasting-)geld mee gemoeid is. Bij wie komt dit geld terecht? Wordt het in dienst van de samenleving besteed? Het is regelmatig moeilijk te controleren. Bovendien is de openbare ruimte van ons allemaal: hoe meer die onder druk komt te staan, des te belangrijker het is om een vinger aan de pols te houden hoe deze wordt ingericht.
Podcast | Waar gaan we huizen bouwen?
Tientallen grote bouwlocaties door klimaatverandering ongeschikt voor woningbouw
Strafrechtelijk onderzoek naar hotelstrand richt zich ook op de bestuurders van Bonaire
Boeren profiteren met meer dan een half miljard euro van vrijstelling OZB
Vijfde keer uitstel Omgevingswet dreigt na negatief ICT-advies
Door Den Haag aangestelde gezaghebber van Bonaire laat illegaal de kust volbouwen
Ambtenaren kunnen waarschuwen wat ze willen, de Omgevingswet moet een goednieuwsshow zijn
Hugo de Jonge wil de verroompottisering van Nederland niet stoppen
Waterexpert over klimaatverandering: ‘Als we nu niet vooruit denken, moeten we later te veel doen in te korte tijd’
Bouwplannen VVD-Kamerlid sluiten naadloos aan op lobby van speculanten
© Katja Fred
‘Intellectuele prostitutie’ in de milieuadvieswereld
Natuurbescherming lijkt in Nederland goed geregeld. Wie een project wil beginnen, moet eerst de effecten op de natuur laten onderzoeken. In de praktijk blijkt echter dat die onderzoeken ertoe dienen om projecten te legitimeren. ‘Adviesbureaus schrijven witwasrapporten.’
- In Nederland moet voorafgaand aan een ruimtelijke ingreep vaak natuuronderzoek plaatsvinden om te kijken wat de effecten ervan zijn op het milieu. In de praktijk worden die onderzoeken echter vaak niet of niet grondig uitgevoerd.
- De milieuadviesbureaus die de onderzoeken moeten uitvoeren, worden betaald en uitgekozen door de opdrachtgever. Daardoor hebben ze regelmatig de neiging om met de opdrachtgever mee te denken en dingen zo op te schrijven dat ze in het voordeel uitvallen van de opdrachtgever.
- Ook de opdrachtgever kan zich onverantwoordelijk gedragen, door te weinig geld beschikbaar te stellen voor grondig onderzoek, of druk te zetten op het bureau dat de opdracht uitvoert.
- Een andere oorzaak voor het niet of niet grondig uitvoeren van natuuronderzoek, is de politieke druk die op het project ligt. Van hogerhand krijgt een vergunningverlener dan de opdracht om de vergunning te verlenen, zonder een goede afweging van de verschillende belangen die spelen. Dat kan gebeuren omdat een overheid bang is voor een schadeclaim mocht het project niet doorgaan, of omdat het project in het belang is van een overheid, zoals een woningbouwproject in een gebied met een groot woningtekort.
- Het slachtoffer van deze gang van zaken is vrijwel altijd de natuur. Dat blijkt ook: de Nederlandse natuur is in slechte staat. De biodiversiteit neemt af en het overgrote deel van de Natura 2000-gebieden is er slecht aan toe.
Bij de aanleg van een busbaan in Hilversum raakt een dassenburcht zwaar beschadigd. Tegen de tijd dat wordt ingegrepen is het al te laat: de burcht kan niet meer worden gered. De aanleg van de busbaan gaat door.
Het water in de Eemsmond is al jaren vertroebeld. Het ecosysteem heeft er zwaar onder te lijden. Vissen kunnen niet meer jagen op voedsel. Oorzaken worden door belanghebbenden onder het tapijt geveegd.
In Groesbeek legde de gemeente illegaal een fietspad aan in het leefgebied van de zandhagedis. Het gevolg: meerdere platgereden hagedissen op het fietspad.
Het lijken op zichzelf staande incidenten, maar ze hebben één ding gemeen: ze zijn het gevolg van milieuonderzoeken die niet of niet grondig genoeg zijn uitgevoerd.
Deze onderzoeken zijn nodig om een vergunning te krijgen voor wat in het ambtelijk jargon een ‘ruimtelijke ingreep’ heet. Dat kan van alles inhouden: van de aanleg van een nieuwbouwwijk of de uitbreiding van een veehouderij, tot de aanleg van een parkeerplaats. Pas als een adviesbureau – een bedrijf als Arcadis, Waardenburg of Royal Haskoning – met zo’n onderzoek heeft uitgewezen dat de natuur niet in het geding komt, mogen de werkzaamheden beginnen.
Althans, dat is de theorie. In de praktijk gaat dit in het hele land regelmatig mis. Op papier lijkt het allemaal uitstekend geregeld: bij iedere ingreep in de publieke ruimte moet bekeken worden hoe de impact op de natuur zal zijn. Alles met het oog op natuurbehoud. Maar achter die papieren werkelijkheid gaat een andere schuil: de wereld van het winstbejag en wensdenken in het milieurapportencircuit. En zo worden er steeds opnieuw stukjes van onze leefomgeving opgeofferd, met een goedkeurend stempel van de bureaus, opdrachtgevers en vergunningverleners.
Dossier
Dossier: Oorlog om de openbare ruimte
Ruimte is een schaars goed in Nederland. We willen natuur en recreatie, maar er moeten ook woonwijken en energiecentrales worden gebouwd. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind?
Om beter inzicht te krijgen in wat er mis gaat in de milieuadvieswereld, hebben we naar een aantal specifieke casussen gekeken. Dat het onderwerp leeft, blijkt wel uit het grote aantal tips — in totaal zo’n 41 — dat we binnenkregen. Daaruit maakten we een selectie; aangevuld met literatuuronderzoek kwamen we zo tot ruim dertig uiteenlopende voorbeelden, verspreid over het hele land. In al deze gevallen ging het mis met ingrepen in de natuur waar een milieuonderzoek aan ten grondslag lag.
Een analyse van deze voorbeelden laat zien dat het hier geen incidenten betreft: er is sprake van een structureel probleem. De oorzaken van het ontbreken van grondig kritisch onderzoek zijn drieledig: adviesbureaus stellen zich gewillig op ten opzichte van hun opdrachtgever, opdrachtgevers gedragen zich onverantwoordelijk en vergunningverleners zwichten onder politieke druk.
Ervaringsdeskundigen en experts op het gebied van milieuonderzoek onderschrijven met klem deze lezing. ‘Ik denk dat slechts 20 procent van wat er verplicht is qua onderzoek, ook gebeurt,’ aldus Henk Baptist, al meer dan dertig jaar werkzaam in de milieuadvieswereld. ‘Ik weet niet of je daarover kan zeggen dat het erger wordt, volgens mij is het altijd erg geweest.’
De gevolgen zijn op het eerste gezicht telkens klein en lokaal: een boom hier, een das daar. Zoomen we echter uit, dan tekent zich een somber beeld af. Slechts 6 van de 52 beschermde ecosystemen in ons land doen het goed, zo blijkt bijvoorbeeld uit cijfers over Natura 2000-gebieden die Nederland presenteerde aan de Europese Commissie. Ook met de beschermde diersoorten gaat het slecht. Driekwart van de soorten verkeert in ‘matige of zeer ongunstige staat’.
In mei meldde Trouw dat Nederland de afgelopen dertig jaar elf miljard euro investeerde in natuurbehoud, maar dat de biodiversiteit alleen maar is afgenomen. En uit de Brede Welvaart Monitor van het CBS blijkt ondertussen dat Nederland laag scoort op het gebied van milieu en kwaliteit van de leefomgeving.
