Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer

De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.

In de zomer van 2020 was voor veel gemeenten de maat vol. Ze gaven zoveel geld aan jeugdzorg uit, dat zij het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer budget over de brug komen, luidde de boodschap.

Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.

88 artikelen

© Daniel Niessen

Ineens staat er een pleegkind op de stoep

Een Amsterdamse onderwijzeres krijgt als een donderslag bij heldere hemel een pleegkind bij haar thuis gedropt. Kan niet, zegt de vrouw. We hebben geen alternatief, zeggen de instanties die het 9-jarige jongetje bij haar hebben afgezet. Ze zal uiteindelijk drie maanden voor hem zorgen. Wat gaat hier mis? ‘Het systeem draait om geld en aanbod, niet om het belang van het kind.’

‘Hij had een bal onder de ene arm, een gigantische beer in de andere,’ zegt Ann-Inez Terwindt aan haar werktafel in Badhoevedorp. Op een kille voorjaarsavond half april stond haar 9-jarige leerling Michael op de stoep, geflankeerd door zijn voogd en een medewerker van de jeugdzorgorganisatie Levvel in Amsterdam. 

Even daarvoor was Terwindt twee keer gebeld. Eerst door de pleegzorgmedewerker: of Michael bij haar geplaatst kon worden. Ze schrok en antwoordde van niet. 

Een uur later, Michaels voogd aan de lijn: wat haar adres was. De voogd en de pleegzorgmedewerker belden vanuit de auto, ze gingen Michael ophalen bij zijn pleeggezin en wilden hem afleveren bij Terwindt. 

‘Dit moet een vergissing zijn,’ zei ze. Terwindt had weliswaar contact gezocht met de jeugdzorgorganisatie, maar niet om pleegouder te worden: ze wilde bij Levvel informeren naar de voorgeschiedenis van haar leerling omdat ze zich zorgen maakte over zijn gedrag. 

Het kan niet – dit moet een vergissing zijn, zei ze

Hoe de voogd erbij kwam dat zij Michael thuis kon opvangen, is haar een raadsel. Ze zegt dat het niet kan. De voogd klinkt teleurgesteld. ‘Dan wordt het een stretcher bij de noodopvang,’ hoort Terwindt vanaf de andere kant van de lijn. 

Ze voelt zich voor het blok gezet. ‘Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om te weigeren. Verder dit koude systeem inzakken heeft hij niet verdiend, dat schoot door me heen. Dus heb ik gezegd: kom dan maar hierheen.’ 

Niet veel later staan ze voor de deur. ‘Ik heb hem een bordje curry te eten gegeven, het was al rond half negen. Toen zijn voogd en de jeugdzorgwerker waren vertrokken en ik hem naar bed bracht, moest hij vreselijk huilen. Hij wilde hier helemaal niet zijn, zei hij. Ik heb hem een verhaaltje voorgelezen, maar hij wilde gewoon terug naar zijn pleegmoeder.’ 

Dat de ‘plaatsing’ bij Terwindt een noodsprong is, blijkt uit wat Michael bij zich heeft. ‘Hij had naast de beer en de bal alleen een supermarkttasje met een setje kleren; geen pyjama, geen tandenborstel, geen schone onderbroek.’ Michael heeft ook een pamflet dat in tekeningetjes uitlegt dat hij ‘uit logeren gaat’ tot hij een andere plek heeft. De naam van Terwindt is verkeerd gespeld: Allinez, in plaats van Ann-Inez. 

‘Ze wisten niets van mij. Ik heb de verantwoordelijkheid gekregen voor een kind, zonder dat ik me daarvoor heb aangemeld, zonder dat ik daarvoor ingeschreven sta en zonder dat ik ooit gescreend ben als opvangouder. Want van een veiligheidscheck is geen sprake geweest, zegt Terwindt, terwijl die standaard is voor (tijdelijke) pleegouderadressen.

‘Jeugdzorgorganisatie Levvel en de Jeugdbescherming Regio Amsterdam hadden dus geen idee bij wie ze Michael hebben ondergebracht. Maar hij was er wel. Tegelijk wist ik ook niets van hem: hoe ik hem moest behandelen, hoe ik voor hem moest zorgen en wat er in zijn leven gebeurd was.’

