
Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer
De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.
Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.
Bij de jeugdbescherming is het wachten op de volgende meltdown
Lelystad versus Pluryn: in het gevecht om de rekening delft de gemeente het onderspit
Opvanghuis voor kinderen krijgt dikke onvoldoende, maar blijft voorlopig open
Staatssecretaris Van Ooijen over het repareren van de jeugdzorg: ‘Het is een enorm praatcircus’
Minister Franc Weerwind: ‘Herwinnen van vertrouwen, dat is mijn belangrijkste opdracht’
Terugkijken | Beslissen in een failliete jeugdzorg: het verhaal van drie kinderrechters
In het hart van een zorginfarct: de rechter kan in een kinderleven het keerpunt zijn
In het hart van een zorginfarct: het gaat de kinderrechter om het kind, niet om ‘de waarheid’
In het hart van een zorginfarct: kapotte relaties
In het hart van een zorginfarct: de ouders, wanneer doen ze het goed genoeg?
© Reinout Dijkstra
Bestuurders jeugdzorg aan het woord: ‘Gemeenten hebben tekorten over zichzelf afgeroepen'
In amper zes jaar tijd groeiden de uitgaven aan jeugdzorg van 3,7 miljard tot 5,76 miljard. Het leeuwendeel daarvan gaat naar zestig jeugdzorgaanbieders. Follow the Money analyseerde hun jaarrekeningen. We rangschikten omzetten, winsten, eigen vermogen, reserves en dividend. We stuitten op een opmerkelijk feit: de ene organisatie komt maar net boven de nullijn met de tarieven die de gemeenten vaststellen. De ander vindt de tarieven ‘onrealistisch hoog’. Hoe zit dat?
- Deze maand richt het jeugdzorgcollectief onder leiding van Follow the Money zich op de ‘grootverdieners’, die meer dan 30 procent omzet uit de Jeugdwet halen. Gemeenten geven miljoenen meer uit aan jeugdzorg dan ze van het Rijk krijgen. Verreweg het meeste geld gaat naar deze 1458 jeugdzorginstellingen.
- Wat doen deze instellingen met dat geld? Hoeveel winst halen zij uit hun omzet, hoeveel eigen vermogen bouwen ze op, hoeveel stoppen ze in hun reserves en hoeveel keren ze aan aandeelhouders uit?
- We rangschikten de jeugdzorginstellingen in top 10-lijsten op basis van hun winsten. Daaruit doemt een opmerkelijk verschijnsel op: waar het jeugdzorggeld voor de ene zorgaanbieder ruimschoots rendabel is, komt een ander maar net uit.
- Hoe zit dat? We vroegen het aan de bestuurders en directeuren zelf. Uit ruim veertig interviews met de winnaars en verliezers van het jeugdzorgstelsel halen we de rode draden.
‘Follow the Money bericht altijd negatief over jeugdzorgaanbieders.’ ‘We worden weggezet als zorgcowboys, terwijl we keihard werken.’ ‘Mag je soms niet verdienen aan zorg verlenen?’ ‘Jarenlang verdiende ik praktisch niets. En dan moet ik me nu verantwoorden omdat ik salaris aan mezelf uitkeer?’ ‘Als jullie deze cijfers publiceren, mag ik straks weer bij tientallen wethouders op het matje komen.’
De reacties die Follow the Money krijgt op vragen over de jaarcijfers en de ranglijsten die we op basis daarvan maken, zijn bepaald defensief. Ruim veertig jeugdzorgondernemers, -directeuren en -bestuurders vroegen we de afgelopen maand uitleg over de winsten die ze de afgelopen jaren hebben gemaakt. Het ene bedrijf staat ons netjes en uitgebreid te woord, een ander belt, ook na meerdere terugbelverzoeken, nooit meer terug.
Wat de zorgaanbieders die ons wél te woord staan gemeen hebben: niemand staat te springen om een publicatie over hun jaarcijfers over de jaren 2017-2019. Door informatie over omzet, winst, reserves, eigen vermogen en dividend over de grootverdieners in jeugdzorg te rangschikken in lijsten, doen we hen geen recht, zeggen zij. Kijk verder, is hun boodschap.
Een soortgelijke strekking had het recente rapport van de Haagse Rekenkamers, die de uitgaven aan jeugdzorg van tien gemeenten in de regio Haaglanden onder de loep legden. Dat kostte meer tijd dan gedacht. De resultaten zouden in januari van dit jaar uitkomen, maar pas in juli zag het Feitenrapport gezamenlijk rekenkameronderzoek jeugdzorg H10 het licht.
