Samen met journalisten uit heel Europa controleren we de macht in Brussel. Lees meer

Steeds meer ingrijpende besluiten worden op Europees niveau genomen. Maar zolang burgers niet weten wat er gaande is in Brussel, kunnen politici er verborgen agenda’s op nahouden en hebben lobbyisten vrij spel. Om hier verandering in te brengen lanceert Follow the Money ‘Bureau Brussel’. Een team EU-specialisten controleert, in samenwerking met collega’s uit heel Europa, structureel de macht.

104 artikelen

In de economische wedloop met China en de Verenigde Staten is Europa gaandeweg achterop geraakt. De EU is voor cruciale grondstoffen extreem afhankelijk van andere landen. Lees meer

In de economische wedloop met China en de Verenigde Staten is Europa gaandeweg achterop geraakt. De coronapandemie en de oorlog in Oekraïne legden pijnlijk bloot dat de EU voor cruciale grondstoffen extreem afhankelijk is van andere landen.

Daarom wil Europa economisch meer autonoom worden. Maar komt dat de hele samenleving ten goede, of toch vooral een select clubje multinationals?

3 artikelen

© Frank Meijer

Europa wil economisch onafhankelijker zijn – tegen welke prijs?

1 Connectie
29 Bijdragen

De economische politiek van China en de Verenigde Staten dwong Europa al eerder om beter op haar eigen belangen te letten. De coronapandemie en de oorlog in Oekraïne legden bovendien pijnlijk bloot dat de EU voor cruciale grondstoffen extreem afhankelijk is van andere landen. Brussel kiest daarom voor de ‘Franse aanpak’: grote subsidiepakketten en marktbescherming. Het is echter de vraag of deze strategie de hele samenleving ten goede komt, of vooral een select clubje multinationals.

Dit stuk in 1 minuut
  • In de economische wedloop met China en de Verenigde Staten wil Europa massaal investeren om de industrie van de toekomst hier te houden, of die terug te halen. 
  • Na de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne is onder de lidstaten grote eensgezindheid ontstaan: Europa wil haar onafhankelijkheid in verschillende sectoren versterken. 
  • Daartoe verruilt de EU haar open handelsbeleid stapsgewijs voor een meer protectionistische koers. Onderdeel daarvan zijn strategische miljardeninvesteringen in sectoren als waterstof en microchips. Maar het is nog onduidelijk hoe ver de Europese Unie wil gaan met het voortrekken van haar eigen bedrijven.
  • Tal van belangrijke vragen doemen op. Heeft de maatschappij baat bij beschermende regels en miljardensubsidies voor Europese bedrijven? Welke sectoren beschouwen we als strategisch? Waar moeten die miljarden aan subsidies vandaan komen? Dreigt dat geld niet te verdwijnen in de zakken van een gering aantal aandeelhouders?
  • Dit artikel is de aftrap van een nieuw dossier: Made in Europe.
Lees verder

‘Als het niet nodig is, draag dan geen das.’ Dat was de wijze raad die de Spaanse premier Pedro Sanchez – uiteraard zelf stroploos – zijn landgenoten juli vorig jaar meegaf. Zonder das konden ze beter tegen de warmte in de winkels, waar de airconditioning omwille van de energiebesparing voortaan niet onder de 27 graden mocht staan. 

Nadat Rusland, in het kielzog van de inval in Oekraïne, de gaskraan naar Europa had dichtgedraaid, was Europa definitief doordrongen van de noodzaak iets aan haar afhankelijkheden te doen. Dat besef daagde aan het begin van de coronapandemie, toen er een schrijnend tekort aan mondkapjes ontstond; later legde een gebrek aan microchips autofabrieken in Duitsland lam. 

‘Laten we ervoor zorgen dat de toekomst van de industrie made in Europe is,’ zei Ursula von der Leyen

Europa’s industrie is gaandeweg achterop geraakt ten opzichte van die van andere grootmachten. China en de Verenigde Staten domineren in sectoren die de komende jaren veel jobs moeten opleveren. De internetgiganten uit Silicon Valley en de Chinese producenten van zonnepanelen en elektrische voertuigen vegen de vloer aan met hun Duitse en Franse tegenstrevers. Door de oplopende spanningen met China en Rusland en de stijgende kans op cyberaanvallen, natuurrampen en epidemieën werd duidelijk dat onze aanvoerketens kwetsbaar zijn.

