Protest tegen uploadfilter, dec. 2016. Foto: Christian Schneider

Protest tegen uploadfilter, dec. 2016. Foto: Christian Schneider © https://commons.wikimedia.org/wiki/File:No-Upload-Filter_Verteilaktion_(6).jpg

Lang leve het internet!

Op 30 maart prees Jan Kuitenbrouwer hier op FTM de zojuist aangenomen richtlijn ter bescherming van auteursrecht op internet. Eindelijk gerechtigheid, lang leve het uploadfilter, riep hij. Menso Heus – eerder werkzaam bij Free Press Unlimited – denkt daar anders over. De entertainmentindustrie houdt volgens hem te veel vast aan oude modellen.

Wanneer partijen die gewoonlijk recht tegenover elkaar staan het ineens roerend eens zijn, is er iets aan de hand. Als Shell en Milieudefensie eendrachtig roepen: dit moet je niet doen, moet je je als wetgever wellicht eens flink achter de oren krabben. Precies dit gebeurde met de nieuwe Europese richtlijn voor auteursrecht. Organisaties als Bits of Freedom, EDRi en de Electronic Frontier Foundation, die felle kritiek hebben op partijen als Facebook en Google, stonden ineens zij aan zij in de strijd. Niet tegen auteursrecht, maar tegen een uploadfilter.

Het uploadfilter moet zorgen voor een nieuwe manier van auteursrechtenbescherming. Tot nu toe moest je, wanneer je als rechthebbende constateerde dat jouw materiaal ten onrechte op YouTube was gezet, een klacht indienen bij Youtube. Die verwijderde dat materiaal dan en daarmee was het probleem opgelost. De entertainmentindustrie vond die aanpak echter tekort schieten: zij zag liever dat er op voorhand iets aan werd gedaan. Er moest een filter komen dat zorgde dat werk waarop auteursrecht rust, niet eens op internetplatforms geplaatst kon worden.

De verdwijntruc die niet doorging

In de eerste versies van de Auteursrechtenrichtlijn was sprake van een copyrightfilter. Dat zou auteursrechtelijk beschermd materiaal weren van platforms als Facebook en YouTube. Iedereen met ook maar een greintje verstand van techniek zei dat zoiets technisch onhaalbaar was. Dus verdween de term uit het voorstel, maar de rest van de tekst bleef hetzelfde: platforms moesten auteursrechtelijk beschermde content vooraf weren.

Axel Voss, de indiener van het voorstel, twitterde trots dat nu het filter uit het voorstel verdwenen was, de tegenstanders gerust konden zijn. Op de vraag hoe het voorstel in de praktijk geïmplementeerd kon worden zonder zo’n filter, kwam echter nooit een bevredigend antwoord. Binnen een week nadat de richtlijn werd aangenomen, hadden ook de voorstanders van de richtlijn het ineens weer volop over een uploadfilter, want dat was toch eigenlijk de enige manier.

Filterfoutjes

Mensen maken soms fouten met het schiften van informatie. Zo refereerde Kuitenbrouwer in zijn FTM-column aan een interview met een ex-Facebook-medewerker over filters, dit om zijn stelling te ondersteunen dat die tegenwoordig ‘verbluffend goed’ werken. Maar dat gesprek ging over het weren van terroristische propaganda. Over het uitfilteren van auteursrechtelijk beschermd materiaal zegt dezelfde man echter: ‘Ik denk dat het bij terrorismebestrijding succesvol is geweest, omdat daar zo’n sterke samenwerking is geweest [..]. Wat het auteursrecht betreft, ben ik er niet zo zeker van dat we dezelfde resultaten kunnen bereiken.’

Filterfoutje van Jan, zullen we maar zeggen.

Het geautomatiseerde systeem van YouTube verwijdert die video’s niettemin telkens weer

Er is momenteel maar één groot platform dat een geautomatiseerd contentfilter heeft, en dat is YouTube. Hun Content ID systeem heeft circa 100 miljoen dollar gekost en controleert YouTube-video’s op auteursrechtelijk beschermd materiaal. Techdirt publiceerde een mooi overzicht hoe hopeloos fout dat kan gaan.

Het stuk beschrijft een rapper die een bepaald melodietje heeft gelicenseerd en in een van zijn nummers gebruikte. Het probleem is dat tal van anderen dat ook hebben gedaan, en YouTubes controlesysteem nu ten onrechte meent dat die anderen, al hebben zij óók een licentie voor dat riedeltje, inbreuk maken op het auteursrecht van de rapper die het als eerste in een video op YouTube gebruikte. In een ander voorbeeld heeft iemand ooit een licentie gekocht voor een muziekje onder zijn video’s, waarna de rechten daarvoor zijn overgedragen aan een ander bedrijf. Dat andere bedrijf erkent dat de uploader een licentie heeft, maar het geautomatiseerde systeem verwijdert die video’s niettemin telkens weer. De uploader moet elke keer wanneer dat gebeurt, een klacht bij YouTube indienen.

