Franc Weerwind, minister voor Rechtsbescherming, en Maarten van Ooijen, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, spreken met toehoorders op de publieke tribune, voorafgaand aan een commissiedebat over jeugdbescherming.

Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer

De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.

In de zomer van 2020 was voor veel gemeenten de maat vol. Ze gaven zoveel geld aan jeugdzorg uit, dat zij het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer budget over de brug komen, luidde de boodschap.

Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.

93 artikelen

Franc Weerwind, minister voor Rechtsbescherming, en Maarten van Ooijen, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, spreken met toehoorders op de publieke tribune, voorafgaand aan een commissiedebat over jeugdbescherming. © Bart Maat / ANP

Verwoestend rapport van Rekenkamer over jeugdbescherming, dikke onvoldoende voor bewindslieden

De jeugdbescherming in Nederland functioneert niet, wegens ‘georganiseerde onmacht’. Dat is de titel en tegelijk de conclusie van een verwoestend rapport van de Algemene Rekenkamer. Niemand neemt de leiding om de vastgelopen jeugdbescherming vlot te trekken, geen van de betrokkenen werkt aan een oplossing, iedereen wijst naar de ander. In de hervormingsplannen van het kabinet heeft de Rekenkamer geen vertrouwen.

‘Feitelijk is het jeugdzorgstelsel mislukt,’ zegt Ewout Irrgang, waarnemend president van de Algemene Rekenkamer over de impasse waarin de jeugdbescherming zich bevindt. De Algemene Rekenkamer onderzocht de manier waarop staatssecretaris Maarten van Ooijen (CU), minister Franc Weerwind (D66) en hun voorgangers verantwoordelijkheid namen voor de jeugdbescherming. 

Op papier zijn die verantwoordelijkheden goed geregeld, maar in de praktijk falen de diensten en overheden in de uitvoering. En dus falen ook de bewindslieden. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het functioneren van het ecosysteem waarin gemeenten, jeugdbeschermers, kinderrechters, zorgaanbieders, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis de zorg voor Nederlands kwetsbaarste kinderen moeten regelen. 

De bewindslieden benadrukken telkens dat ze niet over de uitvoering gaan en slechts ‘stelselverantwoordelijk’ zijn

Die kinderen moeten te lang op een jeugdbeschermer wachten. Is die er eindelijk, dan slaagt die er veelal niet in om op tijd passende hulp te regelen. Dat is geen nieuws, beaamt Irrgang, en juist dat is zo zorgelijk: ‘De Inspecties stelden al in 2019 vast dat de jeugdbescherming niet naar behoren werkt. 'En dat was al vrij laat.’

Georganiseerde onmacht is het eerste rapport dat kritisch inzoomt op de rol van landelijke bewindslieden. Tot nu toe vullen de verantwoordelijke minister en staatssecretaris die vrij passief in. Zij gaan niet over de uitvoering, benadrukken ze telkens, maar zijn slechts ‘stelselverantwoordelijk’.

Bestuurlijke houdgreep

Van dat woord werd hoogleraar Micha de Winter twee jaar geleden al zenuwachtig. ‘Wat is dat?’ vroeg hij zich af. Voor hem liet het zien dat de rijksoverheid het jeugdzorgdossier ‘op grote afstand’ had gezet. ‘Iedereen kan naar elkaar blijven wijzen. In die zin is het vergelijkbaar met de Toeslagenaffaire: wanneer iedereen verantwoordelijk is, is uiteindelijk niemand dat.’ 

Wat betreft de jeugdbescherming – de zwaarste, door de rechter opgelegde vorm van jeugdzorg – wijzen zorgverleners naar de gemeenten, gemeenten wijzen naar het Rijk en het Rijk wijst weer naar de gemeenten. ‘Een bestuurlijke houdgreep,’ noemt Irrgang dat.

Om de impasse te doorbreken, zit er maar één ding op: de bewindslieden zullen initiatief moeten tonen. Dat zij niet over de uitvoering gaan, stelt de Rekenkamer, ‘ontslaat hen niet van de verantwoordelijkheid zich ervan te vergewissen dat de voorzieningen voor de uitvoering van de jeugdbescherming toereikend zijn.’ 

Momenteel heeft de landelijke overheid weinig middelen om gemeenten die de zorg voor de kwetsbaarste kinderen in de soep laten lopen, tot actie en verbetering te dwingen. Meer grip vanuit Den Haag betekent: sleutelen aan de Jeugdwet. ‘Dat is onvermijdelijk, want die regelt nu niet waar een kind minimaal recht op heeft,’ licht Irrgang toe. 

Verder moeten instellingen en de gemeenten voortaan op een eenduidige manier informatie verzamelen. Dit gebeurt nog altijd niet, terwijl het gebrek aan informatie een belangrijke rol speelt in de neergang van de jeugdbescherming.

De ‘Pavlov-reactie’ van ‘weer een taak erbij’ pareert Irrgang daarom meteen. ‘Het tegendeel is waar. Bij appels met peren vergelijken, zoals nu gebeurt, heeft niemand baat en door die gemankeerde informatie weet het Rijk niet hoe de jeugdzorg er in de gemeenten voor staat.’

Geen vertrouwen in toekomstscenario’s

In de Hervormingsagenda en de toekomstscenario’s waarin Van Ooijen en Weerwind tot nu toe hun heil zoeken, heeft de Algemene Rekenkamer geen vertrouwen. ‘Er zal meer nodig zijn dan de ervaringen in proeftuinen,’ schrijft de Rekenkamer, verwijzend naar gemeentelijke pilots waarmee met name minister Weerwind schermt als het over de jeugdbescherming gaat.

Van Ooijen en Weerwind zeggen de conclusies van de Rekenkamer te ‘verkennen’. ‘Weinig voortvarend,’ oordeelt de Rekenkamer in het rapport. ‘We hopen dat het niet bij verkennen blijft,’ zegt Irrgang. ‘We denken dat we hiermee een handvat bieden om het beter te organiseren zonder alles overhoop te halen.’ Want er is geen snelle oplossing, benadrukt Irrgang. ‘Begin bij de uitvoering, zeggen wij, en kijk wat er nodig is om kinderen te beschermen.’ 

Wanneer de Rekenkamer zulke rapporten publiceert, geeft zij gewoonlijk een briefing aan parlementariërs. Voor Georganiseerde onmacht staat zo’n bijeenkomst niet in de planning, laat de Stafdienst van de Tweede Kamer weten. Of dat aan de drukke agenda’s ligt of aan een zekere afgestomptheid na weer een alarmerend rapport, laat de Rekenkamer in het midden.

‘Dat het stelsel faalt is een heel heftige conclusie, maar we zijn niet de eersten die dat vaststellen,’ zegt Irrgang. ‘Er moet nu wat gaan gebeuren.’