‘Laten we ervoor zorgen dat de toekomst van de industrie made in Europe is,’ zei Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen afgelopen september tijdens haar jaarlijkse State of the European Union. De rode draad in die speech was ‘strategische autonomie’. Volgens het Europees Parlement betekent dit dat ‘de EU in strategisch belangrijke beleidsdomeinen autonoom moet kunnen handelen, dus zonder afhankelijk te zijn van andere landen’.

Een eerste voorzet ligt er al. Ambtenaren van de Europese Commissie hebben na de uitbraak van het coronavirus onze economische afhankelijkheden in kaart gebracht en een tiental strategische sectoren geïdentificeerd. De voornaamste daarvan: zeldzame aardmetalen, farmaceutische ingrediënten, lithiumbatterijen, waterstof, microchips, cloud computing, zonnepanelen en cyberveiligheid. Brussel streeft meer zelfstandigheid in deze sectoren na, bijvoorbeeld door nieuwe mijnen te openen of miljardensubsidies toe te kennen aan grensoverschrijdende samenwerkingen tussen bedrijven binnen de EU.

Antwoord op Amerika

Maar Europa’s grootste multinationals – en vooral bedrijven die actief zijn in de genoemde sectoren – willen meer. Ze krijgen daarbij steun van Frankrijk, dat er al decennia voor pleit om zijn eigen bedrijven beter af te schermen van concurrentie uit het buitenland.

Een nieuw pakket maatregelen dat de Verenigde Staten afgelopen zomer goedkeurde, was de druppel die de emmer deed overlopen. Via de Inflation Reduction Act trok het Amerikaanse congres 370 miljard dollar aan subsidies en belastingvoordelen voor groene technologie uit. Daaraan is de voorwaarde gekoppeld dat producten ‘made in America’ zijn. Wie een elektrisch voertuig koopt, krijgt alleen een belastingvoordeel indien dat in Noord-Amerika is geassembleerd. 

Een deel van de Europese industrie greep dit Amerikaanse pakket aan om hier het doembeeld van een aanstaande ‘industriële woestenij’ op te roepen. Chemie- en staalfirma’s dreigden hun productie naar de VS te verhuizen, tenzij Europa gelijkaardige maatregelen zou nemen.

Dat werkte. Von der Leyen presenteerde op 1 februari het Green Deal Industrial Plan. Dat moet Europa veranderen in ‘de bakermat [..] van schone technologie en industriële innovatie’. Daartoe wil de Commissie de lidstaten toestaan subsidies uit te trekken voor de ontwikkeling van zulke technologieën, indien het risico bestaat dat bedrijven Europa anders zouden verlaten.

Niet iedereen is even blij met die aanpak. Zo vindt Nederland dat ‘steun speciaal voor bedrijven die beweren dat ze anders uit de EU vertrekken [..] mogelijk eerder verstorend dan versterkend werkt voor de Europese markt’. En veel armere lidstaten zijn bezorgd dat versoepeling van de regels voor staatssteun voor hun bedrijven betekent dat de concurrentie met Franse en (vooral) Duitse firma’s zal toenemen, aangezien zij een beroep kunnen doen op gulle steunpakketten. 

Bovendien moeten veel vragen nog worden beantwoord: wie zal die grote ambities betalen, en wie gaat er met het geld vandoor? Deze en andere kwesties wil Follow the Money onderzoeken in het dossier Made in Europe.

China achterna?

China en de VS hebben al aangetoond dat een doordachte industriële strategie tot successen kan leiden. Het DARPA, het onderzoeks- en technologie-agentschap van het Amerikaanse ministerie van Defensie, stond (mede) aan de wieg van een indrukwekkende reeks vernieuwingen – van het internet tot het coronavaccin van Moderna – en was een belangrijke factor in de ontwikkeling van de hegemonische positie die de VS nu bekleedt. China werd met een serie vijfjarenplannen de grootste producent en tweede grootste economie ter wereld. 