Op deze kaart zie je alle casussen die we hebben onderzocht. Klik op een blaadje voor meer informatie:
Adviesbureaus leunen mee
‘Als je kijkt naar de rapporten waarin de verwachte effecten op beschermde natuurwaarden worden beschreven, dan krijg je wel de indruk dat er vaak wordt toegeschreven naar bepaalde conclusies’, zegt Raoul Beunen. Beunen is onderzoeker Milieuwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij doet onderzoek naar milieubeleid in Nederland, en bekijkt hoe ecologisch onderzoek wordt uitgevoerd voordat een bouwproject van start gaat. ‘Het is heel lastig om hard te maken in welke mate dat gebeurt, maar een adviseur maakt altijd een afweging van de gevolgen en effecten van een project. Daar zit ruimte in. Als je een aantal van die rapporten leest – ik deed zelf een random steekproef – dan krijg je de indruk dat het zo wordt opgeschreven dat de gevolgen voor de natuur allemaal wel meevallen.’
Dat komt doordat de adviesbureaus graag willen meedenken, zegt Beunen: ‘Dat hoeft niet altijd negatief te zijn, maar er zit altijd een veronderstelling in van: “we willen het [project] wel graag door laten gaan, dus hoe kunnen we dat regelen?”’
Dat adviesbureaus meeleunen met hun opdrachtgevers, blijkt ook uit de casussen die we bekeken hebben. In al die gevallen is de conclusie van het adviesbureau in het voordeel van de opdrachtgever. De beoogde ingreep in de omgeving is daarmee een stapje dichterbij. Het is overigens ook niet zo gek dat milieuadviesbureaus meeleunen met hun opdrachtgever: opdrachtgevers mogen immers zelf kiezen welk bureau ze inhuren, en betalen dat bureau uit eigen zak.
‘Een weeffout in het systeem’, noemt hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Michiel de Vries het. ‘Degenen die zo’n milieuonderzoek doen, tonen zich heel erg gevoelig voor het geld. Want als je te lastig bent, krijg je geen vervolgopdrachten en kan je je bedrijf sluiten. Als je betaald wordt door de klant die het initiatief heeft, of een voornemen heeft om iets te doen, dan wil je het die klant naar zijn zin maken.’ Toch presenteren de bureaus zich altijd als onafhankelijk. Tegelijkertijd zijn ze best bereid om mee te denken, zoals blijkt uit de slogans op hun websites: zo noemt Inventerra zichzelf 'een milieuadviesbureau dat met u meedenkt’, worden de adviseurs van M&A omschreven als ‘meedenkend en flexibel’ en bestaat het team van Adecs Airinfra uit ‘makers, denkers en onderzoekers, maar vooral luchtvaartliefhebbers’.
Milieudeskundige Johan Vollenbroek, bekend van de rechtszaak waarin hij in samenwerking met anderen het stikstofbeleid van de Nederlandse overheid liet sneuvelen, vindt de bureaus alles behalve onafhankelijk. Volgens hem schrijven ze ‘witwasrapporten’: ‘Ik heb een keer, toen ze het echt heel erg bont maakten, tegen iemand van Arcadis gezegd dat die zich schuldig maakte aan intellectuele prostitutie. Die schreef gewoon dingen die de opdrachtgever wilde.’
Vaak blijft het bij geruchten over sjoemelpraktijken en zijn klachten over niet-integer gedrag van adviesbureaus niet hard te maken. Soms lukt dat echter wel, zoals bij de aanleg van bedrijventerrein Nudepark II in Wageningen. Bij milieuonderzoek dat gebeurde voor de aanleg van dat terrein, miste het verantwoordelijke adviesbureau STARO zeldzame diersoorten: de poelkikker en de kerkuil. Toen burgerorganisatie Mooi Wageningen met aanvullend ecologisch onderzoek en foto’s van de diersoorten naar de rechter ging om deze fout aan te tonen, oordeelde de rechter dat de vereniging er niet in geslaagd waren om aannemelijk te maken ‘dat de door hen genoemde diersoorten daadwerkelijk binnen het plangebied aanwezig zijn of essentieel foerageergebied verliezen’.
Raoul Beunen, vanuit de vereniging Mooi Wageningen betrokken bij deze zaak, heeft de indruk dat de aanwezigheid van onderzoeksrapporten vaak belangrijker is dan de inhoudelijke onderbouwing van de conclusies in die rapporten. Belangrijk is dat een rapport voor een project waar tegenstand wordt verwacht ‘Raad-van-State-proof’ is, wat betekent dat het juridisch stand moet kunnen houden. ‘Criteria afvinken is dan belangrijker dan de inhoud die erachter zit. Dat betekent niet dat inhoud altijd slecht is, maar als de inhoud goed is en je schrijft het verkeerd op, heb je een groter probleem dan wanneer je het qua structuur goed doet, maar je inhoudelijke onderbouwing niet deugt,’ zegt Beunen.
In dit geval was er ook wat mis met de inhoud van het onderzoek. Toen Mooi Wageningen een klacht neerlegde bij het Netwerk Groene Bureaus, de brancheorganisatie voor ecologisch advies en onderzoek, kreeg Mooi Wageningen wél gelijk. Adviesbureau STARO zou zich volgens het Netwerk Groene Bureaus bij het natuuronderzoek voor het bestemmingsplan Nudepark 2 ‘onvoldoende onafhankelijk’ hebben opgesteld ten opzichte van zijn opdrachtgever, projectontwikkelaar Klok BV. Ook zou het bureau zich onvoldoende hebben gehouden aan erkende inventarisatieprotocollen voor natuurtoetsen. Verder verklaarde NGB dat STARO ‘vragen van een opdrachtgever uitvoert terwijl die niet tot ecologisch verantwoorde conclusies kunnen leiden’ en ‘zich teveel vereenzelvigt met de handelwijze van de opdrachtgever’.
We contacteerden STARO nog voor een reactie, maar dat bureau was wegens vakantie niet in de mogelijkheid om te reageren.
Dikke rapporten en gemiste diersoorten
Één manier om te sjoemelen, is door enorm dikke rapporten op te stellen, met veel uitgebreide, overbodige informatie erin. Bij Vollenbroek roepen dit soort rapporten onmiddellijk wantrouwen op: ‘Soms krijgt onze organisatie vergunningsaanvragen, dat is dan een halve of driekwart meter dossier, en het venijn zit dan ergens op een paar puntjes ertussen. Dat moet je dan gauw weten te vinden. Dat is voor een leek absoluut niet te doen.’ Vollenbroek kent het klappen van die zweep als geen ander: hij werkte voorheen 24 jaar bij adviesbureau Royal Haskoning. ‘Uit ervaring weet ik bij zo’n dik rapport meteen: dat is foute boel.’
Dat weten ook Guido Nijland, Reinier Meijer en Henk Baptist, drie door de wol geverfde milieuadviseurs uit het noorden van het land. Allemaal zijn ze jarenlang bestuurslid geweest bij het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor ecologisch advies en onderzoek in Nederland. Ook zij zien dat adviesbureaus soms achterdeurtjes zoeken om een project door te laten gaan.
Zo wordt er bijvoorbeeld vaak misbruik gemaakt van een toets waarmee bekeken wordt of verder onderzoek naar milieueffecten nodig is, de zogenoemde ‘voortoets’. Die voortoets bestaat om te bepalen welk milieuonderzoek op een bepaalde plek relevant is. Als er geen sprake is van stikstofuitstoot, is een uitgebreid onderzoek naar stikstof bijvoorbeeld overbodig.
