Beeld door Nathalia Bariani (via Unsplash)

Beeld door Nathalia Bariani (via Unsplash) © CC0 (Publiek domein)

Met alleen meer geld voor verpleeghuizen is 'oma' niet geholpen

Minister De Jonge van Volksgezondheid wil de ouderenzorg ingrijpend verbeteren. Hij stelt 2,1 miljard euro ter beschikking; daarvan moeten jaarlijks 10.000 extra verpleeghuismedewerkers aan worden genomen. Maar gaan de ouderen daar werkelijk iets van merken?

‘Als oma er volgend jaar niks van merkt, dan hebben we het niet goed gedaan.’ Dat zei minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid in een interview met de Telegraaf over zijn plannen.

Dit jaar is het budget voor verpleeghuiszorg verhoogd met 435 miljoen euro; volgens de huidige planning zal dit oplopen tot een structurele groei van 2,1 miljard in 2021. Minister De Jonge verwacht dat het extra geld voldoende is om na 2018 ieder jaar 10.000 extra verpleeghuismedewerkers aan te trekken.

Maar op 10 februari staat er een zorgwekkend bericht in de Volkskrant: Op basis van een ‘goed ingevoerde coalitiebron’ meldt de krant dat de begrote extra 2,1 miljard euro voor verpleeghuizen ter discussie staat binnen het kabinet. Het bedrag kan lager uitvallen door nieuwe personeelsnormen. Daaruit zou kunnen blijken dat sommige verpleeghuizen tóch met minder personeel toe kunnen.

‘Soms is ze niet verschoond. Dan staat ze even op en loopt de urine langs haar enkels’

Eigenlijk is dit echter helemaal geen kwestie van geld. Het is überhaupt twijfelachtig of het mogelijk zal zijn om in de komende kabinetsperiode tienduizenden extra handen aan het bed te vinden. Hoe zit dat?

Wat voorafging 

De kwaliteit van Nederlandse verpleeghuizen staat de afgelopen jaren veelvuldig ter discussie. Zo was er het opzienbarende verhaal van de vader van voormalig staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn, die in de media zijn beklag deed over het verpleeghuis waar zijn vrouw is opgenomen: ‘Soms is ze niet verschoond. Dan staat ze even op en loopt de urine langs haar enkels.’

Ook het manifest ‘Scherp op ouderenzorg’ van Hugo Borst en Carin Gaemers had de nodige impact. Dit manifest bevat tien verbeterpunten voor verpleeghuizen. Één van die punten is een bezettingsnorm: ‘Minimaal twee bevoegde en bekwame zorgmedewerkers op een groep van maximaal acht personen.’

Eind 2016 wordt het manifest van Borst en Gaemers door alle partijen in de Tweede Kamer omarmd: iedereen is het er over eens dat de kwaliteit van verpleeghuiszorg verbeterd moet worden. Staatssecretaris Van Rijn gaat aan het werk: hij vraagt de verpleeghuissector normen op te stellen over wat goede zorg precies is. Het lukt de betrokken partijen echter niet om tot overeenstemming te komen. 

Vervolgens is het Zorginstituut Nederland aan zet. Omdat de sector er niet uitkomt, moet het instituut een kwaliteitskader maken. Dat bevat, zo formuleert het instituut het, ‘ambitieuze normen’ ten aanzien van de personeelssamenstelling. Een van die normen: ‘Tijdens de zorg en ondersteuning bij intensieve zorgmomenten zijn er minimaal twee zorgverleners beschikbaar om deze taken te verrichten.’ Ook worden er ook eisen gesteld aan ‘een zinvolle dag-invulling van cliënten’: tijdens iedere dagdienst — ook in het weekend — moet iemand aanwezig zijn die helpt de ouderen te vermaken.

Een zak met geld gaat de problemen niet oplossen

Wat men zich pas bij het verschijnen van het kwaliteitskader realiseert, is dat de normen in het document wettelijk bindend zijn. Normaal heeft de politiek het laatste woord, maar omdat het Zorginstituut een wettelijk bindend advies heeft uitgebracht, is minister De Jonge verplicht zijn portemonnee te trekken.

In de coalitie is deze investering omstreden;  CDA, D66 en ChristenUnie trokken in hun verkiezingsprogramma’s ‘slechts’ 300 tot 600 miljoen euro extra uit voor de verpleeghuizen.  Nu zijn de partijen verplicht om veel meer geld uit te geven.

Nijpend personeelstekort

Toch gaat een zak met geld de problemen niet oplossen: voor de plannen zijn immers een hoop nieuwe medewerkers nodig, en die zijn er simpelweg nog niet.

De zorgsector gaat al tijden gebukt onder een tekort aan verplegend personeel. Er is jarenlang bezuinigd op de zorg, wat er toe heeft geleid dat er tienduizenden banen verdwenen zijn. Ook is er door de bezuinigingen minder geïnvesteerd in het opleiden van nieuw personeel. Daar komt nog eens bij dat het werken in de zorg een stuk minder aantrekkelijk is geworden: berichten over hoge werkdruk en het relatief lage loon roepen weinig enthousiasme op voor een carrière in de verpleging.