Maar moet (en kan) Europa diezelfde weg inslaan? Europese leiders zijn het erover eens dat we in de strategisch cruciale sectoren – van chips tot energie – onze afhankelijkheid moeten afbouwen. En veel hervormingen die de afgelopen jaren al uit de koker van de Commissie kwamen, lijken geschikt om tegengewicht te bieden aan oneerlijke concurrentie van Amerikaanse en vooral Chinese bedrijven door subsidies en gebrekkige milieuwetgeving in die landen. 

Moet Europa afstappen van haar open handelsbeleid en massaal investeren in strategische sectoren?

Maar er rijzen ook veel vragen, vooral over de concrete uitwerking van zo’n nieuwe industriepolitiek. Moet Europa afstappen van haar open handelsbeleid en massaal investeren in strategische sectoren? Welke sectoren zijn dat, en waarom? Hoe groot is de kans op succes? Kan de complexe structuur van de EU de dynamiek en flexibiliteit aan de dag leggen die nodig zijn om een grootse industriële strategie te implementeren? 

En er zijn principiële vragen. Hoe zinnig is het om miljarden aan belastinggeld uit te trekken voor steenrijke multinationals? Kunnen die bedrijven die investeringen niet zelf dragen? Zet zulk beleid niet de deur open voor vriendjespolitiek, chauvinisme, of zelfs voor corruptie? Het recente omkoopschandaal in het Europees Parlement toont aan dat ook op dit laatste punt waakzaamheid is geboden. 

Tot slot is er de morele vraag of tegen elkaar opbieden met steunmaatregelen wel strookt met Europa’s fundamentele waarden en of het de kans op conflicten niet aanwakkert.

Wind in de Franse zeilen

Als journalist in Brussel heb ik de afgelopen zeven jaar van dichtbij kunnen volgen hoe Frankrijk het voortouw nam in de strijd voor meer steun aan zijn eigen bedrijfsleven, en voor ‘Europese kampioenen’. Van oudsher heeft het land een meer overheidsgestuurde economie. Verhoudingsgewijs huisvest het ook aanzienlijk meer grote multinationals dan andere Europese landen.

Eerder ketsten de Franse pogingen op Europees niveau meestal af op de Britten; zij waren de voortrekkers van het vrijhandelskamp, waartoe ook Nederland en de Scandinavische landen zich rekenden. Die liberale cultuur is tevens dominant binnen de Europese Commissie, die van de lidstaten veel macht heeft gekregen inzake het handels- en mededingingsbeleid.

De verkiezing van Emmanuel Macron tot president in 2017 gaf nieuw elan aan het economisch nationalisme dat Parijs predikt. Kort na zijn overwinning pleitte Macron niet alleen voor Europese soevereiniteit op het vlak van veiligheid, maar ook inzake migratie, buitenlands beleid, ecologie, digitalisering, economie en financieel beleid.

In 2019 moest Parijs nog bakzeil halen toen Eurocommissaris Margrethe Vestager de fusie tussen de Franse treinbouwer Alstom en diens Duitse evenknie Siemens blokkeerde. De Franse minister van Economische Zaken Bruno Le Maire achtte die fusie het ‘meest efficiënte antwoord’ op de opkomst van het Chinese staatsbedrijf CRRC. Vestager stelde dat de fusie tot een monopolie zou leiden en de prijzen van spoormaterieel zou opstuwen. Ze merkte op dat CRRC amper actief was op de Europese markt.

‘We zetten in op strategische onafhankelijkheid door productie van cruciale (half)producten in Europa’

Anno 2023 heeft Parijs voor zijn interventionistische agenda de wind in de zeilen. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk verloor de EU in januari 2020 de meest fervente verdediger van vrije handel en internationale concurrentie. 

Na de Brexit zocht ook Den Haag toenadering tot Frankrijk. ‘We zetten in op strategische onafhankelijkheid door productie van cruciale (half)producten in Europa,’ verklaarde het kabinet-Rutte IV in januari 2022 in het coalitieakkoord.

Duitsland heeft lang het beste van beide werelden gekozen. Vaak schaarde Berlijn zich publiekelijk achter Parijs – al was het maar om te bevestigen dat beide landen de motor van de EU vormen – maar achter de schermen en op de ministeries woog de liberale agenda voor Duitsland toch zwaarder. En een vaste grap is dat Berlijn uiteindelijk bepaalt wat er in Brussel gebeurt.