Maar deze voortoets wordt nu hier en daar misbruikt: ondanks mogelijke negatieve gevolgen van een ingreep voor een natuurgebied, zegt een onderzoeker dan in de voortoets dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn. Zo kan verder onderzoek — en een inspraakmogelijkheid voor burgers — worden vermeden.
‘Soms moet je heel deskundig zijn om te kunnen sjoemelen’
‘Zo’n voortoets wordt bij wijze van spreken op een vel wc-papier neergepend’, zegt Nijland. ‘Er zijn geen duidelijke richtlijnen voor. Voor uitgebreider onderzoek bij een vergunningverlening, een zogenoemde passende beoordeling, zijn wel duidelijke richtlijnen, en dat wordt dan ook graag vermeden via die voortoets.’
Een ander trucje dat de adviseurs voorbij zien komen, is het ‘missen’ van diersoorten door milieuadviseurs. Dat gebeurt volgens hen niet altijd met opzet: een collega kan ook gewoon niet deskundig of ervaren genoeg zijn. Wie op het verkeerde moment vleermuizen zoekt, zal ze niet zien vliegen. En een dassenspoor is voor een onkundig oog niet makkelijk te herkennen. Ook hier speelt geld een rol: als een opdrachtgever offertes vraagt waarin vooral prijs en snelheid de doorslag geven, dan heeft een adviesbureau te weinig budget om het onderzoek goed te doen. Volgens de adviseurs zet zo’n bureau dan bij voorkeur hoofdzakelijk de goedkoopste — en dus jongste en minst ervaren — medewerkers in.
Soms wordt echter wel bewust op het foute moment of veel te vluchtig naar de dieren gezocht. Milieuadviseur Henk Baptist: ‘Ik heb een keer een second opinion gedaan voor een onderzoek naar vleermuizen. Het waterschap wilde een aantal bomen kappen, en toen heeft een of andere boswerker even in de lucht gekeken of er vleermuizen zaten, maar meer niet. Daar zag je heel duidelijk dat die toets ondeskundig was uitgevoerd.’
Of het omgekeerde is juist het geval. Baptist: ‘Soms moet je daarentegen net heel deskundig zijn om te kunnen sjoemelen, omdat je dan precies weet waar en wanneer zo’n dier zich laat zien, en dan kan je die momenten vermijden.’
We verzamelden ruim dertig casussen uit literatuuronderzoek en de vele tips die we kregen. Bij al deze gevallen was de gemene deler dat er iets mis ging bij een ingreep in de natuur. We analyseerden al deze gevallen, om een beter inzicht te krijgen in de problematiek. Soms waren de fouten duidelijk, in andere gevallen lopen bezwaarprocedures nog. Uit de voorbeelden die wij bekeken kwam het volgende beeld naar voren:
- In nagenoeg alle gevallen oordeelde het adviesbureau in het voordeel van de opdrachtgever. Dat betekent in de praktijk dat een project door kan gaan.
- Om tot dat oordeel te komen, maakten de adviesbureaus hier en daar (al dan niet bewust) fouten. Missers die we het meest tegenkwamen waren het over het hoofd zien van diersoorten, het onzorgvuldig zijn met of het aanpassen van invoergegevens, en het opstellen van rapporten die ruimte lieten voor interpretatie.
- De ‘fout’ ligt echter niet alleen bij de adviesbureaus, maar ook bij opdrachtgevers en vergunningverleners.
- Als de opdrachtgever een fout maakt, is dat meestal dat een project wordt uitgevoerd terwijl de vergunning nog niet rond is of gewoon helemaal ontbreekt.
- De vergunningverleners gaan de mist in doordat ze niet de juiste onderzoeken aanvragen, meegaan in foutieve redeneringen en zwichten voor politieke druk. Deze ‘fouten’ staan niet los van elkaar. We zien in onze voorbeelden vrijwel altijd een driehoeksverhouding tussen de opdrachtgever die graag een project wil uitvoeren, de vergunningverlener die dat project ook graag wil of bang is voor schadeclaims, en het adviesbureau dat meeleunt met de opdrachtgever.
- Een fout die in vrijwel alle casussen voorkwam die we bekeken, was dat een adviesbureau of opdrachtgever het naliet om lokale informatiebronnen te raadplegen, zoals een boswachter of natuurorganisatie. Op die manier werd belangrijke informatie over het hoofd gezien.
De problemen die we tegenkomen, zijn niet nieuw. Al in 1999 bleek uit onderzoek dat gunstige milieustudies te koop waren, en dat meer toezicht nodig was. Toenmalig minister Jan Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wilde daarom een zwarte lijst laten opstellen van ‘bedrijven waarmee overheidsbedrijven geen zaken moeten doen’.
De lijst is er nooit gekomen. Hoogleraar milieukunde aan Erasmus Universiteit Wim Hafkamp begeleidde het onderzoek destijds en was ook toen al kritisch op de gang van zaken. Hij ziet dat de perverse prikkels van toen ook in 2020 nog niet zijn veranderd: ‘De initiatiefnemer moet nog steeds de partijen betalen die het onderzoek doen op locatie. Daardoor ontstaat er een ongezonde spanning tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer. Dat is in de afgelopen 20 jaar net zomin veranderd als in de 20 jaar daarvoor.’
Opdrachtgever gedraagt zich onverantwoordelijk
Geld is niet alleen een prikkel voor de adviesbureaus, maar speelt ook een rol in de keuzes die opdrachtgevers maken. De DCMR, de gezamenlijke milieudienst van de provincie Zuid-Holland en vijftien gemeenten in de regio Rijnmond en Goeree-Overflakkee, ziet op dit moment als een van de grootste problemen dat opdrachtgevers vaak letten op de kosten van rapporten, en minder op de kwaliteit ervan.
‘Om een kwalitatief goed milieueffectrapport te krijgen, is kennis heel belangrijk’, zegt Ruud Krijnen, senior beleidsadviseur m.e.r. bij de DCMR. ‘Dat kost geld, energie en capaciteit. Goede rapporten vergen nu eenmaal goed opdrachtgeverschap. Wat je nu vaak ziet bij de initiatiefnemer van een project – of dat nu een gemeente is of een particuliere partij – is dat de opdracht gaat naar of de aanbesteding gewonnen wordt door het bureau dat de laagste prijs biedt.’
Krijnen werkt al bijna dertien jaar in die functie. Daarvoor was hij ongeveer zes jaar m.e.r.-coördinator bij de provincie Flevoland. Hij heeft dus aardig wat milieueffectrapporten voorbij zien komen. ‘Dat prijs heel doorslaggevend is in de procedures, signaleren we steeds vaker. Dat heeft vaak nogal eens consequenties voor de kwaliteit van het milieueffectrapport dat uiteindelijk geleverd wordt. Ik vind dat opdrachtgevers ook een verantwoordelijkheid hebben om niet alleen naar prijs te kijken, maar ook naar kwaliteit. Helaas kan dat niet altijd, omdat er simpelweg geen geld beschikbaar is.’
Niet alleen het prijskaartje bepaalt de kwaliteit van een milieurapport. Een opdrachtgever kan ook onverantwoordelijk handelen door druk te zetten op de uitkomst van een onderzoek. Dat gebeurt meestal op een subtiele manier, zoals het opstellen van een sturende onderzoeksvraag.
