Still uit de film ‘Wall Street’ (1987): Michael Douglas als Gordon Gekko

Still uit de film ‘Wall Street’ (1987): Michael Douglas als Gordon Gekko © Twentieth Century Fox

Voorbij de hebzucht, en de korte termijn

Het morele failliet van millennial Sywert van Lienden kleeft mogelijk zijn hele generatie aan, denken sommigen. Die zou egocentrisch zijn en alleen nog maar in de heilzame werking van het ongebreidelde marktkapitalisme geloven. Eric Smit betoogt dat juist deze generatie anders denkt en handelt.

Van alle films over het donkere hart van het westerse kapitalisme is Wall Street (1987) niet alleen de succesvolste; hij was ook een kolossale mislukking. Oliver Stone slaagde er als eerste regisseur in om de aantrekkingskracht van het rauwe gefinancialiseerde kapitalisme te verbeelden. Hij wilde met zijn film de moraal van de financiële wereld aanklagen, maar zorgde voor precies het tegenovergestelde.

Michael Douglas speelde de rol van Gordon Gekko, de corporate raider die model stond voor de verschroeiende hebzucht van Wall Street. Alleen werd Gekko in de ogen van het publiek geen schurk, maar een epische held. De in bretels en krijtstreeppak gestoken investeerder oefende niet alleen op de jonge hoofdpersoon – Bud Fox, gespeeld door Charlie Sheen – een magische aantrekkingskracht uit, maar ook op talloze jonge mannen en vrouwen in de echte wereld. Net als Fox trokken zij, met gecoiffeerde haren en gehuld in scherp gesneden pak, vervolgens naar de financiële hoofdsteden, waar kennelijk goud geld kon worden verdiend. Dat het in de film slecht afliep met Gekko en Fox, deerde ze niet.

Toen de financiële crisis twintig jaar later uitbrak, werd duidelijk hoe massaal de mentaliteit van Gekko zich inmiddels had verspreid

The point is, ladies and gentlemen, that greed, for lack of a better word, is good,’ oreert Gekko in de scène die als een van de hoogtepunten van de film geldt. Hij zegt dat tijdens de aandeelhoudersvergadering van Teldar Paper, het bedrijf dat Gekko voor eigen gewin uit elkaar wil trekken en verkopen. In de slotzin van zijn toespraak, waarin Gekko het disfunctionerende management van het bedrijf geselt en de loftrompet steekt over hebzucht, krijgt de Amerikaanse overheid er bovendien ongenadig van langs.

Gordon Gekko was deels geïnspireerd op enkele beurshandelaren die in de jaren tachtig furore maakten en waarvan er eentje, net als hij, achter de tralies belandde. Desondanks werd acteur Michael Douglas nog vele jaren op straat aangevuurd, vertelde hij later in een talkshow. ‘Mike, greed is good!’. Douglas was ‘verontrust’ hoe populair zijn filmpersonage bleek te zijn.

Toen de financiële crisis twintig jaar later uitbrak en de wereldeconomie in een diepe afgrond dreigde te storten, werd opeens duidelijk hoe massaal de mentaliteit van Gekko zich inmiddels had verspreid. En ook: hoe ver ethische grenzen waren overschreden.

Niet Hollywood, maar Chicago

Oliver Stone, Michael Douglas en Charlie Sheen kun je niet voor de latere financiële crisis van 2008 verantwoordelijk houden. De film Wall Street verbeeldde slechts wat toen al dik anderhalf decennium aan de gang was: de opkomst van het aandeelhouderskapitalisme. De man die daarvoor medeverantwoordelijk was, kwam niet uit Hollywood, maar uit Chicago. Zijn naam: Milton Friedman. Friedman, die in 1977 de Nobelprijs voor de economie kreeg, was een groot voorvechter van het vrijemarktkapitalisme en van een ingesnoerde overheid.

Het streven naar winstmaximalisatie werd de broncode van het moderne, op de korte termijn gerichte aandeelhouderskapitalisme

De speech van Gekko is een voortvloeisel van wat Friedman als het bestaansrecht van ondernemingen zag. In zijn boek Capitalism and Freedom (1962) definieert hij dat zo: ‘Een bedrijf heeft slechts één sociale verantwoordelijkheid: zijn middelen gebruiken en zich toeleggen op activiteiten die zijn bedoeld om zijn winst te vergroten, zolang het zich aan de regels van het spel houdt, dat wil zeggen, deelnemen aan open en vrije concurrentie, zonder misleiding of fraude.’

