De donkere kant van Ruttes participatiesamenleving

3 Connecties

Relaties

inkomensongelijkheid

Personen

Mark Rutte

Werkvelden

Economie
14 Bijdragen

Uit onderzoeken blijkt dat de inkomensongelijkheid in Nederland toeneemt, waarschuwen Rochus van der Weg en Maarten Van der Kloot Meijburg. En dat is uiteindelijk voor iedere inkomensgroep slecht nieuws.

Nederland lijkt te zijn vergeten dat de economie de behoefte van de maatschappij moet dienen en niet omgekeerd. Onze regering doet er alles aan om de economische efficiëntie van ons land te vergroten. Flexibel ontslagrecht, afbouwen van marktverstorende sociale vangnetten en ruim baan aan marktwerking om onze productiviteit te verhogen. Dit beleid heeft alleen een aantal vervelende bijwerkingen; het vergroot de inkomensverschillen en de kans op armoede. Het zal de sociale kosten voor ons land verhogen en de sociale cohesie verzwakken. Hetgeen de politieke stabiliteit en de economie van ons land negatief kan beïnvloeden. Belanden we met de participatiesamenleving niet van de regen in de drup?

Verschil tussen rijk en arm groeit toch

De inkomensongelijkheid is volgens het CBS ( Centraal Bureau voor de Statistiek) ook in 2012 weer gelijk gebleven. Op die observatie valt veel af te dingen.  Uit het rapportInequality in a time of crisis” van  UBS (Union Bank Of Switzerland) blijkt dat de inkomensongelijkheid vooral in ons land door de crisis verder is toegenomen. UBS gebruikt voor haar berekeningen een andere methode dan het CBS. UBS rekent met de daadwerkelijke huishoudinkomens. Lagere inkomens verdelen hun geld anders over producten en diensten dan de 10% van de bevolking met de hoogste inkomens. Armere burgers besteden een groter deel van hun inkomen, aan voedsel, energie en wonen. En aangezien juist die producten en diensten sneller duurder zijn geworden, o.a. door verhogingen van de consumptieve belastingen, zijn de inkomenseffecten voor huishoudens met lagere inkomens groter.
'Sinds 2008 neemt ook de kans op armoede in Nederland weer toe'
Het besteedbaar inkomen van huishoudens met de laagste inkomens is volgens UBS in Nederland met 20% afgenomen en dat van de hogere inkomens maar met 10%. In een recent artikel “sociaal beleid en inkomensongelijkheid” geven Marloes de Graaf en Tahnee Ooms ook aan dat het Nederlandse overheidsbeleid in tijden van recessie ten koste is gegaan van de onderkant van de inkomensverdeling. Zij geven in hun artikel aan: 'De structurele hervormingen van de verzorgingsstaat, veelal gericht op arbeidsparticipatie, ondergraven de inkomensoverdracht van rijk naar arm. De herverdelende werking van progressieve inkomstenbelastingen wordt teniet gedaan door  belastingen op consumptie en ziektekostenpremies die in de loop der jaren steeds regressiever zijn geworden'. Ook de OESO bevestigt in het rapport “Divided we stand uit december 2011, dat in Nederland de inkomensverschillen juist zijn toegenomen. Sinds 2008 neemt ook de kans op armoede in Nederland weer toe. Volgens het rapport Armoedesignalement 2012 van het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau) en het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) steeg tussen 2010 en 2011 het aantal huishoudens met een kans op armoede van 7,4 procent  naar 8,7 procent.  Ramingen van het CBS  geven aan dat deze groei zich in 2013 voort zal zetten.  Daarnaast groeit het aandeel van hele rijke Nederlanders in het nationaal inkomen sterk. Op dit moment verdient 0,1 procent van de bevolking ruim 1,4 procent van het nationale inkomen maar de groei van het aandeel van de allerrijkste in het nationaal inkomen is volgens  het artikel Topinkomensgroei als macrofenomeen van Jasper Lukkezen en Bas Straathof, vergelijkbaar met de Verenigde Staten.

