Platform Brent Bravo in de Noordzee, in 2019.

Internationaal onderzoek naar de exploitatie van de Noordzee. Energiebedrijven, reders, zandwinners, vissers: wie zijn de winnaars en verliezers in de slag om de Noordzee? Lees meer

De Noordzee is een van de drukste zeeën ter wereld en wordt steeds drukker. Er staan verouderde en verlaten boorplatforms die al jaren geleden zouden worden opgeruimd. Langs de kust worden enorme windmolenparken aangelegd en op de bodem liggen cruciale internetkabels. Delen van de Noordzee worden intussen als natuurgebied aangemerkt, met alle restricties van dien. De visserij ziet haar visgebieden slinken en moet tegelijk haar methoden innoveren. Wie zijn de winnaars en verliezers van de slag om de Noordzee? Dit is het eerste internationale onderzoek naar de Noordzee als geheel. Onder regie van Follow the Money werken we samen met media uit onder meer Noorwegen, Denemarken, België en het Verenigd Koninkrijk.

8 artikelen

Platform Brent Bravo in de Noordzee, in 2019. © Marten van Dijl

De Noordzee ligt vol met honderden boorplatforms, duizenden gas- en olieputten en tienduizenden kilometers pijpleidingen – binnenkort allemaal buiten gebruik. Of dit fossiele kerkhof zal worden opgeruimd, is onzeker. Een internationaal onderzoeksteam, onder leiding van Follow the Money zocht uit waarom en ontdekte grote financiële en strategische belangen. ‘Het zijn kosten op een sterfhuis, niemand maakt die graag.’

0:00
Dit stuk in 1 minuut

Waar gaat dit artikel over?

  • Met de sluiting van verschillende olie- en gasvelden dreigt de Noordzee een groot kerkhof van fossiele installaties te worden. Oude infrastructuur moet na gebruik eigenlijk opgeruimd worden, maar dat gebeurt amper. 
  • De aanstaande energietransitie zet de discussie hierover op scherp. Landen en bedrijven met veel oude infrastructuur willen die graag behouden, terwijl partijen zonder materieel juist graag een schone lei zouden zien.

Waarom is dit belangrijk?

  • Het is druk in de Noordzee. Energiebedrijven, reders, vissers: iedereen wil gebruik maken van de mogelijkheden die de zee te bieden heeft. De Noordzee moet de motor van de energietransitie worden. De grote windparken die gepland worden vereisen veel ruimte; ruimte die steeds schaarser wordt.
  • Daarnaast is de Noordzee een unieke leefomgeving voor planten en dieren. Dit ecosysteem staat onder toenemende druk.
  • De verschillende belangen zullen steeds vaker botsen. Onderzoek naar de winnaars en verliezers in deze slag om de Noordzee is daarom hard nodig.

Hoe heeft FTM dit onderzocht?

  • De komende jaren verricht Follow the Money internationaal onderzoek naar de Noordzee. Voor het eerst wordt er naar de Noordzee als geheel gekeken.
  • We werken hiervoor samen met verschillende partners, waaronder NRK (Noorwegen), De Tijd (België) en DeSmog (Verenigd Koninkrijk). Dit artikel is het eerste in een langer lopende reeks.
  • Het project richt zich op verschillende aspecten van de Noordzee (o.a. energie, voedsel, veiligheid) en is voor een groot deel gebaseerd op data-onderzoek. Data die nog nooit eerder op deze manier bij elkaar gebracht en geanalyseerd is.
Lees verder

Een wapperende gele protestvlag boven op een verroest olieplatform op de Noordzee: ‘Save the North Sea. Stop Shell!’, staat erop. Ervoor langs scheren rubberboten met actievoerders over de golven. Terwijl zij zich schrap zetten om het platform te beklimmen, proberen mannen met spuitende waterkanonnen dit te voorkomen. 

Het is inmiddels een bijna iconisch beeld. De plannen van toenmalig Royal Dutch Shell om de Brent Spar op de zeebodem te laten zinken, waren in 1995 wereldnieuws. Ondanks de waterkanonnen wisten actievoerders van Greenpeace het platform een maand lang te bezetten. Tegelijkertijd liet een boycot van alle Shell-benzinepompen in onder andere Nederland en Duitsland de verkoopcijfers flink dalen. 

