
© ANP/Jerry Lampen
Militair advocaat Sébas Diekstra keert Defensie de rug toe [interview]
Na bijna 16 jaar trouwe dienst, eerst als beroepsmilitair en sinds 2012 als reserveofficier, neemt advocaat Sébas Diekstra afscheid van Defensie. De reden? Het ministerie van Defensie heeft de afgelopen jaren meerdere pogingen ondernomen om zijn werk als advocaat te frustreren. Tegenover Follow the Money doet Diekstra zijn verhaal.
In 2000 ging Sébas Diekstra in militaire dienst. ‘Om drie keer per week onder de zonnebank te gaan,’ grapt hij, wijzend naar zijn oude dienstfoto. ‘Wat een bruine kop hè?’ Dan, meer serieus: ‘Ik wilde graag mensen helpen en zo een verschil maken.’ Het ironische is dat ditzelfde rechtvaardigheidsgevoel hem 16 jaar later dwingt om afscheid te nemen van Defensie: ‘Het is een emmer die langzaam is volgelopen.’
‘Zo, jij maakt vrienden’
Diekstra’s militaire CV laat een niet onverdienstelijke carrière zien. Begonnen als BBT’er, beroepsmilitair bepaalde tijd, volgde Diekstra de opleiding tot onderofficier bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Van daaruit ging hij operationeel aan de slag bij dit krijgsmachtsonderdeel en besloot hij naast zijn politiewerkzaamheden rechten te gaan studeren. Hierdoor kon hij in 2006 doorstromen naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Na een periode als teamcommandant binnen de operaties van de KMar werd hij niet veel later militair jurist bij de Korpsstaf en adviseur van de Commandant, destijds luitenant-generaal Dick van Putten.
Militairen kunnen worden bijgestaan door een raadsman die geen enkele juridische opleiding heeft genoten
Het was in deze laatste functie dat hij voor het eerst werd geconfronteerd met het gebrekkige vermogen van de militaire en ambtelijke leiding om kritiek te incasseren. ‘Ik werkte destijds nog bij de Korpsstaf van de Marechaussee en was plaatsvervangend hoofd van de juridische afdeling, die met name intern onderzoek naar personeel deed. In het Nederlands Juristenblad werd een artikel van mij gepubliceerd dat ging over het in mijn ogen vreemde fenomeen van de officier-raadsman. Militairen kunnen namelijk worden bijgestaan door een raadsman die geen enkele juridische opleiding heeft genoten, en hier zette ik mijn professionele vraagtekens bij. Toen merkte ik hoe snel kritiek wordt afgestraft. Ik kreeg mails doorgestuurd van collega’s met opmerkingen erboven zoals: “zo, jij maakt vrienden”. Naar beneden scrollend zag ik een generaal die op zijn zachtst gezegd geprikkeld was door mijn artikel en blijkbaar de noodzaak voelde daar intern bombarie over te maken.’

Diekstra voelde zich bij Defensie niet meer op zijn plek en besloot een veelbelovende militaire carrière te verruilen voor een loopbaan als advocaat. ‘Veel mensen in mijn omgeving waren verrast. Waarom zou ik in godsnaam weggaan bij Defensie? Kort daarvoor had ik de majoorscursus gevolgd en ik was bezig met het vervolg van mijn militaire carrière in de operationele hoek. Ik verdiende prima en Defensie heeft ook goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Desalniettemin merkte ik dat mijn hart meer lag bij het praktische aspect van mensen direct bijstaan, en dat kun je als advocaat meer dan als militair. Ik ging er 1000 euro per maand op achteruit, maar de voldoening die ik uit dit werk haal, maakt dat het dubbel en dwars waard.’
