© ANP / Koen Suyk

Hoe Nederland een subsidieloos windpark op zee voor elkaar kreeg

5 Connecties
4 Bijdragen

Gisteravond werd bekend dat Nuon de tender voor het windmolenpark Hollandse Kust Zuid gewonnen heeft. Bijzonder: voor het eerst in de geschiedenis gaat er een windpark op zee zonder subsidie gebouwd worden. Hoe kreeg Nederland dat voor elkaar?

Ruim een jaar geleden keek Diederik Samsom op zijn telefoon en zag daar een ietwat cryptisch sms’je. Het was op dat moment net bekend geworden dat hij de strijd om het PvdA-lijsttrekkerschap verloren had, waarna hij besloot om de Tweede Kamer per direct te verlaten. Afzender van het korte bericht was minister van Economische Zaken Henk Kamp van coalitiepartner VVD. De korte tekst: '5,45 cent per kWh, groet Henk.'

Het bedrag verwijst naar de ultralage garantieprijs waarmee een consortium onder de naam Blauwwind de tender voor het gigantische windpark Borssele III & IV — capaciteit: ruim 700 megawatt — wist binnen te slepen. De 5,45 cent betekende dat de overheid miljarden euro's minder aan subsidie voor duurzame energie hoeft uit te trekken dan verwacht: een prestatie waarmee Kamp de voormalige Greenpeace-man Samsom een hart onder de riem wilde steken.

Vanzelfsprekend ging op het ministerie van Economische Zaken de vlag uit toen dit laagterecord gerealiseerd werd. Net zoals de vlag een paar maanden eerder uitging, toen in juli 2016 bekend werd dat Dong Energy (tegenwoordig Ørsted geheten) de tender voor de windparken Borssele I & II voor 7,27 cent per kWh wist binnen te slepen. Ook dat bedrag was destijds een laagterecord.

En vandaag is het opnieuw feest, want amper vijftien maanden na het sms’je van Kamp wordt er weer een nieuw record gebroken. Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat maakte gisteren bekend dat Chinook, een dochter van Nuon, de tender voor het windpark Hollandse Kust Zuid (wederom 700 megawatt) gewonnen heeft. Het bijzondere: voor het eerst in de geschiedenis gaat een windpark zonder subsidie gerealiseerd worden.

Hoe werkt(e) die subsidieregeling eigenlijk?

Dat het consortium Blauwwind de tender won met een garantieprijs van 5,45 cent per kWh, betekent niet dat de overheid ook 5,45 cent per kWh kwijt is. Het bedrag is namelijk een garantieprijs: de overheid betaalt slechts het verschil tussen de garantieprijs en de prijs op de stroommarkt (nu ongeveer 4,5 cent per kWh). Als de prijs op de markt zakt tot bijvoorbeeld 3,45 cent per kWh, dan betaalt de overheid de 2 cent verschil terug aan de producent. Ligt de stroomprijs echter op of boven die 5,45 cent, dan hoeft de overheid helemaal niets te betalen.

Wantrouw daarom alle rapporten en verhalen waarin de benodigde subsidie voor windenergie op zee op vele miljarden euro's geraamd wordt: meestal gaat het hier om het maximale bedrag dat de overheid in theorie kwijt zou kúnnen zijn, niet om de subsidie die de overheid ook daadwerkelijk gaat moeten betalen.

Lees verder Inklappen

Zónder staatssteun bestaat niet

Om te beginnen: helemaal zonder steun van de overheid is het windpark niet. Zo zijn de kosten voor het aansluiten van de windparken op het hoogspanningsnet voor rekening van netbeheerder Tennet, dat volledig in handen van de staat is. In totaal zal voor de aansluiting van alle windparken zo'n 2 miljard euro nodig zijn; omgerekend naar de stroomopbrengst van Hollandse Kust Zuid gaat dat volgens Energie Centrum Nederland (ECN) om ongeveer 1,8 cent per kWh.

Dat gezegd hebbende: bij fossiele stroomopwekking worden natuurlijk ook kosten geëxternaliseerd. Kosten voor luchtverontreiniging en klimaatverandering zijn immers niet in de stroomprijs meegenomen, maar moeten wél op andere manieren door de samenleving worden betaald. Het Europese energieadviesbureau Ecofys raamde die kosten voor een kolencentrale in 2014 op 9,5 cent per kWh.

Daarnaast heeft de Nederlandse overheid het wind- en bodemonderzoek in de betreffende kavels op zich genomen, en zijn voor de winnaars van de tenders direct alle vergunningen geregeld. Volgens Bernard Bulder van ECN is het met name deze overheidsstrategie die wind op zee in de Nederlandse Noordzee momenteel zo'n succes maakt: ‘Voorheen moest ieder bedrijf zélf met een bootje de zee op om onderzoek te doen naar de bodem en moest iedereen een onderzoeksbureau inhuren om de gemiddelde windkracht en -richting uit te rekenen. En degene die de tender won, kon vervolgens zelf alle bouw- en milieuvergunningen gaan regelen. De Nederlandse overheid heeft dat nu in één keer voor iedereen tegelijk geregeld: de uitkomsten van het bodemonderzoek kunnen geïnteresseerde partijen gewoon bij de RVO opvragen. Dat houdt de kosten en de risico's voor het inschrijven op een tender relatief beheersbaar. Zo konden de bedrijven zich concentreren op waar ze goed in zijn: het rondrekenen van de business case van het windpark. Vanuit het buitenland wordt met bewondering naar deze strategie gekeken.’