Het rapport leest als een uitputtende opsomming van mitsen en maren, met als eindconclusie: er is niet één oorzaak aan te wijzen voor de stijgende kosten. Oorzaken verschillen per jeugdzorgproduct, en daar zijn er veel van. Of, zoals Marije van Dodeweerd, procesmanager bij Divosa, de crux van het onderzoek op LinkedIn samenvatte: ‘Hoe heerlijk zou het zijn als we de kostenstijgingen in de jeugdzorg zouden kunnen oplossen met één eenvoudige ingreep die we ‘uitrollen’ over alle gemeenten. Maar wie in de cijfers graaft, weet dat dat onmogelijk is.’ Dieper graven is dus het devies: ‘Dé jeugdzorg bestaat niet.’
Dat is ook wat bestuurders, directeuren en eigenaren benadrukken in de loop van ons onderzoek. ‘Onze bedrijfsresultaten geven een vertekend beeld,’ licht Wieteke Beernink, bestuurder van Accare, toe: ‘Zonder te kijken naar hoe dat opgebouwd is, lijkt het resultaat van 2018 inderdaad exorbitant.’
Follow the Money analyseerde de jaarrekeningen van de 1458 ondernemingen met meer dan 30 procent omzet uit de Jeugdwet. Dat leverde per rechtsvorm een top 10 op, waarin we de zorgaanbieders met de hoogste omzet en winst rangschikten. Van zestig, de echt grote jongens, maakten we een meerjarige analyse van de jaarrekeningen, waarbij we keken naar omzet, bedrijfsresultaat, reserves en eigen vermogen. We benaderden de bestuurders, directeuren en eigenaren voor een toelichting. Uit de 47 interviews die daarop volgden, halen we de rode draden.
Afgelopen zaterdag publiceerden we onze analyse van de winstmakers, per rechtsvorm, van de zestig grootste jeugdzorgaanbieders. Daarbij horen deze top 10-lijsten:
Bij elk bedrijf staat een overzicht van hun resultaten, plus een reactie van de eigenaar of bestuurder.
In den beginne was er chaos
‘Toen ik in 2017 aantrad, had Accare nog 4 miljoen aan achterstallige declaraties te innen bij gemeenten,’ zegt bestuurder Wieteke Beernink. ‘Onze bedrijfsvoering was nog helemaal niet ingericht op de decentralisatie en aanbestedingsland, waarin we met negentig gemeenten zaken moeten doen. Dankzij de eenmalige compensatie van het Rijk hebben we dat kunnen oppakken. Hierdoor konden we ook de noodzakelijke doorontwikkeling van de digitale zorg vlottrekken.’
Accare is één van de twee zelfstandige academische centra voor jeugdpsychiatrie in Nederland. Voordat gemeenten verantwoordelijk werden, waren er meer. Ze zijn opgegaan in een andere stichting, gefuseerd of simpelweg gestopt. Niet elke instelling weet op de jeugdzorgmarkt te overleven. Accare bleef overeind omdat het de kosten, nodig om de organisatie in te richten op zakendoen met gemeenten, voor een groot deel gecompenseerd kreeg van het Rijk.
Jeugdzorginstellingen hadden voor de decentralisatie van 2015 te maken met twaalf provincies, nu met 352 gemeenten die veelal samenwerken in 42 jeugdzorgregio’s. Waar stichtingen in het provinciale stelsel op een vaste dag in de maand een voorschot op de geleverde zorg ontvingen, moesten ze in de loop van 2015 overschakelen op factureren achteraf, waarbij elke zorgregio – en in veel gevallen: ook elke gemeente – eigen eisen stelde aan de factuur. Dat leverde voor tientallen jeugdzorginstellingen liquiditeitsproblemen op.
Om ‘essentiële’ jeugdzorginstellingen te behoeden voor faillissement, riep het Rijk daarom de tijdelijke Transitie Autoriteit Jeugd in het leven en gaf die 200 miljoen mee. Naast Accare kregen 52 zorginstellingen zo hulp bij het oplossen van hun liquiditeitsproblemen of ter compensatie van ‘frictiekosten’.
Of al deze instellingen daadwerkelijk essentiële jeugdzorg leverden, heeft de TAJ niet kunnen vaststellen. ‘De beoordeling of sprake was van een specialistische zorgfunctie is moeilijk los te zien van een organisatie van een aanbieder: om continuïteit van zorg te bieden was continuïteit in bedrijfsvoering van een jeugdhulpaanbieder (zeker voor de korte termijn) immers noodzakelijk.’ Met andere woorden: het leeuwendeel van de TAJ-pot ging naar bedrijfsvoering.
Overhead veroorzaakt hoge tarieven
Dat is een belangrijk onderdeel van het probleem, stellen veel ondernemers: de bedrijfsvoering van de ‘oude’ jeugdzorginstellingen vreet geld. Gemeenten financieren dus niet alleen de zorg, maar ook de organisatie. Deden zij dat niet goedschiks, dan moest het kwaadschiks.
