Liberale rechtvaardigheid

In tijden van vergrijzing is meer belasting heffen over vermogen dat bij toeval werd vergaard liberaal rechtvaardig, betoogt Robin Fransman. 'Een samenleving die niet de prioriteit legt bij de jongere generaties, bij gezinnen en kinderen, is gedoemd een trage dood te sterven'

Liberalen polemiseren over de verhoging van de vermogensbelasting en in hoeverre die verigbaar is met de liberale beginselen. Als eerste kwam VVD-Kamerlid Helma Neppérus aan het woord. Zij 'voelt niets' voor het verhogen van de vermogensbelasting. Hierbij de tweede bijdrage van Follow the Money columnist Robin Fransman.   ‘Het laisser faire kan de vrijheid bevorderen, maar evenzeer belemmeren, wanneer door de onthouding der overheid de heerschappij van het toeval in de hand wordt gewerkt, de ongelijkheden der bestaande wetgeving worden bestendigd, en de overmacht van enkelen wordt begunstigd, is het laisser faire eene valsche leuze. Het bevordert niet de vrijheid, maar belemmert haar.’ Dat schreef de voorganger van Mark Rutte, de laatste liberale premier Cort van der Linden in 1886 in een brochure over de toekomst van de liberale partij. Het fenomeen dat van der Linden hier beschrijft doet zich in toenemende mate ook in Nederland voor. De herverdelingsmachine loopt niet meer alleen van hoge inkomens naar lage inkomens, maar steeds meer ook van jong naar oud en van arm naar rijk. We doen daarmee onze kinderen een groot onrecht aan. Het zijn onze eigen kinderen die we daarmee opzadelen met de kosten van de crisis en de vergrijzing.

Heerschappij der toeval

De generatie Nederlanders die geboren is tussen 1945 en 1965 mogen we met een gerust hart de Gezegende Generatie noemen. De snelle groei van de welvaart en de ontdekking van het aardgas in Slochteren maakten een forse verzorgingsstaat en een ruimhartige fiscus mogelijk. De mogelijkheden voor die generatie om vermogen op te bouwen waren zeer uitgebreid. Pensioenen op basis van eindloon, onbeperkte hypotheekrenteaftrek – ook op het tweede huis –, aftrek van consumptieve rente, belastingvrij vermogen opbouwen in Box 1, riante ontslagvergoedingen – al dan niet in stamrecht BV –, onbelaste optiewinsten bij beursgenoteerde ondernemingen: de mogelijkheden waren legio. Dankzij de lagere inflatie en lagere rentes vanaf 1982 kwam daar nog een sterke stijging van huizenprijzen, vastgoed en waardepapieren bij. Het is wat de liberaal John Stuart Mill unearned wealth zou noemen. Rijkdom die is vergaard, niet louter door eigen inspanning en verdienste, maar door toeval. En meer dan dat: dankzij de specifieke inrichting van politieke instituties en bijbehorende regelgeving. In 1848 schreef hij over de inrichting van een liberaal belastingstelsel: ‘It is not the fortunes which are earned, but those which are unearned, that it is for the public good to place under limitation’. Maar de Gezegende Generatie kon niet alleen vermogen opbouwen door toeval en ruime fiscale faciliteiten, maar ook door lage kosten voor levensonderhoud en een hoge graad van inkomensbescherming. Het onderwijs was gratis, studiebeurzen zonder beperking, huur- en ontslagbescherming, hoge uitkeringen en gratis langdurige zorg voor hun ouders, zodat ook de erfenis veilig was.
Ongelijkheden worden bestendigd, en de overmacht van enkelen wordt begunstigd
De zegeningen van de generatie 45-65 duren voort tot op de dag van vandaag. Grote vermogensbestanddelen, zoals de overwaarde van de eigen woning, Box 1 vermogen, en ook Box 2 vermogen, zijn de jure of de facto vrijgesteld van belasting. Vermogensafhankelijke bijdragen in de zorg zijn makkelijk vermijdbaar. Wie zijn hypotheek heeft afgelost, betaalt dankzij de Wet Hillen ook geen huurwaardeforfait meer. De onderste twee inkomensschijven van de inkomstenbelasting kennen hoge kortingen voor gepensioneerden. Ongeacht inkomen, ongeacht vermogen. Het Nederlandse belastingstelsel is daar degressief. Een jong huishouden betaalt meer belasting dan een gepensioneerd huishouden bij een gelijk inkomen. En als het gepensioneerde huishouden beschikt over een hypotheekvrij huis wordt dat verschil zelfs groter.

