Er zijn volop signalen dat aan de handel in biobrandstoffen een luchtje hangt. Afgelopen week gaf Justitie een stankalarm af in de vorm van een strafrechtelijk onderzoek naar Biodiesel Kampen, een inzamelaar van frituurvet en tevens biodieselproducent. Follow the Money sprak met handelaren, een auditor en de Nederlandse Emissieautoriteit over de zwakke controle en de vele mogelijkheden om te frauderen.

Dit stuk in 1 minuut
  • Justitie verdenkt Biodiesel Kampen ervan dat ze op grote schaal hebben gefraudeerd met duurzaamheidsverklaring van biodiesel.
  • Aan omgerekend eenderde van de Nederlandse biodiesel hangt mogelijk een frauduleus luchtje.

  • Op panden van de directeur van Biodiesel Kampen is door het Functioneel Parket voor 45 miljoen euro beslag gelegd.

  • Het toezicht op de duurzaamheids van biobrandstoffen is uitbesteed aan private certificerende instanties. De Nederlandse Emissieautoriteit kan bijna alleen maar toekijken.

Lees verder

Wie langs de A4 of op een provinciale weg bij een benzinepomp grijpt naar de ‘Let op! Diesel’-slang, laat zonder het te weten een paar liter biodiesel in de tank vloeien. Daarbij is de kans groot dat deze bijgemengde biodiesel gemaakt is van afgedankt frituurvet. Onder Nederlandse pomphouders is dit de populairste biodiesel om aan hun door Brussel opgelegde bijmengverplichting op het gebied van ‘duurzame’ biobrandstof te voldoen.

De kans dat er gefraudeerd is met deze meest duurzame biodiesel is groot. Heel groot. Follow the Money dook de afgelopen jaren al met enige regelmaat in de ‘stinkende handel’ in biodiesel. Nu blijkt dat er vanuit Justitie volop belangstelling is voor deze duurzame markt. Op 20 mei maakte de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bekend dat er een groot internationaal onderzoek loopt naar de biodieselmarkt. Volgens die inspectie zijn er ‘sterke aanwijzingen van grootschalige fraude met biodiesel’. Het onderzoek heeft al geleid tot invallen, beslagleggingen en vier arrestaties.

Volop mogelijkheden tot fraude

Het strafrechtelijke onderzoek in Nederland maakt deel uit van een breder internationaal onderzoek onder aanvoering van het Britse Serious Fraud Office, het bureau dat in het Verenigd Koninkrijk gespecialiseerd is in complexe fraudezaken. De Britten worden geflankeerd door Belgische en Nederlandse opsporingsdiensten. Het Britse onderzoek richt zich op Greenergy, de grootste leverancier van brandstof in het Verenigd Koninkrijk en daarnaast ook de grootste biodieselfabrikant. Greenergy, dat vorig jaar ruim 19 miljard liter brandstof leverde, is ook in Nederland vertegenwoordigd: het heeft vorig jaar een biodieselfabriek overgenomen in de Amsterdamse haven. Het onderzoek van de ILT richt zich op de biodieselproducent Biodiesel Kampen, zo meldde de Volkskrant. Biodiesel Kampen wordt ervan verdacht dat ze in 2015 en 2016 niet-duurzame biodiesel op grote schaal verhandelden als duurzame biodiesel.

De omvang van de fraude is groot: de ILT liet in een signaalrapportage aan de Tweede Kamer al weten dat de verkoop van ‘onterecht als duurzaam aangemerkte biodiesel’ overeenkomt met maar liefst 31,6 procent van alle (2015) in Nederland geadministreerde biodiesel. Oftewel, als alle sjoemel-biodiesel daadwerkelijk bij de Nederlandse pomp is beland, zit aan eenderde van iedere getankte liter een luchtje.

Biodiesel Kampen is een grote producent van biodiesel, die gemaakt is door afgedankt frituurvet te bewerken, zogeheten ucome. Volgens ingewijden bedraagt de productiecapaciteit van het bedrijf ongeveer 280 duizend ton per jaar. Omstreeks 2011 kregen de ‘vetboeren’ zelfs multinational Shell als klant. Het ILT vermoedt dat er in 2015 maar liefst 59 procent van de totale verkoop van het verdachte bedrijf ‘onterecht als duurzaam is verkocht.’ De biodiesel werd volgens de inspectie verkocht met valse duurzaamheidsverklaringen. Het onderzoek heeft nu al grote gevolgen, want op 8 mei is de ISCC-certificering van Biodiesel Kampen ingetrokken. Daardoor kunnen zij geen gecertificeerde biodiesel meer verkopen. Een blik in het Kadaster leert dat het Openbaar Ministerie op 30 april 2019 voor 45 miljoen euro beslag heeft gelegd op achttien privépanden van de directeur en aandeelhouder van Biodiesel Kampen, de 50-jarige Cees B.