Drie weken wachten

De volgende dag neemt Terwindt Michael mee naar school. Hij is zo hyper dat hij niet de klas in kan. ‘Hij mocht bij de conciërge zitten en de gangen vegen, maar gek was het natuurlijk wel.’

Na schooltijd probeert Terwindt contact te krijgen met Levvel, de medewerker die ze de dag ervoor aan de deur had appt haar een nummer dat ze kan bereiken buiten kantoortijden. Ze belt naar het hoofdkantoor, maar daar blijkt ze in geen enkel systeem te staan. 

‘Ze wisten niets van mij, ik heb me niet aangemeld en ben niet gescreend als opvangouder’ 

Uiteindelijk duurt het drie weken tot ze bij Levvel de eerste afspraak heeft met twee nieuwe ‘casemanagers’ van Michael. De casemanager die Michael bij haar bracht is vervangen. 

Ondertussen heeft ze haar handen vol aan het jongetje: hij is druk, onvoorspelbaar en onzeker, ze kan hem eigenlijk niet alleen laten. Terwindt vaart op haar intuïtie om Michael weer een beetje te stabiliseren en zijn zelfvertrouwen te vergroten. ‘Michael zat aan zijn taks. Hij had een veel te hoge hartslag, hij kon niet goed ademen. Ik dacht: er moet niet nog een trauma bovenop.’

Terwindt zoekt naar manieren om Michaels zelfvertrouwen weer op te bouwen en om hem af te leiden. ‘Ik kon zien dat hij ook veel talenten had.’ Ze zet hem op zwemles om zijn A-diploma te halen en hij gaat op drummen. 

Ze krijgt van Levvel een contract voor pleegouderschap toegestuurd, maar ze denkt er niet over om dat te ondertekenen. In Terwindts ogen zou dat een ongewenste relatie alleen maar verder formaliseren. Behalve zijn remedial teacher is ze formeel niets van Michael. 

Het betekent ook dat Terwindt, zelf pedagoog, zich niet gebonden voelt om zich te conformeren aan de wensen van Levvel en de Jeugdbescherming. Zoals ze zelf zegt: ‘Ik ben er alleen voor hem.’ 

Zo mag Michael tot dan toe zijn ouders iedere zes weken onder begeleiding een uur zien, maar Terwindt laat die regel los en gaat samen met Michael een ijsje met hen eten. Later neemt ze Michael mee bij het stel op bezoek, tot ongenoegen van de twee casemanagers bij Levvel. 

‘Ze deden alsof ik totaal gek ben, maar zij hebben hem wél hier neergezet’

Na hun woelige start levert dit nog meer wrevel op tussen Terwindt, jeugdzorgorganisatie Levvel en de Jeugdbescherming. ‘Ik kreeg telkens op mijn kop,’ zegt Terwindt. ‘Ze deden steeds alsof ik totaal gek ben, maar zij hebben hem wél hier neergezet.’

Michaels biologische ouders krijgen op de avond dat Michael bij Terwindt werd afgezet te horen dat hun oudste zoon bij zijn pleeggezin is weggehaald. Als duidelijk wordt dat ze met Michael een ijsje kunnen eten in plaats van een half uur facetimen, zoals de begeleiding van Levvel wil, zijn ze blij verrast. ‘Het was al een jaar geleden dat ik hem op een normale, ontspannen manier gezien had,’ zegt zijn moeder. ‘Het was heerlijk.’ 

Michael werd in het najaar van 2020 voor de tweede keer uit huis geplaatst, zijn ouders verloren toen het gezag over alle drie hun kinderen. De rechter oordeelde dat ze niet in staat waren de kinderen een stabiel en veilig thuis te bieden. 

In de maanden dat Michael bij haar woonde, organiseerde Terwindt drie uitjes buiten de deur om Michael zijn ouders te laten zien. ‘Michael was ongelooflijk op zoek naar zijn wortels en ik vond dat hij daar net als ieder kind in elk geval een beetje recht op had.’