Topinkomens en ZZP’ers

De sterke groei van de topinkomens is te verklaren aan de hand van drie economische mechanismen die samenhangen met het ontstaan van gedereguleerde mondiale markten. Eén mechanisme gaat over de vraag naar topmanagers en specialisten op een wereldmarkt: er ontstaat een mondiale vraag en de hoogste mondiale beloning wordt de benchmark voor alle topmanagers en specialisten. Eén mechanisme heeft betrekking op overheidsbeleid: verlaging van het toptarief van de inkomstenbelasting om te profiteren van de hogere marginale productiviteit van grootverdieners. En tot slot een bedrijfsintern mechanisme dat betrekking heeft op de toegenomen scheiding van eigendom en bestuur (controle). Vooral dat laatste mechanisme heeft in combinatie met het eerste mechanisme een belangrijke bijdrage geleverd een stijging van het allerrijkste deel van de bevolking en de afgenomen sociale verantwoordelijkheid bij bedrijven. De toegenomen scheiding van eigendom en bestuur heeft er voor gezorgd dat steeds meer bedrijven eigendom zijn van anonieme aandeelhouders en worden bestuurd door topmanagers die als portfoliomanagers hun bedrijven aansturen. Bedrijven zijn in hun visie niets meer dan de contante waarde van series kasstromen. Kasstromen die continue moeten worden verbeterd met kostenbesparingen door reorganisaties, fusies & overnames, outsourcing en slimme fiscale en financieringsconstructies om de mondiale concurrentie aan te kunnen. De sociale kosten van dat beleid worden zo veel mogelijk afgewenteld op de staat. In ruil voor het marktefficiënt maken van de ondernemingen  krijgen de topmanagers vorstelijke salarissen, bonussen en andere emolumenten.
'Bedrijven zijn in de visie van topmanagers niets meer dan de contante waarde van series kasstromen.'
Ook binnen de overheid vond de afgelopen decennia een scheiding van bestuur en eigendom plaats. Steeds meer publieke en semipublieke bedrijven werden op afstand van de overheid gezet en door dezelfde soort kasstroommanagers afgeslankt en “marktefficiënt” gemaakt. Voor hun beleid riepen de kasstroommanagers de hulp in van specialisten van grote investmentbanks, real estate-, advocaten-, consultancy- en accountancyfirma’s. Deze specialisten helpen de kasstroom managers optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden om (menselijk) kapitaal en productie verplaatsen op het gedereguleerde mondiale speelveld. Vaak ten koste van nationale begrotingen en duizenden arbeidsplaatsen, verdienen zij miljarden aan complexe financieringen, overnames, fusies, strategische en belastingadviezen. De afgelopen decennia werd een klein deel van de Nederlandse bevolking een stuk rijker maar verloren duizenden Nederlandse werknemers in de slag om de markt, bij zowel private en publieke bedrijven, hun baan. Velen van hen werden ZZP’er en hebben nu als flexwerkers een onzeker inkomen. Dit is waarschijnlijk ook de verklaring voor de enorme stijging (28.8 procent) van het aantal personen met een inkomen uit onderneming in de recente CBS cijfers over inkomensongelijkheid.  Veel van die ZZP’ers zullen het moeten doen met een marginaal inkomen dat de inkomensverdeling onevenwichtiger zal maken.