Nu is het herkennen van een melodietje niet echt moeilijk – je telefoon kan het ook –, maar zulke systemen moeten straks ook bepalen of iets een parodie is, dat je iemand citeert, of dat je inbreuk pleegt. Hoe dat moet, kan niemand je vertellen. Maar als jij straks een fragment uit Nieuwsuur wilt uploaden omdat iemand daar iets zei dat je wilt fileren, krijg je dat waarschijnlijk niet meer online. Een LuckyTV-filmpje waarin Trump en Clinton samen een liedje zingen? Dikke kans dat dat niet meer door de filters komt. Wat niet helpt: voor de grote platforms is er geen enkele incentive om niet buitengewoon streng te gaan filteren: als ze iets onterecht doorlaten krijgen zij een boete, als ze iets onterecht blokkeren is er niemand die dat ooit te weten komt – behalve de uploader.

Om de zaak nog ingewikkelder te maken: de 27 EU-lidstaten mogen allemaal zelf bepalen hoe ze hun nationale wetgeving aanpassen om aan de richtlijn te voldoen. Dat betekent dat Spanje, Tsjechië, Ierland en Malta onderling kunnen afwijken in hun implementatie ervan, en een platform als YouTube dus 27 verschillende filters zou moeten inrichten. De kans dat YouTube dat doet, is klein. Waarschijnlijk zal het bedrijf de strengste implementatie van de richtlijn als toetssteen nemen, waar je, ook indien Nederland voor een soepeler regeling kiest, je aan hebt te houden.

Van oude industrieën, de dingen, die voorbij gaan

In de begindagen van het internet werd snel duidelijk dat het medium zich perfect leende om digitale informatie uit te wisselen. Terwijl aarzelend de eerste paar webwinkels ontstonden waar je per post cd’s kon bestellen, knutselden handige jongens op zolderkamers enthousiast applicaties als Napster in elkaar, waarmee mensen digitaal muziek konden uitwisselen – illegaal. Je hoefde nu niet meer wekenlang te wachten op een cd uit Amerika, maar kon binnen een paar minuten luisteren naar het nummer dat je zocht. Op de website AllOfMP3 kon je illegaal, maar tegen een kleine vergoeding, downloaden wat je wilde. Zo liet piraterij zien dat er een markt was, én dat mensen bereid waren te betalen voor digitale content.

Piraterij won het niet van de legale markt; er wás simpelweg geen legale markt

Maar in plaats van in te spelen op die behoefte, zoals je mag verwachten van organisaties wier taak het is het werk van hun artiesten te slijten, deed de muziekindustrie niets. Piraterij won het niet van de legale markt; er was simpelweg geen legale markt.

Als het tot 2015 duurt eer het werk van The Beatles online te koop is, moet je niet raar opkijken wanneer consumenten dat in de tussentijd allang zelf hebben geregeld. Als het internet in rep en roer is over Game of Thrones en mensen die serie dolgraag willen zien, moet je ’m als de sodemieter online aanbieden, en niet de consumenten voorhouden dat het vanwege een exclusieve licentie-deal helaas nog twee jaar zal duren voordat zij het in hun land legaal mogen bekijken.

En dat ge-emmer van distributeurs die klanten in de wielen rijden, gaat tot de dag van vandaag door. Welke Spotify-gebruiker neemt er nu een abonnement op iTunes bij, zuiver omdat een artiest een exclusieve deal met Apple sluit? Niemand. Nu de tech-giganten waarop de entertainmentindustrie zo graag afgeeft, in het gapende gat zijn gesprongen dat de muziek- en video-aanbieders voor ze heeft laten liggen, en de tech-giganten geld verdienen met de legale distributie van content, vindt diezelfde entertainmentindustrie ineens dat ze tekort gedaan wordt. De voornaamste reden dat het uploadfilter werd geopperd, is dat de entertainmentindustrie vond dat platforms als YouTube  te weinig betaalden in vergelijking met muziekplatforms. Via een nipte meerderheid wisten ze de EU daarin mee te krijgen.

The value gap

Dat vergoedingsverschil – het verschil tussen wat muziekplatforms aan de licentiehouders betalen, en wat YouTube hun vergoedt – heet de ‘value gap’. Er is een mooie pdf waarin de vakvereniging van de muziekindustrie het probleem uitlegt. Mijn favoriete citaat: ‘[Digitalisering] heeft grote tech-bedrijven in staat gesteld om gigantische winst te maken door het consumenten makkelijk te maken om bijna elk nummer dat ooit is opgenomen in hun broekzak mee te nemen, via hun telefoon, terwijl songwriters en artiesten hun inkomen zien dalen.’ U leest het goed, de muziekindustrie beklaagt zich erover dat anderen de consument eindelijk biedt waar die om vraagt.

