De coronapandemie zet de wereld op zijn kop. Wie betaalt de rekening? En wie profiteert? Lees meer

Het virus SARS-CoV-2, beter bekend als het coronavirus, dook eind 2019 op in de Chinese provincie Hubei. In een paar weken tijd veroorzaakte het een epidemie, waarna het zich over de rest van de wereld verspreidde. Begin maart 2020 verklaarde de World Health Organisation de ziekte tot een pandemie en gingen landen wereldwijd 'op slot'.

Met het coronavirus is een crisis van historische proporties ontstaan, niet alleen medisch, maar ook economisch. In de vorm van steunfondsen en noodmaatregelpakketen werden bedrijven wereldwijd met vele miljarden op de been gehouden.

Waar met geld gesmeten wordt, liggen misbruik en fraude op de loer. Daarom volgt FTM de ontwikkelingen op de voet. Wie profiteert van de crisis? En welke oplossingen dienen welke belangen? 

212 artikelen

De Europese Centrale Bank geeft miljarden uit om de rente laag te houden. Waar komt dat geld terecht? Lees meer

Het monetair beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) lijkt een ver-van-mijn-bed-show doorspekt met moeilijk jargon en financiële termen. In dit dossier onderzoekt FTM de implicaties het ECB beleid voor de burger. Wat houdt het lage-rentebeleid in en wat zijn de gevolgen van 'quantitative easing' (QE) voor Nederland? Bij wie komen de miljarden aan publiek geld terecht?

51 artikelen

Machtsspel stort Europa in een existentiële crisis

De coronacrisis legt bloot dat Europa geen doeltreffend crisisbeleid kan voeren. Onze economie staat op instorten, maar het beleid dat die ramp kan voorkomen, is illegaal. Is de EU in staat om haar verdragen op tijd te wijzigen of staan we voor een duivelse keuze tussen de rechtsgemeenschap en de muntunie?

Dit stuk in 1 minuut
  • Het Duitse Constitutioneel Hof, de hoogste rechtbank van Duitsland die regels en besluiten toetst aan de grondwet, oordeelde dat de Europese Centrale Bank (ECB) met haar ‘Quantitative Easing-beleid’ opereert buiten haar mandaat: het bewaken van de prijsstabiliteit. 

  • De ECB heeft drie maanden om zich te verantwoorden. Lukt dat niet, dan zal het Duitse Hof de Bundesbank verzoeken te stoppen met het opkopen van obligaties.

  • Dat kan uitmonden in een existentiële crisis voor de eurozone. Het opkoopbeleid van de ECB houdt de euro overeind. Zonder nieuw ECB-geld gaat een aantal eurolanden onherroepelijk failliet. Het Constitutioneel Hof kreeg daarom de woede over zich heen van zo’n beetje alle belangrijke instituten van de Europese Unie. 

  • De uitspraak van het Duitse Hof werpt tegelijkertijd een grotere vraag op: kun je monetair beleid wel los zien van economisch beleid, de rationale die ten grondslag ligt aan de onafhankelijkheid van centrale banken?

  • De enige legale manier om de euro te redden, lijkt een wijziging van de Europese verdragen. Aanpassing van het ECB-mandaat staat daarbij met stip bovenaan.

Lees verder

Op 5 mei draagt Andreas Voßkuhle, na een ambtstermijn van twaalf jaar, nog één keer de donkerrode toga van het Duitse Constitutioneel Hof in Karlsruhe. Het is zijn laatste dag als voorzitter van de hoogste rechtbank van Duitsland die regels en besluiten toetst aan de grondwet. Met rechts achter zich de zwart-rood-gouden vlag van Duitsland en aan de muur een enorm beeldhouwwerk van een adelaar, leest Voßkuhle – op gepaste afstand van zijn collega’s – het historische slotstuk van zijn carrière voor. Een oordeel dat niet alleen voor Duitsland belangrijk is, maar bepalend voor de toekomst van heel Europa. 