Het enthousiasme voor zijn carrièreswitch werd echter niet gedeeld door de legerleiding, vertelt hij. ‘We strijden in mijn ogen allemaal voor het recht in Nederland en de Nederlandse rechtsstaat, en zouden onderling dus weinig te verbergen moeten hebben. Dat was echter niet de beleving van de legerleiding. Toen ik wegging, behandelde ik namelijk ook zaken van medewerkers van de Marechaussee die naar aanleiding van intern onderzoek een bepaald verwijt werd gemaakt. Zij vroegen bijvoorbeeld om mijn bijstand tijdens een hoorzitting bij de commandant of een strafrechtelijk verhoor. Iemand binnen de Korpsstaf ergerde zich eraan dat ik “van kant was gewisseld,” en enkele personen binnen de hogere legerleiding zagen mij als een “overloper,” zo werd mij door een aantal ex-collega’s toevertrouwd.’ Het bevreemdt hem, zeker omdat hij ook regelmatig in zaken aan de zijde van Defensie heeft gestaan. Bijvoorbeeld in de Srebrenica-zaak, waarin hij plaatsvervangend Dutchbat-commandant Rob Franken bijstond.
Spraakmakende rechtszaken
Ondanks de weerzin die hij blijkbaar oproept in sommige militaire gelederen, heeft Diekstra met de meesten van zijn oud-collega’s nog altijd goed contact: ‘Met sommigen van hen ben ik opgegroeid binnen de organisatie en dat zijn een soort buddy’s. In dienst maak je nu eenmaal vrienden voor het leven. De kritiek vanuit de korpsdirectie kwam mij daarom ook snel ter ore: men vond het “niet kunnen” dat iemand uit hun midden zich regelmatig publiekelijk zo kritisch uitliet over Defensie. Ik heb zelfs signalen ontvangen dat ze aan het onderzoeken waren of ze mij daarvoor “konden aanpakken”.’
De spanningen met zijn oud-werkgever zouden alleen nog maar oplopen naarmate het aantal spraakmakende rechtszaken toenam. Zo verdedigde Diekstra een grote groep mariniers die uit functie werd gezet op verdenking van drugshandel, nam hij de verdediging op zich van voormalig MIVD-agent I.A., ‘de Windhond,’ die door de dienst in Afghanistan werd achtergelaten en hierdoor in gevaar kwam, maar pakte hij ook de zaak op van marechaussees die werden ontslagen voor het leeghalen van een snoepautomaat in de Koninklijke Stallen. Vooral deze laatste zaak werd hem niet in dank afgenomen door zijn voormalig leidinggevenden.
Diekstra pakte ook de zaak op van marechaussees die werden ontslagen voor het leeghalen van een snoepautomaat in de Koninklijke Stallen
Diekstra: ‘Ik heb mij in deze zaak erg boos gemaakt om de doodeenvoudige reden dat een marechaussee die het niet gelukt was de snoepautomaat leeg te halen, niet werd ontslagen, in tegenstelling tot degenen die het wél was gelukt. Het gaat natuurlijk met name om de intentie en de uitvoeringshandeling. Ik vind het aan de samenleving niet uit te leggen dat je bij nota bene de KMar medewerkers hebt rondlopen die wel getracht hebben om te stelen, maar er nog werken omdat ze daarin niet succesvol waren. Veel oud-collega’s ergeren zich hier ook aan, en terecht. Uiteraard ving ik in deze periode veelvuldig op dat men mij bij mijn oud-werkgever niet meer zo aardig vond. Ik heb dat heel lang gezien als individuele meningen waar ik me maar niet te veel van moest aantrekken. Tijdens het afscheid van de vorige voorzitter van de militaire vakbond ACOM werd mij echter duidelijk hoe gevoelig een en ander lag bij de legertop. De toenmalig commandant KMar, Hans Leijtens, noemde mij daar bij zijn begroeting “pain in the ass”. Gelet op mijn rol als advocaat van de individuele militair is dat toch eigenlijk wel een soort compliment, maar zo was het kennelijk niet bedoeld.’
