Peer van der Helm

Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer

De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.

In de zomer van 2020 was voor veel gemeenten de maat vol. Ze gaven zoveel geld aan jeugdzorg uit, dat zij het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer budget over de brug komen, luidde de boodschap.

Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.

93 artikelen

Peer van der Helm © Fenna Jensma

Jeugdzorgexpert Peer van der Helm: ‘Kwetsbare kinderen moet je niet opsluiten’

Kinderen met complexe problemen doe je geen goed door ze op te sluiten, zegt hoogleraar Peer van der Helm. ‘Dichte deuren zijn voor geen enkel kind geschikt. Ze raken ervan in paniek, en dan reageert het personeel met hard ingrijpen. Een vicieuze cirkel waar je niet meer uitkomt.’

Al jaren roept het ministerie van Volksgezondheid dat de gesloten jeugdzorg moet worden afgeschaft. Kinderen krijgen er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd en kunnen bijvoorbeeld worden afgezonderd in een isoleercel. Ervaringen die traumatiserend zijn voor kwetsbare jongeren.

Aangemoedigd door de campagne ‘Stop de gesloten jeugdzorg’ van de stichting Het Vergeten Kind wil staatssecretaris Maarten van Ooijen (Jeugdzorg) dat in 2030 alle gesloten instellingen zijn omgevormd tot kleinschalige, open woonvoorzieningen. ‘Al zou het kunnen,’ zei Van Ooijen vorig jaar in de Volkskrant, ‘dat voor een kleine groep een gesloten setting nodig blijft: bijvoorbeeld als jongeren ernstig suïcidaal zijn, heel agressief zijn of in handen dreigen te vallen van een loverboy’.

Peer van der Helm, specialist op dit moeilijke terrein, houdt zijn hart vast. Het afzonderen van kinderen lost eigenlijk nooit iets op, zegt hij in een uitgebreid gesprek met Follow the Money.

‘Mensen zijn geen wasmachines die je met repressie kunt resetten’

De lector residentiële jeugdzorg van de Hogeschool Leiden en bijzonder hoogleraar onderwijs en zorg aan de Universiteit van Amsterdam volgt sinds 2015 zo’n dertig kinderen die een periode doorbrachten in de gesloten jeugdzorg – meestal meisjes met een eetstoornis en/of suïcidale gedachten. Meer dan de helft van hen is inmiddels overleden. ‘Ze wilden niet dood,’ zegt hij. ‘Maar ze wilden niet meer zó leven.’

Als je alles van iemand afpakt, zorg je alleen maar voor meer ongelukkige gevoelens en frustraties, meent Van der Helm. ‘Nog een voorbeeld uit de praktijk: Een jongen wordt boos wanneer hij wordt opgesloten. Hij zet de muziek heel hard, waarop als maatregel de elektriciteit eraf wordt gehaald. Vervolgens gaat hij wc-papier in het toilet gooien en eindeloos doortrekken tot alles onder water staat. Als het water wordt afgesloten, begint hij zijn kamer te slopen. Het eindigt met een ontruiming en een lege kamer.’ 

Dwang en drang werken niet, bedoelt hij. ‘Het kan en moet anders.’

‘Help, ik ben zwanger’

Van der Helm begon in 2007 aan de Hogeschool Leiden een onderzoek naar het leefklimaat in jeugdzorginstellingen. Aanvankelijk alleen met vragenlijsten voor de cliënten, maar hij merkte al snel dat die niet genoeg informatie opleverden over de dagelijkse praktijk van de jongeren. 

Hij breidde het onderzoek uit met diepgaande, persoonlijke interviews en volgde het levenspad van tientallen jongeren. Sindsdien bellen ze hem ook geregeld. ‘Dan krijg ik ineens een telefoontje: “Help, ik ben zwanger van een groepsverkrachting”. Ik adviseer dan bijvoorbeeld dat ze het beste kunnen gaan praten met iemand van het Centrum tegen Seksueel geweld. Daar houdt mijn taak op.’

Met een van de meisjes sprak hij elke vrijdagmiddag in de isoleercel waarin ze zat opgesloten. Een ingewikkelde ervaring die paniek veroorzaakte, maar het lukt Van der Helm haar uiteindelijk uit die cel te krijgen. Door samen met haar, haar familie en behandelaars het vertrouwen op te bouwen dat ze zichzelf en anderen geen pijn zou doen. 