Het Duitse Constitutioneel Hof kwam met een stemming van zeven tegen één tot het oordeel dat de Europese Centrale Bank (ECB) met haar ‘Quantitative Easing (QE)-beleid’ opereert buiten haar mandaat: het bewaken van de ‘prijsstabiliteit’. Om precies te zijn: de ECB krijgt drie maanden de tijd om beter uit te leggen waarom het opkopen van staatsleningen via het Public Sector Purchase Programme (PSPP) wel ‘proportioneel’ zou zijn met haar doelstelling van 2 procent inflatie in de eurozone. Ofwel: heiligen het middel en de neveneffecten ervan wel het doel? 

Het Constitutioneel Hof vindt dat de ECB de economische effecten van haar monetair beleid, bijvoorbeeld de lage pensioenrendementen en de hoge huizenprijzen, niet goed heeft afgewogen. In de ogen van het Hof begeeft de ECB zich daarmee op het terrein van economisch beleid. Dat mag niet, want economisch begrotingsbeleid is volgens de Europese verdragen een bevoegdheid van nationale overheden. 

De uitspraak van het Hof gooit hiermee – onbedoeld – een veel grotere knuppel in het hoenderhok: kun je monetair beleid eigenlijk wel los zien van economisch beleid; de rationale die ten grondslag ligt aan de onafhankelijkheid van centrale banken?

Whatever it takes

Het PSPP is onderdeel van het ‘whatever it takes’-beleid waarmee de ECB sinds 2012 de financiën van overheden, banken en grote bedrijven in de eurozone ondersteunt. Het werd geïnitieerd door de Italiaanse ECB-president Mario Draghi, de voorganger van Christine Lagarde, die daarmee de bijnaam Super Mario vergaarde. Sinds 2015 heeft de ECB al zo’n 2700 miljard nieuwe euro’s gemaakt, waarvan er 2100 miljard zijn gebruikt voor het (indirect) financieren van overheidsschulden van eurolanden. Zonder dat nieuwe ECB-geld, ook wel de Big Bazooka van Draghi genoemd, waren ongeveer alle Europese banken en een aantal landen onherroepelijk failliet gegaan. Dat Super Mario met zijn whatever it takes-aanpak de muntunie bij elkaar heeft gehouden, wordt dan ook niet betwist. Wat het Duitse Hof nu wel ter discussie stelt: is dit louter monetair beleid gericht op prijsstabiliteit of is het ook economisch beleid? 

Voor het Constitutioneel Hof is dit een juridisch vraagstuk, voor de burgers van Europa bepaalt het hoe diep een economische crisis kan worden. De meeste economen zijn het er over eens dat de eurocrisis te voorkomen was geweest als de ECB na de kredietcrisis van 2008 eerder haar monetair beleid had verruimd. De Europese economie herstelde minder goed dan economieën van landen die wel meteen de rente verlaagden en de geldpers aangezwengelden, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De EU kwam daardoor in ‘een tweede golf’ van de kredietcrisis terecht: de eurocrisis. 

Econoom Ashoka Mody beschrijft in zijn boek Euro Tragedy hoe de beperkte aansprakelijkheid van de Europese Centrale Bank een belangrijke veroorzaker van die crisis was. Jean-Claude Trichet, de voorganger van Draghi, deelde destijds de lakens uit en liet zich daarbij leiden door zijn eigen ideologische overtuigingen en die van het clubje onafhankelijke ECB-bestuurders om hem heen. Mody verwoordt het als volgt: ‘Koppige besluitvorming kon maar doorgaan, omdat de ECB zijn positie tegenover niemand hoefde te verantwoorden.’ 