Bijmengverplichting

Hoe er precies bij Biodiesel Kampen is gefraudeerd, is nog onduidelijk. Follow the Money sprak afgelopen week met meerdere handelaren en een auditor. Daaruit steeg het beeld op van een uiterst complexe internationale markt, met regelgeving die van land tot land verschilt, waar handelaren de regels proberen op te rekken en het toezicht grotendeels is uitbesteed aan private certificerende instanties. Die complexiteit biedt door de hele keten, van frituurvetinzamelaar tot handelaar en van biodieselfabrikant tot eindgebruiker, volop mogelijkheden tot frauderen.

Dossier

Dossier: Nederland is spil in internationale grondstoffenhandel

Nederland speelt een centrale rol in de grondstoffenmarkt vanwege de Rotterdamse haven. In de slipstream hebben internationale handelshuizen zich in Nederland gevestigd zoals Nidera, Gunvor, Vitol en Trafigura. Sinds 2015 duikt Follow the Money in de soms schimmige wereld van de miljardenhandel in 'commodities'. Achter de scheepsladingen blijken regelmatig frauduleuze praktijken schuil te gaan. Het langlopende dossier is destijds afgetrapt met het artikel ‘De handel in duurzame biobrandstoffen begint te stinken’. Daarin wordt uit de doeken gedaan hoe richtprijzen van duurzame ethanol zijn gemanipuleerd en hoe biodieselhandelaren antidumpingheffingen wisten te omzeilen. In latere stukken kwam meer stinkende zaken aan bod zoals een Poolse wisseltruc met biodiesel; gesjoemel met Chinees frituurvet en een megafraude op de biodiesel-afdeling van handelshuis Nidera. To be continued.

De ondoorzichtige markt voor biodiesel is opgebloeid door de Renewable Energy Directive (RED), een Europese richtlijn uit 2009, die als doel heeft om CO2-uitstoot te reduceren. Daardoor moeten leveranciers van brandstoffen, pompstations als Shell, BP en Lukoil, hun benzine en/of diesel bijmengen met biobrandstoffen. Deze verplichting geldt inmiddels voor 12,5 procent van hun transportbrandstof. Dieselrijders laten daardoor regelmatig een deel biodiesel in hun tank vloeien. Wie een benzinemotor heeft, tankt deels ethanol: een duurzame benzinevariant.

Door deze bijmengverplichting is er in Europa een kunstmatige vraag gecreëerd naar biobrandstoffen, inclusief een complex certificeringssysteem. Ter illustratie: bedrijven als Shell en BP kunnen aan hun 12,5 procent-norm voldoen door biodiesel aan te kopen en dat bij te mengen bij hun gewone diesel. Maar ze kunnen ook ethanol bijmengen bij hun benzine. Brussel heeft een uitzondering gemaakt voor de duurzaamste biodiesel, gemaakt van afvalstoffen, met als grote favoriet biodiesel gemaakt van afgedankt frituurvet.

Deze biodiesel, ucome, heeft een dubbeltellende status; afnemers zoals BP hoeven slechts de helft ervan bij te mengen (6,25 procent in plaats van 12,5 procent) om aan hun jaarverplichting te voldoen. Tenslotte kunnen eindgebruikers er ook nog voor kiezen om aan hun jaarverplichting te voldoen door Hernieuwbare Brandstofeenheden aan te schaffen (zie kader ‘Hoe werkt de bijmengverplichting?’).

Het opgetuigde systeem is zodoende uiterst complex en fraudegevoelig, zo waarschuwde de Nederlandse Emissieautoriteit in 2016 al in een rapport. Daarin schreef de NEa dat het systeem ‘erg kwetsbaar’ is voor fraude en dat er ‘financiële prikkels zijn om op een of andere manier niet-duurzame en/of enkeltellende grondstoffen om te katten tot dubbeltellende grondstoffen’. Iets dergelijks lijkt te hebben plaatsgevonden bij Biodiesel Kampen. De ILT verdenkt de biodieselfabrikant ervan dat ze ‘ook gewone biodiesel inkocht en deze vervolgens weer verkocht als duurzame biodiesel.’

Hoe werkt de bijmengverplichting?