Die value gap is overigens vrij eenvoudig te verklaren: de consument betaalt Spotify een tientje per maand om naar muziek te luisteren. Op YouTube bekijken mensen video’s waar eventueel auteursrechtelijk beschermd materiaal tussen zit en betalen ze niets, behalve dat ze advertenties te zien krijgen. Dat is een compleet ander verdienmodel, met andere inkomsten.

De muziekindustrie  haalde in 2018 19,1 miljard binnen; 10 procent daarvan kwam van YouTube

Mensen gebruiken premium streamingdiensten als vervanger van de radio: om muziek te luisteren. Mensen gaan naar YouTube om allerlei video’s te bekijken; niemand gebruikt YouTube als radiodienst. Je vergelijkt dus appels met peren – en omdat die niet hetzelfde smaken moet het hele internet er maar aan geloven?

Google keerde de muziekindustrie in 2018 overigens 1,8 miljard dollar uit aan advertentie-inkomsten. De totale inkomsten van de muziekindustrie bedroegen in dat jaar 19,1 miljard. YouTube alleen al draagt daaraan dus circa 10 procent bij, terwijl het niet eens een streaming platform is. Daarnaast keerde Google ook nog eens 3 miljard dollar uit aan rechthebbenden wiens werk in andermans video’s verscheen.

De inkomsten van de muziekindustrie bedragen momenteel 68,4 procent van wat ze in 1999 waren, maar sinds 2015 trekken de revenuen flink bij. Opmerkelijk feit: die groei komt voor het grootste deel uit streamingdiensten. Die vijftien barre jaren tussen 1999 en 2015 beslaan precies de periode waarin piraterij welig tierde en de entertainmentindustrie annex licentiehouders koppig weigerden consumenten ook maar iets te bieden. De filmindustrie kende dit probleem overigens niet: daar stijgen de inkomsten stabiel: in Noord Amerika alleen al van 7.45 miljard dollar in 1999 naar 11,89 miljard in 2018.

Lobbyisten

De oppositie tegen het uploadfilter was breed, en zeer divers. Zo waren daar Tim Berners-Lee, de uitvinder van het wereldwijde web, en Vincent Cerf, wiens uitvinding van het internetprotocol ons het internet bracht. Zij vreesden allebei dat de vrijheid van internet door zo’n filter werd ingeperkt. Er waren mensenrechten- en persvrijheidsorganisaties, zoals Amnesty en Reporters Without Borders, die vreesden voor censuur. Er waren academici gespecialiseerd in intellectueel eigendom uit heel Europa, die voorstander waren van hervorming, maar niet op deze manier. Maar wat weten al die mensen er nu van? ‘Apocalyptisch gejammer,’ oordeelde Kuitenbrouwer.

Waarschijnlijk zullen een handjevol partijen voor het hele internet content gaan filteren

Het is verbazingwekkend hoe Kuitenbrouwer alle tegenstanders met legitieme argumenten afserveerde. Als het écht allemaal zo erg zou zijn, hadden de critici dat toch kunnen uitleggen, vond Kuitenbrouwer? Precies dat hebben tal van organisaties uitgebreid gedaan. Zo is er de angst dat content onrechtmatig verwijderd zal worden, zoals YouTube-filters nu al vaak doen. Er is angst voor verdergaande digitale surveillance: door de kosten van het ontwikkelen van een filter, zullen waarschijnlijk een handjevol partijen voor het hele internet content gaan filteren en zo een vergaand inzicht krijgen in wat mensen uploaden. En niets staat ze in de weg om die gegevens vervolgens door te verkopen.

Over kosten gesproken: YouTube kan gerust 100 miljoen dollar uitgeven voor een rammelend content filter, maar die nieuwe Nederlandse video-startup heeft dat geld niet en kan dus nooit de concurrentie aangaan. Die tech-giganten waar Kuitenbrouwer zo op afgeeft, worden door deze nieuwe wetgeving juist gesteund.

Tot slot

Is er dan helemaal geen lichtpuntje? Misschien wel. Toen de entertainmentindustrie haar materiaal niet op Netflix wilden zetten, ging Netflix zelf series en documentaires maken. Netflix heeft ondertussen een hogere market cap dan Disney. AT&T heeft Time Warner overgenomen. Amazon is zelf aan de slag gegaan. En de zogenaamde Artists Direct-categorie (artiesten zonder label) groeide vier keer zo snel als de reguliere muziekmarkt en is inmiddels goed voor zo’n 600 miljoen omzet.

Langzaam maar zeker snappen de tech-giganten en artiesten wat de entertainmentindustrie maar niet wilde snappen: je kunt het ook zelf doen. Met een beetje mazzel worden ouderwetse entertainmentbedrijven en licentiehouders de komende jaren opgeslokt door een internetbedrijf dat wel snapt hoe het internet werkt, en weet hoe consumenten bediend willen worden.