Op zoek naar het geweten van de bankier

Voor voormalig bankier en topman van vermogensbeheerder Robeco George Möller is er maar één manier om de slechte gedragingen binnen de financiële industrie te lijf te gaan: met structurele aandacht voor morele kwesties

‘Een credit default swap is een heel mooi ding! En veel van die producten die de laatste decennia door de financiële industrie zijn ontwikkeld, zijn prachtige producten.’ De voormalige topman van de Amsterdamse Effectenbeurs en ex-ceo van de internationale vermogensbeheerder Robeco George Möller kan liefdevol mijmeren over financiële innovaties waarvan hij sommigen zelf als bankier ooit gebruikte of als vermogensbeheerder goedkeurde. Producten van menselijk vernuft die er – zoals bij een credit default swap - voor kunnen zorgen dat kredietrisico met elkaar kan worden gedeeld. ‘Vroeger moest een bank dat risico zelfstandig dragen en nu kan een bank dat ruilen met een ander’, zegt Möller. ‘Dat is conceptueel heel fraai.’
Van een man die zijn gehele werkzame leven in de financiële industrie actief was, mag worden verwacht dat hij gloedvol kan praten over de verworvenheden van ‘zijn’ sector. Maar in een tijd dat bankiers zich diep in hun schuilkelders hebben teruggetrokken en financiële derivaten vrijwel uitsluitend nog in verband worden gebracht met financial weapons of mass destruction (dixit Warren Buffett, ES), zijn lovende woorden als die van Möller een grote zeldzaamheid. Wie ze uitspreekt, loopt zelfs een aanzienlijk risico op een publieke schrobbering. Maar dankzij zijn opmerkelijke internationale debuut als non-fictie-auteur hoeft de gewezen bankier niet te vrezen voor een dergelijke behandeling. Allerminst zelfs. Met zijn boek Waardenloos - in het Engels Banking on ethics – dat in de zomer van 2012 verscheen, nestelde Möller zich in de voorhoede van criticasters van de financiële sector.
'Het is in de financiële wereld niet altijd goed duidelijk wanneer je steelt'
Als bankier werkte George A. Möller (1947) jaren voor MeesPierson in Londen. Hij zat er net toen op 19 oktober 1987 wereldwijd de paniek toesloeg en de beurzen instortten: Black Monday. Tien jaar later was hij directeur van de Amsterdamse beurs toen operatie Clickfonds een aanvang nam en tientallen van fraude verdachte beursmannen werden gearresteerd. Op 17 maart 2000 hief hij als hoogste baas van de AEX het champagneglas met Nina Brink en was vervolgens ooggetuige van de dramatische beursgang van haar internetbedrijf World Online en daarmee van de ontluchting van één van de grootste speculatieve zeepbellen uit de recente geschiedenis. In 2003 mocht hij ook nog eens van nabij het boekhoudschandaal rond Ahold meemaken. Ergens in de laatste dagen van datzelfde jaar maakte Möller samen met zijn dochter een lange wandeling in de duinen van Bergen en Schoorl, zo schrijft hij in zijn boek. Zij had net voor haar studie medicijnen een speciaal curriculum in Medical Ethics afgerond. Vader en dochter spraken lang over de rol van ethiek in de medische wereld. Möller kwam tot de conclusie dat er grote verschillen zijn tussen de wereld van zijn dochter en de uitgestrekte biotoop waar hij zich al tientallen jaren in ophield. In zijn financiële wereld – waarin de laatste decennia crisissen en schandalen zich steeds vaker en in steeds grotere omvang voordeden – was er nauwelijks aandacht voor ethiek. Niet in de wetenschap, niet op de scholen en de universiteiten, laat staan binnen de banken en de verzekeraars. Deze ontnuchterende constatering deed hem nog tijdens de wandeling besluiten een boek over dit onderwerp te schrijven.