Volgens Friedman rust op de bestuurders van een onderneming de plicht zoveel mogelijk geld te verdienen voor de eigenaren ervan – in casu: de aandeelhouders – waarbij de overheid de bedrijfsleiding zo min mogelijk in de weg dient te staan. De definitie is simpel en duidelijk, laat zich eenvoudig in cijfers en centen vertalen en is daardoor aantrekkelijk.

De invloed van deze Friedman-doctrine moet niet worden onderschat. Zijn definitie van het doel van een onderneming – winstmaximalisatie – is in de westerse wereld gemeengoed geworden en werd de broncode van het moderne, op de korte termijn gerichte aandeelhouderskapitalisme dat overal wordt onderwezen en ook nu wereldwijd de effectenbeurzen in zijn greep houdt. Zelfs nu we weten dat dit vaak ten koste gaat van natuurlijke hulpbronnen, andere belanghebben en toekomstige generaties.

Bud Fox in de polder

De uitwassen van het aandeelhouderskapitalisme komen bij FTM vrijwel dagelijks voorbij. Van fraude met de uitstoot van dieselmotoren, het leegroven van staatskassen door bankiers en handelaren tot gifschandalen met ernstige gezondheidsconsequenties. Misstanden die verband houden met economische malversaties lijken ontelbaar en de dossiers daarover stapelen zich op. Daarom heten we ook Follow the Money: wie het beest wil vinden, moet het geldspoor volgen. 

Dat spoor leidt niet zelden naar de overheid, sinds de aanvang van de pandemie zelfs vaker dan ooit. Ons dossier Coronacrisis groeide sinds maart 2020 uit tot het meest omvangrijke dossier; inmiddels omvat het ruim 170 artikelen en podcasts. In de meeste daarvan speelt één ministerie een voorname rol: het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), dat er tegelijkertijd alles aan doet om zo min mogelijk openheid te geven

Een zaak die veel aandacht trok is de kwestie rond de Hulptroepen, waarin de zelfbenoemde ‘ondernemer’, mediapersoonlijkheid en voormalig CDA’er Sywert van Lienden (Rhenen, 30) de onbetwiste hoofdrol heeft. Van Lienden, een erudiete zonderling die qua voorkomen op een personage uit de jaren ’70 televisieserie Het kleine huis op de prairie lijkt, bleek qua karakter vooral gelijkenis met Bud Fox uit Wall Street te hebben, de jongeman die door zijn onstilbare honger naar geld en aanzien zijn familie en idealen verraadt, en zo uiteindelijk ten onder gaat.

Het drietal, dat consequent had beweerd hun inspanningen ‘om niet’ te verrichten, bleek wel degelijk op winst belust

Van Lienden en zijn zakenpartners Bernd Damme en Camille van Gestel raakten in april in opspraak vanwege een mondkapjesdeal ter waarde van 100 miljoen. Tegen het uitdrukkelijke advies van het Landelijk Consortium Hulpgoederen in kreeg het drietal de deal van VWS. Dit zonder dat ze zelf ook maar één euro hoefden in te leggen, want de financiering kwam – om tot op heden onopgehelderde redenen – geheel voor rekening van het ministerie.

Het drietal, dat naar buiten toe consequent had beweerd hun inspanningen ‘om niet’ te verrichten, bleek wel degelijk op winst belust. Hoewel ze er alles aan hadden gedaan om de miljoenen aan het oog van nieuwsgierige journalisten te onttrekken, ontdekten wij eind mei dat ze privé meer dan twintig miljoen euro in eigen zak hadden gestoken. De vroegere tafelgast van Matthijs van Nieuwkerk in De wereld draait door toucheerde liefst 9 miljoen. Hij zou het geld uiteindelijk een ‘maatschappelijke bestemming’ geven, verklaarde hij – nadat hij werd ontmaskerd.

De millennial-moraal

De maatschappelijke verontwaardiging over Van Lienden c.s. is groot. ‘Heeft Van Lienden de centen al terugbetaald?’ herhalen mensen op sociale media nog bijna dagelijks. De wrevel zit diep. Dat heeft alles te maken met de mengeling van de bekendheid, de arrogantie en de politieke connecties van de hoofdpersoon, de geur van corruptie die daar omheen hangt en natuurlijk met de misstand zelf. ‘Jezelf verrijken over de rug van de belastingbetaler en onder het valse mom van altruïsme,’ zo vatte publicist Casper Thomas het samen in een essay in De Groene Amsterdammer.