Zo spanden Jeugdformaat en elf andere marktpartijen in april 2019 een kort geding aan tegen de gezamenlijke inkoop door de tien gemeenten in Haaglanden: ze stelden dat de tarieven die de ‘H10’ wilden hanteren, niet kostendekkend waren. De rechter gaf de aanbieders gelijk: de inkooporganisatie kon opnieuw naar de tekentafel, om tarieven vast te stellen die voor deze instellingen, voor het merendeel grote stichtingen met een lange historie, wel werkbaar waren.
Kort na de zitting schreef Jeugdformaat-bestuurssecretaris Hugo van Eijk zijn gedachten van zich af op LinkedIn. ‘Vandaag een hele dag op de rechtbank doorgebracht,’ begint hij. En even verder: ‘Het past niet dat gemeenten hun tekorten afwentelen op de organisaties en daarmee op de meest kwetsbare burgers die ze feitelijk dienen te beschermen.’
Dossier
Jeugdzorg in het rood
De gemeenten zouden jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis?
Ook Vincent Hulst, eigenaar van Impegno, las dat bericht. Hij gaf geen duimpje omhoog. Integendeel: hij ergerde zich mateloos. ‘In dit epistel schreef deze bestuurssecretaris dat het allemaal beter en efficiënter moet. En hier zit ik, directeur van een grotere organisatie dan Jeugdformaat. Ik heb geen bestuurssecretaris. Ik heb niet eens een secretaresse.’ Met die tarieven, zo wist Hulst uit ervaring, was niks mis. ‘Die waren al heel erg hoog. Wat ons betreft konden ze wel een treetje lager. Dat hebben we de gemeenten ook duidelijk laten weten.’
Het tegenovergestelde gebeurde: de tarieven werden verhoogd, de inkoopvoorwaarden aangepast. Dus ging Impegno investeren, onder andere in meer medewerkers, die alle middelen kregen om hun werk goed uit te voeren. ‘De tarieven zijn vast, maar je kunt als aanbieder wel bepalen hoeveel uren per traject je inzet om tot kwaliteit te komen. Wij hebben minder uren nodig dan andere partijen.’
Volgens Hulst doen gemeenten daarom graag zaken met hem. Hij zag de omzet van zijn jeugdzorgbedrijf explosief groeien: van 2,7 miljoen euro in 2016 naar 9,5 miljoen euro in 2019. Hulst hield de overhead bewust laag. Zodoende had Impegno van 2015 tot en met 2019 een gemiddelde bedrijfswinst van bijna 6 procent.
Tarieven van beton
Uit eerdere onderzoeken van Follow the Money blijkt dat Hulst zeker niet de enige zorgondernemer is die ondubbelzinnig tegen gemeenten zegt dat de tarieven te hoog zijn. Zo verklaarde de eigenaar van een buitenschoolse opvang voor kinderen uit het speciaal onderwijs dat hij meermaals plannen indiende bij de gemeente Tilburg om het bedrag te verlagen. Elke keer ving hij bot. In 2019 werd hij vanwege zijn hoge winsten door de gemeente op het matje geroepen.
In Amsterdam appte bestuurder Linda Bijl zelfs screenshots van het banksaldo van ‘haar’ Familysupporters naar de gemeente: ‘Het is niet bepaald in het belang van mijn instelling, maar het kan echt een stuk goedkoper en ook nog veel beter,’ schreef ze erbij.
In beide gevallen legden de wethouders uit dat flexibele tarieven in het huidige stelsel niet mogelijk zijn: elke zorgaanbieder met een gemeentelijk contract krijgt dezelfde behandeling. Ga je met één zorgaanbieder tussentijds onderhandelen, dan moet je ze allemaal die mogelijkheid bieden.
In samenspraak met zorgaanbieders gooide de gemeente Peel en Maas het complexe jeugdzorgsysteem overboord
Niet elke gemeente denkt daar hetzelfde over. Maarten Verschuuren, die in het Noord-Limburgse Heibloem 24-uurszorg biedt, kaartte bij de gemeente Peel en Maas, zijn grootste afnemer, eveneens de te hoge tarieven aan. Peel en Maas pakt de zaken anders aan, ondervond Verschuuren. In samenspraak met zorgaanbieders gooide Peel en Maas het complexe jeugdzorgsysteem overboord.
‘We hebben het systeem van jeugdzorg opnieuw opgebouwd,’ legt ambtenaar Han Goes uit in een filmpje op de site van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die Peel en Maas als voorbeeldgemeente bestempelde. ‘Want we zijn ervan overtuigd: het kan hendiger.’ Daarom schrapte Peel en Maas niet alleen het tijdschrijven, de gemeente ging ook in gesprek met Verschuuren. ‘Waardoor het tarief nu gehalveerd is,’ aldus Verschuuren.