‘Ik had bij de AEX al eens een weinig geslaagd project over financiële ethiek gedaan,’ zegt Möller. ‘Toen ik wegging bij de beurs ben ik begonnen met schrijven.’ Hoe gemotiveerd ook, de eerste pogingen leverde nog niet het materiaal op waarmee hij tevreden was. Het project stokte toen Möller in 2004 topman werd van de internationale vermogensbeheerder Robeco in Rotterdam. ‘Ik had er geen tijd meer voor en ik dacht op een zeker moment ook dat het ergste wel voorbij was.’ Möller – die in januari 2010 tot voorzitter van de Raad van Toezicht van de AFM werd benoemd - schiet in de lach als hij daaraan terug denkt. ‘De crisis van 2008 moest nog beginnen!’.
Met de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog was de urgentie voor een boek over waarden en normen in de financiële wereld weer volop aanwezig en Möller besloot in het voorjaar van 2011 zijn werk te voltooien.
In Waardenloos gaat de vroegere bankier de ethiek van zijn voormalige vakbroeders uit de financiële sector en de theorie over de homo economicus met scalpel en tang te lijf. Aan de hand van veel persoonlijke ervaringen en waarnemingen en op basis van kennis van klassieke wijsgeren als Thomas Hobbes en Adam Smith en ook minder gekende denkers als de Gentse filosoof Jan Verplaetse.
In uw boek schrijft u onder andere dat mensen in de financiële wereld zich zelfzuchtig gedragen en volledig gericht zijn op eigenbelang. Gold dat ook voor uzelf?
Möller laat een langgerekte ‘uhh’ klinken alvorens hij ‘nee’ antwoordt.
‘Het is een gewetensvraag en u vraagt mij over mijzelf te oordelen en dan zeg ik “nee”. Ik weet zeker dat de meeste van mijn (ex)-collega’s deze vraag ook met “nee” zullen beantwoorden. Ook al zijn sommigen zich te buiten gegaan aan hebzucht. Mijn antwoord verdient daarom enige toelichting.
Ik heb mij gedurende mijn carrière laten leiden door het lange termijn belang van het bedrijf of de organisatie waarvoor ik werkte. Ik heb mij niet laten verleiden door het uitzicht op bonussen of korte termijn successen. Als bestuurder van Robeco heb ik me ook heel bewust bezig gehouden met de keuze van deugdelijke producten. Ik heb in die rol ook producten afgewezen, ook al konden we daar op korte termijn veel geld mee verdienen.
Wat me nu ook te binnen schiet is dat ik één van de oprichters ben van het Dutch Securities Institute (DSI) dat zich sterk maakt voor een schone financiële sector. Daarbinnen werden integriteitvraagstukken aan de orde gesteld. Daar verdiende ik niets aan. Wat ook het vermelden waard is dat ik in 1998 al actief heb geageerd tegen de winstverdriedubbelaars van de firma Legiolease (Deze producten leidden uiteindelijk tot de zogenoemde aandelenlease-affaire die officieus in 2001 van start ging ES). Producten die waren gebaseerd waren op schulden en waar ook nog eens een hefboom op zat. Het was mij meer dan duidelijk dat deze producten konden ontploffen, maar daar werd door de makers niet voor gewaarschuwd.
Ik heb op cruciale momenten aangegeven dat ik over dit soort zaken nadacht. Maar het antwoord op die vraag wordt uiteindelijk bepaald door hoe de feiten achteraf zich manifesteren. Ik nodig u uit om het te onderzoeken.’
Hebzucht, immoraliteit, dat kom je overal tegen. Dat is toch niet specifiek iets waar de financiële wereld zich door onderscheidt?
