Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer

De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.

In de zomer van 2020 was voor veel gemeenten de maat vol. Ze gaven zoveel geld aan jeugdzorg uit, dat zij het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer budget over de brug komen, luidde de boodschap.

Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.

88 artikelen

© Follow the Money

Vertrouwelijk: het ondoorzichtige keuringssysteem van de jeugdbescherming

Via jaarlijkse keuringen van het managementsysteem garandeert het Keurmerkinstituut dat de jeugdbescherming in staat is goed werk af te leveren. Hoe en waarom een instelling het predikaat ‘gecertificeerd’ krijgt (of verliest), is echter in nevelen gehuld: rapporten zijn niet openbaar, en zelfs de gemeenten en de cliëntenraad krijgen er niet zomaar toegang toe. De Limburger en Follow the Money ontdekten dat eenzelfde probleem binnen dit ‘objectieve’ systeem bij verschillende organisaties tot andere uitkomsten leidt.

Dit stuk in 1 minuut
  • Deze maand richt het jeugdzorgcollectief onder leiding van Follow the Money zich op de jeugdbescherming. Met De Limburger zochten we uit hoe instellingen het predikaat ‘gecertificeerd’ krijgen en behouden.
  • In Limburg speelt al jarenlang een conflict tussen Bureau Jeugdzorg Limburg (BJL) en de cliëntenraad. Cliëntparticipatie is een belangrijk onderdeel van de jaarlijkse toets die instellingen moeten doorstaan om hun certificaat te krijgen.
  • In januari 2019 constateerde het Keurmerkinstituut dat BJL de cliëntparticipatie niet op orde had. Als dit nog een keer zou voorkomen, dan zou BJL volgens de regels zijn certificaat kunnen verliezen. Tijdens de audits in 2020 en 2021 overlegde de cliëntenraad bewijs dat de situatie alleen maar verslechterd was, maar dat had geen gevolgen.
  • De cliëntenraad zegt dat BJL omgang met de achterban frustreert door afspraken over een budget en een website voor hen niet na te komen. BJL vindt dat er met deze cliëntenraad niet valt samen te werken, en wil de cliëntenraad nu ontbinden. Deze week buigt een ad hoc-commissie van vertrouwenslieden zich over de vraag of BJL dat mag doen.
  • Hoewel de verhoudingen bleven verzuren, valt het Keurmerkinstituut niet langer over de gebrekkige cliëntparticipatie. Is dit keuringssysteem wel zo objectief als het lijkt?
Lees verder

In januari 2019 stapt de auditor van het Keurmerkinstituut in de auto naar Limburg, op weg naar de jaarlijkse controle op het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Jeugdzorg Limburg (BJL). Vast onderdeel van zo’n audit is een gesprek met de cliëntenraad, die binnen de gecertificeerde instelling de stem van ouders en kinderen vertegenwoordigt. 

Met deze ‘cliëntparticipatie’ loopt het in het zuiden niet zo lekker. Het Keurmerkinstituut constateert op dit punt dan ook een zogenaamd kritisch feit en geeft BJL drie maanden om dit vlot te trekken. Lukt dat niet, dan mag BJL mogelijk geen jeugdbescherming meer leveren. 

BJL slaagt daarin: het KMI keurt het Limburgse verbeterplan in april goed. Nu alleen de uitvoering nog. 

Juist in die maand treden twee nieuwe cliëntenraadsleden aan: Alfred Groenen en Erik Zijlstra. Met hun komst bestaat de cliëntenraad eindelijk weer uit drie mensen, waarvan één zeer ervaren: Marga Houben, die dan al tien jaar voorzitter is. Hoe lang ze dat nog blijft, is de vraag. Al vanaf najaar 2018 hoort Houben van het bestuur van het BJL dat ‘haar houdbaarheidsdatum wel bereikt is’.

Adviesaanvragen werden vaak niet aan de cliëntenraad voorgelegd; de bestuurder vond dat dat ‘niet van toepassing was binnen de setting van BJL’

In september 2019 ruimt ze het veld. Negen maanden later blikt Houben in een notitie terug op een decennium waarin niets vanzelf ging. ‘Ik miste de ruimte om als vrije cliëntenraad te kunnen functioneren,’ schrijft ze, om met harde woorden te eindigen: ‘Medezeggenschap heeft in deze organisatie meer weg van een farce.’ 

Houben onderbouwt deze bewering door op te sommen wat er allemaal niet gelukt is: flink wat adviesaanvragen werden niet voorgelegd aan de cliëntenraad, omdat de bestuurder vond dat dat ‘niet van toepassing was binnen de setting van BJL’. De cliëntenraad kreeg nimmer een eigen budget. Hoewel de bestuurder beloofde alle redelijke kosten te vergoeden, bleek dit in de praktijk moeizaam te verlopen. 

De cliëntenraad kreeg geen eigen, vertrouwelijk kanaal om met zijn achterban te communiceren. Die communicatie moest via BJL zelf verlopen. Omdat Houben begon te vermoeden dat ze niet alle e-mails kreeg doorgestuurd, drukte ze ouders en kinderen op het hart haar ook privé te mailen. Vervolgens kreeg Houben tijdens haar exitgesprek te horen dat ze niet alle reiskosten vergoed kreeg, omdat ze via haar privémail op persoonlijke titel had gehandeld, en dus niet als cliëntenraadslid. ‘Dit was des te pijnlijker, omdat ik al tien jaar geen enkele vorm van vacatievergoeding had gekregen.’

Na hun aantreden in april 2019 kwijten Zijlstra en Groenen zich vol goede moed van hun taken. Hun actielijst behelst drie punten: een eigen budget, onafhankelijke e-mailadressen en een eigen website. Omdat BJL deze drie punten ook in het verbeterplan had genoemd, lijken ze een inkopper.

Dossier

Jeugdzorg in het rood

De gemeenten zouden jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis?

Volg dit dossier

Niets is minder waar. Na twee moeizame onderhandelingen in juli 2019 lopen de budgetbesprekingen vast. Ook de website komt niet van de grond: de cliëntenraad vraagt om contactgegevens van de achterban, wat BJL weigert op grond van de van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. 

Vervolgens gaan beide partijen in gesprek over een open en gesloten gedeelte op de website. Budget voor teksten op het open gedeelte en een communicatiemodule op het gesloten gedeelte wil BJL ‘in natura’ realiseren, terwijl de cliëntenraad liever een budget krijgt om naar eigen inzicht te spenderen. In de winter vraagt de cliëntenraad een gesprek aan met de raad van toezicht om de problemen te bespreken. Onaangekondigd schuift ook bestuurder Nico Plitscher aan.

In de aanloop naar de tussentijdse audit in januari 2020 vragen Groenen en Zijlstra via BJL een afspraak van twee uur met het Keurmerkinstituut aan. Dat verzoek stuurt BJL pas half januari aan het Keurmerkinstituut door, een paar dagen voor de audit, waardoor het KMI maar een uur gesprekstijd kan beloven. Ter voorbereiding schrijven de twee raadsleden daarom een memo met acht bespreekpunten, onderbouwd met bewijs.

Na de audit volgt het oordeel: het KMI constateert geen grote onvolkomenheden, ook niet wat betreft de cliëntparticipatie. Groenen en Zijlstra zijn verbijsterd. ‘We hadden aangetoond dat de zaken tussen cliëntenraad en bestuur eerder verslechterd dan verbeterd waren,’ zegt Groenen. ‘Van alle beloften in het verbeterplan is BJL er niet een nagekomen. Dus waarom BJL dan zijn certificaat mag behouden, is ons een raadsel.’

Kritische feiten

Grote onvolkomenheden bestempelt het Keurmerkinstituut als kritisch feit. Of een feit kritiek is of niet, bepaalt het Keurmerkinstituut na dossieronderzoek en gesprekken met medewerkers, directie en cliëntenraad. Het KMI licht een gecertificeerde instelling (GI) door op een serie vaste punten uit het normenkader: eisen waaraan elke jeugdbeschermingsorganisatie minimaal moet voldoen om goed werk te kunnen leveren. 

Naast cliëntparticipatie kijkt het KMI ook hoe de GI de vakkundigheid van medewerkers garandeert en welke methoden zij gebruiken in de uitvoering van hun taken. Kritische feiten wegen zwaar, zo legt het Keurmerkinstituut op zijn website uit: ‘Bij kritische feiten moeten de getroffen maatregelen binnen drie maanden na de laatste auditdag aantoonbaar effect hebben; hiervoor moet overtuigend bewijs worden overlegd. Lukt dit niet, dan is het certificaat in gevaar.’

‘Certificatie is uiterst belangrijk,’ zei Teeven in juni 2012 in de Tweede Kamer. ‘Dan kunnen we afwijkingen meteen aanpakken.’

De kwalificatie ‘gecertificeerd’ bestaat pas sinds 2015. In de aanloop naar de overdracht van jeugdzorg naar gemeenten wilde toenmalig staatssecretaris van Justitie Fred Teeven (VVD) zekerheid inbouwen, door de kritische processen van jeugdbeschermingsorganisaties voortdurend door te lichten. ‘Dit is buitengewoon belangrijk,’ stelde Teeven in juni 2012 in de Tweede Kamer. ‘Dan kunnen we afwijkingen meteen aanpakken.’ 

Het certificaat garandeert kwaliteit, betoogde Teeven. ‘Zo hoeven gemeenten niet individueel vast te stellen of een aanbieder voldoet en kunnen cliënten ervan op aan dat de dienstverlening aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.’

Eén man beslist 

Rapporten en beslissingen in handen van Follow the Money en De Limburger wijzen uit dat zo’n ‘objectieve’ keuring soms subjectief kan uitpakken. Zo had Briedis, een coöperatie die in 2019 nieuw op de markt verscheen, geen cliëntenraad. Pas in april 2021, vier maanden nadat Briedis zijn certificaat kreeg, benoemde het Keurmerkinstituut dit opeens als kritisch feit

In Limburg verdwijnt het kritische feit uit april 2019 over de cliëntenraad na een jaar uit het rapport. Weer een jaar later rest niet meer dan een opmerking: ‘De participatie en medezeggenschap door de cliëntenraad is niet aantoonbaar.’ Dit terwijl de cliëntenraad in gesprekken en verweerstukken al die tijd duidelijk heeft gemaakt dat hun situatie onwerkbaar is.

Wim Glorie, directeur Keurmerkinstituut

Het is aan een instelling om te bewijzen dat problemen verholpen zijn. Lukt dat niet, dan beslist de auditor of er sprake is van een kritisch feit

‘De cliëntenraad bepaalt niet wat het Keurmerkinstituut beslist,’ reageert directeur Wim Glorie op de vraag hoe dat kan. ‘Wel krijgt de raad alle mogelijkheid om te zeggen wat hij wil.’ Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd weegt het oordeel van een cliëntenraad zwaar. ‘Toch kunnen wij tot een andere conclusie komen,’ stelt Glorie. 

Hoewel de directeur in meervoud spreekt, is hij de enige die een certificaat intrekt of afgeeft. Het Keurmerkinstituut huurt zes freelance auditors in, die de vijftien gecertificeerde instellingen controleren. Deze zzp’ers werken voor een audit vaak in teams van twee of drie. Zij brengen Glorie verslag uit van hun bevindingen. ‘Het moet gek lopen als ik hun advies niet overneem.’ 

Glorie geeft toe dat zijn oordeel nooit helemaal objectief zal zijn. ‘Het is aan een instelling om te bewijzen dat problemen verholpen zijn. Lukt dat niet, dan beslist de auditor of er sprake is van een kritisch feit. Die informatie weeg ik in mijn beslissing, waarbij ook een rol speelt dat ik vertrouwen moet hebben dat een organisatie binnen drie maanden voldoende stappen zet om zich te verbeteren. Als het jaar erop hetzelfde feit wordt geconstateerd, heeft de organisatie een probleem.’

Vanwege de ‘vertrouwelijkheid’ wil de Raad voor Accreditatie niet zeggen hoe vaak en waarop het Keurmerkinstituut zelf is gecontroleerd

 De Raad voor Accreditatie (RvA) is de aangewezen instantie om de beslissingen van Glorie en de auditors te controleren. In oktober 2020 diende de Limburgse cliëntenraad een klacht tegen het Keurmerkinstituut in bij deze Raad. Op 20 juli 2021 liet de RvA weten dat zijn beoordelingsteam een ‘afwijking categorie B’ bij het Keurmerkinstituut heeft vastgesteld. Maar: ‘Vanwege onze geheimhoudingsplicht kunnen wij geen informatie verstrekken over de inhoud van de vastgestelde afwijking.’

De Raad zegt niet ten doel te hebben om kritische feiten te beoordelen die het Keurmerkinstituut heeft vastgesteld bij een jeugdbeschermingorganisatie. ‘Wij vinden niet iets van een kritisch feit. Wij beoordelen de certificerende instelling, niet de klant van de certificerende instelling,’ zegt RvA-bestuurder Joep de Haas. ‘Of degene die de certificatiebeslissingen neemt competent is, bepalen we aan de hand van een interview met de directeur zelf en we kijken hoe de beslissingen tot stand zijn gekomen. Dit doen we steekproefsgewijs.’ 

Onduidelijk is hoe de Raad dat doet: vanwege de ‘vertrouwelijkheid’ wil de Raad voor Accreditatie niet zeggen hoe vaak en waarop het Keurmerkinstituut is gecontroleerd. Alleen het Keurmerkinstituut mag beslissen of die informatie naar buiten komt. Desgevraagd wil Glorie geen rapporten of informatie over inspecties van de Raad voor Accreditatie met Follow the Money en De Limburger delen.

Een tekortkoming die bij de ene gecertificeerde instelling een kritisch feit is, leidt bij een andere slechts tot een opmerking

Duidelijk is dat de Raad voor Accreditatie zeshonderd externe vakdeskundigen inzet, waarvan een deel zzp’ers, om even zoveel geaccrediteerde instellingen te controleren. ‘Het is een terecht punt dat je met externe experts en zzp’ers geen honderd procent onafhankelijkheid kunt garanderen,’ beaamt De Haas. ‘Wij hechten dan ook veel waarde aan een onafhankelijkheidstoets, bij onszelf en bij organisaties die we controleren.’

De Raad erkent dat beoordelingen niet altijd zwart-wit zijn. Dat zien De Limburger en Follow the Money terug in de auditrapporten en besluiten van het Keurmerkinstituut waarover we beschikken. Waar een tekortkoming bij de ene gecertificeerde instelling een kritisch feit is, leidt het bij een andere tot niet meer dan een opmerking. Ook leidt dezelfde soort beoordeling bij verschillende gecertificeerde instellingen tot andere gevolgen. 

Wat staat er in deze geheime rapporten?

Het Keurmerkinstituut beoordeelde Bureau Jeugdzorg Limburg in 2019 met vier kritische feiten, drie niet-kritische feiten en een opmerking. In 2020 en 2021 waren de kritische feiten verdwenen, maar waren er nog steeds negen verbeterpunten. Aangezien FTM en De Limburger niet beschikken over de onderliggende rapporten over BJL, zijn de volledige bevindingen niet te achterhalen. Wel gaat het om essentiële punten als analyses van incidenten en klachten, methodisch handelen en risicotaxatie. 

Terwijl in Limburg de kritische feiten een jaar later zijn omgezet naar niet-kritische feiten, kreeg Briedis drie keer op rij dezelfde vijf kritische feiten. Desondanks kreeg Briedis begin dit jaar een definitief certificaat.

‘Met de hakken over de sloot,’ is in het rapport te lezen. Directeur Corina Schenk van Briedis erkent dat er nog werk aan de winkel was, maar dat de tekortkomingen als kritisch feit werden aangevinkt, verbaast haar. ‘Kritiek konden deze punten eenvoudigweg niet zijn, omdat het afgeven van het certificaat dan niet mogelijk was geweest,’ zegt Schenk.

Drie maanden later, bij de volgende audit, zijn de feiten nog niet allemaal opgelost en is volgens het Keurmerkinstituut de situatie zelfs verergerd. Hierop besluit Glorie een paar dagen later het certificaat met onmiddellijke ingang in te trekken. Briedis krijgt geen kans op herstel. ‘Dat gebeurt als er tekortkomingen zijn die de organisatie niet binnen vier maanden kan oplossen, of als er fundamentele tekortkomingen zijn,’ licht Glorie toe.

Het rapport van het noodlijdende Zeeuwse Intervence maakt in 2020 gewag van vijf feiten, waarvan twee kritisch. Zo lukte het maar in 64 procent van de gevallen om een gezin binnen vijf werkdagen na de gerechtelijke uitspraak face-to-face te zien. De wettelijke norm ligt op 100 procent. 

Een jaar later is die 100 procent nog niet gehaald, maar zijn alle feiten voldoende verbeterd volgens het Keurmerkinstituut. Nieuwe kritische feiten zijn er niet. Opmerkelijk, aangezien in het laatste rapport staat dat slechts 52 procent van de plannen van aanpak binnen de vereiste zes weken op orde is.

In mei 2020 constateert het Keurmerkinstituut een personeelsverloop van 30 procent bij Intervence. Daarnaast blijkt dat 50 procent van de medewerkers jong is en pas kort in dienst, waardoor de ervaren krachten een hoge caseload dragen en hun werkdruk enorm is. Toch wordt dit niet als kritisch feit bestempeld. 

Veel personeelswisselingen zijn volgens Glorie geen reden om een certificaat in te trekken. ‘We kijken alleen of ze de juiste diploma’s hebben en of ze SKJ-geregistreerd zijn. Voor de Inspectie is het ook geen reden om een instelling te sluiten. Als personeelsgebrek een reden wordt om een certificaat in te trekken, dan kunnen we de helft van de ziekenhuizen wel sluiten.’ 

Volgens Glorie is het vooral van belang dat instellingen inzichtelijk kunnen maken wat ze eraan doen om voldoende personeel binnen te halen en hoe ze wachtlijsten aanpakken. ‘Als wij ze certificeren, voldoen de GI’s aan de eisen.’ 

Lees verder Inklappen

Muur van vertrouwelijkheid

Controle op het werk van het Keurmerkinstituut is schier onmogelijk. Het Keurmerkinstituut, dat voor haar werk betaald wordt door de gecertificeerde instelling, verstrekt zijn auditrapporten alleen aan de bestuurder van de gecertificeerde instelling. Die kan ze binnen zijn eigen organisatie verspreiden. Dit gebeurt zelden, constateerde de Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC): slechts één van de veertien cliëntenraden krijgt inzage in auditrapporten van het Keurmerkinstituut en maar één bestuurder deelt een samenvatting van de bevindingen met de cliëntenraad. 

Slechts één cliëntenraad krijgt inzage in auditrapporten en maar één bestuurder deelt een samenvatting daarvan met de cliëntenraad

Zelfs het ministerie van Justitie en Veiligheid, die als opdrachtgever het Keurmerkinstituut de certificering toevertrouwt, krijgt de rapporten niet te zien. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, die het werk van het Keurmerkinstituut controleert, moet een omweg bewandelen: het bestuur van de gecertificeerde instelling moet expliciet toestemming geven voor inzage. 

Waarom is inzage zo’n gedoe? Alle betrokkenen geven hetzelfde antwoord op die vraag: ‘Certificering is vertrouwelijk, dat is internationaal zo geregeld in de normen voor certificeerders.’ Follow the Money en De Limburger pakten die internationale norm erbij. Nergens staat dat de uitkomst van een audit onder de pet moet blijven. Wel staat erin dat het Keurmerkinstituut de klant vooraf op de hoogte moet stellen van informatie die het van plan is openbaar te maken. Het instituut mag informatie over een klant alleen met diens toestemming delen. En ja: de klant beslist, dus ook welke informatie hij wil (laten) openbaren.

Koelkasten maken en jeugd beschermen: praktisch hetzelfde

In een open markt vormt certificering het bewijs dat een product in orde is en beschermt het tegelijkertijd de producent tegen op de loer liggende concurrenten. Jeugdbescherming wordt niet anders behandeld dan een koelkastfabrikant, die zich laat doorlichten om te bewijzen dat zijn machines goed werken. Belandt de informatie die de keurder verzamelt over hoe de koelkasten gebouwd worden op straat, dan is dat nadelig voor de koelkastbouwer: zijn concurrenten weten dan precies hoe zijn apparaten in elkaar zitten. Een logische gedachte voor wie jeugdbescherming als een product beschouwt, en niet als een collectieve verantwoordelijkheid.

Uiteindelijk zegt certificering weinig over de uitvoering, zegt Teun Hardjono, emeritus hoogleraar Kwaliteit en Certificering. ‘Met certificering kijk je kritisch naar de organisatie en kun je het bestuur dwingen om het managementsysteem op orde te brengen. Maar dat de organisatie op orde is, zegt nog niet zoveel over de uiteindelijke praktijk. Zo kunnen een Mercedes of een Fiat allebei gecertificeerd zijn, maar er komen wel twee verschillende auto’s uit.’

Teun Hardjono, hoogleraar Certificering

Het is gek dat je alleen op basis van certificering de stekker uit een jeugdbeschermingsorganisatie kunt trekken

Daarnaast is de certificering van een koelkast meetbaar wat betreft de hoogte, zwaarte en dikte van het apparaat. Maar een dienstverlenende organisatie is niet gemakkelijk – of eigenlijk onmogelijk – te certificeren, stelt Hardjono. ‘Certificering is ook maar een begin. Daarmee is niet alles geregeld. Omgekeerd is het gek dat je op basis van certificering alleen de stekker uit een jeugdbeschermingsorganisatie kunt trekken.’

Jeugdbescherming onder druk

De vraag of er anno 2021 sprake is van marktwerking in de jeugdbescherming, is legitiem. Twaalf gecertificeerde instellingen zijn alleen in hun eigen provincie actief. De drie landelijk opererende instellingen richten zich elk op speciale doelgroepen, die hun ‘concurrenten’ niet bedienen. En daarbij: jeugdbescherming is een wettelijke taak, opgelegd door de overheid.

De uitvoering van die wettelijke taak staat inmiddels behoorlijk onder druk. Eerder onderzoek door Follow the Money legde bloot hoezeer jeugdbeschermers de afgelopen zes jaar met hun voeten hebben gestemd: de leegloop neemt zulke grote vormen aan dat de meeste gecertificeerde instellingen hun taak met moeite aankunnen.

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zet vraagtekens bij de ondoorzichtige private keuring

In Brabant en Zeeland lukt dat inmiddels niet meer. Het Zeeuwse Intervence wordt overgenomen door JB west, en vorige maand kondigde Jeugdbescherming Brabant een instroomstop aan: er zijn niet genoeg medewerkers om nieuwe kinderen te helpen als zij jeugdbescherming nodig hebben. Ook in Limburg zijn er problemen: de William Schrikker Stichting heeft laten weten in die provincie geen nieuwe cliënten meer aan te kunnen. De enige nieuwkomer, Briedis, is binnen twee jaar alweer van de markt verdwenen.

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zet vraagtekens bij de ondoorzichtige private keuring, met name omdat gemeenten verplicht zijn inwoners continuïteit van zorg te bieden. In een notitie uit 2017 staat expliciet dat gemeenten in hun afspraken met de gecertificeerde instelling kunnen afdwingen dat de GI hen op de hoogte houdt van de uitkomsten van KMI-audits. Ook het Keurmerkinstituut heeft een verantwoordelijkheid, vindt de VNG: bij problemen moet het instituut er bij de gecertificeerde instelling op aandringen dat zij de knelpunten doorbrieft aan de gemeente. Immers: ‘Het publiek belang [..] moet prevaleren boven het organisatiebelang van de gecertificeerde instelling.’

De gemeente Maastricht, die namens zestien Zuid-Limburgse gemeenten het woord voert over jeugdzorg, laat weten dat zij dergelijke afspraken heeft vastgelegd met BJL. Als de continuïteit van zorg of de certificering in het gedrang komt, heeft BJL de plicht dit te melden aan de gemeenten. Eerder al liet wethouder Bert Jongen aan De Limburger weten dat de wethouders zich niet zullen bemoeien met het conflict tussen BJL en de cliëntenraad: ‘Ingrijpen in individuele casussen doen we niet. De politiek moet er slechts op toezien dat het systeem goed functioneert. Ik wil [..] geen pseudo-rechtbank worden.’

Limburg: wat staat op het spel?

Intussen heeft de echte rechtbank zich wél bemoeid met de zaak in Limburg. Vanaf het voorjaar van 2020, nadat het Keurmerkinstituut de cliëntparticipatie in orde bevond, verzuren de verhoudingen tussen cliëntenraad en BJL verder. In maart 2020 kondigt de cliëntenraad aan een kort geding aan te spannen om BJL te dwingen zijn beloftes na te komen. 

Voorzieningenrechter in zaak cliëntenraad tegen BJZ

Het welslagen van een medezeggenschapsregeling hangt in belangrijke mate af van de mate van onafhankelijkheid waarmee [de cliëntenraad] ten opzichte van het bestuur kan opereren

Na een vruchteloos bemiddelingsgesprek om de gang naar de rechter te voorkomen, gooit cliëntenraadslid Erik Zijlstra de handdoek in de ring: hij wil niet meer ‘aan een dood paard trekken’. Hoewel er twee nieuwe aspirant-leden klaarstaan, meldt BJL twee dagen na Zijlstra’s vertrek dat het de cliëntenraad zal ontbinden. Groenen daagde BJL voor de voorzieningenrechter. Die stelt hem half juli in het gelijk: ‘Het welslagen van een medezeggenschapsregeling hangt in belangrijke mate af van de mate van onafhankelijkheid waarmee [de cliëntenraad] ten opzichte van het bestuur kan opereren. Hiermee is niet in overeenstemming te brengen dat het bestuur toezicht op de cliëntenraad zou uitoefenen.’ 

Kortom: dat de cliëntenraad zijn onafhankelijkheid opeist, is volkomen logisch. Ook de Landelijke Organisatie Cliëntenraden vindt de eisen van de Limburgse cliëntenraad – eigen budget en eigen website – ‘niet onredelijk’. ‘Het is volkomen terecht dat de GI daar is teruggefloten,’ zegt LOC-coördinator Thom van Woerkom. ‘Het conflict in Limburg geeft voor mij de noodzaak weer om medezeggenschap serieus te nemen.’ 

Dat het zo stroef gaat, wijt Van Woerkom aan de nog zeer jonge geschiedenis van cliëntparticipatie in de jeugdzorg. ‘Anders dan in de ggz of de ouderenzorg staat de medezeggenschap in de jeugdzorg in de kinderschoenen. Ouders staan met 3-0 achter als zij met jeugdbescherming te maken krijgen: het gebeurt vaak tegen hun wil en ze zijn sterk afhankelijk van wat de jeugdbescherming doet of beslist.’ Des te belangrijker, benadrukt Van Woerkom, dat een cliëntenraad in de jeugdzorg onafhankelijk kan opereren. ‘Dat is wat anders dan losgezongen van de organisatie je werk doen.’

Aansturen op ontbinding

Van een constructieve samenwerking is in Limburg sinds de tweede helft van 2020 niets meer te bekennen. Nadat zes marathonsessies in juli en augustus 2020 over het budget voor dat jaar niet tot een bevredigende oplossing leiden, stuurt de bestuurder op 17 december 2020 de cliëntenraad een verzoek om in te stemmen met ontbinding. Want, zo stelt BJL, de cliëntenraad was het afgelopen jaar drukker met procedures tegen BJL voeren dan met zijn eigen wettelijke taken en bevoegdheden.

Aan onafhankelijke ondersteuning heeft de cliëntenraad nu ‘meer behoefte dan ooit’

Omdat de cliëntenraad vindt dat hij wel degelijk zijn werk heeft gedaan, ondanks de opstelling van BJL, gaat die niet akkoord. Tijdens de audit van het KMI in april 2021 legt de cliëntenraad opnieuw bewijs op tafel dat het niet goed zit met de cliëntparticipatie. Dit jaar leidt dat slechts tot de opmerking dat ‘cliëntenraad en BJL elkaar niet bereiken’. 

BJL onderneemt actie en vraagt de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden om toestemming om de cliëntenraad te ontbinden. In beide verweerschriften spat de frustratie van de (honderden) pagina’s. 

‘BJL heeft het verzoekschrift zeer breed ingestoken,’ schrijft de advocaat van de cliëntenraad, ‘en een hele reeks aan verwijten aan het adres van (de voorzitter van) de cliëntenraad aan uw commissie voorgelegd. [..] Mede gelet op het feit dat de verwijten van BJL zich over een langere periode uitstrekken, namelijk van begin 2019 tot nu, vergt dit zeer veel uit- en opzoekwerk.’ 

Aan onafhankelijke ondersteuning heeft de cliëntenraad nu dus ‘meer behoefte dan ooit’, waarna het verweerschrift bespreekt waarom die personele ondersteuning er niet gekomen is: zowel het aantal uren, de standplaats als de vorm waarin (zzp of dienstverband) gaven aanleiding tot lange discussies. De advocaat van BJL omschrijft dat als een ‘schoolvoorbeeld’ van het moeizame contact met de cliëntenraad: ‘De cliëntenraad komt steeds terug op gemaakte afspraken. Het moet altijd net iets anders en net iets meer.’

Tot een zitting van de landelijke commissie is het niet gekomen: de cliëntenraad ging in bezwaar bij de Ondernemingskamer van Amsterdam. Die besliste dat een ad hoc-commissie van Vertrouwenslieden zich donderdag 22 juli over de kwestie zal buigen. Dit advies wordt over enkele weken verwacht.

Wederhoor BJL: ‘Wij reageren niet op de veelheid aan feitelijke onjuistheden’

Dit artikel is gebaseerd op documentatie, verweerschriften plus bijlagen en e-mailcorrespondentie tussen Bureau Jeugdzorg Limburg en de cliëntenraad van BJL. Beide partijen kregen voor publicatie inzage in de tekst van dit artikel. BJL liet het volgende weten: 

‘BJL is niet benaderd voor een bijdrage aan het artikel, maar kreeg pas op het allerlaatste moment de gelegenheid om te reageren op feitelijke onjuistheden. Dit maakte een adequate reactie onmogelijk. Het artikel is eenzijdig en bevat een veelheid aan feitelijke onjuistheden. Wij laten dat aan FTM en DDL en gaan er dan ook niet op reageren.’

Aan De Limburger gaf BJL op 13 juli, na vragen die ook namens Follow the Money gesteld zijn, de volgende antwoorden:

‘Documenten die in het kader van de audit worden opgesteld zijn bedoeld en gericht op verbetering van de interne bedrijfsvoering (voortdurend leren, ontwikkelen en verbeteren) en daarmee niet bedoeld om te delen. In de verantwoording (naar derden) telt uiteindelijk alleen het eindoordeel van het KMI. De waarborg dat verbeterplannen voldoende en adequaat waren, zit in het uiteindelijke oordeel van het KMI. BJZ heeft in alle jaren waarin een audit is uitgevoerd (sinds 2014 acht audits) het certificaat verkregen. Alleen in 2019 was sprake van enkele kritische feiten.

Een gesprek met de cliëntenraad maakt van iedere audit onderdeel uit. De inbreng van de cliëntenraad wordt dus bij iedere beoordeling ook meegenomen. In 2019 was sprake van een kritisch feit in relatie tot de cliëntenraad: “De participatie en betrokkenheid van de cliëntenraad wordt onvoldoende tot uitvoering gebracht.” Hierop is in samenspraak met de cliëntenraad een verbeterplan geformuleerd, dat in april 2019 door het KMI in een verificatie-audit is getoetst. Hierop heeft het KMI laten weten dat het auditteam heeft geconstateerd dat de verbeterpunten naar behoren zijn aangepakt, zodat ons kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de criteria. Op basis hiervan is ons het certificaat verstrekt. Daarmee zijn in april 2019 de (vier) kritische feiten van tafel!

In 2020 was geen sprake van bevindingen die de cliëntenraad raakten. Er werden wel enkele andere niet-kritische feiten geconstateerd, waarop verbeterplannen geformuleerd zijn en waarop toetsing plaatsvond. Gezien de vele eisen waarop het KMI toetst, stellen de beoordelingen gedurende de afgelopen acht jaar tevreden. Ook in de laatste audit in april 2021 hebben wij een mooi resultaat geboekt met twee niet-kritische feiten. Aangaande de cliëntenraad heeft het KMI daarnaast in de auditrapportage 2021 de volgende opmerking gemaakt: “De participatie en medezeggenschap door de cliëntenraad is niet aantoonbaar.” Een “opmerking” vraagt om aandacht, maar niet om een nadere actie van de gecertificeerde instelling. Het certificaat is daarom ook dit jaar gecontinueerd.

Van belang is nog dat cliëntparticipatie (waar het KMI op toetst) veel breder is dan alleen de medezeggenschap en de participatie door de cliëntenraad.’

Lees verder Inklappen