Illusie

Maar de zorg voor Michael en de onzekerheid over hoelang het zou duren vielen haar zwaar. Van Levvel kreeg ze te horen dat het vinden van een permanente plek – binnen een paar weken of zelfs binnen enkele maanden – een illusie is. Er zijn geen pleeggezinnen beschikbaar. 

Als Terwindt de zorg voor Michael niet aankan, is een tijdelijke overbruggingsplek de enige mogelijkheid. ‘Ik wilde het volhouden, omdat ik Michael een overbruggingsplek niet aan wilde doen. Vanuit Levvel bewoog er echter weinig. Het is code zwart, zei een van de managers bij Levvel.’ 

Ondertussen zocht Terwindt zelf naar een plek voor Michael. Ze stuurde de Jeugdbescherming de aanmeldingspapieren voor Jeugddorp De Glind, waar uithuisgeplaatste kinderen kunnen wonen, maar hoort daar niets op terug. In het dorp De Glind bij Barneveld bevindt zich achter 25 van de 140 voordeuren een gezinshuis, waar in totaal 120 uithuisgeplaatste kinderen wonen. 

Op eigen houtje ging ze er met Michael kijken. Om precies te zijn: ze gingen zwemmen in het buitenbad, om te oefenen voor zijn zwemdiploma. 

Jeugddorp De Glind werkt niet met wachtlijsten. Of een kind er kan wonen, hangt bovenal af van de samenstelling van het gezinshuis. Aan het aantal beschikbare plekken ligt het niet: die zijn er. Maar Jeugddorp De Glind heeft geen contract met Amsterdam, de gemeente waar Michael staat ingeschreven.

Begin 2021 probeerde Amsterdam de oplopende kosten voor jeugdzorg te tackelen door over te stappen naar een nieuw systeem, het derde in zes jaar tijd. De tien aanbieders die de gemeente specialistische jeugdzorg leveren moeten samenwerken, zo was het idee. 

Elke aanbieder krijgt een vast bedrag waarmee hij alle doorverwezen cliënten moet helpen. Er geldt een acceptatieplicht om te voorkomen dat zorgaanbieders alleen de ‘makkelijke’ cliënten aannemen. Hoewel de aanbieder een cliënt moet accepteren, is meteen in actie komen geen verplichting. Het gevolg is dat de wachtlijsten allerminst verdwenen zijn. 

Overlegcircus

Jeugdzorgaanbieders plaatsen kinderen op een wachtlijst om te voorkomen dat ze halverwege het jaar al door hun budget heen zijn en een opnamestop moeten inlassen. Ook Levvel heeft wachtlijsten, onder andere voor pleegzorg. De organisatie heeft ongeveer 1450 pleeggezinnen, 110 plaatsen in gezinshuizen en 24 plaatsen in kleinschalige groepen. Honderd kinderen wachten op een plek.

Elders een kind onderbrengen – buiten de tien gecontracteerde Amsterdamse aanbieders – komt voor rekening van de zorgaanbieder aan wie het kind is toegewezen door de verwijzer. In dit geval dus voor Levvel. 

Plaatsing in een gezinshuis kost rond de 70.000 euro per jaar, nog zonder therapie. De enige manier om daar onderuit te komen is de gemeente vragen om extra budget voor plaatsing bij een niet-gecontracteerde aanbieder. Maar zo'n escape krijgt een aanbieder niet zomaar. Daar gaat een overlegcircus aan vooraf, waarin aanbieders met elkaar moeten kwartetten met doorverwezen cliënten.

Dossier

Jeugdzorg in het rood

De gemeenten zouden jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis?

Volg dit dossier

Linda Bijl, die als een van de partners in Stichting JA! aanschuift bij dit soort overleggen, zegt daarover: ‘Je zou denken dat het dan gaat over het belang van het kind, maar dit soort gesprekken gaan eigenlijk altijd over geld. Dat is de impuls van het systeem: het vraagt om te reageren op geld en aanbod.’ 