‘Dat vraag ik mij af. De financiële sector is om drie institutionele redenen potentieel minder moreel. Een patiënt is voor de arts heel zichtbaar. Als de patiënt pijn heeft, dan ziet de arts dat. Als de patiënt goed geneest dat ziet hij dat ook. Een klant en een bankier - zeker in de subprime crisis - staan zo ver van elkaar, dat een bankier die een slecht product maakt, dat product wordt zonder problemen door het distributiekanaal perst. Die klant zie je nooit en als je een beetje geluk hebt, dan klaagt hij ook nooit. De klant is in de financiële wereld veel verder van de leverancier van de dienst of het product verwijderd. Zowel qua afstand, maar ook qua tijd. Een slecht financieel product ontploft meestal pas jaren later. Een arts die iets verkeerd doet, ziet dat gelijk. Het moreel correctiemechanisme is in de financiële sector zwakker. Omdat je niet onmiddellijk met de uitkomst wordt geconfronteerd.’
Is een manager in de financiële industrie zich daarvan bewust?
‘Ik denk het niet. De empathie van een bankier is heel veel minder. Je ziet die klant niet lijden.’
‘Het tweede punt is de abstractie van de markt. Het is in de financiële wereld niet altijd goed duidelijk wanneer je steelt. In de reële sector is dat veel zichtbaarder. In de financiële sector staat stelen vaak gelijk aan het efficiënt houden van de markt. Arbitrage is goed, dat is positief. Maar heel veel arbitrage is toch verkapte diefstal.’
Kunt u dat toelichten?
Als een klant bijvoorbeeld een order in de markt legt en die order is fout en er komt een arbitrageant langs, dan mag je drie keer raden wat er gebeurt? Die gaat heus niet zeggen: “hé sukkel, kijk nog eens even goed.” Nee, dan is het rats, weg! Maar als ik mijn portemonnee ergens laat liggen, dan is de kans heel groot dat iemand achter me aan komt lopen die mij m'n portemonnee terug geeft. Of zo iemand kijkt erin, ziet aan pasjes wie de eigenaar is en achterhaalt het adres. In de financiële sector is die persoon aan de andere kant een onbekende en beseft vaak niet eens dat iemand zijn geld heeft afgepakt.’ We noemen het ook wel eens de misdaad zonder slachtoffer. En degene die er beter van is geworden heeft niet het gevoel dat hij iets heeft misdaan. Financiële markten zijn anoniem en abstract, dat is in de werkelijke wereld niet zo. Daar heeft de financiële wereld last van, dat betekent dat je jezelf moreel minder makkelijk corrigeert.
‘Het derde punt is de hefboomwerking. De maatschappelijke consequenties van een ogenschijnlijk kleine daad die door een enkele persoon wordt verricht - het bijstellen van de Liborrente met vijf basispunten bijvoorbeeld - kan in de werkelijke wereld enorm zijn. Dat is iets dat je als mens moreel niet aan kan. Je kan dat niet vertalen in moreel correct gedrag. Als iemand achter een scherm zit en in plaats van één basispunt, er vijf van maakt, dan is dat zoiets als “ach ja, het is niet helemaal correct, maar het zijn maar vijf basispunten.” Wat die persoon niet ziet, is dat daar nog een hele staart achter zit. Als plotseling blijkt dat er honderden miljoenen, of meer, aan waarde is getransfereerd - van de een naar de ander - dan worden de betrokkenen ongelooflijk boos. Dat begrijp je echter niet als je zelf in de machinekamer zit. De hefboomwerking vertaalt zich niet in een moraliteit corrigerend mechanisme.’
Wat zegt dit over de mensen die in de financiële sector werkzaam zijn?
‘Als het zo zou zijn dat de financiële sector minder moreel is, dan zijn het institutionele factoren die daar invloed op hebben. Het is niet zo dat mensen die in de financiële industrie werken in de kern moreel slechter zijn.’
Heeft u deze inzichten al tijdens uw eigen loopbaan in de financiële sector opgedaan?
‘Ik heb tien jaar in Engeland gewerkt. Ik snapte toen niets van de regels. Als je zo'n regelboek leest, dan lees je in feite een belastinggids. Regels werken ook niet als een morele leidraad. Ik heb me wel altijd afgevraagd waartoe een regel diende, en wat doet zo'n regel nou en waarom is bepaald gedrag nou wel of niet toegestaan?