Thomas wijt het gedrag van team-Van Lienden aan ‘de millennial-moraal’ waarmee deze generatie werd opgevoed. Die kenmerkt zich door het idee dat de markt de oplossing biedt voor alle problemen. Van Lienden en veel anderen hebben een ‘aangeleerde lage dunk [van] de publieke sector,’ stelt hij. Een hele generatie, waartoe ook Thomas zelf behoort, moet het derhalve ontgelden. Dat je gedeprimeerd raakt door het immorele gedrag van de millennial Van Lienden is begrijpelijk, maar dit is overdreven zelfkastijding.

Van Lienden vertoont alle kenmerken van de charlatan die in zijn eigen leugens is gaan geloven. Zulke mensen zijn van alle tijden. Mogelijk is Van Lienden zelfs gewetenlozer dan Bud Fox – want waar het filmpersonage naïef de wereld van het grote geld binnentrad, kan Van Lienden die onschuld alleen maar veinzen; zijn misleiding was daarvoor te geraffineerd. Tegelijkertijd heeft Thomas een punt: ontegenzeggelijk is Van Lienden een kind van zijn tijd en wordt die tijd gekenmerkt door het bijna alles overwoekerende aandeelhouderskapitalisme waarvan ongebreideld ‘vrijemarktdenken’ een integraal onderdeel is. Maar om daar zijn hele generatie op af te rekenen, lijkt me niet terecht.

Je kunt het als jong hebzuchtig mens ook goed voorhebben met de mensheid. Neem nu de Amerikaanse millennial Sam Bankman-Fried (29). Hij speelde slim in op de digitale gold rush van de afgelopen jaren en legde zich toe op cryptovaluta. Bankman-Fried – ‘SBF’ voor intimi – is de oprichter van FTX, een handelsplatform voor derivaten van cryptovaluta, waarmee hij zijn grote wens verwezenlijkte: gigantisch rijk worden. Hij deed dat in recordsnelheid en op een schaal waarmee hij zelfs Facebook-oprichter Mark Zuckerberg achter zich liet. Binnen drie jaar wist hij een vermogen van naar schatting 18 miljard dollar te verwerven. Daarmee is hij volgens de Financial Times de rijkste twintiger op aarde.

Veel geld verdienen betekent voor deze crypto-miljardair dat hij de middelen in handen heeft om anderen goede dingen te laten doen

SBF is open over zijn drijfveren: hij doet het om het geld, zo liet hij zakenblad Fortune weten. En – een motief dat gouddelvers minder vaak koesteren – om zoveel mogelijk goed te doen voor de wereld. Want veel geld verdienen betekent voor deze jonge crypto-miljardair dat hij de middelen in handen heeft om anderen goede dingen te laten doen. Zo doneerde hij 5,2 miljoen dollar aan de verkiezingscampagne van Joe Biden en eerder al miljoenen aan initiatieven die het welbevinden van dieren bevorderen – SBF is veganist – en aan organisaties die zich bezighouden met de potentieel existentiële dreiging van kunstmatige intelligentie. 

Een soort van greed to do good

De uitkomst van een rekensom

Effectief altruïsme heet de stroming van weldoeners waartoe SBF zich rekent; aanhangers pleiten ervoor om op basis van feiten en logica middelen aan goede doelen ter beschikking te stellen die maximale resultaten opleveren. Zo’n aanpak is hem op het lijf geschreven. De miljardair heeft een groot talent voor rekenkundig en modelmatig denken: hij stopt een vraagstuk het liefst in een spreadsheet en komt dan tot een besluit.

Daarnaast werd hij beïnvloed door zijn ouders, die beiden aan de Stanford University doceren en ervaren utilitaristen zijn. Die filosofische stroming stelt dat je het nut van een handeling kunt afmeten aan de mate waarin die het welzijn en geluk van alle mensen (en eventueel ook dieren) bevordert. ‘Goed doen’ wordt zo de uitkomst van een rekensom.