Van omstreden naar standaard

Dat gebrek aan democratische inspraak bestaat nog steeds. Maar afhankelijk van wie er aan de touwtjes trekt binnen het ECB-bestuur, kunnen de ideologische overtuigingen en het bijpassende beleid 180 graden draaien. Nadat Draghi eenmaal begon met QE, is het nooit meer afgebouwd. De ECB beschouwt het oorspronkelijk als zeer omstreden geachte instrument nu als een standaard beleidsmiddel binnen haar mandaat om de prijsstabiliteit te bewaken. Die vanzelfsprekendheid wordt echter volop betwist – ook binnen de eigen gelederen. Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank en lid van de Raad van Bestuur van de ECB, sprak zich op 13 september officieel uit tegen het ECB-beleid: ‘Het opnieuw opstarten van het aankoopprogramma van obligaties staat in geen verhouding tot de huidige economische omstandigheden, en er zijn gegronde redenen om de effectiviteit in twijfel te trekken.’ 

Het Duitse Constitutioneel Hof vindt nu net als Knot dat de proportionaliteit van het ECB-beleid niet voldoende wordt onderbouwd. Het Hof trekt niet meteen de stekker uit het PSPP, maar geeft de ECB drie maanden de tijd om uit te leggen waarom de economische effecten van het programma het mandaat niet zouden overstijgen. Dat mandaat beperkt zich immers tot monetair beleid. Doet de ECB dat niet, dan zal het Duitse Hof de Bundesbank, de centrale bank van Duitsland, verzoeken te stoppen met het opkopen van obligaties. Dat zou ernstige gevolgen hebben: de Bundesbank is de belangrijkste bank binnen het Europese Stelsel van Centrale Banken. Zonder de Duitse participatie komt de uitvoering van het opkoopprogramma in het geding. 

De beademingsapparatuur van de eurozone

Duitse bom onder Europese schuldenopkoop’ kopte de NOS op dinsdag 5 mei over de uitspraak van het Constitutioneel Hof. Die titel werd snel aangepast. Spreken van Duitse bommen onder het Europese samenwerkingsproject voor ‘de vrede’ is wat cru op de dag dat we onze vrijheid vieren in lockdown. Buiten Nederland werd de oorlogsvergelijking volop gemaakt: ‘Duitse rechters verklaren de oorlog aan de ECB en ‘Duitse rechtbank legt een bom onder de juridische orde van de EU’

Het Duitse Constitutioneel Hof confronteerde niet alleen de ECB. De uitspraak leidde ook tot een ruzie met het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) dat zetelt in Luxemburg. Die hoogste rechtbank van Europa werd in 2018 door het Duitse Constitutioneel Hof betrokken in deze zaak. De Duitsers stelden het HvJEU prejudiciële vragen om het Europese Hof zo de kans te geven zich te mengen in het debat en eventueel de ECB ter ‘verantwoording’ te roepen. 

Het HvJEU kwam tot het oordeel dat het ECB-opkoopprogramma wél ‘proportioneel’ is. De Duitse rechtbank legt dat oordeel nu naast zich neer en haalt uit naar het Europese Hof. Karlsruhe vindt dat Luxemburg zijn werk niet goed heeft uitgevoerd en verklaart het oordeel ‘buiten de bevoegdheid (ultra vires) van het Europese Hof.’ 

Zo kruisen plots de hoogste rechterlijke instanties van Europa publiekelijk de degens over de legaliteit van het beleid van het machtigste economische instituut van Europa

En zo bevinden we ons plots in een situatie waarin de hoogste rechterlijke instanties van Europa publiekelijk de degens kruisen over de legaliteit van het beleid van het machtigste economische instituut van Europa. 

Dat is geen juridisch niemendalletje. Het kan uitmonden in een existentiële crisis voor de eurozone. Willem Buiter, tot 2018 hoofdeconoom van Citigroup, schreef op Project Syndicate: ‘Tijdens een diepe economische crisis kan dit oordeel een of meer landen uit de monetaire unie doen storten.’ Het nieuwe ECB-geld is voor de muntunie wat beademingsapparatuur voor een coronapatiënt is: van levensbelang. Als de Duitsers de stekker eruit trekken, overlijdt de patiënt: het einde van de euro in zijn huidige vorm. 