‘Als het nee is, zeggen ze: oké, dan gaan we naar een ander’
Milieudeskundige Vollenbroek maakte dat onlangs nog mee bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij was daar uitgenodigd voor een overleg over de stikstofcrisis. Het doel was om minder schade toe te brengen aan de natuurgebieden. De oplossing van het ministerie: schrap de natuurgebieden.
Vollenbroek: ‘De vraag die op tafel lag was: welke natuurgebieden zijn in zo’n deplorabele staat dat we ze beter kunnen schrappen? Maar ik vind ook dat er een heleboel natuurgebieden zijn waar te weinig wordt gedaan. Ik heb gevraagd om dat ook op te nemen in de vraagstelling, maar dat weigerden ze.’ Het adviesbureau kan zich vervolgens makkelijk achter die vraagstelling verschuilen. Vollenbroek: ‘Als je dan vraagt, kijken jullie dan ook naar factoren die de oorzaak zijn van die deplorabele status? Dan zeggen ze, nee, dat was niet de vraagstelling.’
Soms vraagt de opdrachtgever ook naar een bepaalde uitkomst van het onderzoek. ‘Zoiets is van alle tijden,’ zegt milieuadviseur Guido Nijland. ‘Maar het gebeurt ook nu nog.’ Het gaat alleen vaak niet zo direct, zegt hij: ‘Meestal zeggen ze dan iets als: ik hoorde dat jij snel bent.’ ‘Of dan komen ze met een plannetje op papier,’ vult milieuadviseur Henk Baptist aan. ‘En als het nee is, zeggen ze: oké, dan gaan we naar een ander.’
Als bestuurslid van het Netwerk Groene Bureaus heeft Baptist in 2008 nog een voorstel gedaan om een zwarte lijst op te stellen van opdrachtgevers die druk probeerden uit te oefenen. Dat idee ging echter al snel van tafel. Baptist: ‘Dat ging zoals zo vaak, de kleine bureaus wilden wel, de grote niet.’
Die lijst is er nog steeds niet, bevestigt Bas van Leeuwen, huidig secretaris van het Netwerk Groene Bureaus. Hij ziet daar goede redenen voor: ‘De ene opdrachtgever is de andere niet. Het kan afhangen van personen, en niet van het bedrijf zelf. Mensen veranderen ook in de loop van de tijd, en iemand kan onterecht op de zwarte lijst worden gezet, met allerlei verhalen over smaad als gevolg.’
Illegale praktijken worden binnen het NGB gesignaleerd. ‘We geven elkaar wel een seintje als een opdrachtgever dingen vraagt die niet kunnen,’ zegt van Leeuwen. ‘De opdrachtgever wordt dan niet bij naam genoemd, maar dan zeggen we: op die en die locatie wordt iets gevraagd, maar kijk uit wat je doet, want daar klopt iets niet. Bijvoorbeeld een opdrachtgever die na een ‘quick scan’ weet dat ergens een steenmarter zit, vervolgens alle sporen verwijdert, en dan een ander bureau vraagt om ook weer te kijken.’
Sinds het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft besloten Lelystad Airport uit te breiden voor vakantievluchten om daarmee Schiphol te ontlasten, gaat het mis. Steeds weer blijkt dat de besluitvorming gebaseerd is op onderzoeken en rapporten die niet deugen. Opeenvolgende ministers zetten het project echter onverminderd door.
Al in 2009 adviseerde de Luchtverkeersleiding Nederland dat uitbreiding een slecht idee was. Dit advies werd genegeerd door het ministerie. Ondertussen werd voor de uitbreiding een milieueffectrapportage gemaakt, maar de eerste MER uit 2014 wordt door de commissie m.e.r. afgekeurd. Het is onvolledig en gaat niet genoeg in om de schade in de natuur, zegt de commissie.
Ook ingenieur Leon Adegeest, die strijdt tegen de uitbreiding van Lelystad Airport, ontdekte in 2018 fouten in de MER: de geluidsberekeningen klopten niet. Zijn bezwaar bleek gegrond, er was gesjoemeld met cijfers rond geluid. De MER moest worden herzien en de opening van het vliegveld werd uitgesteld.
Maar ook de aangepaste MER, uitgevoerd door hetzelfde adviesbureau Adecs Airinfra, klopte niet. Deze keer werd er gesjoemeld bij de stikstofberekeningen, ontdekte de actiegroep onder leiding van Leon Adegeest. De commissie m.e.r. hield de berekeningen nogmaals tegen het licht en bevestigde het oordeel van Adegeest. De berekeningen moeten overnieuw.
Ook bleek Lelystad Airport helemaal niet over een natuurvergunning te beschikken, terwijl die wel nodig was vanwege de stikstofbelasting op kwetsbare natuurgebieden in de omgeving.
Inmiddels hebben de samenwerkende actiegroepen aangifte gedaan tegen topambtenaren van het ministerie, de directie van Schiphol en de betrokken adviesbureaus. Volgens de actievoerders hebben die partijen doelbewust onjuiste data gebruikt en informatie achtergehouden.
Nog steeds wil minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat echter van geen wijken weten. Ook in de onlangs gepresenteerde luchtvaartnota is Lelystad Airport weer opgenomen als overloopluchthaven voor Schiphol. De opening van het uitgebreide vliegveld staat nu gepland voor november 2021.
Politieke luchtkastelen
Dat een commercieel adviesbureau ‘meedenkt’ met de opdrachtgever, is nog te verklaren door de manier waarop het systeem in elkaar zit: wie betaalt, bepaalt. De bureaus noemen zich wel ‘onafhankelijk’, maar zijn dat in de praktijk niet.
Daarnaast speelt ook het bevoegd gezag, de overheid dus, een belangrijke rol in hoe grondig de rapporten worden opgesteld. Als vergunningverlener voor de omgevingswet of de wet natuurbescherming, moeten gemeenten en provincies in de gaten houden dat ze de vergunningen op goede gronden verlenen.
Soms spelen politieke belangen een rol in of een vergunning wel of niet wordt verleend. Een gemeente wil bijvoorbeeld dat ergens woningen kunnen worden gebouwd om het woningtekort op te lossen en gunt een projectontwikkelaar de opdracht. De schijn van vriendjespolitiek tussen vergunningverlener en opdrachtgever is snel gewekt. ‘Ik maakte mee dat ik in de rechtbank zag dat de omgevingsdienst – die daar namens de gemeente zat – gewoon dikke mik was met de projectontwikkelaar,’ zegt onderzoeker Raoul Beunen. ‘Die zaten flauwe grapjes onderling te maken. Dat versterkt natuurlijk het gevoel dat het twee handen op één buik zijn, en dat ze niet onafhankelijk zijn.’
Een reden voor het onterecht verlenen van een vergunning, kan zijn dat de overheid bang is voor schadeclaims van het bedrijf dat het project in gang heeft gezet. Dan is er politieke druk op een ambtenaar om de vergunning te verlenen, en worden nadelige milieueffecten onder de tafel geveegd.
‘Bedrijven dreigen zelfs met claims,’ zegt Beunen. ‘Ze zien het als een pressiemiddel, en bij kleine gemeenten met weinig geld kan dat nog best indruk maken.’ Michiel Herweijer, oud-directeur van de Noordelijke Rekenkamer en hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, beschrijft hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat: ‘Wat je ziet is dat de vergunning al verleend is maar nog wel bij de rechter ligt — en dat er wel al wordt gebouwd. Dat mag in Nederland, maar het risico ligt bij de initiatiefnemer, de bouwer. Maar als er voor 2-3 miljard een installatie staat, dan wordt het voor een overheid heel lastig. Als een rechter zegt, het mag toch niet – die zegt dat overigens niet snel – dan komt er een schadeclaim. Het is voor zo’n bedrijf dus slim om al te gaan bouwen. Die bedrijven hebben prima advocaten.’