Hij hoeft niet het maximale aan geld eruit te slepen, wil hij maar zeggen. ‘Als ik een normale boterham verdien, ben ik al blij.’ Zijn bv kan dat gehalveerde tarief overigens goed hebben, omdat hij een deel van de zorg aan huis biedt en zelf – met zijn vrouw – de klok rond werkt. ‘Inmiddels hebben we zeven man personeel. Die stuur ik zelf aan, daar heb ik geen team voor. Ook de administratie doe ik zelf, ’s avonds en in het weekend. Dat scheelt veel.’
Per minuut afrekenen
In Peel en Maas mag het tijdschrijven dan afgeschaft zijn, in de meeste andere gemeenten niet. De absurde administratielast die gemeenten opleggen is veel zorgondernemers een doorn in het oog. Ze durven dat niet allemaal publiekelijk te zeggen: ze zijn voor contracten van de gemeenten afhankelijk.
De gemeentelijke contracten zijn vaak ingewikkeld. ‘Je krijgt een regionaal contract voorgelegd dat zo groot, uitgebreid en onoverzichtelijk is, dat je een jurist moet inhuren om te weten wat je tekent,’ zegt een zorgaanbieder die anoniem wil blijven. Als je belt voor uitleg kan het zomaar zijn dat je weer een nieuwe contractmanager aan de lijn krijgt. ‘Die rouleren in hoog tempo.’
Ondanks deze regionale contracten moeten bedrijven aan het einde van het jaar het totaal aan jeugdzorg bij elke gemeente verantwoorden, wat extra accountantskosten met zich meebrengt. En gemeenten stellen uiteenlopende eisen: de ene gemeente wil per minuut afrekenen, de andere in uren, met een enorme administratie tot gevolg. Daarnaast wordt verwacht dat aanbieders aan ‘ontwikkeltafels’ meepraten over waar het heen moet met de jeugdzorg. Maar of dat zin heeft? ‘Praten tegen een muur,’ noemt een eigenaar van een zorgbedrijf het.
Inmiddels vallen steeds meer inkoopregio’s uiteen, signaleren de zorgondernemers. In de hoop meer grip te krijgen op de stijgende jeugdzorgkosten, neemt een aantal gemeenten de inkoop in eigen hand. Het gevolg: nog meer versnippering en administratieve druk.
Directeur Erik van der Zijden bereidde zijn bedrijf Inzowijs bij de decentralisatie van 2015 op een forse omzetdaling voor. ‘Omdat we voor 2015 te maken hadden met scherpe prijzen, heb ik sinds de oprichting van Inzowijs altijd gestuurd op efficiënte bedrijfsvoering.’ Maar nadat gemeenten jeugdzorg overnamen, werden de tarieven hoger dan voorheen.
‘Ik begrijp het maatschappelijke debat over de winsten en tekorten, maar de gemeenten hebben dit over zichzelf afgeroepen,’ zegt Van der Zijden. Hij voelt zich niet schuldig dat hij zichzelf 3 miljoen euro heeft uitgekeerd uit de reserves van zijn bedrijf. ‘In de zorg mag je geld verdienen, winst maken en uitkeren.’
HIj wees de gemeenten waarmee Inzowijs zaken deed, meermaals op de hoge tarieven. ‘Gemeenten huren dure externe bedrijven in om de tarieven te bepalen. Als de vastgestelde tarieven daarna onrealistisch ver boven de kostprijs zitten, is het gek dat gemeenten vervolgens zeggen dat wij niet zoveel winst mogen maken.’ Inzowijs gaf in het verleden al korting op de tarieven en leverde 1,3 miljoen aan extra zorg die het bedrijf niet betaald kreeg. ‘Om niet gewerkt,’ bevestigt Van der Zijden, ’wat alleen mogelijk is bij een heel gezonde bedrijfsvoering.’
Op de kleintjes letten
Een gezonde bedrijfsvoering betekent op de kleintjes letten, weet ook Trisha Boer. Als directeur-bestuurder van Forte GGZ/OCRN haalt ze alle materialen en meubels voor haar bedrijf van Marktplaats. ‘Tot het koffieapparaat aan toe. Op alle locaties staan machines die gekocht zijn voor een fractie van de nieuwwaarde: een besparing van tienduizenden euro’s.’
Forte GGZ/OCRN huurt daarnaast geen dure consultancybureaus in en werkt zo min mogelijk met uitzendkrachten en zzp’ers: te duur. Een communicatieadviseur loopt er evenmin rond. ‘De weinige folders die we hebben, maken we zelf.’ Ook amper aanwezig: managers. ‘Zo weinig mogelijk,’ licht Boer toe. ‘Onze medisch-specialisten, psychologen en orthopedagogen voeren de regie over de zorg, niet de managers.’