De ECB publiceerde nog diezelfde dag een persbericht waarin zij zegt ‘kennis te nemen’ van het oordeel van het Duitse Constitutioneel Hof, maar de beantwoording van de vragen zegt de centrale bank niet toe. ‘Die onderkoelde reactie is goed. De ECB hoeft helemaal niet naar een Duitse rechtbank te luisteren. De Bank is compleet onafhankelijk,’ schreef NRC-columnist Caroline de Gruyter. De ECB kan rekenen op publieke bijval van talloze economen, juristen en kranten die net als Buiter vrezen voor het ineenstorten van de euro middenin de coronacrisis.

Voormalig vicepresident van de ECB Vítor Constâncio, gaf op 7 mei in La Stampa de lezing die vervolgens de verslaggeving in de Europese media domineerde: ‘Er kunnen geen twee verschillende hoogste rechterlijke machten zijn die over zaken gaan die de lidstaten expliciet in de verdragen hebben overgedragen naar Europese instanties.’ Constâncio drong erop aan dat het HvJEU zou moeten ‘interveniëren om haar oppermacht in het Europese recht te herbevestigen’ om te voorkomen dat Europa-sceptische Poolse of Hongaarse rechtbanken deze uitspraak als precedent aangrijpen om fundamentele rechten en principes uit de Europese verdragen weg te wuiven. 

Rellende rechters

De scènes spelen zich een dag later exact af zoals Constâncio ze uittekende. Het HvJEU reageert op 8 mei in ‘algemene zin’ op het oordeel en zegt als enige rechtbank in Europa de bevoegdheid te hebben om ‘vast te stellen dat een handeling van een instelling van de Unie in strijd is met het Unierecht.’ 

De EU-instituties reageren als een gecoördineerd blok op de Duitse uitspraak. Ursula von der Leyen, president van de Europese Commissie (EC), bevestigt op 10 mei ‘dat het EU-recht voorrang heeft op het nationale recht; en dat uitspraken van het Europese Hof van Justitie bindend zijn voor alle nationale rechtbanken.’ Ze steekt ook de ECB nog een hart onder de riem: ‘Het monetair beleid van de Unie is een exclusieve bevoegdheid van de Unie.’ 

Markus C. Kerber is de advocaat van de aanklagers in deze zaak en hoogleraar publieke financiering en politieke economie aan de Technische Universiteit Berlijn. Hij voert al sinds 2010 rechtszaken tegen het ECB-beleid. Toen Follow the Money hem in 2017 interviewde over deze en eerdere zaken noemde hij het hoogste gerechtshof van de Europese Unie een politiek orgaan. ‘Het Hof van Justitie beschermt vanuit Luxemburg de Europese instituties. Dan heb ik het niet alleen over de ECB, maar ook over de Europese Commissie en het Europees Parlement. Alles wat ze doen of voorschrijven wordt goedgekeurd, tenzij het zo overduidelijk buiten de grenzen van de wet valt dat het echt niet meer wordt geaccepteerd.’ 

Ook nu hekelt Kerber de houding van de Europese Instituten: ‘Het statement van Von der Leyen laat zien hoe weinig de Commissie haar rol vervult als hoedster van de verdragen. Sterker nog: het onwettige gedrag van de voorzitter van de Commissie doet twijfels rijzen of de EU nog steeds een rechtsgemeenschap is.’ 

Kerber is geen neutrale autoriteit in deze zaak, maar dé tegenpartij van de Europese instituten. Over de insteek van het proces laat hij geen twijfel bestaan. ‘Wij vinden dat het euro-experiment [de muntunie, red.] naar een soepel einde gebracht moet worden, in plaats van te wachten totdat het klapt en verreikende nevenschade aanricht voor de Europese integratie,’ schreef hij op 27 april in de Financial Times.