Herverdelingsmachine

De afgelopen jaren zijn de uitgaven aan zorg en AOW sterk gestegen. Dat is bijna volledig gefinancierd door hogere lasten voor werkenden. Tot 2040 stijgt het aantal 65+ers met circa 3,5% per jaar en de beroepsbevolking krimpt met -0,5% per jaar. Tegelijkertijd is de ongelijkheid in bruto lonen toegenomen. Het gevolg is dat de herverdelingsmachine steeds harder moet gaan lopen, enerzijds om de toegenomen ongelijkheid in bruto lonen te compenseren en anderzijds om de AOW en zorg te kunnen betalen. De pensioenpremies zijn sinds 2008 met 50% gestegen, dat zijn lagere netto inkomens voor werkenden, en een forse aanslag op de belastinginkomsten. De grootste herverdeling is daarmee inmiddels de herverdeling van jong naar oud. Dat is een onhoudbaar pad. Maar het is ook moreel onacceptabel.
De grootste herverdeling is de herverdeling van jong naar oud. Dat is een onhoudbaar pad. Maar het is ook moreel onacceptabel
Dat jongeren van nu het pensioen en de zorg van vermogende ouderen betalen zorgt er voor dat kinderen van ouders zonder vermogen, de erfenis van kinderen van ouders met vermogen veilig stellen. Het kan niet oneerlijker. Het grootste deel van het vermogen van ouderen is immers met hulp van de staat gerealiseerd: de fiscale facilitering van pensioen, eigen woningbezit, ontslagsysteem, tweede huisbezit, de lagere rentes. Er zijn relatief weinig mensen die hun vermogen echt louter en alleen aan eigen vlijt en spaarzaamheid te danken hebben.

Niet liberaal maar feodaal

De mogelijkheden tot vermogensopbouw zijn voor de jongere generatie fors kleiner dan voor hun ouders. Als je op een rij zet wat de generaties onder de leeftijd van 40 mislopen ten opzichte van hun ouders dan krijg je dit: Beperkte hypotheekrenteaftrek     vs             volledige hypotheekrenteaftrek; Lenen voor studie                             vs             volledige studiebeurs; Geen lijfrenteaftrek                          vs             onbeperkte lijfrenteaftrek; Met pensioen op 72                          vs             met pensioen op 62; Flexcontract                                       vs             vast contract; Hoge pensioenpremie                      vs             lage pensioenpremie; Volle pond betalen                            vs             10.000 euro korting na 65+; Alleen belaste vermogensopbouw vs             onbelaste vermogensopbouw in Box 1; Geen ontslagvergoeding                  vs             hoge ontslagvergoeding. Met andere woorden, de kosten van de schuldencrisis en de vergrijzing worden vooral gelegd bij de jongere generaties. Armoede komt nu meer voor onder jongeren dan onder ouderen. En bijna al het vermogen zit bij de generatie van 50+. Dat leidt ertoe dat jongeren in vergelijking tot hun ouders moeilijk zelfstandig vermogen kunnen opbouwen. Dus moeten zij het erven van hun ouders, of als gift ontvangen, bijvoorbeeld om geen studielening of hypotheek aan te hoeven gaan. Pech voor wie geen vermogende ouders heeft. Het erven kan op zichzelf, ook voor een liberaal, acceptabel zijn. Wat niet acceptabel is, ook niet voor een liberaal, is dat werkende jongeren van nu betalen voor rijke ouderen en zo de erfenis van hun leeftijdsgenoten veilig stellen. Dat is patrimoniaal kapitalisme en niet liberaal, maar feodaal. Het liberalisme staat voor gelijkheid van kansen, van individuele verantwoordelijkheid. Voorop staat de ‘productieve deugd’ van het individu en het recht om daar zelf de vruchten van te plukken. Jongeren van nu betalen echter – via de belastingen en dus door overheidsinmenging – een steeds grote deel van de zorg en het inkomen voor een grote groep vermogende ouderen met hoge inkomens. De effectieve tarieven van de belastingen over de verschillende grondslagen heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld.   Tabel 1: Effectieve tarieven per grondslag (bron: Eurostat, Taxation Trends 2013)                           2002                2012 Consumptie    23,3%              24,5% Arbeid              31,5%               38,5% Vermogen        23,8%              13,7%   Met als resultaat dat van de totale belastingopbrengsten het aandeel van vermogen daalt en van arbeid stijgt, zoals tabel 2 laat zien.   Tabel 2: Aandeel per grondslag van de totale belastingopbrengsten (bron: Eurostat, Taxation Trends 2013)                           2002                2012 Consumptie    30,2%              28,3% Arbeid              49,7%              57,5% Vermogen        20,1%              14,2% Totaal               100%               100% Binnen de Europese Unie kent alleen Zweden een hogere belasting op arbeid. En ook is bijna nergens in Europa het aandeel van belasting op vermogen zo laag. De afgelopen 10 jaar is de belastingdruk verplaatst van kapitaal naar arbeid, en daarmee de facto van oud naar jong. Omdat tegelijkertijd de lasten voor de AOW en de zorg sterk zijn gestegen, betalen de jongeren de kosten van de vergrijzing, terwijl de ouderen en hun vermogen worden ontzien. Natuurlijk, elke generatie moet dealen met de kaarten die zij geschud krijgt. Technologie, demografie, globalisering, de uitputting van Slochteren, daar kunnen we niets aan doen. Maar we moeten wel de overgang eerlijk delen.