Uit het onderzoek van Follow the Money blijkt dat Forte GGZ/OCRN over de jaren 2017 tot en met 2019 gemiddeld 4,98 procent netto resultaat heeft geboekt. ‘Over het bruto resultaat is 25 procent belasting betaald,’ zegt Boer, ‘en het volledige resultaat na belasting is toegevoegd aan de algemene reserve en dus behouden voor de zorg. Een zorgaanbieder moet een positief resultaat kunnen behalen. Dat is nodig om gezond te blijven.’
Samenwerken en concurreren
Ook nodig om gezond te blijven: stabiliteit. Daar weet Liesbeth Palit alles van. Begonnen op haar zolderkamer met de bedoeling om meer maatwerk te bieden aan mensen met autisme, heeft Boba Groep bv nu 320 man in dienst. ‘Meer dan ik ooit had gedacht.’
In de huidige markt is het niet verstandig om afhankelijk te zijn van één gemeente. ‘Dat is gevaarlijk, want dan kun je ineens alles kwijt zijn.’ Daarom ging Boba contracten aan met Dordrecht, Rotterdam, Den Haag, Maastricht, Tiel, Utrecht en Amsterdam.
Met elk nieuw contract nam ook de zorgplicht van Boba toe. ‘Als we een samenwerking met een gemeente aangaan, nemen we de zorg op ons; dat houdt zorgplicht in. Onze programma’s leggen de focus op doelen die haalbaar en beheersbaar zijn, zodat we onze cliënten een stap verder brengen en ze uit- of doorstromen. Een organisatie als de onze werkt praktisch, luistert goed en weet waar zij het over heeft. Ouders weten ons daarom te vinden. En ja, daardoor groeit het aantal hulpvragen. Daarom zitten we nu met een formatie van 320 man.’
Dat is een grote verantwoordelijkheid, die elke aanbestedingsronde zwaar op Palits schouders drukt. Want wat als een grote stad als Rotterdam in een nieuwe aanbestedingsronde besluit Boba Groep geen contract te gunnen? ‘Alles is afgestemd op deze formatie. Je kunt niet ineens zeggen: dan maar honderd medewerkers eruit.’
Dat geldt niet alleen voor Boba, wil ze benadrukken: ‘Zorg is een grote, gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid, waar wij onderdeel van uitmaken. Voor elke aanbieder is een aanbesteding een spannende tijd.’
Uit alle hoeken klinkt kritiek op het systeem van aanbesteden. Want: tussen de aanbestedingen in worden zorginstellingen geacht samen te werken. Ook Palit ziet meer heil in samenwerken dan in concurreren, ook bij terugdringen van de jeugdzorgtekorten.
Haar bedrijf bevindt zich wat dat betreft in een ingewikkeld, grijs gebied: dat tussen onderwijs en jeugdzorg. ‘Scholen hebben inzake jeugdzorg te weinig kennis en werken te weinig met zorgaanbieders samen. Eigenlijk moeten we zorg en onderwijs als één geheel zien. De opdracht is te zorgen dat leerlingen groeien, dat ze lekker in hun vel zitten, vertrouwen hebben in hun kunnen en met een diploma van school gaan. Dat is een opdracht voor school, en als er problemen ontstaan, in samenwerking met de zorg.’
School rolt de rode loper uit
In dat grijze gebied tussen jeugdzorg en onderwijs valt opmerkelijk goed te verdienen. Zeven van de tien bv’s van de winstmakerslijst van Follow the Money bieden dyslexie- en onderwijszorg. Welke zorg nu precies onder passend onderwijs valt en wat onder jeugdzorg, is niet duidelijk. Hebben kinderen moeite het schooltempo bij te benen, dan krijgen ze daar hulp bij. Een groeiend aantal kinderen heeft zulke ondersteuning nodig.
Scholen hebben daar niet genoeg personeel voor, zeggen een aantal zorgbedrijven die Follow the Money sprak, terwijl het passend onderwijs dit wel verlangt. Daardoor komen er snel indicaties via huisartsen en wijkteams. Deze wijkteams zitten steeds vaker ín de school, weet Erik van der Zijden van Inzowijs. ‘Wijkteams kregen zelfs een eigen kantoor in school. De rode loper werd uitgerold voor jeugdzorg op school.’
Niet zelden zitten in deze wijkteams ook vertegenwoordigers van zorgaanbieders. Van der Zijden leverde er ook twee personeelsleden voor aan. ‘Ik heb dat altijd een rare constructie gevonden. Gemeenten zijn zoekende. Je kunt in theorie naar jezelf doorverwijzen wanneer je als zorgaanbieder in een wijkteam zit, maar een gezin bepaalt uiteindelijk zelf naar welke aanbieder ze gaan.’