Het wereldwijde protest was zo groot dat Shell ervan afzag de Brent Spar voorgoed af te laten zinken in de Noordzee. En dat terwijl overheden, het oliebedrijf en zelfs toezichthouders het erover eens waren dat er weinig risico’s kleefden aan het plan.

De Brent Spar is het bekendste voorbeeld van een probleem dat veel groter is: niet één, maar honderden olie- en gasplatforms op zee zijn aan het eind van hun levensduur gekomen. 

Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Follow the Money heeft voor het eerst in kaart gebracht welke olie- en gasinfrastructuur in de Noordzee aanwezig is, wat daarvan nog in gebruik is en wat eigenlijk allang opgeruimd had moeten worden en door wie. 

Wat blijkt? Hoewel operators in principe verplicht zijn alle platforms, boorputten en pijpleidingen na gebruik op te ruimen, gebeurt dat amper. De Noordzee dreigt daarmee een groot kerkhof van fossiele installaties te worden.

Waarom worden de – soms al jaren verlaten – platforms niet afgebroken en verwijderd? Het onderzoeksteam zocht het uit en kwam uit bij enorme financiële en strategische belangen.

Nieuw onderzoek: The North Sea Investigations

Een nieuw dossier bij Follow the Money

Dit artikel is de start van The North Sea Investigations – een meerjarig internationaal onderzoek naar de strijd om de schaarse ruimte op de Noordzee, onder leiding van Follow the Money in samenwerking met de Noorse omroep NRK, de Belgische krant De Tijd en het internationale non profit onderzoeksplatform DeSmog

Wat een grote lege watervlakte lijkt, is in werkelijkheid een van de drukste stukjes zee ter wereld. Hier botsen allerlei belangen – tussen bedrijven en overheden, tussen natuur en exploitatie, maar ook tussen verschillende landen.

Wat gaan we onderzoeken?

Energie- en windparkexploitanten, reders, zandwinners, vissers: iedereen wil gebruik maken van de mogelijkheden van deze zee. De Noordzee moet de motor van de energietransitie worden, maar is tegelijkertijd onmisbaar voor het vervoer van goederen, als zandwinningsgebied voor woningbouw en dijkversterking, maar ook als inkomstenbron voor vissers en als unieke leefomgeving voor planten en dieren. 

Hoe meer plannen er worden gemaakt, hoe schaarser de ruimte en hoe groter de (conflicterende) nationale, economische en maatschappelijke belangen. Er hangt een enorm prijskaartje aan de strijd om deze ruimte. Welke belangen laten nationale overheden en de EU zwaarder wegen? En wat zijn de mogelijke gevolgen van gemaakte keuzes? Als beslissingen eenmaal zijn genomen (CO2 in de grond gespoten, of duizenden windmolens geplaatst) zijn miljarden uitgegeven en is de ruimte vergeven. Wie zijn de winnaars in deze slag om de Noordzee en wie delven het onderspit? 

Waarom is dat belangrijk?

Nooit eerder is er onderzoek gedaan naar de Noordzee als geheel. De kennis over het gebied is versnipperd en houdt vaak op bij de landsgrenzen. Reden genoeg voor een diepgaand, internationaal onderzoek naar de vele botsende plannen, afspraken en initiatieven.

Lees verder Inklappen

Afwijkende registraties en verschillende definities

Om de omvang van de problematiek te begrijpen, is het van belang om te weten wat er überhaupt allemaal aan infrastructuur in de Noordzee ligt en wat de afspraken daarover zijn. Om met het laatste te beginnen: volgens internationale afspraken moeten operators alle mijnbouwinstallaties opruimen als ze buiten gebruik zijn. Dat houdt in: constructies boven en onder water afbreken, alle aangeboorde putten definitief afsluiten met cementpluggen en pijpleidingen schoonspoelen en begraven in de zeebodem. 

Klinkt helder, maar dan wordt het moeilijker. Op land heeft elke vierkante meter een bestemming en staat elk bouwsel ergens geregistreerd. Maar wat er allemaal precies in de Noordzee ligt, weet niemand, zo blijkt uit de data die Follow the Money heeft verzameld. Verschillende instanties – operators, overheden, toezichthouders – houden afwijkende overzichten bij, en geen daarvan is compleet. De definities van ‘buiten gebruik’ verschillen bovendien. Niet alleen per land, maar ook per instantie.