De verhalen van onder anderen de kinderen in Van der Helms onderzoek kregen vleugels in 2022. Een petitie van Het Vergeten Kind leidde tot een ontmoeting tussen Kamerleden en slachtoffers van repressie in de gesloten jeugdzorg.

Daarna kwamen meer kinderen naar buiten met verhalen over wat ze overkwam nadat een kinderrechter had besloten dat ze thuis weg moesten – omdat ze een gevaar zouden vormen voor zichzelf of hun omgeving. 

‘Hulpverleners reageren vanuit onmacht met steeds hardere middelen, je krijgt een vicieuze cirkel’

Eenmaal in een gesloten instelling mochten ze de deur niet uit, konden ze worden vastgepakt en afgezonderd in een separeercel, en kregen ze andere vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd. Ze werden bijvoorbeeld gedwongen een anticonceptiepil te slikken. 

Van de mogelijkheden tot dwang maken instellingen veelvuldig gebruik, bleek uit de getuigenissen van jongeren en medewerkers. 

Peer van der Helm is daarom blij met het voornemen van de staatssecretaris om de gesloten jeugdzorg op te doeken, maar hij is ook bezorgd: zal het écht klaar zijn met het achter slot en grendel zetten van kinderen?

Hoe zijn we eigenlijk zover gekomen dat we niet-criminele jongeren gingen opsluiten?

‘Terugkijkend kun je concluderen dat er in de jaren ’90 een verkeerde afslag is genomen. Door een toename van wachtlijsten voor jongeren met gedragsproblemen en suïcidale neigingen ontspoorden die jongeren verder, door wegloopgedrag en drugsgebruik. 

Het idee was om ze in afwachting van behandeling tijdelijk onder te brengen in justitiële inrichtingen, in gevangenissen. Daar was nog plek, met als gevolg dat kwetsbare jongeren terechtkwamen tussen criminele jongeren. Zo konden slachtoffers van loverboys bijvoorbeeld worden opgesloten bij hun dader. 

Deze situatie duurde van 2001 tot en met 2008. Al vrij snel was er kritiek, omdat het ook toen al werd gezien als onwenselijk om kinderen met complexe problemen te plaatsen tussen jongeren met een strafblad. 

In 2008 kwam daarom een nieuw systeem: JeugdzorgPlus. Vanaf toen werden deze kwetsbare kinderen opgevangen in leegstaande gebouwen van jeugdgevangenissen die daar speciaal voor werden ingericht. Maar ze kwamen ook daar terecht achter dikke deuren. Als de medewerkers niet wisten wat ze met een jongere aan moesten, dan stopten ze die gewoon in een separeercel, voor even of voor langere tijd.’

Vroeg niemand zich bij de invoering af of dit kinderen niet met een extra trauma zou opzadelen? 

‘Nee, ik ook niet. Ik had dat vooraf niet door. 

Er kwamen veertien instellingen die de nieuwe gesloten jeugdzorg in de jeugdgevangenissen op zich namen. Wij dachten: dat komt daar goed. Maar tien jaar en veel onderzoek later zagen we dat het niet goed kwam. Het personeel greep te hard in en kinderen kwamen geregeld in een isoleercel terecht. 

Kinderen met extreme problemen worden angstig door dichte deuren. Ze gingen gekke dingen doen, waar hulpverleners vervolgens weer repressief op reageerden. Ze werden bijvoorbeeld hardhandig naar de grond gewerkt of afgezonderd. Daar is opnieuw een verkeerde afslag genomen.’ 

Voor sommige jongeren blijft vrijheidsbeperking nodig, zegt de staatssecretaris. Bijvoorbeeld in een kindvriendelijke afzonderingsruimte. Wat vindt u daarvan?

‘In mijn ogen is dat jeugdzorgPlus light

Ik ben daar niet voor, omdat de problemen waar de gesloten jeugdzorg nu mee kampt dan gewoon weer terugkeren. Bij de lichtere versie heb je weliswaar een open buitendeur, maar als binnen de kamer op slot gaat, dan kap je alsnog het gesprek af. Met als gevolg dat jongeren in paniek raken. Opsluiten tast fundamentele basisbehoeften aan. Dat is inmiddels bewezen.’

Wat de staatssecretaris wil is dus niet wenselijk?

‘Nee, als je kinderen goed wilt kunnen behandelen, dan realiseer je dat niet door te straffen en te belonen. 

In heel veel gevallen is het agressieve gedrag van jongeren juist een uiting van onderliggend trauma. Wanneer we dat trauma niet behandelen en kinderen opsluiten, komt daar nog meer trauma bij en nog meer probleemgedrag. En dan zeggen we: Zie je wel dat opsluiten nodig was!