Zorginstellingen schrijven ontslagen werknemers persoonlijk aan: ‘De zorg heeft u weer nodig’

Dat het met de Nederlandse economie een stuk beter gaat dan een paar jaar geleden, werkt ook niet mee. Omdat er meer werk is en de salarissen elders vaak hoger zijn, groeit de concurrentie met andere sectoren.

Het gevolg: het aanbod van nieuwe werknemers is lager dan de vraag. Volgens onderzoek van de beroepsvereniging voor Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&VN) staat 35 procent van de vacatures langer dan een half jaar open.

Één van de zorginstellingen waar dat gebrek voelbaar werd, is het academische ziekenhuis UMC in Groningen. Door een tekort aan verplegend personeel kon het ziekenhuis vorig jaar minder zorg leveren: er moesten zelfs bedden sluiten op de intensive care. Bij een gloednieuw woon-zorgcomplex voor demente ouderen in Baarn speelde hetzelfde probleem: hoewel er veel enthousiasme was voor de comfortabele woningen, stond een groot deel van het complex na drie maanden nog leeg. De directeur van de zorgorganisatie kon domweg geen personeel vinden.

Zorginstellingen zijn inmiddels een actie gestart om de verloren arbeidskrachten terug te winnen. Werkgevers in de ouderenzorg schrijven de ontslagen werknemers persoonlijk aan met de boodschap: ‘De zorg heeft u weer nodig’, zo staat te lezen in de brief.

De tijd dringt, want het opleiden van een verpleegkundige duurt vier jaar

Voor de instellingen is het echter dweilen met de kraan open, want ondertussen staat een nieuwe uitstroom van personeel voor de deur. De vergrijzing zal de komende jaren niet alleen de bedden in verpleeghuizen vullen, maar ook hard toeslaan onder de medewerkers. Het aandeel 55-plussers in het medewerkersbestand bedraagt 27 procent. Dat betekent dat er in de komende tien jaar veel medewerkers zullen moeten worden vervangen. 

Te weinig studenten

Of minister De Jonge zijn taakstelling kan realiseren, zal dus vooral afhankelijk zijn van de aanwas van nieuwe studenten en het aantal zij-instromers dat verleid kan worden om de overstap te maken naar de ouderenzorg.

Volgens het Centraal Planbureau (CPB) is het de extra 2,1 miljard voldoende om begin 2023 40.000 nieuwe handen aan het bed te hebben. Tegen die tijd zal het aantal tachtigplussers in ons land echter stevig zijn gegroeid: van 700.000 nu, naar 1,25 miljoen mensen over vijf jaar. Het aantal benodigde bedden in verpleeghuizen groeit naar verwachting in deze periode met 31.000.

De tijd dringt dus, want het opleiden van een verpleegkundige duurt gemiddeld vier jaar; het opleiden van een nieuwe verzorgende neemt zo’n drie jaar in beslag. Van de zeventien hbo-opleidingen voor verpleegkunde in ons land hanteren er op dit moment daarnaast nog elf een numerus fixus, hetgeen betekent dat de aanwas van studenten verder beperkt wordt. De reden voor dit limiet is, ironisch genoeg, een gebrek aan stageplaatsen.

Ook met de ontwikkeling van het aantal mbo-verpleegkundigen gaat het niet voortvarend: dat aantal is in de afgelopen vijf jaar slechts met 0,5 procent gestegen, terwijl het aantal verzorgenden op mbo-niveau in diezelfde periode met 5,3 procent is gedaald.

Kwetsbare ouderen

Ook klinkt er kritiek op de bestemming van de beschikbaar gestelde miljarden. Zo klaagt de beroepsvereniging van verplegend personeel (V&VN) dat het toegezegde extra geld niet de gehele ouderenzorg ten goede komt.

Meer dan de helft van de zorgbehoevende ouderen gaat niets merken

‘Die 2,1 miljard bereikt maar een klein deel van de kwetsbare ouderen,’ zegt Lieselot Meelker, woordvoerder van V&VN. ‘Het is heel goed dat er geïnvesteerd wordt in verpleeghuizen, want dat is hard nodig. Maar omdat dit geld alléén mag worden uitgegeven aan verpleeghuizen, leidt het niet tot een verbetering van de ouderenzorg als geheel.’ 

Een groot deel van de ‘kwetsbare ouderen’ waar Meelker het over heeft, woont immers thuis: dat is het gevolg van het beleid van opeenvolgende kabinetten, die telkens tot doel hadden om ouderen zolang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Ouderen die voorheen in aanmerking kwamen voor een plek in een verzorgingshuis, kunnen daar tegenwoordig dus niet meer terecht. Door de bezuinigingen in het Kunduz-Akkoord uit 2012 zijn de verzorgingshuizen zelfs helemaal afgeschaft.