Pomphouders als BP, Shell, Total en familiepompen hebben vanuit de Renewable Energy Directive een bijmengverplichting. De afgelopen jaren is deze verplichting steeds hoger opgelopen. Anno 2019 zijn ze verplicht om 12,5 procent duurzame brandstof te leveren aan de vervoersmarkt. Deze bedrijven hebben een scala aan mogelijkheden: ze kunnen fysiek bijmengen. Oftewel, enkeltellende biodiesel bijmengen bij hun diesel; ze kunnen tot 10 procent procent (duurzame) ethanol bijmengen bij hun benzine (deze blend heet aan de pomp E10) en/of ze kunnen x-procent dubbeltellende biodiesel, gemaakt van afgedankt frituurvet, bijmengen. Dat leidt bij de pomp tot de blend B7: 7 procent biodiesel plus 93 gewone diesel. Van alle ingekochte biobrandstoffen verzamelen ze de ISCC-duurzaamheidsverklaringen. Voor dubbeltellende biobrandstoffen moeten ze bovendien nog een dubbeltellingsverklaring aanvragen.  

Vervolgens kunnen de pomphouders hun verklaringen ‘verzilveren’ in het Register Energie voor Vervoer (REV), dat door de Nederlandse Emissieautoriteit wordt beheerd. Ze moeten dan aantonen dat hun brandstof duurzaam is én dat het geleverd is aan de Nederlandse vervoersmarkt. In ruil daarvoor krijgen ze zogeheten Hernieuwbare Brandstofeenheden (HBE’s) op hun ‘rekening’ bijgeschreven. Een HBE staat voor 1 gigajoule hernieuwbare energie die is geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. De HBE’s worden afgeboekt zodra de pomphouder aan zijn jaarverplichting moet voldoen. HBE’s zijn bovendien verhandelbaar, dus pomphouders die te weinig biodiesel hebben bijgemengd kunnen HBE’s overkopen van concurrenten.

Lees verder Inklappen

Omkatten

In de biodieselmarkt draait alles om de juiste papieren, de zogeheten Proof of Sustainability-documenten. Dat zijn duurzaamheidsverklaringen die fabrikanten zoals Biodiesel Kampen (zelf) mogen afgeven op de door hen geproduceerde biodiesel. Deze mogelijkheid hebben alleen bedrijven die zijn gecertificeerd door International Sustainability & Carbon Certification (ISCC) of een van de andere aangewezen schema’s. De certificerende instantie ISCC is het meest wijdverbreide 'keurmerk' dat door de Europese Commissie is aangewezen om de duurzaamheid van biobrandstoffen te organiseren. De Europese vraag naar biodiesel hangt bijna volledig af van het ISCC-papierwerk. ‘Biodiesel zonder duurzaamheidsverklaringen vindt normaal gesproken eigenlijk niet zijn weg naar Europa, want als deze wordt bijgemengd, dan mogen ze niet meetellen voor de invulling van de bijmengverplichting,’ zegt een Nederlandse handelaar in biodiesel.

Desondanks verhandelen biodieselfabrieken zonder ISCC-certificering wereldwijd ‘gewone biodiesel’ aan bijvoorbeeld niet-Europese afnemers, waar ISCC geen rol speelt. De regels negeren en deze biodiesel toch naar Nederland halen, is lucratief voor een biodieselhandelaar. ‘Het verschil tussen biodiesel zonder duurzaamheidsverklaring bedraagt ongeveer 140 dollar per ton. Dat maakt het interessant om het systeem te ondermijnen,’ vervolgt de biodieselhandelaar. Het prijsverschil maakt het voor frauderende handelaren interessant om bijvoorbeeld scheepsladingen goedkope biodiesel uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten te importeren en daar vervolgens een (valse) duurzaamheidsverklaring op te plakken.

Een andere mogelijkheid voor handelaren is om de status van biodiesel te veranderen. Deze praktijk kwam een paar jaar geleden al aan het licht op de biodieselafdeling van het Rotterdamse handelshuis Nidera: in het handelssysteem kregen partijen enkeltellende biodiesel, gemaakt van bijvoorbeeld koolzaad, van de ene op de andere dag de status van de duurdere dubbeltellende variant, biodiesel gemaakt van afgedankt frituurvet. Die is immers het meeste waard, dankzij de dubbeltelling: 952 dollar per ton. Dat is 166 dollar duurder dan gewone biodiesel. Voor frauderende handelaren is het zodoende financieel interessant om papierwerk te vervalsen zodat het lijkt alsof het om ucome gaat.