Het echte rekenwerk hoefde SBF niet eens zelf te doen. William MacAskill, een van de grondleggers van het effectief altruïsme, had de som al eerder gemaakt. ‘To save the world, don’t get a job at a charity; go work on Wall Street,’ heet het artikel dat hij in 2013 publiceerde. De essentie van zijn argumentatie past op de achterkant van een sigarendoos: je kunt de wereld beter helpen wanneer je heel veel geld bij een bank verdient om dat vervolgens grotendeels aan goede doelen te besteden, dan door zelf bij een goededoelenorganisatie te gaan werken. Het waren de gesprekken met MacAskill die Bankman-Fried naar de financiële sector voerden en uiteindelijk naar de wereld van crypto’s.

De onderliggende aanname in deze denkwijze – om goed te kunnen doen moet je bij een goededoelenorganisatie of in de hulpverlening werken – laat echter een wereld aan mogelijkheden buiten beschouwing. Ook bedrijven kunnen goed doen, en hun missie en bedrijfsmodel daarop afstemmen. 

Dat laat het enorme potentieel van ondernemingen om zelf intrinsiek bij te dragen aan een betere wereld buiten beschouwing

SBF is au fond overtuigd van de heilzame werking van de Friedman-doctrine. In zijn ogen dienen alle activiteiten van een onderneming de eigenaren ervan ten goede te komen. Wie ook aan andere belanghebbenden denkt, zal merken dat het bedrijf niet maximaal rendeert, en bijgevolg kan de eigenaar minder geld aan goede doelen schenken. Dit klinkt logisch, maar die redenering laat het enorme potentieel van ondernemingen om zelf intrinsiek bij te dragen aan een betere wereld – ook wanneer dat ze minder geld oplevert – buiten beschouwing. Op dezelfde manier onderschat SBF de capaciteit van ondernemingen om onmetelijke schade toe te brengen aan de aarde, of aan samenlevingen.

Dat blijkt al uit het type onderneming waarvoor hij heeft gekozen. De cryptowereld is het nieuwe Wilde Westen van het kapitalisme. Er zijn tal van voordelen denkbaar, niet het minst voor landen waar armoede heerst, maar die zijn voorlopig theoretisch. Minder theoretisch is het speculatieve karakter van cryptovaluta, de hoge mate van instabiliteit die daarmee gepaard gaat en de mogelijkheden die ze bieden voor fraude en witwassen. En op strenge marktmeesters heeft SBF het niet echt begrepen: hij verplaatste zijn crypto-onderneming FTX willens en wetens naar Hong Kong, omdat de toezichthouders in de Verenigde Staten een aantal diensten die zijn bedrijf levert, inmiddels hebben verboden.

De ‘ethische generatie’

Kortom, op de maatschappelijke missie van Bankman-Fried valt het nodige aan te merken, maar het lijdt geen twijfel dat hij oprecht anders in de wedstrijd zit dan veel andere ondernemers die pas aan maatschappelijke belangen of doneren denken wanneer hun eigen buit binnen is, hun derde huis is gebouwd en hun eerste superjacht van werfhelling is gerold. 

Maar net als die vermogende types is SBF ervan overtuigd dat het beter is om zelf te bepalen waaraan je doneert, dan dat aan een ander over te laten – lees: aan de overheid. Precies die mentaliteit stelde de Amerikaanse schrijver Anand Giridharadas aan de kaak in zijn boek Winners Take All (2018). De ‘powerelites promoten en geloven in het idee dat maatschappelijke verandering in de eerste plaats moet worden nagestreefd via de vrije markt en vrijwillige actie, en niet via openbare lichamen en wetten en het hervormen van systemen die alle mensen delen,’ schrijft Giridharadas. De vermogende winnaars menen dat zij beter dan overheden in staat zijn de problemen van samenlevingen op te lossen, en laten dat liever niet over aan democratische processen en collectieve actie. Ze zijn dan bovendien in de positie dat zij kunnen definiëren wat de problemen zijn

Er zijn gelukkig ook voorbeelden van vermogenden die daar anders over denken. Het Financieele Dagblad interviewde onlangs de millennial Marlene Engelhorn (1992), telg uit een Duitse miljardairsfamilie die de grondleggers van chemieconcern BASF zijn. Zij wil 90 tot 95 procent van haar erfenis weggeven en is actief in de beweging Tax Me Now, die pleit voor de herinvoering van de vermogensbelasting in Duitsland. ‘Voor problemen die iedereen aangaan hebben we een werkende herverdelingsstructuur. Dat heet fiscaal beleid. Je moet dat goed inzetten en niet steeds uitzonderingen maken voor rijke mensen.’