Nul rek in principes

Om een neutraler beeld te krijgen legde Follow the Money de zaak voor aan Nik de Boer, universitair docent Constitutioneel Recht aan de Universiteit van Amsterdam en gepromoveerd op de rol van nationale constitutionele rechters in relatie tot de EU. De Boer vindt de uitlatingen van Kerber wat overtrokken, maar ook hij zet vraagtekens bij het Europese Hof van Justitie als neutrale arbiter: ‘Het Hof is pro-Europees. Als er gevraagd wordt of een Europees instituut buiten zijn bevoegdheden is getreden, zegt het Hof bijna nooit dat dat zo is.’ 

De Boer vindt de reactie van het Europese Hof van Justitie dan ook niet verstandig. ‘Zo blijft de situatie maar escaleren. De constitutionele hoven van Duitsland en Italië hebben nooit volledig geaccepteerd dat EU-recht voorrang heeft op nationaal recht of de nationale grondwetten. De hoven erkennen de voorrang alleen voor zover de EU binnen haar bevoegdheden opereert. Als de EU daarbuiten treedt, kunnen de Duitse rechters op de rem trappen. Dat doen ze nu.’

Volgens De Boer is het Duitse Constitutioneel Hof een spreekbuis van eurosceptici: ‘Het Hof hanteert een nationale interpretatie van democratie. Het bewaakt de Duitse grondwet en vereist bijvoorbeeld bepaalde Europese vetorechten voor Duitsland die andere landen, waaronder Nederland, niet hebben. Die zorgen ervoor dat andere Europese landen minder democratische inspraak hebben, maar dat maakt het Duitse Constitutioneel Hof niet uit.’ Die eurosceptische insteek zien we ook terug in de lijst van economen die het Duitse Hof heeft geraadpleegd: de meer Europees georiënteerde Duitse economen ontbreken. 

De Duitse rechters laten de bom niet barsten, maar zetten hem wel op scherp 

Dat verandert niets aan de rechtsorde. Hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden Wim Voermans vindt dat de EU niet te licht moet denken over dit oordeel: ‘Dit kan niet genegeerd worden. Het Duitse Constitutioneel Hof bestaat uit ‘principerechters’ en in die principes zit nul rek.’ Voermans wijst bijvoorbeeld op het ‘budgetrecht van het Duitse parlement’, dat diep verankerd ligt in de Duitse grondwet: ‘Wanneer de ECB beleid voert met budgettaire consequenties zonder dat het Duitse parlement daar iets over te zeggen heeft, is dat voor het Hof een gegronde reden om in te grijpen.’

Voermans verwacht niet dat de ECB wegkomt met een korte toelichting. ‘De Europese autoriteiten zeggen: wij zijn in charge, maar in feite roeptoeteren ze maar wat. Karlsruhe kijkt naar de effecten van het ECB-beleid. Als de kernwaarden van de Duitse grondwet in het geding komen, grijpen ze in.’ Voßkuhle en de andere rechters houden zich volgens Voermans nog in: ‘Ze nemen de regie in handen met een geraffineerde vraag. Ze laten nog geen bom barsten, maar zetten hem wel op scherp.’

Bewaker van de prijsstabiliteit 

Wat inhoudelijk centraal staat in deze discussie is het mandaat van de ECB: het bewaken van de prijsstabiliteit. Het ECB-beleid moet altijd onder dit mandaat vallen. En daar zit de crux. De Europese Centrale Bank heeft meer dan 2700 miljard aan obligaties opgekocht in de markt, maar de inflatiedoelstelling van 2 procent is op geen enkel moment behaald. 

Kerber: ‘Hoe kun je van proportionaliteit spreken als je stelselmatig je doelstelling niet haalt?’ Hij vergelijkt QE met de coronamaatregelen: ‘Als je maandenlang een lockdown hebt, maar je ziet geen afname in het aantal besmettingen, kun je niet volhouden dat de maatregel effectief is.’ 