‘Je zou denken dat het gaat over het kind, maar het gaat eigenlijk altijd over geld’

Het is onbekend of Levvel en de Jeugdbescherming geprobeerd hebben ‘maatwerk’ voor Michael te regelen. Bijl: ‘Je moet van goeden huize komen, wil je daar als aanbieder gebruik van maken. De gemeente zegt: “Los het op. We storten al 200 miljoen per jaar”.’ 

In dat licht is het niet verwonderlijk dat Terwindt niets hoorde op haar suggestie voor plaatsing bij de Stichting Jeugddorp De Glind: dat zou bereduur zijn. Levvel moet De Glind dan als onderaannemer aan het werk zetten, terwijl ze in Amsterdam zelf ook gezinshuizen heeft. 

En met nog honderd kinderen op de wachtlijst is het niet verwonderlijk dat er weinig uitzicht was op snelle plaatsing van Michael. 

Geen contact meer

Drie maanden later zit er dan toch beweging in zijn zaak. De Jeugdbescherming plaatst Michael half juli over naar een kleinschalige groep in een van haar 41 ‘Driehuizen’ in en om Amsterdam. 

Een Driehuis is bedoeld voor kinderen met complexe problemen, die niet geplaatst kunnen worden in een pleeggezin. Het wordt bewoond door een Levvel-medewerker die hulp krijgt van roulerende begeleiders. Er woont naast Michael nog één ander kind.

Terwindt ziet Michael een paar dagen na zijn verhuizing voor het laatst. Op 29 juli ontvangt ze een mail van Michaels voogd: ‘De hulpverlening heeft gisteren aangegeven dat het contactmoment niet helpend voor Michael is geweest. Daarnaast is te zien dat contact met jou bij Michael niet leidt tot een positieve invloed op de band met zijn ouders. Het is te zien dat er bij hem last is van een loyaliteitsproblematiek waarbij hij zijn ouders negatief benadert.‘ [...] ‘Het besluit is gisteren genomen dat Michael tot nader orde [sic] enkel omgangs- en contactmoment met zijn ouders en zijn broertje en zusje heeft, dit om zijn start bij de kleinschalige groep zo succesvol mogelijk te houden.’

‘Daarnaast is te zien dat contact met jou bij Michael niet leidt tot een positieve invloed’

Op dit moment is nog niet duidelijk of Michael terugkeert naar zijn oude school, waar Terwindt werkt. Volgens Michaels moeder zijn de Jeugdbescherming en Levvel bezorgd dat Michael na schooltijd wegglipt en niet het busje neemt naar zijn nieuwe huis, maar met Terwindt mee wil. Hij is vanaf de eerste dag van dit nieuwe schooljaar ziek gemeld. 

Nu het jongetje is afgesneden van zijn klas en van alle mensen die voorheen voor hem zorgden, maakt Terwindt zich ernstig zorgen. Ook zijn biologische ouders zijn bezorgd over hun kind

Zijn moeder omschrijft het huis waar hij nu woont als kil, met weinig meubels. Ze maakt zich zorgen om de kwaliteit van de jonge, wisselende begeleiders. De ouders hadden liever gehad dat Michael bij Terwindt bleef wonen. ‘Maar van de begeleiding van Michael kregen we te horen dat we haar nummer moesten wissen en de politie zouden moeten bellen als ze [Terwindt] aan de deur zou staan.’ 

De laatste keer dat zijn moeder Michael zag, verliep het afscheid dramatisch. ‘Hij zei: “Mama, ik voel me hier doodongelukkig.” Wij moesten weg, maar hij hield me vast. “Mama, ik laat je niet meer los.” Maar toen werd hij door drie begeleiders toch van me weggerukt. Wat moet je als ouder, je kan niks.’

Op uitnodiging van de jeugdzorgorganisatie meldt Follow the Money zich op 19 augustus op het hoofdkantoor in Amsterdam, in de veronderstelling dat Levvel haar optreden in de kwestie van Michael en Ann-Inez Terwindt zal toelichten. Het pakt anders uit. 