Scholen vermelden op hun websites de namen van meerdere zorgaanbieders. Hiermee kunnen zorgaanbieders zich bij ouders profileren. Een daarvan is Prodeba BV, dat nauw samenwerkt met scholen, met name voor speciaal onderwijs. Niet om cliënten te ronselen, maar om problemen snel en effectief aan te pakken, zegt directeur Kim Verburg.
Ze zag op een school twintig zorgmedewerkers van meerdere zorgbedrijven rondlopen. Dat kon efficiënter, vond Verburg: ‘Op deze school levert Prodeba nu vier fte, die voor alle kinderen inzetbaar zijn. Een besparing van drie fte, terwijl in de vorige situatie een medewerker alleen dat ene kind met een indicatie mocht helpen. Onze medewerkers mogen alle kinderen van de school helpen als er een probleem is.’
Nieuw op de markt: thuiszitters
Ondanks al die ondersteuning komen sommige kinderen vanwege hun onderliggende problemen thuis te zitten. Het aantal thuiszitters steeg de afgelopen jaren. Dat heeft ‘de markt’ ook door: uit ons onderzoek blijkt dat meerdere zorgbedrijven zich op deze kinderen richten, door dagbesteding en begeleiding aan te bieden. Het Wilmahuis in Zoetermeer heeft een speciale tak voor thuiszitters opgericht, vanuit de visie dat kinderen zo snel mogelijk terug moeten naar school.
Duidelijkheid en structuur staan voorop. Daarin trainen ze de kinderen in hun eigen ‘klasjes’, waarbij ieder kind een eigen traject volgt. ‘Wij denken buiten de kaders en richten ons op de hulpvraag van het kind. Rust, reinheid en regelmaat is de basis. Wij helpen kinderen met zeer complexe problematiek en betrekken de ouders in dit proces, zodat zij de regie weer kunnen pakken. Want de opvoeding is de basis,’ zegt directeur Wilma Wijers. Ze vervolgt: ‘Onze samenleving creëert tegenwoordig steeds meer prinsjes en prinsesjes, waarbij het ego centraal staat, en die moeilijk met grenzen kunnen omgaan.’
Moeten we alles maar betalen?
Die prinsjes en prinsesjes leggen inmiddels een groot beslag op de zorg. ‘Ouders hebben het recht om te kiezen, zij willen het beste voor hun kind,’ zegt Liesbeth Palit van Boba Groep. ‘Ik snap dat: zelf heb ik ook een hoogbegaafd kind met dyslexie. Dat ouders gaan zoeken op internet en die hulp dan ook eisen, begrijp ik.’
Maar moet de gemeenschap al die hulp betalen? ‘Als ouders zelf een gedeelte betalen, kunnen we misschien sneller aan de slag. Ik snap ook dat niet iedereen de middelen heeft om bij te dragen. Kritisch omgaan met gemeenschapsgeld juich ik toe, maar laten we wel blijven doen waar we voor staan: elkaar helpen.’
Palit vraagt zich af of er nu werkelijk meer hulp nodig is dan dertig jaar geleden. ‘Ik denk het niet. De druk om te presteren is wel veel hoger, net als de verwachtingen. Mensen nemen geen genoegen met eenvoudige hulp, ze willen dat een probleem opgelost wordt. Dat lukt niet altijd, en alsmaar doorbehandelen is niet altijd goed. Niet alles hoeft perfect te zijn.’
Alleen als een kind zonder jeugdhulp niet kan meedoen aan de maatschappij, is de gemeente aan de bal
Deze mening deelt de arbitragecommissie, die dit voorjaar oordeelde dat het Rijk tot minstens 2028 met extra geld over de brug moet komen. Daar zit wel een harde eis aan vast: een stevige begrenzing van de Jeugdwet. Als een kind onveilig is, een vastgestelde psychische, geestelijke of lichamelijke aandoening heeft of als het zonder jeugdhulp niet kan meedoen aan de maatschappij, is de gemeente aan de bal. Alle andere gevallen zijn ‘problemen die bij het gewone opvoeden en opgroeien horen’, aldus de arbitragecommissie.
Momenteel werken gemeenten en Rijk aan een ontwikkelagenda, waarin ze concrete afspraken vastleggen om te besparen en beter te sturen. Denkrichtingen zijn: een eigen bijdrage invoeren, zorgen dat meer kinderen uitstromen, administratieve lasten verminderen en gespecialiseerde jeugdzorg landelijk inkopen. Ook tariefdifferentiatie staat hoog op de wensenlijst. Afgaande op wat ruim veertig ondernemers en bestuurders Follow the Money vertellen, zou dat laatste wel eens de sleutel tot een effectieve besparing kunnen zijn. Wellicht meer dan de geschatte 721 miljoen.