Je moet de regels volgen, je moet ook je morele geweten volgen. Ik heb altijd achter de regels willen kruipen.’
U vergelijkt de ethiek in de financiële wereld met die van de medische wereld. Gaat dat niet wat ver? In de financiële wereld staat er geen menselijk leven op het spel.
‘De financiële wereld draait ook om menselijk leven. Als ik als private banker het vermogen van iemand heel slecht beleg, dan ruïneer ik deze persoon toch? In de crisis springen mensen van bruggen af. Ik vind dus dat de economie wel degelijk over menselijk leven gaat. Madoff heeft niet alleen levens geruïneerd, maar ook vermogens die zich al acht generaties in families bevonden, opgeblazen. Hij heeft financieel erfgoed vernietigd, dat komt in de buurt van het verbranden van de Nachtwacht. Bankiers kunnen het net zo erg maken als artsen, als ze het niet goed doen.’
U bent een voorstander en bewonderaar van financiële innovaties. Vindt u dat woningcorporatie Vestia veel aan de renteswap heeft gehad?
‘In mijn ogen heeft de crisis met Vestia niets te maken met de swaps die de woningcorporatie nodig hand, maar met een afdeling treasury die corrupt was. Het gaat hier om corruptie en niet over de deugdelijkheid van een financieel instrument. Het gebruik van tussenpersonen in de zaak Vestia duidt mijns inziens al op een twijfelachtige handelswijze. Waarom is zo'n tussenpersoon nodig? Het gebruik van een tussenpersoon bepaalt in grote mate de motieven van iemand die actief is in de institutionele wereld.’
Ik heb het zelf meegemaakt bij Robeco. Wij maakten toen met onze private equity-afdeling gebruik van tussenpersonen om pensioenfondsen te bedienen. Ik stelde hardop de vraag waarom dat nodig was. Ik kreeg te horen dat onze verkopers onvoldoende affiniteit hadden met het product en niet goed in staat waren het te verkopen. Ik ben er toen ingedoken en kwam erachter dat er bij pensioenfondsen de nodige beleidsbeslissers rondlopen die doelbewust aansturen op het gebruik van een tussenpersoon. Van je eigen mensen krijg je dus te horen dat zulks beter is. Het is allemaal heel geloofwaardig, totdat je er met je neus bovenop gaat staan en kritische vragen gaat stellen en antwoorden op die vragen vervolgens uitblijven.’
Dus als een bankier van ABN Amro hoort dat wanneer ze met Vestia in contact willen komen, eerst met iemand in Laren moeten gaan praten omdat er anders geen zaken worden gedaan, dan is dat suspect. Dat geldt wat mij betreft voor alle zaken die in Nederland op de institutionele markt via tussenpersonen worden geregeld.’
Is het gebruik van een tussenpersoon iets wat een compliance officer in voorkomende gevallen onmiddellijk zou moeten onderzoeken?
‘Dit is de verantwoordelijkheid van de beleidsmakers. Wat die zouden moeten doen is een oekaze uitvaardigen. In Nederland mogen in de professionele markt geen tussenpersonen worden gebruikt. Punt. Dat is verboden. Het gebruik van een tussenpersoon op de binnenlandse markt heeft ook geen enkele vorm van toegevoegde waarde. In het buitenland, als je geen eigen verkooporganisatie hebt, kan dat wel het geval zijn, maar het gebruik moet dan aan strenge voorwaarden zijn gebonden zodat slecht gedrag geen kans krijgt. Om te beginnen wordt de regeling met de tussenpersoon in zijn geheel aan de klant bekend gemaakt.’
Waarom is daar een oekaze voor nodig?
