
Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer
De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.
Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.
Bij de jeugdbescherming is het wachten op de volgende meltdown
Lelystad versus Pluryn: in het gevecht om de rekening delft de gemeente het onderspit
Opvanghuis voor kinderen krijgt dikke onvoldoende, maar blijft voorlopig open
Staatssecretaris Van Ooijen over het repareren van de jeugdzorg: ‘Het is een enorm praatcircus’
Minister Franc Weerwind: ‘Herwinnen van vertrouwen, dat is mijn belangrijkste opdracht’
Terugkijken | Beslissen in een failliete jeugdzorg: het verhaal van drie kinderrechters
In het hart van een zorginfarct: de rechter kan in een kinderleven het keerpunt zijn
In het hart van een zorginfarct: het gaat de kinderrechter om het kind, niet om ‘de waarheid’
In het hart van een zorginfarct: kapotte relaties
In het hart van een zorginfarct: de ouders, wanneer doen ze het goed genoeg?
Kinderrechter Peter Björn Martens in een van de rechtszalen van de rechtbank Amsterdam. © Daniël Niessen
In het hart van een zorginfarct: de kinderrechter
Follow the Money liep drie maanden mee met drie kinderrechters om een beter beeld te krijgen van de problemen in de jeugdzorg. In een nieuwe serie laten we zien hoe die uitpakken voor de jaarlijks ruim 30 duizend kinderen en ouders voor wie de rechter bepaalt óf en hoe de staat mag ingrijpen in hun gezin. Vandaag deel 1: Beslissers in een failliet systeem.
- Kinderrechters bepalen jaarlijks voor zo’n 32.000 kinderen of de overheid – via de jeugdbescherming – ingrijpt in hun gezin. Kan een kind zich naar hun oordeel thuis niet veilig ontwikkelen, dan wordt het ‘onder toezicht’ gesteld. Zijn ze van mening dat het beter niet thuis kan blijven, dan wordt een kind ‘uit huis geplaatst’.
- Voor de uitvoering zijn kinderrechters vooral afhankelijk van instellingen met een certificaat voor het verlenen van jeugdbescherming. Zo’n ‘gecertificeerde instelling’ moet zich ontfermen over onder toezicht gestelde kinderen, en over kinderen die zijn ondergebracht in een gezinshuis of pleeggezin.
- Vorig jaar liet Follow the Money al zien dat deze GI’s bezwijken onder de werkdruk. Ook bij de andere partijen in de jeugdbescherming (Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming) loopt de boel vast door geld- en personeelsgebrek. Kinderrechters zitten hiermee klem tussen kinderen die hulp nodig hebben en een zorgstelsel met grote gebreken.
- Sinds bekend werd dat bij ouders in het toeslagenschandaal in totaal 1675 kinderen thuis weg zijn gehaald, is er ook veel kritiek op het functioneren van kinderrechters: ze doen niet zelf aan waarheidsvinding, luisteren onvoldoende naar kinderen en ouders, en leunen te zwaar op de standpunten van de betrokken hulpverleners.
- Follow the Money volgde drie maanden lang drie kinderrechters van de rechtbank Amsterdam. Op voorwaarde dat onze artikelen niet herleidbaar zijn tot individuele kinderen, ouders en betrokkenen uit de jeugdbescherming waren we aanwezig bij rechtszaken over gezag en omgang, uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen.
- We waren bij alle zaken op de rol. Voorafgaand aan elke zitting kregen we inzage in de dossiers. Voor aanvang van de zitting maakte de kinderrechter melding van onze aanwezigheid. We verlieten de rechtszaal wanneer iemand bezwaar had. Dit is één keer gebeurd, omdat een vader zich niet prettig voelde bij de aanwezigheid van journalisten.
- Vandaag In het hart van een zorginfarct, ons eerste artikel in een serie over de kinderrechter.
‘Niemand? Zijn ze er allebei niet?’ vraagt rechter Peter Björn Martens verbaasd. In de ruime rechtszaal van de rechtbank Amsterdam is het volle bak. Martens zit in het midden van twee andere rechters, met links van hen een griffier.
Daar tegenover twee medewerkers van de jeugdbescherming, een onderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming en twee advocaten met stapels dossiers. Achterin de zaal zitten twee opgetrommelde tolken. Maar zowel de vader als de moeder van het kind over wie de kinderrechters vandaag een beslissing moeten nemen zijn er niet.
Terwijl de inzet hoog is. Op het programma staat de beëindiging van het gezag. Beide ouders kunnen vandaag de zeggenschap over hun 7-jarige dochter kwijtraken. De aanwezigheid van drie rechters onderstreept de zwaarte van de zaak. Het meisje, in dit artikel heet ze Zehra, woont al vier jaar in een pleeggezin. Als rechter Martens de gezagsbeëindiging op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming toewijst, zal ze waarschijnlijk tot aan haar 18e niet meer thuis wonen.