18 Bijdragen
Jan Ooms 10
Welja nóg een eigen bijdrage. De onderkant van de samenleving kan ze niet betalen en de bovenkant zou ‘t een rotzorg zijn al waren ze twee of drie keer zo hoog.
Past natuurlijk wel perfect in het rechts neoliberale beleid van VVD, CDA, D66, met steun van SGP, PVV, BBB, JA21 en nog zowat eenlingen.
Een eigen bijdrage is net zo dom als niet gedifferentieerde tarieven.
Maya Kruijt
- kwaliteit van de hulp: wie let daarop, hoeveel slechte zorg wordt er niet geboden? O.a. veel van die korte, geprotocolleerde, resultaatgerichte behandelingen die niet passend zijn. Gemeenten kopen ze graag in, dus aanbieders zetten daarop in.
- kwaliteit van het onderwijs: kinderen die daar vastlopen of uitvallen door leerkrachten met te weinig tijd, kennis en vaardigheden stromen in bij de jeugdhulp.
- de normatieve focus op sociaal-emotionele ontwikkeling in het onderwijs, zie ook https://www.nrc.nl/nieuws/2021/09/08/wees-terughoudend-in-het-meten-van-sociale-ontwikkeling-kinderen-a4057657
- inkoop: er wordt niet gezorgd voor een dekkend aanbod. Zo wordt voor onze zoon een dure klinische behandeling geadviseerd terwijl die niet passend is, maar in onze grote gemeente is er geen ambulante specialistische hulp en respijtzorg meer.
Charles de Monchy
Verder moeten gemeenten wel op de kleintjes letten, maar ze moeten ook meer doen, en wel letten op de hoge transactiekosten die de ingewikkelde financiering met zich meebrengt. Ik schat dat het 'potentieel' van de hoge transactiekosten zeker 700 miljoen bedraagt, en waarschijnlijk meer. Zie https://www.sociaalweb.nl/blogs/de-betere-jeugdhulp-is-haalbaar-en-betaalbaar. Dat potentieel wordt nog veel groter als we ook alle overbodige verantwoording meenemen, daar gaat zomaar 1/3 van de werktijd mee heen, die nuttiger besteed kan worden.
GJ van Vorst 2
Hoe zien de verhoudingen BV/Stichting/Eenmanszaak sinds de jaren 2010-2020 er uit? Wat is daar gebeurd in het landschap?
Benieuwd of dan hetzelfde rijtje overblijft of dat er dan andere namen deze top 10 samenstellen.
Goed om te weten: Intermetzo, voortgekomen uit de overname door LSG-Rentray van de failliete Zonnehuizen (2011) was op sterven na dood toen het werd ingelijfd door Pluryn nadat het eerst aan een miljoeneninfuus had gelegen van een handvol zorgregio's (zo'n 60-80 gemeenten) die meenden dat Intermetzo 'niet kon en mocht omvallen'.
Vraag me nog steeds af wat er was gebeurd als Intermetzo wel was omgevallen. Waren kinderen dan aan hun lot overgelaten? Nee hoor, daarvoor zijn hulpverleners geen hulpverlener geworden.
Het was reëel om te verwachten dat andere zorgaanbieders de kinderen en personeelsleden zouden opvangen. Enkele woelige maanden, zeker. Maar daarna zou er rust komen. Soms moet je dood of rottend hout wegsnoeien in een landschap om er weer doorheen te kunnen kijken. We zullen het echter nooit weten...
Bert 258
Bertje
Charles de Monchy
Bert 258De overhead van de overheid is zo'n 9%, waarvan ongeveer de helft voor de gemeente. 21% van de overhead zit bij de aanbieders, dus er gaat ca. 70% van de middelen naar de professionals toe. Echter, die spenderen 30-40% van hun tijd aan administratie en verantwoording, dus feitelijk komt ongeveer 50% in de vorm van hulp bij de jeugdige en het gezin terecht. Let wel, dit zijn gemiddelden. Er zijn gemeenten gemeenten waar de lasten van coördinatie en verantwoording veel lager zijn. Zij leveren prima jeugdhulp zonder grote tekorten.
Bert 258
Charles de MonchyIn onze regio beginnen ze nu met budgetplafonds.
Dat betekent dus dat ze op die 50 resterende procenten gaan korten....
Anders gezegd, bij 50% korten op de budgetten houden we alleen nog maar mensen op kantoor over.