‘Het is niet zo makkelijk om de druk van de commercie te weerstaan. De commercie doet er alles aan om de klantrelatie in tact te houden en als daar een tussenpersoon bij hoort, dan is dat maar zo. “Als wij het niet doen, doen de anderen het wel”, hoor je dan. En dat is ook zo. Ik heb het zelf meegemaakt dat het zo ging. We raakten bij Robeco een grote klant kwijt aan een Zwitserse concurrent die geen problemen had met dezelfde tussenpersoon. Buitenlandse partijen hebben op de Nederlandse markt de vrijheid om gebruik te maken van tussenpersonen. Dan neemt de ruimte voor immoreel gedrag toe.
Want dat is waar we het hier eigenlijk over hebben als er een tussenpersoon in het spel is: het betalen van smeergeld?
‘Inderdaad, daar heb je het over. Je koopt een beslissing. Toen ik in 2009 bij Robeco vertrok, heb ik het tussenpersoon-probleem aanhangig gemaakt bij de AFM en DNB. Bewijzen kan je het niet maar het voelt niet goed. Met het uitbreken van het Vestia-schandaal manifesteerde dit probleem zich in volle omvang; zij het op een ander deelgebied van de financiële dienstverlening. .
Mijn interpretatie: niet alleen voeg je onnodige kosten toe aan het systeem, mensen kunnen zo hebzuchtig worden dat ze het bedrijf inzepen met fatale risico’s. Het is een vorm van blindheid. Verblind door het persoonlijke belang. Het is alleen moeilijk te bewijzen. Ik hoop dat het bij Vestia wel bewezen kan worden. Mijn zorg is dat het in Nederland te veel gebeurt. Ik denk dat er in Nederland ook pensioenfondsen zijn die te naïef gebruikmaken bemiddelaars.’
In uw boek beschrijft u de scène die plaatsvond op een Nederlandse snelweg, toen een geldauto duizenden euro’s verloor. Mensen waagden hun leven om geld - dat van iemand anders was - van het wegdek te graaien. Irrationeel gedrag, schreef u. Maar gedragingen als bij Vestia, daar is goed over nagedacht. 
‘Die snelwegscène laat zien dat er in ieder van ons een kleine hebberige dief schuilt. En dat mensen hun risicoperceptie kunnen verliezen bij het zien van geld is ook evident. Soms komen moraliteitsissues voort uit irrationeel gedrag, maar vaak zijn mensen ook bewust immoreel bezig.
Mijn stelling is dat als we teruggaan naar de bron van de financiële crisis, de oorzaak daarvan voor het merendeel is gelegen in gebrek aan moreel handelen en voor een geringer gedeelte voortkomt uit onkunde en incompetentie. Ik zou me bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat uiteindelijk zal blijken dat de SNS acquisitie van Property Finance te wijten is geweest aan incompetentie en ondeskundigheid. Het komt mij voor dat binnen Property Finance wel sprake is immoreel gedrag.’
Mensen maken een zeer bewuste keuze om de boel te flessen.
‘Dat klopt. Het interessante is de conclusie die je hieruit kunt trekken over het te gebruiken medicijn. Incompetentie moet je met andere middelen te lijf gaan dan immoraliteit. Wanneer incompetentie de oorzaak is, moet er meer deskundigheid worden ingehuurd. Wanneer immoraliteit het probleem is, dan moeten mensen moreler worden.’
Is dat niet een beetje naïef; van mensen vragen dat ze 'moreler worden'?
‘Naïef is als je denkt dat je de wereld heel makkelijk kan verbeteren. De belangrijkste oorzaak van de financiële crisis is immoreel gedrag. Als dat de diagnose is moet daar ook het behandelplan op worden afgestemd. Als je dat niet doet, dan los je het probleem ook niet op.’
Hoe ziet u dat voor zich?