Het is dan ook allesbehalve duidelijk wat er allemaal moet worden ontmanteld en wanneer.

Het beeld lijkt op het eerste gezicht helder: vooral veel boorputten zijn al buiten gebruik, maar ook een vijfde van de pijpleidingen en zo’n 10 procent van de platforms is niet meer actief. En het zijn er mogelijk zelfs meer, want veel pijpleidingen die geregistreerd staan als ‘verwijderd’ zijn in werkelijkheid alleen ‘buiten gebruik’. Dus ook wat als verwijderd geldt, staat er mogelijk nog steeds.

Hoe lang dat al zo is, daar geven de data geen uitsluitsel over. Zoals het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) laat weten: ‘Voor 1 januari 2022 was het mogelijk dat putten jarenlang niet produceerden zonder dat hiervan melding moest worden gemaakt.’

Wat wel al bekend is, is dat het grootste deel van de actieve platforms binnenkort aan zijn economische levenseinde komt. Het aantal inactieve installaties gaat dus alleen nog maar oplopen.

De Nederlandse toezichthouder, het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), weet te melden dat ‘het aantal buiten gebruik gestelde boorputten dagelijks toeneemt.’ Maar hoeveel het er precies zijn? Niemand die het weet. ‘Wij houden geen actuele telling bij,’ zegt een woordvoerder. 

Ook het ministerie van EZK heeft geen idee: ‘[We hebben] geen zicht op installaties die dit jaar of komende jaren buiten werking zullen worden gesteld, dit is afhankelijk van bijvoorbeeld de productieduur,’ mailt een woordvoerder.

Jip van Zoonen, adviseur en projectleider vergunningen voor de Noordzee bij Rijkswaterstaat, is niet verrast door dit gebrek aan overzicht. Tot twintig jaar geleden gold er namelijk geen registratieplicht voor kabels en pijpleidingen. ‘Al sinds halverwege de negentiende eeuw worden er kabels aangelegd in het Nederlandse deel van de Noordzee, maar die zijn niet allemaal volledig geregistreerd. Men weet ook niet altijd precies waar ze allemaal liggen en van wie ze zijn.’

De overheid betaalt

Hoe groot de opruimklus is weet dus niemand, maar duidelijk is dat hij met de dag groter wordt. Toch komen maar weinig van de installaties op de zeebodem terug in de ontmantelingsplannen van de verschillende Noordzeelanden. 

Het onderzoeksteam ontdekte hiervoor twee redenen: een financiële en een strategische. Om met het eerste te beginnen: aan het afbreken en verwijderen van platforms, putten en pijpleidingen hangt een enorm prijskaartje.

Wat kost het opruimen van de Noordzee?

De Europese Commissie schatte in 2021 de volgende kosten voor opruimwerkzaamheden in de Noordzee tussen 2020 en 2030: 

  • Alle geplande opruimwerkzaamheden bij elkaar zullen zo’n 30 miljard euro kosten. 
  • Het grootste deel daarvan, 17 miljard euro, komt voor rekening van Groot-Brittannië. Dat land heeft dan ook de meeste installaties.
  • De nummer twee is Noorwegen, met 9,7 miljard euro aan geraamde kosten. 
  • De kosten voor Nederland zijn geschat op 2,6 miljard euro. Denemarken zal een kleine half miljard euro moeten betalen. 

Ook na 2030 staan nog talloze putten, platforms en installaties te wachten op ontmanteling: 

  • EZK schat de totale opruimkosten in Nederland op 4,5 miljard euro
  • Daar komt nog eens 4 miljard bij als ook alle pijpleidingen moeten worden verwijderd. 

Dat valt nog mee bij de 44,5 miljard pond die het Verenigd Koninkrijk moet betalen, volgens berekeningen van de Britse North Sea Transition Authority.