Die advocaten weten hoe ze de druk op moeten voeren voor een snelle vergunningverlening. Vollenbroek maakte het mee bij de Amercentrale in Geertruidenberg, een project van energieleverancier RWE: ‘Van de rechtbank kreeg ik een dossier toegestuurd over de kolencentrale van RWE. Dat ben ik op een avond gaan doorbladeren. In dat dossier zat een kopie van een e-mail van RWE aan de provincie: “Beste mensen, schiet een beetje op met die vergunning, want we lopen nu een heleboel inkomsten mis uit die subsidie. Er is 1,7 miljard subsidie verleend voor die houtstook. En elke dag dat we die vergunning niet hebben, kost ons 100.000 euro.”’
‘Het is net een worst waar allemaal plakjes vanaf gesneden worden, totdat die op is’
En dan is er nog het politieke wensdenken. Wethouders, gedeputeerden of ministers houden van grote, mooie projecten. Milieuadviseur Reinier Meijer noemt dit soort projecten ‘politieke luchtkastelen’. Hij heeft er in zijn carrière veel langs zien komen, waarvan al snel duidelijk werd dat ze onhaalbaar waren of alleen haalbaar met grote negatieve gevolgen, maar waar de politieke wens zwaarder woog. Het was echter ‘onbespreekbaar om er twijfel over uit te spreken.’ Het meest bekende recente voorbeeld hiervan is Lelystad Airport; daarvan is inmiddels bewezen dat de cijfers zijn aangepast om een mooiere uitkomst (lees: opening van het vliegveld) te bewerkstelligen (zie kader).
Sterker nog, soms moesten onderzoeken worden herzien om ze bij het project te laten passen. Zoals bij de noodstroomvoorziening voor datacenters in de Groningse Eemshaven. Reinier Meijer: ‘We hebben in elk geval de eerste twee keer de ontwerpen herhaaldelijk moeten laten aanpassen omdat de maandelijkse geluidsproductie niet in overeenstemming was te brengen met de rust voor vogels en zeehonden op de Eems.’
Ook de Amercentrale van RWE was volgens Johan Vollenbroek een goed voorbeeld van een project dat er politiek doorheen wordt gedrukt: ‘Na de rechtszitting kwam de vergunningverlener toch even naar me toe en die zei: meneer Vollenbroek, eigenlijk vind ik het ook een waardeloos project, het zou niet moeten. Maar wij hebben gewoon opdracht om deze vergunning te verlenen en het moet gewoon door. We mogen dit niet afwijzen van de gedeputeerde.’
Gevolgen
De cumulatieve gevolgen van dat soort projecten op de natuur zijn niet altijd bekend bij het publiek. Dat komt omdat de projecten op zichzelf staan en de effecten slechts in kleine mate zichtbaar zijn. Alleen als lokale actiegroepen in het verzet komen, is er een kans dat vergunningen niet verleend of ingetrokken worden, maar zelfs dan is het vaak al te laat, blijkt uit de voorbeelden die we hebben bekeken. De bomen zijn dan al gekapt, de broedgebieden vernietigd en de natuur aangetast.
Uiteindelijk is het de natuur die hier het zwaarst onder lijdt. De vleermuizen die al dan niet bewust over het hoofd worden gezien, het onderkomen van de kerkuil dat wordt verwoest, de dassen wier leefgebied drastisch wordt ingeperkt. Of, zoals Reinier Meijer het verwoordt: ‘Het is net een worst waar allemaal plakjes vanaf gesneden worden, totdat die op is.’
Op grote schaal zorgt dat voor een verarming van de natuur in Nederland. Economische en politieke belangen zijn primair. ‘Natuurbescherming wordt als een bedreiging gezien van gewenste economische ontwikkelingen,’ concludeert milieuadviseur Henk Baptist. ‘Het probleem is dat zowel overheden als het bedrijfsleven de vergunningplicht trachten te vermijden. De opdrachtgever vraagt daarvoor het adviesbureau om medewerking.’ En als vergunningverlener, opdrachtgever én adviesbureau dezelfde richting uit wijzen, is het voor natuurbeschermers einde verhaal.
Hoe kan het dat opdrachtgevers, adviesbureaus en vergunningverleners met half werk wegkomen, ook al is dat in sommige gevallen zelfs in strijd met de wet? Dit heeft alles te maken met een gebrek aan handhaving en monitoring. Unaniem zeggen alle deskundigen met wie we gesproken hebben dat dat het grootste probleem is. Daarom gaat ons volgende artikel over de staat van de milieuhandhaving in Nederland. Heb je nog een tip? Mail ons.
We hebben een aantal van de grote onderzoeksbureaus en de belangenorganisatie Netwerk Groene Bureaus benaderd voor een reactie op de problematiek die wordt aangekaart in dit artikel. Hun reacties vind je hieronder.
Reactie Arcadis
Onze klanten waarderen ons gelukkig om onze onafhankelijkheid. Maar zij verwachten ook dat we hun problemen met achtergronden, beweegredenen en doelen begrijpen. Alleen door een onafhankelijk advies met inlevingsvermogen te combineren, kunnen we haalbare oplossingen bieden. Belangrijker dan het geld dat Arcadis op een project verdient, is de integriteit en continuïteit van onze zaak. Deze integriteit zetten wij niet op het spel door bewust onprofessioneel te handelen. Daarbij speelt het geen rol door wie wij betaald worden, zolang wij beloond worden conform onze toegevoegde waarde. Op dit moment wordt deze waarde bepaald door onze klant en niet door een derde partij.
Ook Arcadis zet zich in voor het verbeteren van de kwaliteit van leven. De verbetering van natuurwaarden is daarbij een essentiële voorwaarde. Wij streven er in onze dienstverlening naar om de hoogst mogelijke natuurwaarde te realiseren, rekening houdend met andere duurzaamheidsdoelstellingen en met geldende wet- en regelgeving. Gelukkig sluit de insteek van steeds meer opdrachtgevers aan bij ons streven naar duurzaamheid, waardoor onze dienstverlening vaker gericht is op het genereren van duurzaamheidswinst dan alleen op het voldoen aan hetgeen volgens wet- en regelgeving noodzakelijk is.
Reactie Royal HaskoningDHV
Als onafhankelijk advies- en ingenieursbureau adviseert Royal HaskoningDHV zowel overheden als bedrijfsleven. Wij doen dat integer en transparant, en op basis van onze uitgebreide specialistische kennis en jarenlange ervaring. Voor natuurtoetsen volgen we landelijk geldende protocollen en de regelgeving uit de Wet natuurbescherming (Wnb). De rapportages zijn feitelijke constateringen. Onze uren zijn te koop maar niet onze interpretatie van de feiten. Integriteit is stevig verankerd in ons bedrijf en onze business principles. U lees daar meer over op onze website.
De natuurtoets-advisering aan de opdrachtgever richt zich voornamelijk op de mogelijkheden van compensatie of mitigatie om overtredingen te voorkomen en een ontheffingsaanvraag succesvol in te dienen. Het is aan het bevoegd gezag om al dan niet vergunningen en ontheffingen te verlenen in het kader van de Wnb. Wij toetsen slechts aan de vigerende wet- en regelgeving voor natuur.
Al onze adviezen worden intern gecontroleerd. In geval van milieueffectrapportages is er ook de Commissie voor de milieueffectrapportage.