De ouderen die thuis blijven wonen, krijgen in veel gevallen wijkverpleging. Ter vergelijking: in 2016 ontvingen 270.000 ouderen deze vorm van zorg aan huis, tegenover 110.000 ouderen die werden verzorgd in het verpleeghuis. De groep ouderen die zorg aan huis ontvangt, zal ook de komende jaren flink blijven groeien. Verwacht wordt dat in 2025 zo’n 350.000 ouderen afhankelijk zijn van de wijkverpleging.

Oftewel: meer dan de helft van alle zorgbehoevende ouderen gaat dus niets merken van de extra 2 miljard euro. Die is immers alleen bedoeld voor verpleeghuizen.

Onnodig in het ziekenhuis

Volgens ActiZ, de brancheorganisatie van ouderen- en langdurige zorg, kunnen veel problemen op andere plekken in de zorg voorkomen worden door in te zetten op preventie en te investeren in de eerste lijn. Uit een recent verschenen onderzoek van de brancheorganisatie blijkt dat sinds het sluiten van verzorgingshuizen jaarlijks 322.000 ouderen onnodig in het ziekenhuis belanden.

Terwijl verpleeghuizen een pot geld krijgen, worden de duimschroeven in de ziekenhuizen en wijkverpleging extra aangedraaid

Vaak gaat het om ouderen met welzijnsklachten als eenzaamheid en neerslachtigheid, waarvan de huisarts vindt dat alleen thuisblijven even niet meer verantwoord is. Een ziekenhuisbed kost gemiddeld 800 euro per dag, en deze klachten vereisen geen medisch specialistische zorg. Dat ze onnodig in het ziekenhuis belanden is dus niet alleen vervelend voor de ouderen — het is ook een vermijdbare kostenpost.

‘De extra middelen voor de verpleeghuizen zijn een noodzakelijke investering om de kwaliteit van onze verpleeghuizen te verbeteren,’ zegt woordvoerder Evedien Tukkers van ActiZ. ‘Daarnaast moet er, omdat er steeds meer ouderen langer thuis wonen, geïnvesteerd worden in de eerstelijnszorg waaronder de wijkverpleging. Uit een recent rapport over acute zorg blijkt dat er in ieder geval een noodzakelijke investering van 700 miljoen euro nodig is, om te voorkomen dat kwetsbare ouderen onnodig in een ziekenhuisbed terecht komen.’ 

Waterbedeffect

Omdat het kwaliteitskader van het Zorginstituut wettelijk bindend is, is de bestedingsruimte van de minister flink beperkt: wettelijk gezien mag hij het geld voor verpleeghuizen niet op andere plaatsen in de zorg uitgeven. En of hij ook bereid is om extra geld uit te trekken voor de benodigde verbeteringen in de wijkverpleging, is nog maar de vraag.

In het regeerakkoord staat dat het kabinet voor de periode 2019 tot en met 2022 op hoofdlijnen akkoorden gaat sluiten met de medisch-specialistische zorg,  geestelijke gezondheidszorg, huisartsenzorg en wijkverpleging. Met deze akkoorden wil het kabinet de groei van zorgkosten aan banden leggen; het is de bedoeling dat deze akkoorden vanaf 2019 resulteren in een besparing van 1,9 miljard euro per jaar. Terwijl de verpleeghuizen dus kunnen rekenen op een extra pot met geld, worden de duimschroeven in de ziekenhuizen en wijkverpleging nog eens extra aangedraaid.

‘De voorgestelde lijn van het ministerie is nog niet uitvoerbaar’

Minister De Jonge slaat intussen zijn piketpaaltjes. In een interview met De Volkskrant stelt hij dat het extra geld alleen aangewend mag worden voor nieuw personeel voor de verpleeghuizen. Als die het geld aan andere zaken besteden, dan wil hij dat de zorgkantoren het geld terugvorderen.

Op dit moment is dat nog niet mogelijk, vertelt Josephine Vogel, woordvoerder van de CZ-zorgkantoren: ‘De voorgestelde lijn van het ministerie is in onze huidige inkoopsystematiek nog niet uitvoerbaar. Wij noch de Nederlandse Zorgautoriteit [NZa] stellen eisen aan bijvoorbeeld de personeelssamenstelling. De huidige eisen zijn outputgericht: het leveren van zorg en ondersteuning.’

De verpleeghuismiljarden zijn de parel van het Nederlandse zorgbeleid van het kabinet Rutte-III. Minister De Jonge heeft beloofd de kwaliteit van de ouderenzorg ingrijpend te verbeteren, het liefst zo snel mogelijk. Daarbij wordt hij echter in de wielen gereden door voormalig staatssecretaris Martin van Rijn: diens politieke erfenis betekent dat een aanzienlijk deel van het budget al gereserveerd is voor verpleeghuizen. En dat geld kan niet ergens anders uitgegeven worden, zelfs als dat zinvoller is.

Een hogere kwaliteit van zorg betekent volgens De Jonge vooral meer handen aan het bed, maar het blijft vooralsnog zeer twijfelachtig of die ambitie in deze kabinetsperiode ook daadwerkelijk tot uitvoering gebracht gaat worden. En oma dan? Die blijft voorlopig wachten tot iemand haar uit bed komt tillen.