Rijken onder de 40 zijn meer geïnteresseerd in duurzaamheid dan de gemiddelde vermogende

SBF en Engelhorn zijn niet de enige jonge rijken die het anders willen aanpakken. Capgemini’s World Wealth Report van 2020 liet zien dat rijken onder de 40 meer zijn geïnteresseerd in duurzaamheid dan de gemiddelde vermogende. Dat is niet alleen bij miljonair-millennials zo, dat patroon is over de hele linie zichtbaar, zo blijkt. Millennials zijn, meer dan de generaties voor hen, op zoek naar ‘purpose’. Ze worden daarom ook wel de ‘ethische generatie’ genoemd.

Volgens het onderzoek van Capgemini is ‘toewijding aan duurzaamheid van cruciaal belang voor de betrokkenheid van medewerkers, de werving en het behoud van talent.’ De consultancytak van Deloitte houdt onderzoekt al tien jaar het gedrag van millennials en vatte die bevindingen onlangs samen: ‘Millennials zijn [..] waardengedreven. Ze zijn er sterk van overtuigd dat zaken een doel moeten hebben dat verder gaat dan winst maken.’

Existentiële kwestie

Daarbij moeten die millennials wel worden geholpen: er zijn talloze bedrijven die roepen dat ook zij ‘om de wereld geven’ – de consultants van Deloitte, McKinsey etc. niet in de laatste plaats – terwijl ze in werkelijkheid meestal zonder scrupules op zoek zijn naar maximale winsten.

Neem farmaconcern Pfizer, dat ook stelt de wereld beter te willen maken: ‘We’re committed to quality healthcare for everyone. Because every individual matters.’ Dat is een façade. In werkelijkheid is het bedrijf hoofdzakelijk bezig de eenzijdig naar financieel rendement hongerende aandeelhouders te plezieren, en daarbij zo min mogelijk belasting te betalen.

Millennials prikken gelukkig vaak door de purpose bullshit van de naar talent speurende corporates heen. Bedrijven moeten de goede bedoelingen daadwerkelijk in bedrijfsprocessen integreren, anders werkt het niet. Volgens sommige onderzoeken hebben millennials zelfs ‘een natuurlijke scepsis ten aanzien van bedrijfsethiek, wat hen ertoe aanzet om te zoeken naar aanwijzingen dat bedrijfshandelingen authentiek zijn en voortkomen uit onzelfzuchtige motieven’. Zijdelingse activiteiten die worden beschreven als filantropie worden door millennials gewantrouwd, omdat zij vinden dat ondernemingen allereerst verantwoordelijk zijn voor de ethiek van hun eigen bedrijfsmatige activiteiten.

Toch durf ik optimistisch te zijn. Ik kan me eigenlijk niet veroorloven om dat niet te zijn

Een leeftijdgenoot van Casper Thomas, econoom en econometrist Adrian de Groot Ruiz, houdt zich al jaren bezig met de ontwikkeling van methoden om de ecologische en sociale kosten van bedrijfsactiviteiten nauwkeurig te meten. Zijn doel: de verborgen – en vaak afgewentelde – bedrijfskosten in beeld brengen en zo de werkelijke prijzen van producten laten zien. Pas dan kunnen we per bedrijf echt beter de verlies- en winstrekening voor toekomstige generaties opmaken. En juist dat is hard nodig.

Er is veel om ’s nachts zwetend wakker van te worden, zoals ik eerder als kind nachtmerries had over vallende atoombommen. De democratie staat wereldwijd onder druk, de toenemende ongelijkheid veroorzaakt overal grote maatschappelijke spanningen, en daar komt de uiterst zorgwekkende klimaatverandering nog bovenop.

Toch durf ik optimistisch te zijn. Ik kan me eigenlijk niet veroorloven om dat niet te zijn. Ik ben ervan overtuigd dat veel jongeren intrinsiek gemotiveerd zijn om bij te dragen aan een betere wereld, en dat ouderen in toenemende mate lijken te snappen dat een samenleving alleen waarde heeft wanneer die ook voor het nageslacht leefbaar is. Dat we het anders moeten doen, is immers niet langer alleen een morele plicht – het is inmiddels ook een existentiële kwestie.