Ten diepste onrechtvaardig

Wat natuurlijk meespeelt is dat de vermogensbelasting die we wel kennen, de vermogensrendementsheffing, ten diepste onrechtvaardig is. De belastingvrije voet is veel te laag en bij de huidige rentestanden is het fictieve rendement veel te hoog, waardoor ook het belastingtarief te hoog uitvalt. En natuurlijk is het ook zeker zo dat in zijn algemeenheid de overheidsuitgaven omlaag moeten en zo ook de belastingdruk moet worden verlaagd. Dat laat echter onverlet dat de verdeling van de belasting die we wel moeten heffen evenwichtig over de samenleving, de draagkracht en de generaties moet worden verdeeld. Elke euro waarmee we vermogen ontzien, moet immers door arbeid worden opgebracht. Er is ten principale geen verschil in eigendomsrechten tussen kapitaal en (de opbrengst van) arbeid. Mensen zijn eigenaar van hun vermogen, maar ook eigenaar van hun tijd, arbeid en alle opbrengsten daarvan. Daarin kan dus ook geen rechtvaardiging worden gevonden voor een verschil in behandeling. Dat al belasting betaald zou zijn over vermogen is deels onjuist en deels onvolledig. Over de waardestijging van het eigen huis of effecten is geen belasting betaald. Over schenkingen, erfenissen en de waardestijging van de eigen onderneming zijn in vergelijking met inkomen uit arbeid lage tarieven betaald. En dat we vermogen fiscaal moeten ontzien om investeringen te financieren is aantoonbaar onjuist. Het geld klotst in Nederland overal tegen de plinten en de rente is juist extreem laag, omdat er te weinig investeringsmogelijkheden zijn om al dat vermogen een nuttige en rendabele bestemming te geven. De oudere generatie moet zich serieus afvragen wat voor hun kroost het beste is. Een grote erfenis voor enkelen in een samenleving met een zeer hoge belastingdruk voor jongeren, of een wat kleinere erfenis in een samenleving waar werken loont en waar jongeren zelf vermogen kunnen opbouwen. Die laatste is liberaler. Een samenleving die niet de prioriteit legt bij de jongere generaties, bij gezinnen en kinderen, is gedoemd een trage dood te sterven. En dan zijn ook de vermogens en de pensioenen niet veilig.'     Robin Fransman was onder meer Adjunct-Directeur van Holland Financial Centre, Toezichthouder bij de AFM en Equity Analist bij van Lanschot Bankiers. Hij werkt momenteel aan de voorbereiding van een proefschrift over het verband tussen vergrijzing en de kredietcrisis. Robin Fransman is lid van de VVD Partijcommissie Financiën en columnist bij Follow the Money. Hij is bereikbaar op Twitter: @RF_HFC.  Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het derde nummer van Liberaal Reveil, de kwartaaluitgave van de Teldersstichting.