Petrus Harts 3
Bert 258Bert 258
Hans Boer 1
Wat was het budget dan vóór die zes jaar? Toen is er fors bezuinigd, dat weet ik wel, maar hoeveel?
Door dat hele punt weg te laten ben ik bang dat het artikel een scheef beeld creëert.
Rene IJpelaar
Yhomas 1
Ik blijf nog maar een jaartje lid weer.
Harro Labrujere 1
Petrus Harts 3
Harro LabrujereEn wie gaat het doen? Consultants? Ambtenaren?
Eenvoudiger gezegd dan gedaan…
Harro Labrujere 1
Petrus HartsBert Kerkhof 1
Essentieel voor de financiële groei van de sector is de mogelijkheid om je buren of ouders waar je als werkende bij woningcorporatie of school of gemeente merkt dat zij je gewone leven en werk in de weg staan, kunt aangeven bij Veilig Thuis. In de achtereenvolgende kabinetten Rutte kon dat, zoals het ooit ook in Oost-Duitsland gebruikelijk was. En het demissionaire kabinet heeft dit ongewijzigd doorgezet, zoals van een demissionair kabinet verwacht mag worden.
In de media werd gesproken over drie grote thema's voor een volgend kabinet: (A) volkshuisvesting, (B) zorg en (C) klimaat. Maar volgens de miljoenennota gaat het om (1) klimaat (2) jeugdzorg en (3) justitie. Voor jeugdzorg wordt maar liefst dertien keer meer geld uitgetrokken dan voor volkshuisvesting. Dat is ongelukkig.
Verder is een sterke drang van de aanbodzijde om de jeugdzorg branche te doen expanderen. Vooral voor vrouwen ligt nu het geld voorhanden met het zich bezighouden met andermans kinderen. Ooit is Follow the Money gevraagd te schrijven over jeugdzorg teneinde oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Eerder was een artikel over de sterke groei van vader-vervangende zorg zoals woensdagmiddag spelen met kinderen waarvan de échte vader verstoten wordt.
De artikelen over de winsten laten zich ook lezen als gids in welke rol je het meest kunt verdienen. Op die manier heeft het artikel een aanzuigende werking. Maar het is een goed begin dat FTM en partners de groeicijfers in kaart hebben gebracht. Rijksoverheid en Vereniging Nederlandse Gemeenten bleven wat dit betreft in gebreke en hebben verantwoording af te leggen.
Bert Kerkhof 1
Voor het juiste begrip van wat in NL aan de hand is: ook het aantal onder financieel bewind gestelden neemt sterk toe. En de miljoenennota voorziet niet in een budgetverhoging voor de autoriteit persoonsgegevens, ondanks een motie die daartoe door de tweede kamer is aangenomen in februari. In grote lijnen hebben vooral mensen die veranderingen voorstaan, innovatoren, te maken met toenemende repressie.
Een beeld: in kledingwinkels domineren de 'regular' broeken en deze zijn in saaie kleuren. Wil je een broek in een warme kleur, dan ben je aangewezen op het model 'slim'. Misschien zou je in zo'n broek populair kunnen worden bij de FTM bespreking vanavond in pakhuis De Zwijger, maar in de praktijk toch minder in gemeentehuizen. Hetzelfde wanneer je als vader bij een rechtbank moet pleiten om na een scheiding je eigen kinderen te mogen blijven zien: trek dan vooral een 'regular' broek aan.
Het zou goed zijn als een meer divers en kleurrijk gezelschap mocht deelnemen zowel aan gezinsleven als aan het nieuwe kabinet. Het formerend gezelschap deed afgelopen weekend een poging om zich anders te kleden maar iedereen voelt dat het niet écht doorleefd is. Dit gezelschap brengt zo een andere politiek niet dichterbij.
Bert Kerkhof 1
Innovatieve vaders kwamen altijd al minder in aanmerking voor sociale advocatuur. En áls ze in aanmerking kwamen klikte het niet met heersende cultuur-opvattingen. Het geld in de miljoenennota daarvoor werd gevraagd door PvdA en GrLinks. Het zal het familierecht niet voortstuwen in de richting van erkenning van het gezag van biologische vaders, een wet van Vera Veldkamp die met ruime meerderheid vorig jaar is aangenomen door de tweede kamer. Wat gebeurd er met de échte ethische kroonjuwelen van D66?
Een scheiding overkwam ooit Diederik Samsom en daar heeft de sociaal-democratie in ons land onder geleden. In de laatste Buitenhof meldt hij dat Nederland achterop loopt vergeleken bij 26 andere leden van de Europese Unie: 6 miljard EU subsidie voor Nederland bleef liggen. Zou FTM eens kunnen becijferen hoeveel geld dus kansen gemist worden doordat innovatieve vaders niet de plek in samenleving en gezin krijgen die zij verdienen?