Fraude met frituurvet

Door de grote vraag naar ‘frituur-biodiesel’ is er de afgelopen jaren een levendige handel ontstaan in het basisingrediënt van deze biodiesel; used cooking oil (uco), beter bekend als afgedankt frituurvet. FTM constateerde in 2016 dat Nederland de vetput van de wereld is geworden, waarbij gebruikt frituurvet zelfs zo waardevol is geworden dat het en masse wordt geïmporteerd uit China. Voor deze inzamelaars geldt ook dat ze een ISCC-certificering moeten hebben. Hebben zij die niet, dan mag er geen duurzame biodiesel van gemaakt worden. Dit leidt tot een enorme papierwinkel bij inzamelaars, die voor hun certificering al hun contracten met hun toeleveranciers moeten overhandigen – denk aan restaurantketens, McDonald’s of de lokale frietkraam. De prijs voor gecertificeerde uco bedraagt volgens uco-handelaar Eran Efrat van VerDiesel momenteel ongeveer 620 dollar per ton (inclusief verzekering en transport van China naar haven Rotterdam). Twee jaar geleden was dat zelfs nog 800 dollar per ton. Met zulke prijzen wordt het interessant om de blauwe tonnen met opgehaald frituurvet aan te lengen met goedkopere oliën of eventueel zelfs verse olie, als dat goedkoper is dan afgedankt frituurvet.

Het is hetzelfde als 0,25 liter kraanwater bij een literfles mengen en dat verkopen als mineraalwater

Volgens uco-handelaar Efrat was de kans op ontdekking tot twee jaar geleden vrij minimaal. ‘Als partijen eenmaal een ISCC-certificering hebben voor uco konden ze gaan afwijken van hun toeleveranciers. Iedereen speelde daar een beetje mee. Er werd dan gewoon bijgemengd met bijvoorbeeld dierlijke vetten of sojaolie. Het is hetzelfde als het mixen van 0,75 liter mineraalwater met 0,25 liter kraanwater en dat verkopen als 1 liter mineraalwater. Mensen drinken het, en het is oké. En het is voor de producent een stuk goedkoper.’

Harry Geritz, hoofd Energie voor Vervoer bij de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) geeft aan dat het om meerdere redenen verleidelijk is om gebruikt frituurvet stiekem bij te mengen. ‘Hoe hoger de kwaliteit ervan, oftewel des te minder vervuild, hoe gewenster het vet is. Dus als je uco mengt met pure niet-duurzame olie verhoog je de kwaliteit van het vet. En het is niet vast te stellen dat het 50/50 uco/olie is.’

Bonnetjes doorpluizen

De vraag naar het vloeibare goud leidde volgens de biodieselhandelaar tot wonderlijke taferelen. ‘Uco moet aantoonbaar van een afvalstroom afkomstig zijn. Maar in het verleden hebben we weleens gehad dat er in virgin oil even een kroket in werd gehangen en dan was het afgewerkt frituurvet. Dat kan niet de bedoeling zijn.’

Het resultaat is dat niet-gecertificeerde uco in de keten belandt en uiteindelijk in aanmerking komt voor dubbeltelling. ‘Niemand in de industrie pluist alle bonnetjes door, om te zien waar die extra tonnen uco vandaan komen. De industrie is niet goed georganiseerd, waardoor er mee gesjoemeld wordt,’ aldus Efrat. Nadat twijfelachtig frituurvet eenmaal een duurzaam predikaat heeft gekregen, worden verderop in de keten geen vragen meer gesteld. De biodieselfabriek koopt het frituurvet-met-certificaat en verwerkt het tot biodiesel. Het resultaat: ucome waarop vervolgens ook weer een ISCC-verklaring wordt geplakt.

Uiteindelijk belandt het materiaal bij bijvoorbeeld een raffinaderij van Shell waar het wordt geblend met biodiesel. Efrat: ‘Zij controleren de precieze inhoud niet, alles draait om de geldigheid van de documenten. Als het op papier een groene bal is, maakt het niet uit dat het met rood en blauw gemaakt is.’ Geritz kent het probleem. ‘Een biodieselfabrikant mag zelf een bewijs van duurzaamheid afgeven over een partij biodiesel en die doorverkopen aan de volgende in de keten. En de volgende in de keten kan er gewoon van uitgaan dat het klopt. Iedereen keurt zijn eigen vlees.’