Reactie Bureau Waardenburg
We denken mee met opdrachtgevers over oplossingen en zelfs kansen voor de natuur, maar zullen daarbij geen feiten achterhouden of objectiviteit verliezen. Dat kunnen we ons helemaal niet permitteren. We moeten onze adviezen kunnen verdedigen bij de Raad van State. Dus het het is geen goed idee om op te schrijven wat de opdrachtgever wil, dat kan ten koste gaan van je reputatie.
We omschrijven simpelweg de effecten van een ruimtelijke ontwikkeling op de natuur en geven mogelijkheden hoe dit kan worden gecompenseerd. Het is aan het bevoegd gezag om te oordelen of dat wenselijk is. We doen dit onafhankelijk en objectief. Dat je soms een dier mist, is onvermijdelijk. We doen circa 1000 onderzoeken per jaar. We zijn niet de goedkoopste, juist omdat we gedegen onderzoek belangrijk vinden.
Natuur wordt door tegenstanders ook vaak aangegrepen om kritiek en ongenoegen over de ruimtelijke ontwikkeling vorm te geven, bijvoorbeeld omdat ze dat fietspad niet in hun achtertuin willen. Maar we worden ook ingehuurd door dat soort belangenorganisaties. Als die willen weten wat het effect van zo’n fietspad is, dan onderzoeken we dat ook. Ook hier geldt, of het wenselijk is of niet, dat is niet aan ons om te beoordelen.
Reactie Netwerk Groene Bureaus
‘Dat de opdrachtgever andere dingen vraagt dan het bureau verantwoord vindt, is regelmatig punt van gesprek. We organiseren elke twee jaar een dag van de kwaliteit van het onderzoek, en dit thema komt eigenlijk altijd terug, met name bij beginnende adviseurs.
Om de bureaus te ondersteunen bij het omgaan met druk van buitenaf, hebben we een gedragscode en een klachtenregeling. Dat betekent dat als het bureau over de schreef gaat, er risico bestaat op een klacht van een belanghebbende. Als het bureau een lastige afweging moet maken en niet weet wat het aanmoet met druk vanuit de opdrachtgever, hebben wij het ‘ethisch consult’. Dan kan een bureau bij ons komen praten over wat je precies moet doen in dat soort omstandigheden. Daarin steunen we de bureaus met het rechthouden van de rug. Een andere steun is dat een bureau tegen die opdrachtgever kan zeggen dat het het lidmaatschap van het NGB kwijtraakt als het meewerkt aan zulke praktijken, wat schadelijk is voor het bureau.
Daarnaast wordt al heel snel gedacht, als een bureau de fout in gaat, dat dat wel in opdracht van de opdrachtgever zal zijn. Terwijl de klachten eigenlijk gebaseerd zijn op dat iemand een fout maakt: het is mensenwerk. De bureaus hebben er ook geen baat bij om mee te leunen met de opdrachtgever. Als je je vak netjes wilt uitoefenen en ook op lange termijn als bedrijf wilt overleven, dan zul je het volgens de regels moeten doen. En dan kun je tegen een opdrachtgever zeggen, je kunt wel willen dat het onderzoek een andere uitkomst heeft, maar dat is niet zo. Als een bureau bekend komt te staan als meegaand met een opdrachtgever, dan is dat bureau in de markt ook vrij snel uitgepraat.'
41 Bijdragen
Uitgelicht door de redactie
Richard ten Brink 1
In mijn geval was ik actief bij een bodem bureau. Grofweg ingeschat was je daar met de volgende zaken bezig:
-60% van je tijd schoon grond verklaringen afgeven voor grond waarvan zelfs mijn oma nog wist dat er niks aan de hand was (het is verplicht en de schoorsteen moet roken)
-25% van de tijd schoon grond verklaringen afgeven voor grond die wel degelijk smerig was (een grote opdrachtgever liet meermalen dezelfde partij grond testen, waarin we zelfs eens een stuk verloren gereedschap van een vorige keer terugvonden)
-15% zinvol werk dat bijdroeg aan de bescherming van milieu en grondwater
Dit is al heel wat jaren geleden en ik kijk er inmiddels wel met wat meer nuance naar. Toch blijft het gek dat een commercieel bedrijf dat rapporten schrijft in het voordeel van degene die het tarief betaalt. Ik geloof dat we dat "perverse prikkels" noemen als het in de financiële sector op zo'n manier wordt geregeld.
Uitgelicht door de redactie
Chillie Willie
Echter, hoe kan Nederland toezicht op ruimtelijke adviesbureaus centraliseren als zij middels de Wet Natuurbescherming (WNB) per 1 januari 2017 besloten heeft om wetshandhaving grotendeels te decentraliseren? Het bevoegd gezag inzake de WNB ligt nu voor het merendeel van de casi bij de provincies. Het is een gevaarlijke -en mijns inziens ook volstrekt onwenselijke- situatie om provincies ook verantwoordelijk te laten worden voor kwaliteit en onafhankelijkheidskeuring van de adviesbureaus. Uit eigen ervaring weet ik dat het merendeel van de Nederlandse provincies een serieuze achterstand heeft met het wegwerken van ruimtelijke dossies. Daarnaast is ook het NGB in de praktijk een uitermate gesloten bastion, ondanks dat zij zelf het tegendeel pretendeert. Deze organisatie staat op geen enkele wijze onder algemeen democratisch toezicht van onze regering is dus een eigengereide organisatie die de belangen van haar leden behartigt.
Als Nederland haar bestuurlijke, ruimtelijke procedures weer transparanter wil maken en haar ruimtelijke ambities waar wil kunnen maken, dan kiest zij voor grootschalige centralisatie van haar ruimtelijk beleid. Oftewel, maak werk van dat woningtekort, stel een grote, landelijke richtlijn waterretentie (ivm droogte) op, herstructureer de grote steden, breid de bossen uit, kom met een duidelijke infrastructuurnota, kortom:
stel die Zesde Nota Ruimtelijke Ordening nu eens op!
Corneel Spil
Hetty Litjens 6
Corneel SpilIn bestuurszaken ligt dat anders. Daarbij kan elke burger of vereniging in beroep gaan tegen een overheidsbesluit zoals het verlenen van een vergunning. Je kunt ook rechtsbijstand krijgen.
Maar het blijft hoe dan ook heel lastig om gelijk te krijgen en procedures kunnen jarenlang aanslepen. Want elk jaar worden nieuwe omgevingsvergunningen verleend voor inbreuken op bestemmingsplannen. Sommige gemeenten en sommige partijen proberen het dan voor mekaar te krijgen dat ook dit onmogelijk gemaakt wordt. Maar daar zal de Raad van State wel een stokje voor steken.
Uitgelicht door de redactie
Richard ten Brink 1
In mijn geval was ik actief bij een bodem bureau. Grofweg ingeschat was je daar met de volgende zaken bezig:
-60% van je tijd schoon grond verklaringen afgeven voor grond waarvan zelfs mijn oma nog wist dat er niks aan de hand was (het is verplicht en de schoorsteen moet roken)
-25% van de tijd schoon grond verklaringen afgeven voor grond die wel degelijk smerig was (een grote opdrachtgever liet meermalen dezelfde partij grond testen, waarin we zelfs eens een stuk verloren gereedschap van een vorige keer terugvonden)
-15% zinvol werk dat bijdroeg aan de bescherming van milieu en grondwater
Dit is al heel wat jaren geleden en ik kijk er inmiddels wel met wat meer nuance naar. Toch blijft het gek dat een commercieel bedrijf dat rapporten schrijft in het voordeel van degene die het tarief betaalt. Ik geloof dat we dat "perverse prikkels" noemen als het in de financiële sector op zo'n manier wordt geregeld.