Wob-verzoeken zetten kwaad bloed
Terugkijkend begon het besef te dagen dat het om meer ging dan alleen ‘individuele meningen,’ toen Diekstra vanaf 2013 militairen begon bij te staan die waren betrokken bij diverse schietincidenten. Toen hij in de media werd gepresenteerd als advocaat én reserve-officier, schoot dat bij Defensie in het verkeerde keelgat. Diekstra: ‘Er werd mij vanuit Defensie gevraagd om het te melden als ik in de media zou verschijnen als reserve-officier. Een vreemd verzoek, met name omdat ik niet verantwoordelijk ben voor wat een journalist opschrijft. Het laat ook zien dat ze als organisatie blijkbaar de behoefte voelen om openbare uitingen nauwlettend in de gaten te houden — niet alleen die van werknemers, maar ook van actieve reservisten.’
Daarnaast denkt hij dat ook het gerichte gebruik van de Wet Openbaarheid Bestuur (Wob) en het gebruik van via deze weg verkregen informatie ten behoeve van cliënten, veel kwaad bloed heeft gezet bij Defensie. Zo stond hij in 2014 nog een marechaussee bij die op Schiphol per ongeluk iemand had neergeschoten. Ze had niet goed gecontroleerd of het dienstpistool leeg was. Diekstra redeneerde dat er te weinig wordt getraind met veiligheidsprocedures en onderbouwde dit met informatie die hij naar boven had gekregen via de Wob. Hij ontdekte dat er binnen Defensie ruim vijf maal per maand een zogeheten ‘ongecontroleerd schot’ valt, en bracht dit nieuws naar buiten via onder meer de Telegraaf.
‘Het is ook zo dat heel veel misstanden, zoals de gevolgen van gebrekkige training en materieel voor personele veiligheid, binnenskamers blijven,’ zegt Diekstra. ‘Dat komt gewoon door die gesloten cultuur binnen Defensie. In mijn tijd heb ik ook dingen gezien waar de honden geen brood van lusten, maar die komen niet zomaar naar buiten. Maar dit inzicht in de organisatie helpt me wel in mijn werk als militair advocaat, want ik kan gericht binnen de organisatie de vinger op de zere plek leggen. Maar dat wordt me natuurlijk niet in dank afgenomen.’

In de zomer van 2014 eiste Diekstra onderzoek naar het aftappen van advocaten en hun cliënten door de MIVD en vroeg samen met enkele andere collega’s opheldering aan de minister. In diezelfde periode kwam naar buiten dat een 26-jarige sergeant van de Luchtmacht naar Syrië was vertrokken om zich aan te sluiten bij IS. ‘In het licht van een artikel over het laagdrempelige tap-beleid van de MIVD gaf ik een reactie aan de Telegraaf. Dat verhaal ging onder meer over het aftappen van militairen in het buitenland. Ik zei dat het treurig was dat de MIVD kennelijk meer tijd kwijt is met het afluisteren van advocaten dan met het opsporen van mogelijke aspirant-IS-strijders in de eigen gelederen. De dag van publicatie was er ook een algemeen overleg in de Tweede Kamer, waar minister Hennis van Defensie liet weten de opmerking weinig smaakvol te vinden. Maar het was gewoon een stelling op basis van een aantal zaken die mij bekend zijn geworden, en de minister heeft me nog niet overtuigd dat het anders is. Sterker nog: ik weet nu dat de MIVD wordt ingezet om negatieve blogberichtjes van medewerkers actief te onderzoeken, maar dat de dienst ondertussen geen zicht krijgt op aspirant-IS-strijders in hun midden. Dan kun je wel stellen dat er iets mis is met de prioriteiten. Nee, laat ik het zo zeggen: dan ben je als ambtelijke en politieke leiding echt het spoor bijster.’
Poging tot beïnvloeding
Waar gaat het volgens Diekstra precies mis? ‘Defensie heeft de bizarre reflex ontwikkeld om meer capaciteiten te pompen in imagobeheer dan in de veiligheid van de Nederlandse staat. Ik zie dat als onnodige beperking van een zelfregulerend systeem, want sommige zaken moeten gewoon in de openbaarheid komen. Politiek gezien is het ook maar goed dat minister Hennis niet alles weet wat er gebeurt binnen haar ministerie, anders zou ze elke week onder vuur liggen en zich in de Kamer moeten ingraven.’
