Minister Eric Wiebes gaf op 11 februari het Augustinus College een gastcollege over het klimaatakkoord, monteerde met hulp van een leerling een zonnecel in elkaar en beantwoordde vragen.

Minister Eric Wiebes gaf op 11 februari het Augustinus College een gastcollege over het klimaatakkoord, monteerde met hulp van een leerling een zonnecel in elkaar en beantwoordde vragen. © ANP / Anjo de Haan

Maak de energietransitie publiek en rechtvaardig, dat levert zoveel meer op dan schone energie

De private sector is niet in staat gebleken op de langere termijn betere, goedkopere en hernieuwbare energie te leveren. Wereldwijd draaien overheden privatiseringen in de energiesector terug. Hoog tijd dat zoiets in Nederland ook gebeurt, betoogt Lavinia Steinfort van het Transnational Institute. Kiezen voor klimaat levert meer op dan het kost. Dat is ook de insteek van de klimaatmars in Amsterdam komende zondag.

Binnen twaalf jaar moeten we radicale keuzes maken om de dodelijke gevolgen van klimaatverwoesting zoveel mogelijk te beperken. Marktwerking en privatiseringen hebben, ook in Nederland, gefaald in het aanslingeren van een echte, schone en rechtvaardige energietransitie. We hebben politieke daadkracht, democratisch eigendom en brede burgerinspraak nodig om van een vervuilende, fossiele energievoorziening naar hernieuwbare energiesystemen te gaan. Alleen dan kunnen we de klimaatverwoesting tegengaan en heeft een rechtvaardige energietransitie kans van slagen.

Welke energietransitie?

Wereldwijd is de CO2-uitstoot in 2018 zo’n 2,7 procent gestegen. Het ziet er naar uit dat er in 2019 nog meer CO2 zal worden uitgestoten. Hoewel sprake is van een kleine stijging in hernieuwbaar energieverbruik, neemt ook het verbruik van fossiele brandstof nog steeds jaar na jaar toe. Dat betekent dat we nog niet van een energietransitie kunnen spreken. Omdat beleggen in zonne- en windenergie nog niet winstgevend genoeg zou zijn, werd er in 2017 méér in olie en gas geïnvesteerd en 7 procent minder in hernieuwbare energie. Het vertrouwen in marktwerking heeft zich niet vertaald in de nodige investeringen om een echte energietransitie van de grond te krijgen.

Slechts 6,6 procent van de verbruikte energie in Nederland is schoon

In 2017 was slechts 6,6 procent van alle verbruikte energie in Nederland schoon. In 2020 moet dat 14 procent zijn. Nergens in Europa is dat gat zo groot. Onze regering vertrouwt er nog steeds op dat de private energiesector via marktwerking omschakelt naar schone energie. Het is tijd dat politici en beleidsmakers erkennen dat de grote private energiebedrijven, zoals Shell, ExxonMobil, Nuon (Vattenfall) en Essent (RWE) gefaald hebben om naar hernieuwbare energie om te schakelen.

Publiek betaalt private vervuiling

Sinds bekend is dat het verbranden van kolen, olie en gas leidt tot klimaatverandering, is CO2-uitstoot juist toegenomen: meer dan de helft van de wereldwijde CO2-uitstoot ging in de laatste 25 jaar de atmosfeer in.

Een deel van de oorzaak is de grote sommen publiek geld die naar de fossiele industrie gaan. Subsidies voor fossiele brandstof kwamen in 2015 neer op 5000 miljard Amerikaanse dollar per jaar oftewel 6,5 procent van het wereldwijde bruto nationaal product. Daarbij gaat veel geld naar belastingvoordelen, overheidsgaranties en subsidies, die diezelfde vervuilende energiebedrijven moeten verleiden in hernieuwbare energie te investeren. Overheden maken afspraken waarin ze garant staan voor de winsten van private bedrijven – ongeacht of de opgewekte energie uit hernieuwbare bronnen wordt gebruikt. Deze verspilling van publiek geld en energie, vies én schoon, kunnen we ons niet meer permitteren.

Private bedrijven blijven vieze energiebronnen greenwashen

Via maatschappelijke instanties direct publiek geld in energietransitie te investeren, is veel effectiever. In Duitsland zijn coöperatieve banken en lokale spaarbanken de belangrijkste financiers van energiecoöperaties, die verantwoordelijk zijn voor het installeren van de helft van alle hernieuwbare energiecapaciteit in het land.

Wanneer de verantwoordelijkheid van de transitie bij grote energiebedrijven ligt, blijven deze bedrijven vieze energiebronnen zoals aardgas en biogas, greenwashen voor financieel gewin. Private winst is en blijft de prioriteit van het bedrijfsleven en pensioenfondsen geven altijd voorrang aan private winst.

In het klimaatakkoord dat ervoor moet zorgen dat Nederland in 2030 49 procent minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990, krijgen vervuilende bedrijven er geld op toe. Volgens doorberekeningen van de FNV en milieuorganisaties strijkt de industrie met dit akkoord jaarlijks 450 miljoen euro aan subsidie op, terwijl huishoudens en het midden- en kleinbedrijf elk jaar 1450 miljoen euro moeten ophoesten.