Gebrekkig toezicht

De controle op de ISCC-certificering is uitbesteed aan zogeheten certification bodies zoals PCU, Contro lUnion en Dekra. Bedrijven in de hele handelsketen, van frituurvet-inzamelaar tot handelaar en biodieselfabrikant, kunnen bij deze organisaties aankloppen voor de felbegeerde ISCC-certificering. Daarvoor moet de nieuwkomer een intern compliance-systeem hebben opgetuigd. Het bijhouden van een zogeheten massabalans, waarop het bedrijf alle inkomende en uitgaande stromen biobrandstof bijhoudt, is een van de vereisten. Eenmaal gecertificeerd kunnen ze duurzaamheidsverklaringen plakken op partijen biodiesel. Minimaal een keer per jaar krijgen ze bezoek van een certificerende auditor van bijvoorbeeld Dekra of Control Union die controleert of ze niet stiekem meer duurzame brandstof verkopen dan ze binnenkrijgen.

Het systeem is fraudegevoelig, zegt een auditor, die wereldwijd door gecertificeerde partijen wordt ingevlogen om de kwaliteit en compliance te verzekeren. Hij komt daardoor ook over de vloer bij inzamelaars en producenten zoals Biodiesel Kampen om extra controles uit de voeren. Regelmatig moet hij bedrijven terugfluiten. ‘In principe willen bedrijven alles als duurzaam verkopen, omdat ze daar een hogere premie voor krijgen. Mijn vraag is steeds: wat is aantoonbaar duurzaam en wat niet?’ Hij heeft geen hoge pet op van de kwaliteitscontroles, die certificerende instanties uitvoeren bij ISCC-certificaathouders. ‘Zo’n certificerings-auditor komt één keer per jaar aangekondigd langs en gaat dan bijvoorbeeld kritisch doen over de bewaartermijn van documenten van vijf jaar. Ik heb dat weleens meegemaakt. De auditor zei toen dat de bewaartermijn van documenten niet stond beschreven in de procedures. Een medewerker liep naar haar kantoor en paste de procedure aan. Ze liep terug en zei: ‘Het is aangepast.’ De auditor pakt zijn telefoon en maakte er een foto van, want dat was nodig voor rapport. Op dat soort flutdingen controleren ze. Niet op grote dingen.’

Zo’n auditor komt eens per jaar kritisch doen over de bewaartermijn van documenten

De controle is veel te oppervlakkig, zegt de auditor. ‘Ze kijken naar de massabalans en nemen daaruit een steekproef. Van een paar leveringen en verkopen willen ze de contracten, facturen en certificaten zien. Maar in de massabalans kun je leveringen weglaten.’ De auditor gaat meer te werk als een soort forensisch accountant. ‘Ik wil een uitdraai uit het ERP-systeem en uit het handelssysteem. Bij een inzamelaar van uco vraag ik ook alle pick-ups van alle restaurants van de afgelopen zes maanden. Als een analist ga ik daar doorheen, maak een risicoplaatje en stel kritische vragen. Dan vraag ik hoe het kan dat een restaurant zoveel uco aanlevert? What the fuck is dat voor restaurant? Dan blijkt bijvoorbeeld dat de uco niet van restaurants maar van andere inzamelaars afkomstig is.’

Geritz erkent volmondig dat het certificeringssysteem voor biobrandstoffen fraudegevoelig is. ‘Private toezichthouders (zoals Dekra en Control Union, red.) zijn geen echte inspecteurs, zij kijken vooral: werken de bedrijven volgens de systematiek van ISCC? Hebben ze de juiste documenten? Maar ze doen in het algemeen geen totaalcontrole en doen geen onderzoek naar valsheid in geschrifte.’ De NEa kan alleen maar toekijken, omdat zij  alleen maar toezicht kunnen houden op de laatste schakel in de biodieselketen: inboekende partijen als Shell en BP. ‘De NEa mag niet verder terug in de keten kijken, zelfs niet als er twijfels zijn of een partij wel echt uco is,’ zegt Geritz. Het uitbesteedde toezicht op de biodieselhandel zal ongetwijfeld een onderwerp van gesprek worden bij de implementatie van de Renewable Energy Directive II (RED II), de nieuwe Europese verordening voor duurzame brandstoffen die in december is aangenomen. Naar aanleiding van het strafrechtelijke onderzoek heeft Stientje van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Tweede Kamer laten weten dat ze ‘eventuele lessen’ uit deze casus trekt ‘voor wat betreft het bredere systeem van toezicht op deze certificering bij de vertaling van de RED II.’

Zowel Biodiesel Kampen als directeur Cees B. is om een reactie gevraagd, maar daar is geen antwoord op gekomen.