Lees verder Inklappen

Deze enorme bedragen zijn hoogstwaarschijnlijk zelfs nog een onderschatting. Uit recent onderzoek blijkt dat de budgetten voor het opruimen tot nu toe regelmatig worden overschreden. En niet maar een beetje: gemiddeld komen de kosten voor opruimcampagnes in de Noordzee 76 procent hoger uit dan begroot. 

Chris Lehouck, CEO van Deco Subsea, een van de grootste opruimbedrijven in België, weet dit uit ervaring: ‘De kosten kunnen ontzettend oplopen. Soms zijn er vervelende verrassingen, zoals onderwaterstructuren die begroeid zijn met steenharde bloemkolen of een dikke schelpenkorst.’ Die zorgen voor vertragingen die de hele klus meteen duurder maken. ‘De grootste kraanschepen – van Heerema of Allseas – kosten bijvoorbeeld al 2 miljoen euro per dag om in te zetten.’ 

Het zijn kosten op een sterfhuis, niemand maakt die graag.

Slechts een klein deel van deze rekening wordt betaald door de olie- en gasbedrijven. De overheden van de Noordzeelanden draaien uiteindelijk op voor de meeste opruimkosten. Dat komt enerzijds doordat staten aandeelhouder zijn in gas- en oliewinningsoperaties op zee en anderzijds door voordelige belastingafspraken. Zo mogen operators de kosten voor geplande opruimwerkzaamheden aftrekken van de winsten waarover belasting moet worden betaald.

In Nederland draait de overheid hierdoor op voor ongeveer 73 procent van de opruimkosten. In Noorwegen is dat 78 procent en in het VK ligt het tussen 40 en 75 procent, afhankelijk van de belastingafspraken met de operators.

De energietransitie als uitstelstrategie 

Voor iedere betrokkene – zowel overheden als bedrijven – is het aantrekkelijk om het afbreken van infrastructuur zo lang mogelijk uit te stellen. Dat ziet ook de CEO van Deco Subsea: ‘Het klopt dat men niet altijd veel zin heeft in decommissioning. Het zijn kosten op een sterfhuis, niemand maakt die graag. Maar we zien sinds een paar jaar wel dat de inspanningen toenemen.’

In principe moeten operators een jaar na het beëindigen van de productie een verwijderingsplan voor de betreffende installaties indienen bij het verantwoordelijke ministerie. Maar dit is slechts een papieren werkelijkheid. In de praktijk is het niet moeilijk om een vergunning te krijgen om het opruimen uit te stellen.

Dat blijkt uit de ingediende ontheffingsaanvragen bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Wie aangeeft dat het voordeliger zou zijn om nog even te wachten totdat meerdere platforms en putten tegelijk kunnen worden ontmanteld, krijgt tot vijf jaar uitstel voor het plan.

Ook de aanstaande energietransitie levert een argument voor uitstel. Operators die aangeven dat zij een installatie mogelijk in de toekomst willen hergebruiken – bijvoorbeeld pijpleidingen voor het vervoer van waterstof, of een gas- of olieveld voor het opslaan van CO2 – krijgen ook uitstel. 

Of hergebruik daadwerkelijk mogelijk is, moet nog blijken. Maar alleen al de intentie uitspreken om het te onderzoeken, levert jaren tijdwinst op, blijkt uit de toegekende ontheffingen. 

In Nederland kregen vier operators vorig jaar zo’n ontheffing. De bedrijven TotalEnergies, Neptune, ONE-Dyas en TAQA mogen de mogelijke inzet voor onder andere CO2-opslag gaan onderzoeken en dus hun installaties voorlopig laten staan. In het Verenigd Koninkrijk lopen op dit moment zes projecten voor CO2-opslag. Ook hier zijn de bekende grote fossiele bedrijven als BP, Equinor en Harbour Energy bij betrokken. Volgens de North Sea Transition Authority (NSTA) zitten er nog 26 projecten in de pijplijn, laat een woordvoerder desgevraagd weten.

Hergebruik moet kosten drukken

Overheden denken dat hergebruik van de gas- en olie-infrastructuur hen een flinke kostenbesparing kan opleveren. Het Verenigd Koninkrijk is het verst met plannen hiervoor. Pauline Innes, Head of Decommissioning bij staatsbedrijf NSTA, benadrukt graag dat hergebruik goed is voor de energietransitie, maar geeft ook toe dat het financieel aantrekkelijk is: ‘De NSTA zet zich in om de industrie te helpen het ontmantelen en herbestemmen een vitaal onderdeel van de Britse energietransitie te maken. Herbestemming is niet alleen financieel-economisch zinvol, maar is ook goed voor het milieu.’ 