Robert Schipperhein 3
Gelukkig is ook de oplossing al in zicht. Als we deze mensen macht geven, kunnen ze effectief monitoren en handhaven. Dan wordt het beter. Ze zien dat dan ook unaniem als oplossing. Rest nog wel de vraag wie dat dan gaat betalen. Vast niet de mensen die het als oplossing zien?
Martien van Dongen 4
Mijn ervaring is in Belgie dat de aanvrager voor ontheffing van de natuurtoets zelf zijn aanvraag weer mocht beoordelen.
Ook het verbod op ontbossing mocht door dezelfde aanvrager weer zelf beoordeeld worden.
Dit gebeurde alles bij de iitvoering van een Life + project met Europese subsidie.
In mijn woonplaats werkt men aan een nieuwe rondweg dwars door een natuurgebied. Dan wordt er een adviesbureau ingehuurd, er komt een droomlab waar de burger mag komen fantaseren over natuurcompensatie onder het genot van een kopje koffie met vele mooie plaatjes. Er valt geen verkeerd woord over de onherstelbare schade voor altijd. Hopelijk worden de bezwaren bij de Raad van Staten beter beoordeeld.
Alles voor een rijtijdwinst van 1 min.
De gemeente is zelf nogal armlastig en neemt toch zulke grote financiële verplichtingen op zich.
Marian Harberink
Hetty Litjens 6
Marian Harberinkhttps://vimeo.com/274272364
Het hele gerommel van adviseurs met quickscans en zelfs stadsecologen, om dit door te laten gaan is een gotspe.
Amusement gaat bij gemeenten kennelijk toch vóór natuur, biodiversiteit en milieu.
Wat de Raad van State doet is enkel toetsen of de wetten en regels en procedures zijn nageleefd. De Afdeling bestuursrecht heeft geen 'eigen waarheid'.
Jim van Beusekom 1
Marian HarberinkAlbert van Esveld
Elsa Loosjes 1
Hans de Groot 1
Peter Lukassen 1
Hans de GrootSophie Stadhouders 5
Hans de GrootNilsR Kraijnbrink 1
wie er iets mee gaat doen.
Ook de terugkoppeling van behaalde resultaten ( of geen) is het publiceren waard
vanwege de positieve voortgang en binding met het onderwerp.
Hetty Litjens 6
Wat evenementen betreft heeft Amsterdam het voorgaande jaar een aantal onderzoeken laten doen over de impact van festivals op omgeving en natuur. Ook zijn de procedures onderzocht. Positief is dat men werkt aan een nieuw evenementenbeleid, maar we zijn er nog lang niet.
Zie ook het rapport 'Hoe uitvoerbaar is het nieuwe stedelijke evenementenbeleid van de gemeente Amsterdam', door Crisis Lab, november 2019, geagendeerd op de vergadering van de raadscommissie AZ van 30 januari 2020, punt 17.
https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8365548/1/09012f9782d0c294
De conclusies zijn: "een aantal basale maar kritische randvoorwaarden is (nog) niet gerealiseerd. Hierdoor is het voorspelbaar dat het stedelijk evenementenbeleid op verschillende punten (nog) niet uitvoerbaar is.
Het gaat om de volgende drie kritische randvoorwaarden:
• er is geen bestuurlijke visie vastgesteld door het huidige bestuur dat richtinggevend is voor de uitvoering van het nieuwe stedelijk evenementenbeleid. In de uitvoering is zichtbaar dat er toch ‘van bovenaf’ wordt gestuurd op het laten doorgaan van evenementen in de gevallen dat een vergunningaanvraag niet voldoet aan het nieuwe beleid.
• de extra capaciteit die voor de start van de implementatie als noodzakelijk werd gezien om het beleid ‘excellent’ uitgevoerd te krijgen, is niet gerealiseerd.
• onvoldoende is belegd en uitgedragen wie waarvoor binnen het evenementendossier verantwoordelijk is. In het bijzonder is de rolverdeling tussen het stedelijk evenementenbureau, de stadsdelen en de stedelijke portefeuillehouder evenementen niet helder waardoor centrale sturing op de kwaliteit van de uitvoering van het evenementenbeleid ontbreekt. Dat is op dit moment ook praktisch niet realiseerbaar omdat het huidige informatiesysteem (Decos) niet toereikend is om feitelijke informatie over het vergunningverlening- en handhavingsproces makkelijk op te vragen.
Eveline Bernard 6
Hetty LitjensHetty Litjens 6
https://bekendmakingen.amsterdam.nl/bekendmakingen/publicatie/inspraak/kennisgeving-eveneme/
Daarbij is nog steeds niet de mogelijkheid meegenomen dat het hele beleid zeer diepgaand gewijzigd moet worden als gevolg van de coronacrisis.
Johan Pak 1
Geertje Korf 2
Johan PakCornelis van den Berg 1
Elmar Otter 6
Harry van der Velde 2
Elmar OtterEveline Bernard 6
Het komt vaak neer op 'de vervuiler betaald', terwijl het moet zijn: 'de vervuiler betaalt'.
Hans Hoekman 1
Jullie slaan met dit artikel de plank volledig mis. Het probleem in Nederland is niet dat rapporten van adviesbureaus niet kloppen maar dat deze rapporten niet opgesteld zouden hoeven moeten worden: er wordt teveel informatie gevraagd voor het verkrijgen van een vergunning. Adviesbureaus maken misbruik van de indieningsvereisten door te veel geld vragen voor dikke rapporten met overbodige informatie.
Toelichting: een MER voor een project heeft alleen toegevoegde waarde als er een ander optie/locatie mogelijk is. Een MER voor een bedrijf heeft meestal geen enkele toegevoegde waarde omdat het bedrijf de grond al heeft gekocht en er dus geen andere optie/locatie mogelijk is. Bovendien zijn alle zaken die in een MER voor een bedrijf aan de orde komen al geregeld in de milieu- en natuurwetgeving (geluid, stikstofdepositie, externe veiligheid, luchtkwaliteitseisen, enz.). Een MER voor een bedrijf is dus onzin. Een MER beoordeling is onzin in het kwadraat en een vormvrije MER beoordeling is onzin tot de macht 10.
Er valt overigens niet te sjoemelen met een MER omdat elke MER wordt beoordeeld door de commissie MER. Dit is een onafhankelijke en deskundige commissie.
Overheden/omgevingsdiensten vragen dus teveel overbodige informatie en jagen hierdoor initiatiefnemers onnodig op hoge kosten. Ik kan hiervan tig voorbeelden geven..
Met vriendelijke groet,
Hans Hoekman
Vergunningverlener en ex-adviseur van de Raad van State (StAB 2002-2007)
Geertje Korf 2
Hans HoekmanU schrijft: "een MER voor een project heeft alleen toegevoegde waarde als er een ander optie/locatie mogelijk is. "
Ik weet niet welke categorie project u hierbij precies voor ogen heeft. Er zijn veel verschillende categorieën mer-plichtige projecten. Behalve locatie-alternatieven zijn er vaak ook technische alternatieven èn eventuele varianten daarop, die wel degelijk kunnen verschillen in milieubelasting.
U schrijft: "Bovendien zijn alle zaken die in een MER voor een bedrijf aan de orde komen al geregeld in de milieu- en natuurwetgeving (geluid, stikstofdepositie, externe veiligheid, luchtkwaliteitseisen, enz.)."