De neveneffecten van het ECB-beleid, bijvoorbeeld op pensioenrendementen of aandelen- en huizenprijzen, heeft het HvJEU überhaupt niet meegenomen in de proportionaliteitstoets. Volgens Kerber ligt er dus geen ‘juridische redenering’ ten grondslag aan het tussentijds vonnis van het HvJEU. Dat ondermijnt ‘de fundamentele principes van de democratie’. 

Het Duitse Constitutioneel Hof geeft hem nu gelijk. Het HvJEU heeft volgens de Duitsers nagelaten om de ECB ter verantwoording te roepen en de effecten van PSPP te toetsen op ‘proportionaliteit’. 

Papieren werkelijkheid 

Het Hof betwijfelt of de ECB de bredere economische effecten van haar monetair beleid adequaat afweegt. Daarbij noemt ze expliciet de effecten op spaargeld, pensioen, huizenprijzen en het in leven houden van ‘zombiebedrijven’, die zonder goedkope financiering failliet zouden gaan. Het Duitse Constitutioneel Hof redeneert vanuit de papieren werkelijkheid dat monetair beleid een abstract beleidsinstrument kan zijn dat wel effect heeft op de prijsstabiliteit zonder dat het impact heeft op de rest van de economie. Dat is een illusie. 

In realiteit zijn monetair en begrotingsbeleid ‘twee kanten van dezelfde medaille’. In 2017 bracht Transparency International EU onder die titel een rapport uit over ‘de onafhankelijkheid en aansprakelijkheid van de ECB’. De volgende passage illustreert waarom de scheiding tussen monetair en budgettair economisch beleid zo moeilijk te maken is: ‘Om consumentenprijzen daadwerkelijk te beïnvloeden, werkt monetair beleid door via geldmarkten, kapitaalmarkten, arbeidsmarkten en de markten van goederen en diensten. Met andere woorden: het transmissiemechanisme van monetair beleid omvat effectief de hele economie.’ 

De ECB is dagelijks bezig met het afwegen van de economische impact van haar monetair beleid. Maar omdat ze daar niet openlijk voor kan uitkomen, houdt ze op haar eigen manier dezelfde illusie in stand als het Duitse Hof. De ECB rechtvaardigt een compleet nieuwe set van beleidsmaatregelen onder datzelfde, beperkte mandaat van prijsstabiliteit. In werkelijkheid fungeren die maatregelen als backstop van het financiële systeem en de Europese economie.

Het huidige monetair beleid heeft bewust grote economische effecten en dat is niet in overeenstemming met de Duitse grondwet. Dat is waar het Constitutioneel Hof naar kijkt, maar daarmee legt ze onbewust een veel groter probleem bloot: de historische institutionele inrichting van een onafhankelijke centrale bank die het gevaar van inflatie bestrijdt, sluit niet meer aan op de werkelijkheid. Al meer dan tien jaar is de dreiging van deflatie groter dan die van inflatie. Zonder het aanzwengelen van de geldpers was de Europese economie ingestort. 

Het taboe op monetaire financiering

Inmiddels zijn we in de volgende economische crisis beland. Juist de landen met een relatief hoge staatsschuld, Italië en Spanje, zijn zwaar getroffen door het coronavirus. Hun overheden zullen veel geld moeten lenen voor steunmaatregelen. Om de rente op die staatsschuld niet te ver op te laten lopen, pleiten de Zuid-Europese regeringen in de politieke arena voor eurobonds, een manier om gezamenlijk de Europese begrotingen te financieren. 

Dat plan werd onder aanvoering van Wopke Hoekstra, de Nederlandse minister van Financiën, keihard afgeschoten. Ook Duitsland, Oostenrijk en Finland zijn faliekant tegen. Er is hierover dus geen politieke overeenstemming tussen de democratische regeringen van Europa. 

De ECB is ondertussen begonnen met de uitrol van het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP). Dat programma is vergelijkbaar met het PSPP, maar gaat nog een stapje verder. PEPP laat de regels los die de ECB beperken om meer dan 33 procent van de totale staatsschuld van een land op te kopen. Het zet ook een streep door de ‘kapitaalsleutel’: het verbod om meer schuldpapier van het ene land (lees: Italië) op te kopen dan van het andere euroland (lees: Duitsland). 