Aan een vergadertafel zitten Maureen Veurman, eigenaar van een door Levvel ingehuurd bureau gespecialiseerd in crisiscommunicatie, en drie vrouwen die hun naam niet willen zeggen. Ze stellen zich voor met hun functie: pleegzorgmedewerker, leidinggevende, en 'toehoorder'. De laatste wil niet zeggen waarom ze is aangeschoven. Veurman: ‘Voor ons eigen gemak, veiligheid en gevoel.’ 

Om de privacy van Michael te beschermen, kan er niet over het kind worden gesproken. Niemand gaat in op de vraag hoe het kan dat een vrouw die geen pleegouder wil zijn toch ineens een kind in huis heeft. Levvel ontkent dat er sprake is van ‘code zwart’ in de Amsterdamse jeugdzorg, maar spreekt wel van een tekort aan pleegouders in de stad. 

Het enige echt inhoudelijke commentaar komt van de pleegzorgmedewerker. Zij zegt dat de Jeugdbescherming bij Terwindt een veiligheidscheck heeft uitgevoerd en daarvan een verklaring heeft afgegeven die zich bevindt in het dossier van Levvel. Follow the Money mag die verklaring niet inzien.

Op onze vraag of de veiligheidscheck – zonder medeweten van Terwindt – plaatsvond op de avond dat Michael bij haar werd afgeleverd, is het antwoord: ‘Zonder iets te bevestigen of ontkennen zou dat een moment kunnen zijn dat dit heeft plaatsgevonden.’

Aan het eind van het gesprek zegt communicatie-expert Veurman: ‘We wilden niet níks zeggen.’

De beelden bij dit artikel zijn gemaakt door fotograaf Daniel Niessen bij de biologische ouders van Michael. Ze houden de kinderkamers zoals die waren toen de kinderen nog thuis woonden.

 

Levvel, de Jeugdbescherming en de gemeente Amsterdam

In reactie op dit artikel mailen jeugdzorgorganisatie Levvel en de Jeugdbescherming namens hun bestuurders Mariënne Verhoef en Claire Vlug een gezamenlijke verklaring : 

‘Het is een heel schrijnend verhaal om te lezen, echter zitten er altijd twee kanten aan een verhaal. In Nederland zijn er kinderen die niet thuis kunnen opgroeien. Vaak hebben deze kinderen al veel meegemaakt in hun leven. Dat kan een reden zijn dat pleegouders soms niet kunnen bieden wat een kind nodig heeft. Ondanks de inzet van alle betrokkenen kan een crisismoment ontstaan. 

Op dezelfde dag moet met alle betrokkenen gekeken worden wat op dat moment het beste voor het kind is; een veilige plek waar het kind kan opgroeien naar volwassenheid. Deze plekken zijn schaars in Nederland en waren op dat moment niet beschikbaar. 

De keuze wordt dan een noodbed waarbij het kind elke dag verplaatst wordt, en zich daarmee ook elke keer afgewezen voelt. Of er is iemand die zich betrokken voelt en opstaat voor het kind. Zo’n netwerkplaatsing kan dan uitkomst bieden en het is goed dat deze vormen van pleegzorg en kleinschalige groepen voor kinderen met zwaardere problematiek, kunnen worden benut. Voor deze morele dilemma’s staan onze professionals dagelijks. 

Doordat tijdens het crisismoment meerdere organisaties waren betrokken en het daarmee over meerdere schijven is gegaan, blijkt achteraf dat alle betrokkenen elkaar niet goed begrepen hebben rondom de plaatsing van Michael.’

Namens de gemeente Amsterdam reageert wethouder Simone Kukenheim

‘Ik kan helaas niet op de specifieke situatie ingaan, vanuit privacyoverwegingen en omdat ik eerst precies wil achterhalen wat hier gebeurd is. Maar dit is een hartverscheurend verhaal en past op geen enkele wijze bij de manier waarop we de jeugdhulp in Amsterdam hebben georganiseerd. Daarbij staat het belang van het kind namelijk altijd voorop en daar hebben we goede afspraken over met de aanbieders. Ik zal uiteraard snel met Levvel in gesprek gaan.’ 

Lees verder Inklappen