Je hoeft de deuren niet dicht te doen als je zorgt voor meer personeel. Maar daar komt het verdienmodel om de hoek kijken. Het kost meer tijd om aandacht te geven en om een goed gesprek te voeren. Daar heb je ervaren personeel voor nodig, dat op een andere manier kan en durft te werken.

In het verleden werd je zonder nadenken in een isoleercel gezet als je gillend over het terrein rende. Maar het is beter om op zo’n moment samen op een bankje onder een boom te gaan zitten en te praten. 

Kinderen kopiëren het gedrag van de hulpverlener. Als een begeleider boos wordt, wordt het meisje ook bozer. Als je rustig blijft, wordt zij rustiger, waardoor je in gesprek kunt komen. Het scholen van medewerkers is daarom essentieel. Het gaat om een totale cultuurverandering.’

In het Kamerdebat van begin februari stelde Van Ooijen dat straffen en belonen in combinatie met vrijheidsbeperkende maatregelen verboden is. Hoe kan het dan toch gebeuren?

‘Ik wijt dat aan professionele hulpeloosheid en aan personeelsgebrek. 

Het begeleiden van jongeren met ernstige problemen is topsport. Daarvoor hebben we onze beste mensen nodig. In het verleden namen we ex-mariniers aan. Dat bleek averechts te werken, omdat ze met jongeren gingen vechten.

Een repressieve aanpak leidt tot ongelukkigere kinderen, die juist probleemgedrag gaan vertonen. Hulpverleners denken dat ze het goede met ze voor hebben, maar uiteindelijk verharden deze hulpverleners ook. Vanuit hun onmacht gebruiken ze steeds hardere middelen, waardoor ze minder goed luisteren. Je krijgt een vicieuze cirkel waar je niet meer uitkomt.

Het allerbelangrijkste is zelfregulatie. Er was een meisje dat een jaar in een separeercel zat en alleen maar achteruit ging. De psychiater besloot haar mee naar huis te nemen. Het eerste wat het meisje deed, was naar het spoor rennen. Maar terwijl ze rende, ging bij haar de knop om. Ze besefte dat ze zelf verantwoordelijk is voor haar eigen bestaan. Als we jongeren vastbinden en in een separeer zetten, ontnemen we ze de kans om zelf verantwoordelijkheid te nemen.’

Maar als hulpverlener wil je iemand tegenhouden die naar het spoor rent.

‘Het is natuurlijk ook vreselijk, zo’n jongere kan dood gaan. Daarom moeten we in gesprek om te onderzoeken waarom hij of zij dood wil. Dat is niet een praatje van een half uurtje. Daar zijn veel gesprekken voor nodig, en inzicht, kennis en vertrouwen. Dat is een lang en soms frustrerend proces. 

Naar een jongere luisteren en die autonomie geven creëert onzekerheid, want het kan fout gaan. Dit tekent de kwetsbare positie van hulpverleners. Er is geen vast antwoord.

Het punt is ook dat hulpverleners bang zijn het verkeerd te doen en problemen te krijgen met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Maar je hoeft geen problemen te krijgen met de Inspectie wanneer je gezamenlijk – de behandelaar, de psychiater, de internist, de begeleiders en de ouders – een besluit neemt en dat goed onderbouwt.’

Dan zegt u eigenlijk: het risico dat het fout gaat moeten we maar nemen?

‘We kunnen risico’s niet uitsluiten in het leven, maar we kunnen wel verantwoord professioneel handelen. 

Als we zien dat hulpverlening het tegenovergestelde bereikt, moeten we kritisch nadenken en niet doorgaan op de weg die we al gingen. Dat is juist de kracht van ons als mensen, dat we kritisch kunnen nadenken over ons eigen handelen.’

Sommige instellingen blijven vasthouden aan het wettelijk toegestane gebruik van repressieve middelen, zoals het isoleren en fixeren van jongeren. Ook al zouden ze inmiddels moeten weten dat die niet effectief zijn. Hoe komt dat?

‘Omdat de medewerkers onderdeel zijn van het systeem en gewend zijn zo te werken. En ze kampen ook nog eens met een personeelstekort. 

Maar kinderen moeten veilig zijn. Als het niet lukt om de cultuur te veranderen, is het enige dat je nog kunt doen zo’n locatie sluiten.’