Wanneer de ECB onbeperkt schulden van specifieke landen opkoopt, bereik je economisch gezien hetzelfde effect als met de uitgifte van coronabonds: het drukt de financieringskosten voor deze specifieke landen doordat het de verschillen in rentes tussen de eurolanden verkleint.  

Dat is natuurlijk ook de bedoeling van het PEPP. De centrale banken van andere landen doen momenteel precies hetzelfde. De centrale bank van Japan stuurt met haar beleid expliciet op het laag houden van de financieringskosten voor de Japanse overheid, het Verenigd Koninkrijk staat sinds 9 april monetaire financiering van overheidstekortenexpliciet toe, en de Amerikaanse Federal Reserve koopt op grote schaal staatsobligaties op. Je kunt dus wel stellen: monetaire financiering is in tijden van crisis het beleidsmiddel waar massaal naar wordt gegrepen. Doet Europa hier niet aan mee, of duurt de aarzeling te lang zoals in 2008-2011, dan is een nieuwe eurocrisis onafwendbaar.

Maar de grote paradox is: in Europa mag de publieke geldpers niet zomaar worden aangezet, ook niet in crisistijd. De EU heeft een verbod op monetaire financiering laten vastleggen in artikel 123 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). 

De uitspraak die Voßkuhle op 5 mei voorlas ging alleen over het PSPP en niet over PEPP. Hij benoemde dat ook nog expliciet om onmiddellijke paniek te voorkomen. Het moge duidelijk zijn dat als de proportionaliteitstoets voor het PSPP niet slaagt, die voor het PEPP nog moeilijker zal worden. 

Maar het is nog ernstiger. Want waar het Duitse Constitutioneel Hof naliet om te oordelen dat het PSPP een overtreding is van artikel 123, zou dat voor PEPP weleens wezenlijk anders kunnen zijn. De rechtbank liet doorschemeren dat het in acht nemen van de 33 procent-grens en de kapitaalsleutel die het onmogelijk maakt om meer schulden van specifieke landen op te kopen, belangrijke voorwaarden zijn om het PSPP op grond van artikel 123 (voorlopig) toe te staan. Die voorwaarden ontbreken bij het PEPP en dat is een heikel punt voor de rechters in rood. Wim Voermans verwacht daarom een reeks nieuwe rechtszaken bij het Duitse Constitutioneel Hof: ‘Het zou mij verbazen als de eurosceptici zich niet gesterkt voelen door deze uitspraak.’ 

Europese naties hebben tegen coronabonds gestemd, maar de ECB voert via de achterdeur beleid dat hetzelfde effect heeft 

Kerber kan Follow the Money nog niet zeggen of er nieuwe rechtszaken op de rol staan. ‘Ik ben een soldaat. Ik vertegenwoordig partijen die een zaak aanhangig maken.’ Maar hij kijkt met vertrouwen vooruit. ‘De ECB kan niet claimen dat PEPP is gericht op het bewaken van prijsstabiliteit. Het is nog veel duidelijker dan PSPP een manier om de obligatie-uitgiftes van Italië, Frankrijk en Spanje te ondersteunen.’ Daar valt economisch gezien niet op af te dingen. Europese naties, zoals Nederland en Duitsland hebben tegen coronabonds gestemd, maar de ECB voert via de achterdeur beleid dat hetzelfde effect heeft als coronabonds. Volgens Kerber is dit juridisch ontoelaatbaar: ‘Er is hier sprake van een gedeeltelijke overheveling van nationale soevereiniteit die veel verder gaat dan in de verdragen is vastgelegd.’