Het afgelopen jaar besloot Defensie om Diekstra indirect te benaderen via zijn commandant bij de reservisten: ‘Ik hoorde via mijn huidige commandant bij 1CMI dat de hogere legerleiding hem er op had aangesproken dat ik door de media werd opgevoerd als advocaat en hoofdofficier bij het reservepersoneel van de Landmacht. Men maakte zich er kennelijk druk over dat een “insider” kritisch is.’
Afgelopen maand was voor Diekstra de maat vol. ‘Mijn commandant belde mij op 31 augustus op over een Wob-verzoek dat ik had gedaan. De legerleiding had mijn commandant benaderd om hem te bevragen over het feit dat ik als advocaat een Wob-verzoek had gedaan, en de commandant belde mij daarom op. Het was een kort gesprek, en hij zou mij nog even aangeven waar het precies over ging. Op het moment dat mijn commandant mij benaderde en zei “je hebt een Wob-verzoek ingediend”… Dat moment, daar gaat het al fout. Dat betekent namelijk dat de hogere legerleiding contact met je commandant heeft opgenomen en hem op de hoogte heeft gesteld van een lopend Wob-verzoek. Geen idee wat ze hem als opdracht hebben meegegeven, maar hij is wel even bij mij gaan informeren voor ze, en met een zeker doel. Ik schrik daarvan, want dit kan in redelijkheid niet anders gezien worden dan als een poging mij te beïnvloeden als advocaat. Het rare is ook dat Defensie reservisten wil met bepaalde specialismen: er lopen advocaten, journalisten, ondernemers en ambtenaren rond. Noem maar op, we komen uit alle windstreken. Juist die specifieke deskundigheid waar ze naar eigen zeggen om staan te springen, blijkt nu een liability.
‘Hoe heeft men andere reserveofficieren, zoals journalisten en advocaten, getracht te manipuleren?’
De vraag is hoe men de andere reserveofficieren, zoals de journalisten en advocaten, geprobeerd heeft te manipuleren en of dat ook is gelukt. De vraag is dan welk effect dat op het civiele werk van die journalist of advocaat heeft gehad. Wat ze in de wervingsfolder neerzetten als je kracht, werd in mijn geval een stok om mee te slaan.
De volgende dag, 1 september jongstleden, sms’te zijn commandant dat hij het Wob-verzoek van Diekstra onder ogen had gekregen en dat hij hem daarover wilde bellen. ‘Dat was het moment dat ik dacht: hier gaan jullie een grens over en stappen jullie van Defensie mijn praktijk binnen als advocaat. De hogere legerleiding had zelfs het verzoek doorgestuurd, terwijl mijn commandant daar echt niets, maar dan ook niets mee te maken heeft. Op 2 september kwam opeens antwoord op mijn Wob-verzoek. Op het moment dat ik het besluit zag, was het mij wel duidelijk waarom men twee dagen voor het besluit mijn commandant had ingeschakeld: kennelijk om mij te beïnvloeden niets met de informatie te doen. Zoals zo vaak binnen Defensie doet men alles om het imago te beschermen, ook al gaat het om misstanden die publiekelijk aan de kaak gesteld zouden moeten worden.’
Pijn in het hart
Diekstra verwijt zijn commandant niets, de hogere legerleiding en de minister daarentegen wel: ‘Hij is als commandant ook maar gebruikt om mij te beïnvloeden, maar als advocaat ben ik het aan mijn cliënten verplicht om een grens te stellen als ik voel dat men mij probeert te manipuleren. Het ergste vind ik: het doet pijn aan mijn hart. Het is een lange carrière die ik toch enigszins gedwongen moet stoppen. Ik kan het namelijk niet aan mijzelf, maar ook niet aan mijn militaire cliënten verantwoorden dat ik nevenwerkzaamheden verricht waarbinnen men mij probeert te beïnvloeden, mogelijk ten nadele van de belangenbehartiging aan mijn cliënten.'
