's werelds grootste natuurbeschermings-organisatie gevangen door oliedollars

5 Connecties
4 Bijdragen

De Canadese schrijfster Naomi Klein is voor haar nieuwe boek gedoken in het krachtenveld rond de klimaatproblematiek. Ze trekt de pijnlijke conclusie dat zelfs de grootste natuurbeschermingsorganisatie ter wereld niet bestand is tegen de olie-en gasbedrijven.

De Canadese schrijfster Naomi Klein – bekend van onder meer de boeken No Logo en The Shock Doctrine – is voor haar nieuwe boek ‘This Changes Everything: Capitalism vs. the Climate’ de wereld van klimaatverandering ingedoken. Ze houdt daarin onder meer een betoog waarom de ‘markt’ het klimaatprobleem niet wíl en niet kán oplossen. De schrijfster stuitte in haar zoektocht naar een oplossing ook op de beperkingen van natuurbeschermingsorganisaties die soms te nauw verweven zijn met multinationals. Ter illustratie haalt Klein een casus aan van een milieuclub die een gebied beschermt, maar daar tegelijkertijd een oliebron laat exploiteren. Een contradictio in terminis, maar het is het geval bij Amerika’s grootste natuurclub Nature Conservancy die volgens de website wereldwijd meer dan 48 miljoen hectare beschermt. De organisatie heeft meer dan 6 miljard dollar aan bezittingen en hanteert de strategie om bedreigd natuurgebied op te kopen of te pachten.

Oliewinning in beschermd gebied

The New York Times heeft onlangs al een aantal bevindingen opgetikt uit Kleins nieuwe boek dat half september uitkomt. Schrijfster Klein verwijst naar de Texas City Prairie Reserve (930 hectare) dat in 1995 door Mobil Oil gedoneerd werd aan Nature Conservancy om de bedreigde Attwater’ prairiehoen te redden. Maar in 1999 besloot de natuurclub om oliewinning weer toe te staan in het door haar beschermde gebied. De directie wist het te verantwoorden door de miljoenen aan oliedollars - afkomstig uit de concessie – te gebruiken voor de prairiehoen in het gebied. De nieuwe put werd geslagen op nog geen kilometer afstand van de belangrijkste broedplaats van de prairiehoen. Deze opmerkelijke stap werd na enkele jaren geopenbaard in de Los Angeles Times en The Washington Post en leidde tot een storm van kritiek. Nature Conservancy maakt daarop een expliciet statement dat er voortaan in beschermde natuurgebieden géén olie-en gaswinning meer zal plaatsvinden. Maar alle bestaande overeenkomsten zouden nog wel gerespecteerd worden. En dat doet de natuurbeschermingsclub tot de dag van vandaag zonder veel tegensputtering.

Gevangen door oliedollars

De Nature Conservancy hanteert nu de lijn dat ze spijt hebben van de beslissing, maar dat ze gevangen zitten in de destijds ondertekende pachtovereenkomst. En dat ze de overeenkomst zelfs niet konden ontbinden toen de eerste oliebron was uitgeput en er een nieuw oliebron in het gebied moest worden aangeboord.
'Als zelfs de grootste natuurbeschermings-organisatie ter wereld niet kan uitvogelen hoe de olie-en gaswinning gestopt moet worden, hoe kunnen zij dan anderen helpen?'
Klein wijst in haar boek op een ontbindende clausule zodra de prairiehoen bedreigd wordt door de oliewinning. Uit interne documenten van de natuurclub blijkt echter dat er informatie voorhanden was waarin naar voren kwam dat de prairiehoen leed ondervond van de olie-activiteiten. Desondanks ging de natuurorganisatie geen juridisch gevecht aan om de olieconcessie te ontbinden. Een woordvoerder van de natuurclub geeft als motivatie aan dat de uitkomst daarvan ‘onzeker’ en ‘kostbaar’ is. Kortom, een kostenbaten-analyse waarbij de baten – de bedreigde prairiehoen – sinds 2012 is verdwenen uit het gebied. Dat zou echter vooral te maken hebben dat de federale overheid op een gegeven moment gestopt is met het uitzetten van prairiehoenen in het gebied. Wat de vertrekredenen ook zijn; Klein gebruikt de casus om te laten zien dat in de strijd tegen klimaatverandering zelfs de grootste natuurorganisatie zich niet kan weren tegen belemmerende invloeden van multinationals/oliemaatschappijen. Hun tentakels grijpen soms tot in de directiekamer en in het kasboek. ‘Als zelfs de grootste natuurbeschermingsorganisatie ter wereld niet kan uitvogelen hoe de olie-en gaswinning gestopt moet worden, hoe kunnen zij dan anderen helpen om dat wél te doen?’