De fossiele industrie profiteert dubbel: geen opruimkosten én een stevige rol in de energietransitie op zee

De NSTA heeft daarom samen met de gas- en oliebedrijven honderd pijpleidingen aangemerkt die in de toekomst mogelijk ingezet kunnen worden voor hergebruik in de energietransitie. Als alleen al de helft daarvan daadwerkelijk hergebruikt wordt, levert dat een kostenbesparing van 7 miljard pond op, schrijft de NSTA op haar website. Dit is nog exclusief ‘de besparing van de ontmantelingskosten van de oude infrastructuur’ die daardoor niet hoeft te worden opgeruimd.

Ook voor grote gas- en oliebedrijven levert het niet hoeven opruimen een financieel voordeel op: in totaal tussen de 10 en 15 miljard euro. Dat is een fractie van wat overheden moeten betalen, maar toch een fijne meevaller. Vooral voor operators met veel platforms en putten – BP, Equinor, Shell, TotalEnergies en het Britse Harbour Energy – is dit een enorme kostenbesparing.

Een verdienmodel voor de toekomst

Naast het financiële voordeel, is er ook een strategisch belang om bestaande infrastructuur te laten liggen. Bedrijven die niet opruimen, behouden hun assets in de Noordzee. Met oog op de energietransitie zijn plekken op de Noordzee gewild. Niet-gebruikte platforms, leidingen en installaties vertegenwoordigen voor de eigenaar potentieel een grote strategische waarde. Hoe meer infrastructuur kan worden aangemerkt voor hergebruik, hoe groter de rol van de eigenaar van die infrastructuur in de uitrol van de nieuwe energievormen, zoals waterstof. 

Uit de onderzochte data blijkt dat Shell weliswaar niet veel inactieve platforms beheert, maar wel de meeste inactieve pijpleidingen. Ook de andere grote fossiele bedrijven, zoals BP en Equinor, beschikken over ongebruikte infrastructuur en zijn betrokken bij experimenten om die te gebruiken voor CO2-opslag of het vervoeren van waterstof

De fossiele industrie profiteert daarmee dubbel: ze hoeft geen opruimkosten te maken en verzekert zichzelf van een stevige rol in de energietransitie op zee. Dat kan hen in de toekomst miljarden winsten en subsidies opleveren.

Milieurisico’s het ondergeschoven kindje

De strategische belangen werken door in de discussie over de milieueffecten van het wel of niet laten staan van oude installaties. Een steeds herhaald argument voor het niet verwijderen van de installaties is dat weghalen juist slecht zou zijn voor de natuur. De betonnen constructies zijn kunstmatige riffen geworden, met mossel- en oesterbanken en broedplekken voor vogels. Ze opgraven, in stukken zagen en wegslepen zou het leven op de zeebodem alleen maar verstoren. Men zou verwachten dat vooral operators dit argument opvoeren, maar ook internationale wetenschappers vinden het verwijderen van platforms niet altijd de beste optie. 

Een ‘vals argument’, zegt hoogleraar evolutionaire en mariene biologie aan de KU Leuven, Filip Volckaert. Volgens de wetenschapper weegt de tijdelijke schade die afbraak veroorzaakt niet op tegen de impact van het laten staan. ‘Alles achterlaten in de zee zorgt voor een veel grotere ecologische druk. Zelfs als bepaalde soorten profiteren van de achtergelaten structuren, zijn dat doorgaans eerder “opportunistische soorten”. Op het einde van de rit blijven we achter met een mindere kwaliteit van biodiversiteit.’

Voor toezichthouder SodM zijn milieuredenen soms aanleiding om opdracht te geven wél alle onderdelen van een installatie te verwijderen, bijvoorbeeld bij een gasboring van TAQA in het Nederlandse deel van de Noordzee. 