‘Defensie heb ik altijd een prachtige organisatie gevonden, met veel mannen en vrouwen op wie ik nog altijd zeer trots ben, maar dit is het moment dat ik moet afzwaaien,’ zegt hij resoluut. Maar: ‘Dit pijnlijke besluit zorgt er in ieder geval voor dat ik mijzelf als militair advocaat in de spiegel kan blijven aankijken en vol overtuiging kan blijven strijden voor de belangen van de individuele militair.’
‘Defensie heeft kennis genomen van het artikel dat ingaat op een enkele concrete casus maar waarin vooral persoonlijke bespiegelingen van reserve-majoor Diekstra de boventoon voeren. Het uitoefenen van de functie van advocaat in combinatie met het zijn van reserveofficier bij de krijgsmacht komt vaker voor en staat niet ter discussie binnen Defensie. Wel kan dit in bepaalde situaties als ongemakkelijk worden ervaren.
‘Uiteraard worden er bij een organisatie waar meer dan vijftigduizend mensen werken wel eens fouten gemaakt. Defensie herkent zich echter niet in het beeld dat Diekstra schetst dat de krijgsmacht een gesloten bolwerk is waarin kritiek geven niet mogelijk is. Iedere klacht nemen we serieus. Uit cijfers die in het jaarverslag van Defensie staan, blijkt dat in de afgelopen jaren het aantal meldingen van medewerkers juist is toegenomen. Dat is een positieve ontwikkeling. We begrijpen ook dat kritiek uiten of kritiek ontvangen lastig is en het heeft daarom onze aandacht.’
14 Bijdragen
Gilles Wattel 1 3
En goede vriend van me raakte enigszins invalide in militaire dienst, gehoor aan één kant vrijwel weg.
Dat was in 1960 of zo.
Pa was redelijk vermogend, en pa en zoon niet dom, na lang procederen, en inschakelen van niet goedkope getuigen deskundigen van aanzien, kreeg hij een redelijke schadevergoeding.
Maar zoals mijn vriend zei 'arme jongens werden afgepoeierd'.
Jan Smid 8
Robelia 8
Een beetje slap dat Diekstra dan de handdoek in de ring gooit.
Organisaties zoals defensie en politie kun je toch het beste van binnenuit veranderen.
Jan Smid 8
RobeliaJan Willem de Hoop 12
Dat was geloof ik ook al conclusie over VVD ministerie Veiligheid & Justitie rondom Teevendeal / bonnetjesaffaire. En VVD - PvdA ministerie VWS heeft het ook al in het DNA zitten. Welk ministerie niet eigenlijk?
Tegen misstanden in eigen land en tegen de lange arm vechten van de Nederlandse overheid is blijkbaar vele malen moeilijker dan tegen menig dictoriaal regime buiten Nederland. Iets om te laten bezinken. Top serie onthullende artikelen trouwens.
Gilles Wattel 1 3
Jan Willem de HoopEen Britse hoge militair was van mening dat Karremans de opdracht van Joris Voorhoeve, geen verzet te plegen, naast zich neer had moeten leggen 'de commandant ter plaatse beslist'.
Jan Smid 8
Gilles Wattel 1Gilles Wattel 1 3
Jan SmidJan Smid 8
Gilles Wattel 1Gilles Wattel 1 3
Jan SmidWat de reactie van NATO was geweest, ik weet dat niet.
MatthijsK 7
De inrichting van het hele instituut deugt van geen kanten.
Zolang defensie één klant heeft zullen deze problemen blijven bestaan.
Je hebt een markt nodig om je organisaties te vormen. Geen markt? Dan kan de organisatie doen waar ze zin in heeft.
Jan Smid 8
MatthijsKMatthijsK 7
Jan Smid[Verwijderd]