Gevolgen van een onevenwichtige inkomensverdeling

Inkomensongelijkheid is niet alleen slecht nieuws voor het arme deel van de bevolking. De negatieve bijwerkingen van inkomensongelijkheid, zoals sociale spanningen en meer criminaliteit, zijn ook nadelig voor degenen die het beter hebben. Daarnaast ondergraaft inkomensongelijkheid de solidariteit, zoals Marii Paskov en Caroline de Wilde in een recent onderzoek uit 2013 aantonen. Zij stellen dat niet alleen de mate van inkomensongelijkheid daarbij een rol speelt, maar ook de structuur daarvan invloed heeft op de bereidheid van mensen om het welzijn van landgenoten te verhogen. Zij tonen aan dat inkomensongelijkheid in de samenleving negatief gerelateerd is aan de mate van solidariteit. Grote inkomensverschillen aan de bovenkant leiden tot een grotere sociale afstand tussen sociale groepen, maar ook tot relatieve deprivatie, statusangst en sociale rivaliteit. Vanwege het risico op politieke instabiliteit en onzekerheid over eigendomsrechten zet het ook een rem op de economische groei. Tevens wordt de economie getroffen doordat mensen minder geneigd zijn tot samenwerking als de sociale afstand tussen bevolkingsgroepen wordt vergroot. Hetgeen in verschillende sociale experimenten is aangetoond. Bovendien heeft het stijgende aandeel van de topinkomens een aantal specifiek negatieve gevolgen voor de economie zoals Jasper Lukkezen en Bas Straathof in hun artikel aantoonden. Stijgende topinkomens oefenen druk uit op belastingtarieven en maken belastingontwijking aantrekkelijker en tast de belastingmoraal van de gewone burger aan. Tevens heeft het uitgavenpatroon van mensen met topinkomens indirect effect op het uitgavenpatroon van mensen met lagere inkomens. Mensen met lagere inkomens hebben de neiging het koopgedrag van rijke mensen te kopiëren. Er wordt meer uitgegeven aan luxe goederen (auto’s, huizen, sieraden) en minder aan alledaagse goederen. De spaarquote van ons land kan hierdoor afnemen.

Toenemende inkomensongelijkheid! Geen interesse…

De inkomensongelijkheid en armoede in Nederland is nog steeds relatief beperkt maar ze groeit wel. Behoudens wat gekrakeel van de Occupy-beweging, lijken de meeste Nederlanders weinig interesse te hebben voor het probleem. Ook traditionele voorvechters van meer inkomensgelijkheid zoals de PvdA en de vakbeweging lijken de ontwikkeling lijdzaam gade te slaan. De PvdA lijkt  net als Wim Kok, toen hij in zijn commissaristijd bij ING wat kon doen aan de bonuscultuur, te denken: ‘Je kunt zeggen, ik doe daar niet aan mee, maar dan verander je ook niks’. Deze ’If you can’t beat them, join them'-houding had geen effect op de bonuscultuur bij ING en zal ook geen effect hebben op de groeiende inkomensongelijkheid in Nederland. Dat moeten de gedoogpartners van het huidige kabinet toch ook weten.
'Elites die door hun geld en macht de democratische besluitvorming geweld aan doen'
De overheid en haar gedogers moeten oppassen dat we met de participatiesamenleving niet in de voetsporen te treden van Groot Brittannië en de Verenigde Staten. Fukuyama, de apologeet van de liberale marktdemocratie, spreekt in een essay uit 2012 ‘The Future of History’ zijn bezorgdheid uit over de ontwikkelingen in deze landen. Hij constateert een toenemende ongelijkheid in de verdeling van de welvaart. Er ontstaat een steeds groter wordende groep van mensen die rond of onder de armoedegrens leeft en een kleine elite die een steeds groter deel van het nationaal inkomen verdient. Elites die door hun geld en macht makkelijk toegang hebben tot de politieke elite en de politieke besluitvorming ten eigen voordeel kunnen beïnvloeden en daarmee de democratische besluitvorming geweld aan doen.

Het middel is erger dan de kwaal

De Nederlandse regering wil Nederland competitief maken om te kunnen opereren op een mondiale markt. Ze moet daarbij wel oppassen dat ze in haar ijver om de verzorgingsstaat om te bouwen naar een participatiesamenleving niet het vigerende sociale vangnet dermate afbouwt dat het middel uiteindelijk erger is dan de kwaal. Als de solidariteit met de kwetsbare ‘onderkant’ van de samenleving verdwijnt, zal die groep groter en armer worden en steeds moeilijker toegang krijgen tot goede basis voorzieningen in de zorg en het onderwijs. Dat is zowel sociaal, politiek als economisch om problemen vragen. Kortom regering het loont dus om, ondanks de crisis, te blijven inzetten op een goed sociaal vangnet en een evenwichtige inkomensverdeling.
  Dit artikel is geschreven door Maarten Van der Kloot Meijburg &  Rochus van der Weg