De economische gevolgen van de pandemie en van de oorlog in Oekraïne leidden bij veel Europese beleidsmakers tot het besef dat de EU haar eigen boontjes moest kunnen doppen. En de Britten kunnen niet meer doen waar ze zo goed in waren: de Franse agenda dwarsbomen.

In deze gewijzigde context gaf de Commissie haar zegen aan ruim 18 miljard euro subsidies voor grensoverschrijdende projecten in waterstof, batterijen en microchips. Europese bedrijven kregen bescherming tegen gesubsidieerde concurrenten uit het buitenland, voornamelijk uit China. De Commissie kwam met de Chips Act, die de microchipsector in Europa moest versterken. Deze maand staat de Critical Raw Materials Act op de agenda; dat voorstel wil de toegang tot grondstoffen verzekeren die cruciaal zijn voor onder meer windmolens en batterijen voor elektrische voertuigen. En de besteding van Europese miljarden wordt niet langer alleen aan groene en digitale doelstellingen getoetst, maar ook aan de weerbaarheid tegen externe schokken.

Maar Frankrijk wil meer. In reactie op de 370 miljard dollar die de VS vorig jaar vrijmaakten voor groene technologie, kondigde de Franse minister Bruno Le Maire aan dat ook Frankrijk massaal zou investeren in groene technologie. De lidstaten zetten nu de Europese Commissie onder druk om de goedkeuring van staatssteun te versoepelen.

‘We beleven het einde van tachtig jaar liberale globalisering,’ zei Le Maire begin januari.

De risico’s 

Waarom Europa het pad van de strategische autonomie kiest, is duidelijk. Maar de risico’s ervan worden minder breed uitgemeten. Follow the Money wil die onderzoeken.

‘Strategische yoghurt’

Omdat Europa hoe dan ook sterk verweven blijft met de wereldeconomie, zijn de kosten van volledige autonomie astronomisch hoog. De Europese Unie zal moeten bepalen welke sectoren zij als strategisch aanmerkt – en die ze dus wil beschermen, of zelfs terug naar Europa wil halen. 

Europa’s afhankelijkheid van China, bijvoorbeeld, is veel groter dan die van Rusland. In 2021 importeerde de EU voor 472 miljard euro goederen uit China, meer dan het dubbele van wat we uit de VS invoerden (232 miljard) en bijna drie keer zoveel als uit Rusland (162 miljard). Al die spullen in Europa produceren zou enorm zwaar op onze overheidsbudgetten wegen, niet in de laatste plaats omdat de arbeids- en productiekosten hier aanzienlijk hoger liggen.

Op welke ‘strategische’ producten focus je voor plan B, bijvoorbeeld voor wanneer China Taiwan aanvalt? Als het aan Parijs ligt, horen daar ongetwijfeld veel Franse firma’s bij. Dat bleek in 2005 toen het Amerikaanse Pepsi yoghurtmaker Danone probeerde over te nemen. De Franse premier Dominique de Villepin noemde het bedrijf een nationaal ‘kroonjuweel’ en zwoer ‘de belangen van Frankrijk te [zullen] verdedigen’. Pepsi moest zijn plannen opgeven. In Brussel verwijst men sindsdien soms smalend naar het Franse protectionisme met de term ‘strategische yoghurt’.

Wie betaalt de rekening?

Om bedrijven te helpen de energiecrisis het hoofd te bieden, bepleitten de Franse Eurocommissaris voor de Interne Markt Thierry Breton en de Italiaanse Eurocommissaris voor Economie Paolo Gentiloni dat de EU geld leent op de financiële markten. Ze noemden geen bedragen, maar zeiden wel dat het nieuwe fonds armere lidstaten moet helpen een antwoord te vinden op de 200 miljard euro die Duitsland voor zijn bedrijven uittrok.

De grootse investeringsplannen volgen kort op het coronaherstelfonds. Tegenstanders van de plannen van Breton en Gentiloni stellen dat er in dat fonds nog geld zit dat lidstaten kunnen gebruiken om nieuwe fondsen voor het aanpakken van de energiecrisis op te zetten. Bovendien is nog niet eens duidelijk hoe het coronafonds zal worden terugbetaald, schreef Follow the Money afgelopen november.