Valt er dan niets kritisch over de Nederlandse wind op zee-strategie op te merken? Toch wel

Het succes van de Nederlandse wind op zee-strategie is overigens niet los te zien van de omstandigheden op onze Noordzee. Die is relatief ondiep, hetgeen de bouwkosten binnen de perken houdt. Daarnaast bevinden de windparken zich dichtbij de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt, waardoor de transportkosten laag gehouden kunnen worden en een afzetmarkt gegarandeerd is.

Tenslotte, altijd handig voor een windpark: het waait op de Noordzee meestal flink. 

Een Nederlandse Noordzee vol buitenlandse molens

Valt er dan niets kritisch over de Nederlandse wind-op-zee-strategie op te merken? Toch wel. In de Nederlandse Noordzee is momenteel namelijk geen enkele Nederlandse windmolen te vinden. En dat steekt, zeker voor een land waar molens zo'n beetje het nationale symbool zijn. Amerika moest immers nog ontdekt worden toen er in de buurt van Alkmaar al een polder met behulp van windenergie werd leeggepompt. Aan het begin van deze eeuw deden Nederlandse bedrijven nog aardig mee in de ontwikkeling van de windindustrie, maar inmiddels maken het Duits-Spaanse Siemens Gamesa en het Deense Vestas hier de dienst uit.

Om innovatie vanuit het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen, reserveerde de RVO daarom onder de naam Borssele V een klein kaveltje voor het MKB, waar maximaal twee windmolens gerealiseerd kunnen worden. Dit kost natuurlijk extra geld: met slechts twee molentjes kan je niet profiteren van schaalvoordelen. Ook worden er technieken getest die zich nog niet volledig hebben bewezen (het is dan ook een innovatiekavel). Daarom zegde de RVO toe dat er een garantieprijs voor de stroom van Borssele V zou komen. De belangstelling was aanvankelijk groot: het komt niet heel vaak voor dat innovaties in de praktijk getest kunnen worden. Verschillende partijen gingen dan ook meteen aan de slag.

Tot de RVO bekendmaakte wát die garantieprijs voor de stroom van Borssele V precies zou worden: die werd namelijk bevroren op maximaal 5,45 cent per kWh, exact het bedrag dat Blauwwind nodig heeft voor de bouw van een gigantisch windpark van 700 megawatt. Nu moesten ook de twee molentjes die op Borssele V gebouwd gaan worden voor dit laagterecord gerealiseerd worden — en dan moesten er ook nog innovaties getest worden

Teleurstelling om lage garantieprijs

Dat gaat natuurlijk niet, en het ene na de andere bedrijf trok zich daarop terug uit de procedure. Bijvoorbeeld de bedrijven Ballast Nedam Offshore, Monobase Wind en KCI The Engineers: zij hadden een consortium gevormd waarin nieuwe manieren getest zouden worden om een windmolen onder water te funderen en te installeren. In een zogenaamde 'letter of regret' schreven zij aan de RVO: ‘De gestelde financieel/economische voorwaarden staan in onze ogen haaks op het karakter van een innovatiekavel.’

Het kan nog jaren duren voordat het MKB opnieuw een dergelijke kans krijgt

Ook ShareNRG schreef een brief aan de RVO, waarin de lage garantieprijs als voornaamste probleem wordt genoemd: 'Alleen al door het verschil in schaalgrote (sic) zal de business case negatief zijn waardoor partijen zich niet zullen inschrijven. Het testen en demonstreren van nieuwe technologie maakt de business case nog negatiever.' En dit schreef branchevereniging NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie): ‘Het maximum tenderbedrag van €0,05449/kWh (...) zien wij als niet representatief voor dit innovatiekavel.’

De RVO wil geen mededelingen doen over de klachten over de tender rond Borssele V. Wel is duidelijk dat er nog geen officiële plannen voor een nieuw innovatiekavel zijn. Dat betekent dat het zomaar nog enkele jaren kan duren voordat het MKB opnieuw een dergelijke kans krijgt in de Nederlandse Noordzee.

Voorlopig kan het MKB dus geen grote innovaties testen. En daar zit een zeker risico aan vast, zeker nu de afslag naar subsidievrije windparken lijkt te zijn ingeslagen. Hollandse Kust Zuid is immers nog niet gebouwd. Sterker nog: het windpark hoeft pas in 2022 opgeleverd te worden. Nuon zegt nu dat het park zonder subsidie gebouwd kan worden, maar dat kan alleen omdat het nog een paar jaar heeft om nieuwe innovaties en daarmee gepaard gaande kostendalingen af te wachten. Echter: die innovaties moeten dus wél nog plaatsvinden.

In het uiterste geval kan Nuon voor een relatief bescheiden boete van maximaal enkele tientallen miljoenen van de tender afzien. Borssele V inzetten om innovaties in de praktijk te testen is dus niet alleen goed voor het Nederlandse MKB, maar draagt tevens bij aan het voorkomen van dat scenario.

Het zou goed zijn als de RVO het subsidiebeleid rond Borssele V nog eens nauwkeurig onder de loep neemt.