Volgens SodM heeft het olie- en gasbedrijf daar niet aangetoond dat er geen ‘nadelige ongewenste milieurisico’s’ kleven aan het laten liggen van de pijpleidingen. De leidingen liggen bovendien in een gebied waar veel ‘zandgolven’ voorkomen, waardoor ze bloot kunnen komen te liggen en vissersschepen er met hun netten aan kunnen blijven haken. SodM wil daarom dat TAQA ook de pijpleidingen gaat verwijderen

Ook vervuiling is een gevaar, met name rondom olieplatforms en -putten. Wanneer inactieve putten niet permanent zijn afgesloten, kunnen ze aardgas, maar ook een onderdeel daarvan, methaan, gaan lekken. En ook uit slecht schoongemaakte oliepijpleidingen zouden olieresten de zee kunnen vervuilen. 

Dit speelt ook bij de Brent platforms. Na felle protesten moest Shell weliswaar de plannen om de Brent Spar ter plekke te laten zinken opgeven en het platform aan land ontmantelen, maar er staan meer constructies in het Brentveld. Ook die zijn inmiddels gestopt met produceren. Shell probeert nu toestemming te krijgen van de Britse overheid om de betonnen fundamenten (waarvan elk van de vier poten per platform 300.000 ton wegen) op de zeebodem te laten staan. 

Greenpeace, maar ook OSPAR, het internationale samenwerkingsverband dat de afspraken rondom ontmanteling heeft voortgebracht, vindt dat geen goed idee. In de constructies zit namelijk nog zo’n 11.000 ton olie die wanneer de stalen poten en het betonnen fundament eroderen, in zee zal belanden. 

Vincent Van Quickenborne - Minister van de Noordzee, België

Wat overblijft op zee zal vroeg of laat ook loskomen en in het mariene milieu belanden.

Toch zou het weghalen van de constructies meer schade veroorzaken dan ze laten staan, heeft Shell herhaaldelijk benadrukt. Duncan Manning, Shells asset manager voor het Brentveld, gaf al in 2017 aan dat het bedrijf hier uitgebreid onderzoek naar heeft gedaan: ‘We kwamen tot de conclusie dat het goed is om de olie te laten zitten. Shells Independent Review Group was het erover eens dat het effect op het milieu van het ophalen, transporteren en verwijderen van de olie veel groter zou zijn dan de minimale impact van het laten zitten.’

In Noorwegen speelt hetzelfde probleem. Het zijn vooral de oude en grootste platforms die daar voor problemen zorgen. Zo is energiebedrijf Equinor bijvoorbeeld van plan alle betonnen constructies van de zogenoemde Statfjord A (in totaal meer dan 300.000 ton aan materiaal) op de zeebodem te laten staan. En er wordt ook nog bijgebouwd. De Noorse Noordzee dreigt daarmee geplaveid te worden met beton, ontdekte de Noorse partner in dit onderzoek, omroep NRK. 

Posities behouden of schone lei?

Volgens de internationale afspraken kunnen de Noordzee-landen zelf toestemming verlenen om materieel te laten staan. Hier komt de positionering langs de strategische lijnen terug: het Verenigd Koninkrijk, aandeelhouder in de meeste putten en installaties, is er voorstander van. 

België en Duitsland daarentegen willen vasthouden aan de afspraak dat alles moet worden opgeruimd. Dit is met name voor Duitsland en België makkelijk gezegd: zij bezitten maar een fractie van de infrastructuur die het VK in de toekomst moet opruimen. 

Nederland houdt zich op de vlakte en verwijst naar de internationale afspraken waar het zich, net als de andere landen, aan houdt. 

Reactie ministerie van Economische Zaken en Klimaat

‘In de Mijnbouwwet, die sinds 1 januari 2022 van kracht is, staat dat je binnen vier weken nadat je een put buiten werking stelt, dit moet melden. Hierbij moet de reden worden genoemd waarom de installatie buiten werking is. Dit kan ook tijdelijk zijn of voor een deel van de installatie. Je kunt dus niet meer stoppen met productie zonder hier melding van te maken. 

Het ministerie van EZK heeft geen zicht op installaties die dit jaar of komende jaren buiten werking zullen worden gesteld, dit is afhankelijk van bijvoorbeeld de productieduur. 