In tijden van krappe overheidsbudgetten en megawinsten voor bedrijven rijst bovendien de vraag waarom de privésector deze investeringen niet zelf dragen.

Mislukkingen

Een andere valkuil van meer overheidsbemoeienis, zo wijst de geschiedenis uit, is dat autoriteiten zelden goede zaken doen. Europa heeft een slecht track record op dat vlak. Herinnert u zich Quaero nog, de Europese zoekmachine uit 2005 die ons Google zou doen vergeten? Waarschijnlijk niet. Ook met recentere initiatieven als Fiware, ‘de volgende generatie software’, of GAIA-X, Europa’s nieuwe data-infrastructuur in de cloud, gaat het de verkeerde kant op.

Dat weerhoudt de Unie, en in het bijzonder Frankrijk, er niet van voor miljardeninvesteringen te pleiten. In reactie op de pandemie werden langs verschillende potjes miljarden aan strategische overheidssteun in bedrijven gepompt. Bij de aankondiging van haar Green Deal Industrial Plan in februari herhaalde Von der Leyen dat ze voor de zomer met een voorstel voor een ‘nieuw Europees soevereiniteitsfonds’ komt. 

Met het internationale Recovery Files-team dat Follow the Money heeft opgezet om de besteding van de miljarden van het coronaherstelfonds na te pluizen, wil Bureau Brussel hier onderzoek naar doen. Wat krijgt de Europese belastingbetaler terug voor de vele overheidsinvesteringen in de economie? Zullen politieke eisen de uitvoering van dit beleid dwarsbomen?

Vriendjespolitiek

Made in Europe draagt het risico in zich dat het vooral een selecte groep multinationals in de kaart zal spelen; dankzij hun connecties kunnen ze regels en subsidies in hun voordeel doen uitdraaien.

Als journalist gespecialiseerd in mededinging en industrieel beleid heb ik het voorbije decennium kunnen vaststellen dat Europese multinationals de deur bij de Commissie platlopen; ze klagen over de dominantie van Big Tech of de dreiging van Chinese staatsbedrijven, en willen daarom dat de regels die voor henzelf gelden, worden versoepeld. Bedrijven als telecomprovider Orange, de Duitse softwaregigant SAP of de Franse treinbouwer Alstom spreken bovendien vaak hun contacten in de nationale politiek aan om druk op Europees beleid uit te oefenen.

Door gebrek aan transparantie over de nauwe contacten tussen politici en het bedrijfsleven staat de deur open voor allerlei vormen van misbruik. Ook dit thema zullen we uitspitten. Wie zijn de Europese lobbykampioenen en wat krijgen zij geregeld dat andere bedrijven niet voor elkaar krijgen? Is er sprake van belangenconflicten bij politici en hoe gaan ze daarmee om?

Europa als vredesproject

Tot slot is het de vraag of Europa met haar gespierde taalgebruik en de economische ommezwaai niet de basiswaarden van het eenwordingsproces ondermijnt. Volgens de Schumanverklaring van kort na de Tweede Wereldoorlog (1950) moest de oprichting van een Europese Gemeenschap van Kolen en Staal – de voorloper van de Europese Unie – een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland ‘niet alleen ondenkbaar doch ook materieel onmogelijk’ maken. 

Het idee dat economische integratie van landen tot vrede leidt, lag ook ten grondslag aan het internationale handelsbeleid dat de EU in decennia daarna zou voeren, en dat in Duitsland bekend stond als 'Wandel durch Handel'.

Na de Russische inval in Oekraïne, en mede gezien het autoritaire beleid van Xi Jinping in China, is de Duitse regering openlijk gaan twijfelen of die aanpak wel werkt. ‘De oorlog van Poetin betekent een keerpunt, ook voor ons buitenlands beleid,’ zei Bondskanselier Olaf Scholz drie dagen na de inval in een regeringsverklaring. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock verwoordde het in september als volgt: ‘Onderlinge afhankelijkheid brengt ook risico's met zich mee. En handel leidt niet automatisch tot democratische verandering.’ Of ze gelijk heeft, wil Follow the Money in dit dossier onderzoeken.

Bij onze naspeuringen rekent Follow the Money ook op de bijdragen van onze lezers. Hebben jullie ervaringen of inzichten die jullie met ons willen delen? We horen die graag, in de commentaren of via een direct bericht.