
Leijten: 'Inkoopmacht Achmea slaat volledig door in wijkzorgexperiment'
SP-kamerlid Renske Leijten probeerde het wijkzorgexperiment dat zorgverzekeraar Achmea start in vier gemeenten - zonder succes - te verbieden. Leijten maakt zich zorgen over druk op de prijzen en daarmee de lonen in de thuiszorg: 'In deze pilot slaat de inkoopmacht volledig door'.
Niet iedereen is enthousiast over de pilot met gebudgetteerde wijkzorg die Achmea deze zomer aankondigde. De berichtgeving op Follow The Money lokte een reactie per mail uit van SP-kamerlid Renske Leijten, die zich zorgen maakt over het experiment waarin Achmea in vier gemeenten de wijkzorg gaat aanbesteden. Haar belangrijkste bezwaren: in de pilot slaat de inkoopmacht van de zorgverzekeraar volledig door, het is niet controleerbaar of aanbieders op prijs of kwaliteit worden geselecteerd en Leijten voorziet een race to the bottom op prijsgebied. 'Of er nu gedumpt wordt met prijzen weten we niet. Kan ook nog niet gebeuren, omdat het een experiment is. Maar dit soort aanbestedingen hebben het wel in zich om een neerwaartse spiraal te laten zien.'
Onlangs diende Leijten een motie in, in een poging het experiment te stoppen. Die werd verworpen door de PvdA, CDA, VVD en D66.
En dus kon Achmea de aanbestedingsprocedure starten. Dat resulteerde onlangs in een selectie van negen aanbieders die de komende drie jaar wijkzorg gaan bieden in de gemeenten Zwolle, Utrecht, Hardenberg en Ommen.
Moeten we ons zorgen maken over de wijkzorgpilot? Een korte analyse van de risico's die Leijten aanstipt.
'Race to the Bottom'
Ten eerste is daar de vrees voor flink neerwaartse druk op de prijzen - en dus uiteindelijk ook de lonen - in de wijkzorg. Niet ondenkbaar: wie een driejarig contract voor wijkzorg wil binnenslepen heeft er belang bij zo laag mogelijk te gaan zitten met de prijs. Leijten: 'Dit experiment kan een voorbode zijn voor of zelfs een aanjager om de wijkverpleging in de uitverkoop te gooien. En er zijn altijd marktpartijen bereid om een lage prijs te offreren als zij zo hun concurrent uit kunnen schakelen. Ze hopen dan op een hogere (rechtzettend) tarief bij een volgende aanbesteding, als alle concurrenten al weg zijn.''marktpartijen offreren altijd graag een lage prijs als zij zo hun concurrent kunnen uitschakelen'Achmea liet eerder weten dat juist om te lage offertes te voorkomen er niet alleen een bovengrens maar ook een ondergrens was bepaald voor de thuiszorg in de betreffende gemeenten. Maar waar is die eigenlijk op gebaseerd? Een woordvoerder van de zorgverzekeraar licht toe dat de bovengrens gebaseerd is op de inschatting van kosten voor wijkzorg, de afspraken met de minister over de maximale zorgkosten, de verwachte bevolkingsgroei of -krimp en de verwachte extra kosten die verschillende beleidsmaatregelen de komende jaren met zich meebrengen. De ondergrens, in dit geval dus de spreekwoordelijke 'bottom', is gebaseerd op diezelfde inschattingen, plus de laagst geobserveerde index van werkelijke kosten ten opzichte van verwachte kosten. Met andere woorden: er is een vaste bodem, en die is bepaald door te kijken naar hoeveel er op dit moment bespaard wordt ten opzichte van verwachte kosten. Dat sluit niet uit dat er in de toekomst - als dit experiment breder uitgevoerd zou worden - enige druk op de prijzen zou ontstaan. Immers: de geschatte kosten zouden juist kunnen dalen of de politiek kan besluiten dat er minder geld voor wijkzorg uitgetrokken wordt. Maar een directe prijzenoorlog lijkt wel voorkomen met deze ondergrens. In de huidige pilot in ieder geval. Achmea laat zelf weten nadrukkelijk een prijsdump te willen voorkomen: 'Er is zorgvuldig naar de boven- en ondergrens gekeken die we de aanbieders hebben meegegeven, want we willen reële offertes, waarbij kwaliteit van zorg geborgd is.'
Inkoopmacht
In haar motie noemt Leijten de toename van inkoopmacht die Achmea zichzelf toekent in het experiment, die slaat volgens de politica volledig door. 'Wat zegt het feit dat vele aanbieders buiten de pot piesen over hun continuïteit van bedrijfsvoering? Blijven ze op de markt, stoten ze het onderdeel wijkverpleging af en kunnen ze dan überhaupt wel overleven?' Achmea koos uit 27 deelnemende organisaties uiteindelijk negen voorkeursaanbieders. Iedere gemeente heeft daarmee straks vier zorgorganisaties die de voorkeur genieten voor wijkzorg. Wat gebeurt er met de overige achttien? Wanneer het wijkzorgexperiment slaagt zullen huisartsen en ziekenhuizen in eerste instantie naar die vier voorkeursaanbieders doorverwijzen. Dat maakt overleven voor de overige partijen er in ieder geval niet makkelijker op. Zeker wanneer ook de overige zorgverzekeraars zich bij het experiment aansluiten. Of dat gaat gebeuren is nog niet duidelijk. De woordvoerder van Achmea legt uit dat iedere verzekeraar zelf beslist over de inkoop van wijkzorg, dat gebeurt in principe niet (zoals eerder het geval was) gezamenlijk: 'Het inkoopbeleid is dus alleen van toepassing op Zilveren Kruis verzekerden. Dit is de meerderheid van alle klanten in de pilotgebieden. Als andere verzekeraars dit beleid willen volgen kan dat, maar dat is niet aan ons.' Of huisartsen, ziekenhuizen en wijkteams van de gemeenten al hun cliënten en patiënten doorverwijzen naar de voorkeursaanbieders, of alleen de Achmea-verzekerden, blijft hun eigen keus, aldus Achmea.Het is de bedoeling van de pilot dat de voorkeursaanbieders marktleiders worden in hun wijkHet ligt voor de hand dat de voorkeursaanbieders marktleiders worden in hun wijk, dat is ook de bedoeling van de pilot. Daarmee bestaat ook het risico dat de niet geselecteerde aanbieders hun werkzaamheden (fors) zullen zien krimpen of zelfs van de markt gedrukt worden.
Bijdragen