‘Als je naar de economische wetenschappen gaat kijken, zie je dat deze modellenwetenschappen zijn geworden. De ethiek is overboord gezet. Aangenomen wordt dat de mens normaal is, een homo economicus. Een rationeel denkend persoon die gericht is op het bevredigen van de eigen behoeften. Nutsmaximalisatie gaat vervolgens via een heel simpel principe: twee is meer dan één en markten zijn efficiënt. Men heeft in de economie alles mechanisch ingevuld en daar komen hele mechanische mensen uit voort, inclusief mijzelf. Ook ik heb heel lang blind op modellen gevaren. Het vermogen om te beoordelen of handelen moreel juist is of niet, hebben we daarmee zorgvuldig buiten gesloten.
Je zou dus kunnen beginnen door op de universiteiten het vak ethiek terug te brengen als een hoofdvak. Iedere economische faculteit zou een hoogleraar financiële ethiek moeten hebben. Je zou als bedrijfseconoom toch minimaal een semester onderwijs moeten krijgen over alle vormen van oplichterij in de financiële sector? Dat zou toch een verplicht vak moeten zijn? De Vestia-casus kan daarvoor uitstekend als lesmateriaal dienen. Maar jammer genoeg is het zo dat op de universiteiten ethiek nog steeds wordt behandeld als maatschappijleer op de middelbare school.
Gelukkig zijn er ook lichtpunten zichtbaar. Op mijn alma mater, de Rijksuniversiteit Groningen, is na lang aandringen weer een hoogleraar financiële ethiek aangesteld: Boudewijn de Bruin. Ik was recentelijk in Groningen en ik vroeg hoe het met zijn colleges ging. Ze lopen vol! Er is dus belangstelling voor, boven elke verwachting. Deze ontwikkelingen zullen uiteindelijk gaan helpen. Nieuwe lichtingen worden op een andere manier geschoold. Die mensen dringen ook door tot de toppen van het bedrijfsleven en die zullen de zaak anders aansturen. Dat moet uiteindelijk gaan helpen.’
Hoe zou u de rol van de compliance officer in dit perspectief plaatsen?
‘De functiebenaming ‘compliance officer’ of ‘compliance manager’ zegt gewoon dat je manager bent en moet zorgen dat iemand 'compliant' is, ofwel; zich aan de regels houdt. Dat betekent in feite dat ze een soort van politieagent zijn die telkens moet checken of er niet ergens een snelheidsverbod wordt overtreden.
Tegelijkertijd lopen we de richting op van meer en meer regels, een alternatief recept voor steeds meer modellen. Dat is de verkeerde richting. Met alleen regels red je het gewoon niet. De slimste jongens vinden er altijd een weg omheen en de anderen kijken elke keer als ze iets doen naar het regelboek. Hun leven wordt steeds verder gejuridiseerd. Dat werkt niet. Straks ga je al je regels in een computer stoppen en vraag je de computer of je van a naar b mag lopen. Als je niet oppast ga je naar die mechanische wereld toe.’
Wat stelt u voor?
‘In ziekenhuizen heb je altijd een hoogleraar medische ethiek. Iemand die het ultieme geweten vormt. Bij financiële instellingen kennen we geen manager ethiek. Mijn pleidooi is om zo’n plaats in te ruimen. Iemand die het eigen geweten van een organisatie vormt los van de regels.
In de organisatie zou je geïnstitutionaliseerd eens per maand met een aantal mensen van je bedrijf samen moeten komen om morele kwesties door te spreken. Discussie, evaluatie, het is van belang dat je het denken over goed en slecht handelen in je organisatie institutionaliseert. Als je ethische dilemma's neerlegt, dan kun je daar heel goed over praten. Sommige zijn zelfs geestig, andere weer interessant of ontluisterend. Tegelijkertijd besef ik heel goed dat je met het voeren van die discussies de wereld niet zult redden. Maar je creëert wel heel langzaam een ander soort omgeving waarin je mensen weer leert om zelfstandig over morele kwesties na te denken en een oordeel vormen over goed en slecht gedrag. Daarmee doe je iets aan de bronoorzaak van ons falen.’