Dat klopt gedeeltelijk . De toegevoegde waarde van een MER is echter dat er -in theorie althans- naar de totale milieubelasting wordt gekeken. Jammer genoeg komt dit principe in de huidige mer-praktijk niet altijd even goed naar voren, waardoor het rapport een optelsom van losse effecten wordt.
U schrijft: "Een MER beoordeling is onzin in het kwadraat en een vormvrije MER beoordeling is onzin tot de macht 10."
Dat zou het niet zijn wanneer het systeem zou werken zoals het behoorde. Helaas is de afgelopen 15 jaar het instrument 'milieueffectrapportage' systematisch uitgekleed. De beoordeling is daarbij grotendeels bij het bevoegd gezag komen te liggen; Rijk, provincies en gemeenten. Met name die laatsten hebben veelal niet de kennis en expertise in huis (en vaak ook niet de wil) om specialistische rapporten op hun merites te kunnen beoordelen.
U schrijft: "Er valt overigens niet te sjoemelen met een MER omdat elke MER wordt beoordeeld door de commissie MER. "
Was het maar waar dat elk milieueffectrapport door de Commissie voor de mer werd getoetst. Dat was inderdaad zo in de periode 2002-2007, maar sindsdien is de rol van de Commissie stapsgewijs verminderd (en dit wordt onder de Omgevingswet nog meer zo). Ik werkte er van 2006-2013.
Birte Schohaus 2
Hans HoekmanEen MER onderzoekt niet alleen de locatie, maar kijkt naar alle mogelijke effecten op het milieu en ook naar alternatieven. Dat hoeft geen andere locatie te zijn, maar kan ook een bouwtechnische wijziging zijn of een ander alternatief, waardoor het milieu net iets minder wordt belast. Juist daarom heeft een MER ook zin voor bedrijven.
Dat er niet te sjoemelen valt met een MER is helaas niet waar. Niet alle MER'en worden gecontroleerd door de commissie m.e.r. en zelfs als de commissie concludeert dat er iets niet klopt, is dat advies niet bindend.
Wout Veldstra
Hans HoekmanU kent als vergunningverlener het verschil tussen de Natuurtoets en de MER toch wel?
Josina Surewaard 1
Hans HoekmanArthur Venis 3
Geertje Korf 2
Van 2006-2013 werkte ik bij de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie mer). De Cie mer is één van de controlemechanismen, die in de jaren '80 in het leven werden geroepen om de beschreven sjoemelarij te voorkómen. Deze commissie, die per project wordt samengesteld uit deskundigen op de relevante vakgebieden voor dat specifieke project, moest destijds voor elk milieueffectrapport twee keer een advies uitbrengen. Eén keer vóór het opstellen van het project: 'wat moet er worden onderzocht' ('richtlijnenadvies') en één keer als het milieueffectrapport (MER) werd uitgebracht: 'is de informatie in het MER juist en volledig?' Kosten waren voor de staat.
In 2004 ontstond het nieuwe instrument 'strategische milieubeoordeling' (SMB): een instrument waarbij op vergelijkbare wijze als bij mer integraal naar milieueffecten werd gekeken, maar dan van plannen en programma's (dus op een hoger abstractieniveau).
In 2010 werd de mer-wetgeving herzien en werd onder meer de verplichting om in een MER het 'meest milieuvriendelijk alternatief' te beschrijven afgeschaft. Ook werd het niet meer verplicht een 'richtlijnenadvies' te vragen. Later verviel ook voor veel projecten de verplichte toetsing van het MER door de Cie mer. De kosten van toetsing/advisering door de Cie mer worden tegenwoordig doorberekend aan het bevoegd gezag. Dit betekent dat vaak wordt afgezien van toetsing, wanneer dit niet verplicht is.
Inmiddels zijn nog diverse andere wetswijzigingen doorgevoerd waardoor mer verder werd afgebroken (lees bv https://www.groene.nl/artikel/normen-versoepelen-stankoverlast-slikken). Het enige controlemechanisme wat overblijft is de 'actieve burger'. Ga er maar aan staan.
Birte Schohaus 2
Geertje KorfWat de uitkleding van de MER en de commissie betreft, heb je helaas helemaal gelijk.
Hans Stammes 3
Ervaring heeft mij geleerd dat er ook na het vooronderzoek vele plannen niet haalbaar bleken en aangepast of niet mogelijk zijn verder gegaan. U benadert willens en wetens alleen de negatieve zaken. Jammer.
Harry van der Velde 2
Men weet dat het ´eigenlijk´ moreel niet klopt,maar doet mee aan het collectieve mooi weer spelletje ´omdat de schoorsteen moet roken´. Stoppen met dit zelfbedrog vereist een enorme persoonlijke moed.
Ik wilde die prijs pas overwegen nadat ik geen keus meer had. eenmaal ingestort (burn-out) kun je niet anders...
Theo van Ingen 4
M.E de Jong
E.R. Noorman
Hoor het graag, Erik@moorman@live.nl
Uitgelicht door de redactie
Chillie Willie
Echter, hoe kan Nederland toezicht op ruimtelijke adviesbureaus centraliseren als zij middels de Wet Natuurbescherming (WNB) per 1 januari 2017 besloten heeft om wetshandhaving grotendeels te decentraliseren? Het bevoegd gezag inzake de WNB ligt nu voor het merendeel van de casi bij de provincies. Het is een gevaarlijke -en mijns inziens ook volstrekt onwenselijke- situatie om provincies ook verantwoordelijk te laten worden voor kwaliteit en onafhankelijkheidskeuring van de adviesbureaus. Uit eigen ervaring weet ik dat het merendeel van de Nederlandse provincies een serieuze achterstand heeft met het wegwerken van ruimtelijke dossies. Daarnaast is ook het NGB in de praktijk een uitermate gesloten bastion, ondanks dat zij zelf het tegendeel pretendeert. Deze organisatie staat op geen enkele wijze onder algemeen democratisch toezicht van onze regering is dus een eigengereide organisatie die de belangen van haar leden behartigt.
Als Nederland haar bestuurlijke, ruimtelijke procedures weer transparanter wil maken en haar ruimtelijke ambities waar wil kunnen maken, dan kiest zij voor grootschalige centralisatie van haar ruimtelijk beleid. Oftewel, maak werk van dat woningtekort, stel een grote, landelijke richtlijn waterretentie (ivm droogte) op, herstructureer de grote steden, breid de bossen uit, kom met een duidelijke infrastructuurnota, kortom:
stel die Zesde Nota Ruimtelijke Ordening nu eens op!
David Bartenstein 9
Marc Fahrner 7
Dit is simpelweg slechts één van de gebieden waarop liberaal marktdenken zijn doel voorbij heeft geschoten. Wie controleert de controleur? Niemand. De Overheid zou in the lead moeten zijn. Er wordt nu slechts voorkomen dat de kosten van een onderzoek voor de Overheid zijn. Dat lijkt mij verkeerde zuinigheid.
Heel simpel. Als je wat wil, dan dien je een plan in bij de betreffende Overheidsinstelling. Is onderzoek nodig, dan meldt de overheid dat en geef je als aanvrager akkoord hiervoor. De gemeente schakelt zelf een bureau in en betaalt dat bureau. Vervolgens gaat de rekening van de Overheid naar de aanvrager. Nog wel even monitoren of er geen geldstromen gaan lopen van aanvrager naar bureau.
Ad Van Heeswijk 6
Er is weinig veranderd en er zal ook weinig veranderen. Er zijn grotere belangen dan diertjes, plantjes, gezondheid, klimaat. Dat zouden we intussen toch moeten weten?
Josina Surewaard 1
Ad Van Heeswijk