Wijziging van het verdrag

Kerber ziet de euro als een project dat niet meer ‘levensvatbaar’ is. Dat het ontbinden van de euro middenin een pandemie tot enorme economische schade zal leiden, is voor hem geen reden om ‘illegaal gedrag van Europese instituten’ te gedogen. Hij noemt dat soort redeneringen ‘pure chantage’ en vindt dat Europese hoogwaardigheidsbekleders als Von der Leyen het ‘idee van nationale soevereiniteit’ met voeten treden. 

De motivatie van Kerber en de uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof zijn in de eerste plaats gericht op het bewaken van de nationale soevereiniteit van Duitsland. Voorstanders van een verenigd Europa doen de uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof af als een gevaarlijk precedent voor de opkomst van autocratiën in Europa. Die angst is reëel. Zoals in dit opiniestuk op Politico wordt beschreven, gebruiken de nationalistische leiders van Hongarije en Polen Europese budgetten voor hun eigen gewin. De Poolse onderminister van Justitie greep de uitspraak meteen aan om te benadrukken dat ‘de EU slechts zoveel te zeggen heeft als de lidstaten toelaten’. 

Overduidelijk werkt artikel 123 niet meer. De letter en de praktijk van de wet lopen mijlenver uiteen

Die argumenten zijn echter geen legitimatie voor ondemocratische machtsoverdracht naar de Europese Centrale Bank, die vervolgens nauwelijks democratische rekenschap verschuldigd is aan nationale parlementen. De kern van het Europese probleem is de inrichting van de Europese Gemeenschap. Von Leyen schreef in haar statement van 10 mei: ‘De taak van de Europese Commissie is het waarborgen van de werking van het Eurosysteem en het rechtsstelsel van de Unie.’ Het prijsstabiliteit-mandaat van de ECB inclusief het verbod op monetaire financiering maken dat schier onmogelijk: zonder PSPP en PEPP kan het eurosysteem niet functioneren, maar die programma’s zijn onverenigbaar met de Europese rechtsorde, waarin nationale soevereiniteit prevaleert. Dat de Europese instituten hard schreeuwen van wel, doet daar niets aan af. 

De enige legale manier om daar verandering in te brengen, is een wijziging van de Europese verdragen. De aanpassing van het ECB-mandaat zodat het weer aansluit op de economische realiteit – en het doorbreken van de illusie dat centrale bankbeleid politiek en economisch neutraal is – staat daarbij stipt bovenaan. Voermans: ‘Het is overduidelijk dat artikel 123 niet meer werkt. We hebben de letter van de wet en de praktijk. Die twee lopen mijlenver uit elkaar en dat leidt tot enorme politieke conflicten. Deze crisis is hét moment om hierover te spreken en nieuwe inhoudelijke afspraken te maken.’ 

Volgens De Boer zou het beste resultaat een verdrag zijn dat lijkt op een Europese grondwet: ‘Schrap alle niet grondwettelijke elementen en zorg dat die worden vastgelegd in gewone wetgeving. Dat maakt het mogelijk om daarover vervolgens politieke discussies te voeren en wetten te veranderen zonder verdragswijzigingen.’ 

Dat klinkt als een manier om de muntunie op een werkbare manier te verenigen met de Europese rechtsgemeenschap. Er is alleen één groot obstakel: het vereist een wijziging van de huidige verdragen. En dat is in de praktijk geen eenvoudige kwestie, zegt De Boer: ‘In het verleden hebben we gezien dat een verdragswijziging wel tien jaar kan duren.’ 

Tel daar de gespannen situatie in het Europa van dit moment bij op – de Zuid-Europese landen vinden de Noord-Europese houding ‘weerzinwekkend, gevoelloos en absoluut onacceptabel’, de Noord-Europeanen zien de Zuid-Europeanen als ‘luie krekels’ – en iedereen begrijpt dat dit momenteel een brug te ver is. Europa staat voor de keuze tussen de euro of de rechtsgemeenschap: of de muntunie wordt ontbonden met alle economische gevolgen van dien, of de nationale soevereiniteit van landen wordt op onrechtmatige wijze overgeheveld naar Europese autoriteiten.