Gebroken gezin
De moeder is niet in goeden doen, zegt de advocaat van de vrouw. Ze heeft haar kind al meer dan een jaar niet gezien, terwijl de rechter eerder had gezegd dat er een onderzoek moest worden ingesteld naar de mogelijkheden voor contact tussen moeder en dochter.
Dat dit onderzoek niet van de grond kwam, hakt erin. Bovendien was het moeder niet duidelijk dat deze zitting zou draaien om beëindiging van het gezag. Ze heeft de oproep niet ontvangen. ‘Anders was ze wel meegekomen,’ zegt de advocaat. De rechter trekt een wenkbrauw op. ‘Die oproep is toch aangetekend verstuurd? U heeft hem wel gehad?’ Hij wijst naar de raadsonderzoeker van de Kinderbescherming. Die knikt.

‘En u?’ vraagt hij aan de advocaat van de vader. ‘Jawel, maar vader is op vakantie,’ antwoordt die.
De jeugdbeschermer zegt dat zij naar de rechtszaal is gekomen in de veronderstelling dat het vandaag zou gaan over een verlenging van een eerdere uithuisplaatsing, en over de omgang tussen de ouders en het kind.
Acht mensen moeten beslissen over het lot van een gebroken gezin. Maar geen van de gezinsleden is aanwezig. Wat te doen? De rechters trekken zich een kwartiertje terug.
Als ze er weer zijn, zegt Martens dat de gezagsbeëindiging voor nu van tafel is. ‘We vinden het absoluut noodzakelijk om beide ouders te horen.’
De kinderrechter beslist op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming over gezag, omgang, voogdij of ondertoezichtstelling in situaties waarin (de ontwikkeling van) een kind gevaar loopt.
Is het de verwachting dat de ouders met verplichte hulp en binnen afzienbare tijd zelf weer voor hun kind kunnen zorgen, dan verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling. Zo’n ots is niet vrijblijvend: ouders moeten de hulp die daaruit volgt accepteren. Jaarlijks staan zo’n 32.000 kinderen onder toezicht. Dit aantal bleef de afgelopen jaren ongeveer gelijk.
In ernstige situaties verzoekt de Raad de kinderrechter om een machtiging uithuisplaatsing. Verreweg de meeste uit huis geplaatste kinderen komen terecht bij familie of vrienden van het gezin, in een pleeggezin of in een gezinshuis.
Vraagt de Raad om een voogdijmaatregel, dan kan de kinderrechter de verantwoordelijkheid voor een kind overdragen aan een andere volwassene (een voogd), of aan een ‘gecertificeerde instelling’. De rechter beëindigt in zulke gevallen vrijwel altijd het ouderlijk gezag.
Voor onder toezicht gestelde en uithuisgeplaatste kinderen zijn er gecertificeerde instellingen (GI’s). Daar zijn er vijftien van: drie landelijke, waarvan één voor minderjarige, alleenstaande vluchtelingen, en twaalf regionale.
De gecertificeerde instelling wijst per kind een jeugdbeschermer aan. Die houdt toezicht op de thuissituatie en regelt de hulp die nodig is. De GI is de enige instantie die de kinderrechter kan vragen om verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing.
Nadat in 2015 de gemeenten het beheer kregen over de budgetten in de jeugdzorg, zijn de geldstromen verschoven. Zorgondernemers in lichte vormen van jeugdhulp, denk aan paardencoaching of dyslexiezorg, profiteren van het nieuwe systeem, zo liet Follow the Money eerder zien in een omvangrijk dataonderzoek.
Jeugdzorg is een ruïne
De zonnige jaarcijfers van deze aanbieders gaan ten koste van de instellingen die op last van de kinderrechter intensieve jeugdzorg leveren. Bijvoorbeeld aan kinderen die thuis worden mishandeld, misbruikt of verwaarloosd. Of aan kinderen met verstandelijk beperkte of verslaafde ouders. Aan jongens met gedragsproblemen, die thuis onhandelbaar zijn, of aan meisjes voor wie loverboys na schooltijd komen voorrijden.
De Inspectie beschreef een kettingbotsing in de keten van de jeugdzorg: overal moeten kinderen wachten
Zeven jaar na de introductie van het financieringssysteem via de gemeenten is de jeugdbescherming, de zwaarste vorm van jeugdzorg, een ruïne. Al in november 2019 waarschuwde de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) in het rapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd voor het verval.