Voor 1 januari 2022 was het mogelijk dat putten jarenlang niet produceerden zonder dat hiervan melding werd gemaakt. Echter: ook niet-producerende putten moeten aan de veiligheidseisen van de Mijnbouwwet voldoen. SodM ziet er op toe dat dat ook het geval is. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat niet-producerende putten een aanzienlijk milieurisico vormen.’

Lees verder Inklappen

Volgens de Belgische minister van de Noordzee, Vincent Van Quickenborne, geven landen te snel een ontheffing voor het opruimen van de installaties: ‘Kosten- en haalbaarheidsargumenten worden daarbij te snel ingeroepen. Dat mag in deze geen argument zijn,’ laat hij weten aan het onderzoeksteam.

‘Die ganse constructies zijn een enorme combinatie van beton, metaal, plastic en tal van andere stoffen. Daarop en daarin bevinden zich ook nog eens talloze liquide stoffen, zoals minerale oliën en andere gevaarlijke en schadelijke stoffen. (...) Wat na de exploitatie overblijft op zee zal vroeg of laat ook loskomen, uitlogen of op een andere manier in het mariene milieu belanden. Dat is een vorm van directe vervuiling die zoveel mogelijk vermeden moet worden.’ Het laten staan van oude constructies gaat volgens de minister bovendien ten koste ‘van een beter gebruik van de ruimte.’

Kortom, de discussie of de opruimafspraak ook in de toekomst mag worden versoepeld, verloopt langs de lijnen van de haves and have-nots. Landen die geen assets hebben, willen graag beginnen met een schone lei. Landen die wel van alles bezitten op de Noordzee willen eraan vasthouden – zowel om financiële als om strategische redenen. 

Wie aan het langste eind trekt, moet nog blijken. In 2024 willen de deelnemende landen een beslissing nemen over het Brentveld. Laten staan of niet – het zal een belangrijk precedent scheppen voor veel andere uitgediende olieplatforms. Worden de kaarten op de Noordzee opnieuw geschud, of zullen de huidige eigenaren hun posities behouden en moeten toekomstige initiatiefnemers blijven navigeren rondom het fossiele kerkhof? De uitkomst van die vraag zal hoe dan ook grote financiële consequenties hebben.

Verantwoording data-onderzoek

De data en analyse hebben betrekking op de exclusieve economische zones (370 kilometer van de kust) van België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken en Noorwegen. Formeel is de Noordzee kleiner dan dit gebied, maar we vonden het ongepast om een groot deel van de infrastructuur, waarvoor deze landen verantwoordelijk zijn, weg te laten.

De data zijn afkomstig van enkele officiële registers, zoals:

  1. North Sea Transition Authority (Verenigd Koninkrijk)
  2. Oljedirectoratet (Noorwegen)
  3. Nederlands Olie- en Gasportaal (NLOG)
  4. EMODnet (Europese Commissie), die iets minder recente maritieme data heeft van alle Europese landen.

Deze registers bieden een actueel overzicht van infrastructuur in de vorm van ruimtelijke datasets. Die sets zijn ingeladen in een PostGIS database en vervolgens bewerkt en geanalyseerd met behulp van enkele Python-scripts die te vinden zijn op onze GitHub-pagina. De data zijn verrijkt met bedrijfsgegevens afkomstig uit de handelsregisters van de betreffende landen.

Hoewel het om officiële registers gaat, zijn de data niet compleet. In Nederland is bijvoorbeeld op 1 januari 2022 de Mijnbouwwet aangepast, waardoor nu alleen ‘definitief gedichte putten’ als ‘buiten gebruik’ zijn gemeld. Op NLOG worden deze nieuwe juridische termen nog niet consequent gebruikt.

Ook voor Noorwegen is niet helemaal duidelijk welke putten definitief gedicht en welke alleen maar verlaten zijn.

De verschillen in de databronnen zijn aanzienlijk en we hebben daarom keuzes moeten maken in de categorisering van bijvoorbeeld status, type infrastructuur en bedrijfsnamen. Deze keuzes zijn terug te vinden in de configuratiemap op onze GitHub-pagina. Daar is ook een uitgebreidere verantwoording beschikbaar.

Lees verder Inklappen