Follow the Money publiceerde eerder over een meisje met zeer ernstige problemen (zelfbeschadiging, eetstoornis) dat zes weken lang meer dan twintig uur per dag in haar kamer moest blijven. Om haar ‘te stabiliseren’, zei de instelling.

‘Ja, dat is herkenbaar. Dat is dus een denkfout die wijdverbreid is. Mensen zijn geen wasmachines die je even kunt resetten. Mensen stabiliseren niet van repressie. Het wordt er juist alleen maar erger van.

Heel veel van deze kinderen hebben te maken gehad met vroegkinderlijk trauma. Het is daarom belangrijk dat ze zo snel mogelijk kunnen beginnen met traumatherapie. 

Het probleem is alleen dat hier een enorme wachttijd voor is. We zouden wat mij betreft meer traumatherapeuten op moeten leiden, maar daar verzet de ggz zich tegen. De ggz wil dat alleen universitair geschoolden traumatherapie mogen geven. Zo wordt schaarste gecreëerd. Ik vind dat niet wenselijk.’

Maar eigenlijk heeft op dit moment niemand een goed antwoord op wat er met deze complexe groep kinderen moet gebeuren? 

‘Voor sommige jongeren met complexe problemen heeft de ggz geen oplossing. Dat was altijd al zo, we hadden en hebben geen magisch toverstokje. Maar op het moment dat ze het niet meer weten, verklaren veel instellingen zo’n kind als uitbehandeld.

Of ze beginnen er helemaal niet aan omdat het risicovol is, ook financieel. We hebben een marktsysteem ontwikkeld waarin instellingen financieel tegen elkaar op moeten bieden en dan wegen ze risico’s af.

Als de jeugdbescherming niet meer weet waar ze met een kind naartoe moet, en als de kinderrechter niet veel tijd heeft, dan is de gesloten jeugdzorg de gemakkelijkste oplossing. Maar de kinderen krijgen er niet wat ze nodig hebben.’

Wat is de uiteindelijke oplossing?

‘De uiteindelijke oplossing weet ik ook niet. 

Laten we aan elkaar toegeven dat we het gewoon niet weten. Als behandelaren blijven zeggen: ik kan je genezen, dan slaat dat de discussie dood. Er zijn maar weinig methodes die werken. Laten we dat erkennen en kijken wat dan wel werkt. 

Luisteren en geduld hebben werkt in ieder geval beter dan dwang, dat blijkt ook uit veel onderzoek. Als het gaat om professioneel handelen, vraag ik soms aan medewerkers: “Doe je dat ook met je eigen kind?” Dat zet ze wel aan het denken.’

Ondertussen is de hulpverlener wel verantwoordelijk voor de veiligheid van een suïcidaal kind.

‘Ik snap het morele dilemma, maar dan moeten we externe expertise erbij halen en samen kijken wat we gaan doen. In overleg gaan met alle partijen, zoals gemeente, jeugdbescherming, hulpverlening en school, maar ook met de ouders en het kind zelf. We noemen dat “gezamenlijke besluitvorming”. 

En we moeten met elkaar accepteren dat we het soms niet weten. Emeritus hoogleraar pedagogiek Jo Hermanns noemde dat destijds wrap around care, het nemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, niet door één hulpverlener alleen.’

Een van de nieuwe mantra’s is een-op-eenbegeleiding. In hoeverre is dat een oplossing? 

‘Dat kan best eventjes, om een crisis te voorkomen. Maar dat moet je niet te lang doen. Geen maanden of jaren. Een-op-eenbegeleiding is ook een vrijheidsbeperkende maatregel. Als je zelfs tot in de wc gevolgd wordt is dat heel repressief. Als je alles van iemand afpakt dan frustreer je de zelfregulatie.

Ik zou ervoor pleiten om kinderen niet meer uit huis te plaatsen. Daarvoor in de plaats moeten we het gezin thuis intensief begeleiden. 

En we moeten vooral luisteren naar de jongeren. Een keer de arm om de schouder leggen en zeggen dat het goed komt. Dat kan al veel helpen.

Als kinderen dan toch per se buitenshuis moeten wonen, zorg dan voor open deuren. We hebben onlangs onderzoek gedaan bij jeugdzorginstelling Schakenbosch in Leidschendam waar de deuren sinds maart 2022 open zijn. Er zijn nu minder incidenten, de sfeer is er meer ontspannen en de behandeling slaat beter aan. En opvallend: de poort is open en toch zijn er minder weglopers.’