Wereldwijd op de schop

Omdat de private sector niet in staat is gebleken op de lange termijn betere, goedkopere en hernieuwbare energie te leveren, grijpen overheden wereldwijd in. Dat doen zij door privatiseringen in de energiesector terug te draaien. Immers, privatisering heeft tot energiearmoede geleid, de overheid is met een privaat energiebedrijf duurder uit en burgers beseffen dat voor een energietransitie publiek eigendom, democratie en burgerinspraak cruciaal zijn.

In Europese landen kan gemiddeld 11 procent van de bevolking de energierekening niet betalen

Liberaliseringen en privatiseringen in de energiesector zorgen voor hogere energietarieven. In Europese landen kan daardoor gemiddeld 11 procent van de bevolking de energierekening eigenlijk niet betalen. Daarbovenop loopt 14 procent van de Europeanen acuut risico om in energiearmoede te vervallen. Vrouwen met een lager inkomen, in het bijzonder alleenstaande moeders, vrouwen van kleur, oudere vrouwen en vrouwen met een migratieachtergrond, zijn het kwetsbaarst in het huidige energiesysteem.

In Nederland kampen naar schatting 1 op de 10 huishoudens met energiearmoede. Tussen 2006 en 2009, twee jaar nadat de hele Nederlandse energiemarkt werd geliberaliseerd, steeg het aantal huishoudens dat meer dan 10 procent van het inkomen aan energie uitgaf met 40 procent.

In Duitsland namen tussen 2000 en 2017, vaak onder druk van burgers die zich hard maakten voor de Energiewende, minstens 284 gemeenten het elektriciteitsnetwerk weer in eigen beheer. Ook koos menig gemeente voor een eigen, publieke energievoorziening.

Wolfhagen was in 2006 één van de eerste Duitse gemeenten die haar elektriciteitsnetwerk weer in lokaal, publiek beheer bracht. Met de opbrengsten daarvan bracht de gemeente de energierekeningen omlaag, subsidieerde zij de lokale kinderopvang en verdubbelde het aantal banen. Om de nieuwe windturbine te financieren, richtten de Duitse inwoners een energiecoöperatie op, die nu mede-eigenaar is van het gemeentelijk energiebedrijf.

Binnen drie jaar leverde deprivatisering Hamburg 34,5 miljoen euro op

In Hamburg was het een succesvol referendum, in 2013 door de burgercampagne UNSER HAMBURG – UNSER NETZ georganiseerd, dat deprivatisering van het elektriciteits-, gas- en warmtenetwerk op gang bracht. Datzelfde referendum verplichtte de gemeente te zorgen voor een rechtvaardige, klimaatvriendelijke en democratisch georganiseerde energievoorziening op basis van hernieuwbare energiebronnen. Amper drie jaar later leverde dat elektriciteitsnetwerk Hamburg 34,5 miljoen euro op.

Dat bewijst dat de samenleving beter en goedkoper af is bij publiek en democratisch beheer van de energiesector zonder inmenging van private bedrijven. Niettemin hebben Den Haag, Rotterdam en Dordrecht besloten om energiebedrijf Eneco, waarvan zij nu de meerderheid van de aandelen bezitten, te privatiseren. Ongetwijfeld tot voordeel van het private bedrijf (zoals Shell) dat Eneco wil aankopen. Het nadeel zit in de hoeveelheid zand in de motor van een rechtvaardige energietransitie.

Daadkracht gevraagd

Landen met democratische energiesystemen lopen voorop in de energietransitie. Kijk maar naar koplopers Costa Rica en Uruguay. In 2017 werd 99,7 procent van de elektriciteit in Costa Rica opgewekt via hernieuwbare energiebronnen, die publiek en sociaal beheerd worden. Het staatsbedrijf, Costa Rica’s Elektriciteits Instituut (ICE) - in 1949 opgericht “om zich te verzetten tegen grote bedrijven en privaat kapitaal uit de elektriciteitssector te drijven” - wekt 66 procent van de hernieuwbare stroom op. Daarnaast genereren lokale en regionale publieke bedrijven en plattelandscoöperaties 7 procent.

Uruguay laat zien dat een energietransitie binnen tien jaar effectief kan zijn, dankzij een breed gedragen strategisch plan met concrete doelen en richtlijnen, en een democratisch staatsbedrijf. Sinds 2018 wordt zo’n 41 procent van de schone elektriciteit opgewekt door windenergie en een kleine 39 procent is afkomstig uit hydro-elektrische dammen.

Het is essentieel dat de lusten en lasten die de energietransitie met zich meebrengt eerlijk verdeeld worden. Vervuilers, zoals grootverbruikers, moeten de zwaarste lasten dragen. De energietransitie moet in de eerste plaats het belang dienen van diegenen die door het huidig energie- en klimaatbeleid in de kou blijven staan. Nederland moet verantwoordelijkheid nemen voor klimaatverwoesting, voor onze multinationals elders en voor de broeikasgassen die Nederlandse bedrijven al sinds de industriële revolutie uitstoten. In een eerlijke energietransitie betalen de grote vervuilers, niet de mensen die wereldwijd het minst verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis.