Muntverkoop op Lowlands, 2017

Kunnen we ons monetaire systeem op een eerlijker manier organiseren? Lees meer

Waarom is de creatie van geld in handen van – particuliere – banken? En moet dat altijd gepaard gaan met schuld? Ofwel: kunnen we ons monetaire systeem op een eerlijker manier organiseren?

Dat zijn vragen waar menig econoom zijn tanden op heeft stukgebeten. Toneelgroep De Verleiders zette een brede discussie in gang door op te roepen tot een burgerinitiatief. Met 120.000 handtekeningen moest de politiek wel reageren en nadenken over de aard en het wezen van ons geld en hoe het wordt gecreëerd. Dat leidde tot een opdracht voor de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om onderzoek naar geldschepping te doen.

Op Follow The Money begon het debat in 2015, toen auteur en voormalig bankenlobbyist Robin Fransman reen open brief aan het toneelgezelschap schreef, die werd beantwoord door Martijn Jeroen van der Linden, bestuurder van de stichting Ons Geld. Daarnaast gaven tientallen lezers in het discussieforum hun visie op wat misschien wel de grote vraag van het moment is: van wie is ons geld eigenlijk?

81 artikelen

Muntverkoop op Lowlands, 2017 © Raymond van Olphen

De ontrafeling van ons geldstelsel

In Libanon gijzelde een man zijn bank omdat hij al maanden niet bij zijn spaargeld kan. Wij gaan ervan uit dat we onze tegoeden bij private banken altijd kunnen opvragen. Hoe reëel is die verwachting?

Stel: je bent dit weekend op Lowlands, het driedaagse muziekfestival dat na twee jaar gedwongen pauze weer mag plaatsvinden in Biddinghuizen. Het is vrijdag 12:30 uur en je loopt van de camping richting festivalterrein. De Britse band Wet Leg begint zo te spelen in de Heineken-tent en daar zou je best een koud biertje bij lusten. Om dat te kunnen kopen moet je eerst even aansluiten bij de muntautomaat. 

Lowlands heeft sinds jaar en dag een eigen geldsysteem: vierkante munten waarmee je drank en eten afrekent. Contant geld of pinbetalingen worden niet geaccepteerd bij de bar. Omdat telkens in de muntenrij staan afgaat van je danstijd, besluit je meteen maar honderd munten te kopen. Daarvoor moet je 330 euro neerleggen: 3,30 per muntje. Dat is even slikken: in 2019 was dat nog 2,90 – een inflatie van 13,7 procent. 

Zo’n eigen geldsysteem heeft een bijzonder effect. Na een paar uur ga je rekenen in munten, in plaats van in euro’s. Vier grote bier kost 6 munten, evenveel als je kwijt bent voor twee hamburgers. Hoeveel euro dat is, is op dag twee al weggezakt in de krochten van je brein.

Geldontwaarding

Wie na drie dagen feestgedruis thuis alle naar drank en zweet ruikende festivalkleren in de was doet, vindt bij het leegmaken van zijn of haar broekzakken altijd wel een paar verdwaalde festivalmuntjes. Hoewel je daar gisteravond nog een patatje mét van had kunnen kopen, accepteer je dat ze hun koopkracht nu compleet hebben verloren. Je wist dat je alle munten had moeten opmaken, of dat je ze voor maandag 12 uur had moeten terugwisselen. Dat dit eigenlijk best vreemd is – en dat de festivalorganisatie zomaar 3,30 ‘geldscheppingswinst’ per niet gebruikte munt opstrijkt – komt doorgaans niet in je op. 

Stel nu eens dat je ondernemer bent. Je hebt drie dagen lang tot 3 uur ’s nachts kidneybonen en fijngeprakte avocado op tortilla’s gesmeerd om het hongerige festivalpubliek van eten te voorzien. Na afloop van het festival ga je met een zak vol plastic muntjes naar het Lowlands-wisselkantoor om er euro’s voor terug te krijgen. Tot je verbazing is de wisselkoers plots veranderd: je krijgt maar 2,50 per munt. Bovendien is er een limiet op het aantal munten dat je per keer mag inwisselen: ‘Kom volgende week maar terug met de rest,’ zegt de man achter de balie. Zou je dat accepteren, of zou je door het lint gaan?

‘Weg met de heerschappij van de banken’

Ons reguliere geldstelsel werkt op vergelijkbare wijze als dat van Lowlands: voor onze dagelijkse transacties gebruiken we hoofdzakelijk banktegoeden bij private banken zoals de ING en Triodos, de ‘festivalmunten’ van onze economie. Net als ondernemers op het terrein de Lowlands-munten accepteren omdat ze die kunnen omwisselen voor euro’s, ontlenen banktegoeden hun waarde aan de belofte dat ze altijd één-op-één inwisselbaar zijn voor contant geld. We staan daar zelden nog bij stil, omdat het zo vanzelfsprekend lijkt.

Toch kan die zekerheid ineens wegvallen. Het haast ondenkbare scenario waarin de inwisselbaarheid plots wordt ingetrokken, is in Libanon werkelijkheid geworden.

Op 11 augustus liep een 42-jarige man zijn bank binnen met een geweer en een liter diesel. Hij dreigde het bankfiliaal in brand te steken. Zijn eis was bescheiden: hij wilde zijn eigen spaargeld opnemen, circa 210 duizend dollar, om de ziekenhuisrekening van zijn vader te kunnen betalen. Al snel verzamelde zich een menigte buiten de bank die leuzen scandeerde om de gijzelnemer te ondersteunen: ‘Geef hem zijn geld! Geef hem zijn geld!’ en ‘Weg met de heerschappij van de banken!’

De meeste Libanezen zien de dader – Bassam al-Sheikh Hussein, eigenaar van een kleine supermarkt en voormalig badmeester bij een hotel – niet als crimineel maar als held. Libanon verkeert al tweeëneenhalf jaar in een diepe economische crisis. De overheid heeft opnamelimieten ingesteld om te voorkomen dat de banken er failliet gaan. De banken hebben meer tegoeden uitstaan dan hun bezittingen waard zijn: zelfs als ze al hun bezit te gelde zouden maken, hebben ze niet genoeg om alle rekeninghouders hun geld terug te geven.

‘Hij vraagt alleen om wat al van hem is,’ zei een omstander tijdens de gijzelingsactie

Gewone Libanezen kunnen sindsdien slechts bedragen variërend van 200 dollar per week tot 200 dollar per maand van hun banktegoed opnemen – wat onvoldoende is om in je levensonderhoud te voorzien, laat staan de ziekenhuisrekening te betalen. Wie meer dan de limiet wil opnemen, krijgt lokale Libanese ponden tegen een zeer ongunstige wisselkoers, zodat je 25 procent van de waarde verliest.

‘Hij vraagt alleen om wat al van hem is,’ zei omstander Ghassan Moula tijdens de gijzelingsactie tegen The Guardian. ‘Terwijl onze leiders, met hulp van de centrale bank, hun miljarden naar Zwitserse bankrekeningen hebben weggesluisd, worden wij aan ons lot overgelaten.’

Een wereldwijd probleem

De Libanese overheid bezweek onder haar schulden en de situatie in het land is in die zin uitzonderlijk. Maar aan de basis van deze economische crisis ligt een samenspel van financial engineering waarmee investeerders en bankiers ook in andere landen hun zakken vullen.

Lakse financiële wetgeving stond het Libanese banken toe veel buitenlands geld aan te trekken, dat ze vervolgens in eigen land uitleenden en investeerden. Dat stuwt markten aanvankelijk omhoog en levert de betrokkenen hoge winsten op. Maar als de bubbel uiteindelijk barst, en de investeringen van de banken minder waard blijken dan hun verplichtingen, komt de rekening op het bord van nietsvermoedende spaarders te liggen. 

Hetzelfde gebeurt momenteel in China. De langdurige stijging van vastgoed- en aandelenprijzen is daar tot stilstand gekomen en toen kwamen onderliggende problemen in het financiële stelsel plots aan de oppervlakte. In de provincie Henan zijn verschillende banken in de problemen gekomen. Omdat spaarders allemaal tegelijk hun geld wilden opnemen, hebben die banken hun tegoeden bevroren en de opname van contant geld verboden. Al maandenlang kunnen circa 400 duizend mensen niet bij hun banktegoed. Bij meerdere grote rellen bestormden boze en wanhopige Chinezen de bankgebouwen, in een poging hun geld terug te krijgen. 

Gebruikt Lowlands het geld van je muntjes om de artiesten te betalen, in plaats van de verkopers, dan zou de organisatie worden aangeklaagd wegens oplichting. Voor banken is dit echter business as usual

Ook in Europa hebben we de afgelopen 15 jaar bank runs gehad. Kleine banken die erom bekend stonden (te) veel risico’s te nemen, zoals Icesave en de DSB, overleefden die runs in 2008 en 2009 niet. Als de paniek tijdens de kredietcrisis vrij spel had gekregen en de overheid had niet ingegrepen met reddingspakketten, was de ING en Fortis (dat toen grote delen van ABN Amro in bezit had) hetzelfde lot beschoren geweest.

In 2012 werden de banktegoeden van Cyprioten bevroren en in 2015 mochten de Grieken slechts 60 euro per dag opnemen, om een faillissement van hun banken te voorkomen. Toch lijken deze gebeurtenissen in het geheugen van de gemiddelde Nederlander te zijn weggezakt. Net zoals de ondernemers op Lowlands erop vertrouwen dat ze hun verdiende muntjes zonder problemen kunnen inwisselen, gaan wij ervan uit dat we onze tegoeden bij private banken altijd kunnen opvragen.

Maar zit er eigenlijk wel voldoende geld in kas om aan alle wisselverzoeken te kunnen voldoen? Wanneer de organisatie van Lowlands het geld van de muntenverkoop zou gebruiken om de gage van Stromae en Arctic Monkeys te betalen, komen de ondernemers van de Mexicaanse tortillakraam bedrogen uit. In dat geval zouden de organisatoren van Lowlands waarschijnlijk worden aangeklaagd wegens oplichting. 

Banken gebruiken het direct opvraagbare spaargeld van klanten ter financiering van hun eigen activiteiten

Voor banken is dit echter business as usual. Hun bedrijfsmodel zit anders in elkaar dan dat van Lowlands. Banken gebruiken het direct opvraagbare spaargeld van klanten ter financiering van hun eigen activiteiten: leningen verstrekken en financiële waardepapieren opkopen. Denk aan staats- en bedrijfsobligaties, maar ook allerlei complexe financiële producten met moeilijke namen en hogere rendementen, zoals mortgage backed securities, collateralized loan obligations en renteswaps.

Banken houden slechts een fractie van de tegoeden van klanten in liquide middelen aan, want daar verdienen ze niets aan: zulk geld ligt ‘op de plank’. Het grootste deel van je geld ligt dus niet in een kluis bij de bank; de bank gebruikt het om bezittingen mee te financieren – en zo zelf een marge op jouw geld op te strijken. 

Dat gaat gepaard met risico’s. Het paradoxale: hoe meer risico banken nemen in goede tijden, hoe hoger doorgaans de winsten. Maar als het een keer fout gaat, zijn de problemen ook groter. Dat blijkt echter altijd pas achteraf. Zolang de markten stijgen (zoals de afgelopen jaren het geval was) lijkt er geen vuiltje aan de lucht. We lijken zelfs te vergeten dat ze ook weer kunnen inzakken. Maar wanneer hun bezittingen plots minder waard worden, kunnen de banken in de problemen komen. Zeker wanneer veel mensen tegelijkertijd hun tegoeden opvragen – en dat gebeurt natuurlijk juist op zulke momenten – kunnen ze niet aan hun inwisselbelofte voldoen. In het slechtste geval kunnen ook bij ons banktegoeden worden bevroren en kunnen we onze ‘festivalmunten’ slechts gelimiteerd in contanten omzetten.

Publieke vangnetten

Om die situatie te voorkomen, werden bij de kredietcrisis van 2008 grote publieke steunpakketten ingezet. Ook verhoogde de Nederlandse overheid de garantie op banktegoeden naar 100 duizend euro. Die publieke steun ontmoedigt enerzijds bank runs. Maar dat banken nu permanent op expliciete en impliciete garanties kunnen rekenen, leidt anderzijds tot morele erosie. Banken weten dat ze in noodgevallen gered zullen worden, en nemen daardoor juist extra veel risico’s: private winsten voor de aandeelhouders, waarvan de risico’s op de samenleving worden afgewenteld.

Na de crisis van 2008 hebben centraal bankiers daarnaast allerlei nieuwe publieke vangnetten voor de financiële sector opgetuigd: de zogeheten Quantitative Easing (QE)-programma’s en Refinancing Operations. Daarmee creëerde de Europese Centrale Bank (ECB) tientallen miljarden euro’s per maand om de economie te stimuleren. Dat noemden ze aanvankelijk ‘onconventioneel monetair beleid’, maar inmiddels is het de normaalste zaak van de wereld geworden. Voor elke gelegenheid wordt een vergelijkbaar programma opgetuigd met een nieuwe, nog imposantere naam. Zo werd het arsenaal tijdens de coronacrisis uitgebreid met het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) en de Pandemic Emergency Longer-Term Refinancing Operations (PELTROs).

In theorie ondersteunen deze programma’s de economie en dragen ze bij aan stabiele prijzen, maar de realiteit is anders. Het geld stroomt voornamelijk naar de financiële sector en stuwt de aandelen- en huizenmarkten omhoog. Rijke aandeelhouders en huizenbezitters profiteren van dit beleid van de centrale banken, maar wie geen aandelen of vastgoed bezit – en dat zijn de meesten van ons – heeft niets aan stijgende beurzen.

Inmiddels krijgen we allemaal de rekening gepresenteerd van die geldgroei, ook de mensen die niet van de koersstijgingen hebben geprofiteerd

Als gevolg van deze programma’s groeide de balansomvang van het Europese centrale bankenstelsel in 2020 en 2021 met bijna 2 biljoen euro per jaar. Dat zijn enorme bedragen, zeker wanneer je bedenkt dat het jaarlijkse budget van de EU iets meer dan 1 biljoen is.

Inmiddels krijgen we allemaal de rekening gepresenteerd van die geldgroei, ook de mensen die niet van de koersstijgingen hebben geprofiteerd. In 2022 komen de officiële inflatiecijfers voor het eerst in een halve eeuw boven de 10 procent uit. Je koopt steeds minder voor hetzelfde geld, en vooral mensen met een laag inkomen kunnen steeds moeilijker rondkomen. Hoewel er ook andere oorzaken spelen (zoals de hoge energieprijzen en de oorlog in Oekraïne) kan inmiddels niemand nog met droge ogen beweren dat het ECB-beleid voor stabiele prijzen heeft gezorgd.

Het besluit om de geldpers op grote schaal aan te zwengelen, gaat immers gepaard met grote herverdelingseffecten: de rijken worden rijker, de armen armer. Zoiets is in een democratische rechtsstaat bij uitstek een politieke aangelegenheid. Het is daarom opmerkelijk dat bij de besluiten om deze programma’s op te tuigen, geen enkele gekozen volksvertegenwoordiger betrokken is. Terwijl in de nationale parlementen wordt gedebatteerd over miljoenenposten, zoals het wel of niet verhogen van zorgsalarissen, creëren en alloceren technocraten in de achterkamertjes van hoge banktorens bedragen die duizend keer zo groot zijn – allemaal zonder enige inspraak of democratische toetsing.

Financiële geletterdheid

Met bank runs in China en Libanon, hoge inflatie en de steeds machtiger (centraal) bankiers, is het meer dan ooit van belang om de inrichting van ons geldstelsel uitvoerig te bespreken. Dit complexe geheel van monetaire, financiële en fiscale zaken doorgronden is geen eenvoudige taak.

Dat ingewikkelde financiële jargon van bankiers, economen en belastingspecialisten heeft een reden: geletterdheid is macht

Het ingewikkelde financiële jargon van bankiers, economen en belastingspecialisten helpt daarbij niet. Dat heeft een reden, dezelfde waarom de mis vroeger in het Latijn was en het in de slavenstaten van weleer verboden was slaafgemaakten te leren lezen: geletterdheid is macht. ‘In het tijdperk van credit default swaps en collateralized debt obligations zijn de meesten van ons financiële analfabeten,’ schreef Matt Taibbi, journalist bij Rolling Stone, na de crisis van 2008. Dat is sindsdien alleen maar erger geworden: wie deze taal niet spreekt, wordt uitgesloten. 

Thomas Bollen en Martijn Jeroen van der Linden zijn daarom een project gestart met cartograaf Carlijn Kingma om dit complexe onderwerp toegankelijker te maken. Samen brengen we het geldstelsel in kaart, aan de hand van de metafoor ‘geld als water’, en verkennen we alternatieven voor een rechtvaardiger stelsel. We nemen je de komende maanden mee op een expeditie achter de façades van de financiële wereld, langs onzichtbare geldstromen en naar verborgen krachten. Lees hier meer over het project.

Ben je toevallig op Lowlands? Wij zijn er ook en geven er een voorvertoning van het project. Entree: nul muntjes. Drie dagen lang kun je een korte animatie van het eerste deel bekijken: Het waterwerk van ons geld, een kaart over de werking van ons huidige geldstelsel. Op 21 augustus vertellen Thomas Bollen en Carlijn Kingma erover in een Tegenlicht-talk: De toekomst van geld.