De inspectie beschreef een kettingbotsing in de jeugdzorgketen, waarin kinderen bij elke stap lang moeten wachten: op Veilig Thuis, op onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, op de jeugdbescherming, op de rechter, op een plek om te wonen ergens anders dan thuis, op therapie.
Maar systematische verandering bleef uit. In mei 2022 trok de Inspectie nog eens aan de bel, en meldde onomwonden dat door al dat wachten kinderen te lang in onveilige situaties blijven, waardoor ze verder beschadigd raken. Drie maanden daarna verzocht de Inspectie minister Weerwind (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid) opnieuw en ‘met klem’ in te grijpen: hun middelen om de jeugdbescherming weer op de rit te krijgen waren ‘uitgeput’. Vorige week drong de Inspectie aan op een ‘crisisaanpak’.
De staat van de jeugdbescherming was ‘nog nooit zo slecht als nu’, stelde hoogleraar Jeugdrecht Mariëlle Bruning eerder deze maand. ‘Hoe legitimeer je dan nog de bemoeienis van de overheid, als je schade toebrengt?’
Zonder eten naar school
In het hart van dit zorginfarct werken kinderrechters als Peter Björn Martens, Elvira Devis en Mirjam van der Kaay. Gedurende drie maanden is Follow the Money bij hun zittingen over gezag, omgang, uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling. Vooraf krijgen we inzage in de dossiers van de betrokken kinderen, op voorwaarde dat zij, hun ouders en hulpverleners anoniem blijven.
Deze toegang is bijzonder: jeugdzaken worden altijd behandeld achter gesloten deuren, de pers is er niet welkom. Het gaat immers om minderjarigen in een penibele situatie. De dossiers bevatten persoonlijke details van getroebleerde gezinslevens.
We lezen en horen hoe ouders hun huizen hebben ingericht: ‘Er staan twee barkrukken in de woonkamer, verder niets.’ Dat er ‘geen beddengoed in de kinderkamer’ is, en dat ‘in huis wordt gerookt’.
We zien wat ze te besteden hebben: ‘1400 euro voor twee volwassenen en een kind’.
Kinderen beweren met opgetrokken schouders dat het goed met ze gaat, terwijl uit hun dossier het tegendeel blijkt
Wat ze in hun woede tegen hulpverleners hebben geschreeuwd: ‘Ik sla die bril van je kop!’
Wat de nieuwe echtgenote zei tegen een vader die zijn 9-jarige dochter aan de telefoon heeft: ‘Je kunt haar slaan op plekken waar mensen het niet kunnen zien. Ze lijkt op haar moeder, de hoer.’
We lezen wat ouders en stiefouders hun kinderen onthouden, van gymkleren tot een boterham bij het ontbijt. Vaak is een van de twee ouders totaal afwezig in het leven van hun kinderen.
En we lezen van de kinderen dat ze bang zijn voor school, of voor hun eigen agressie. We horen ze schuchter zeggen dat ze bij hun moeder willen blijven, of juist bij hun vader. We zien ze met opgetrokken schouders beweren dat het goed met ze gaat, terwijl onder de tafel hun been zenuwachtig op en neer wipt, en uit hun dossier het tegendeel blijkt.
‘Staatsontvoeringen’
‘Dat er zo veel persoonlijke details in de dossiers zitten is dé reden dat deze zaken achter gesloten deuren plaatsvinden,’ zegt rechter Martens tijdens een leesochtend ter voorbereiding van een middagzitting. Hij zegt het opgeruimd, zoals bijna alles wat hij zegt opgeruimd klinkt.
Martens houdt van zijn baan. ‘Het is mooi, betekenisvol werk, het gaat echt ergens om. We zijn ons bewust dat we diep kunnen ingrijpen in gezinslevens, maar wel met het idee om het goede te doen. Het heeft weinig zin om zuur te zijn. Natuurlijk, soms vraag ik me wel af: God, hoe kon dit zover komen. Of: waarom is hier nog steeds niets gebeurd? Maar je ziet genoeg wat wel goed gaat, wat nog wel bijgestuurd kan worden.’

De reden waarom Martens instemde met de aanwezigheid van Follow the Money is tweeledig. ‘Mijn broek zakt af wanneer ik iemand als Peter Pannekoek hoor over “staatsontvoeringen”,’ zegt hij. ‘Of als er in de media weer eens een boze moeder aan het woord komt die onweersproken beweert dat haar kinderen om niets zijn afgepakt.’
Hij en zijn collega's kunnen in die gevallen niet publiekelijk reageren. Maar ze kunnen wel een kijkje in hun keuken geven.
Martens’ tweede reden: ‘Onze gereedschapskist raakt steeds leger. Het overhevelen van de jeugdbescherming naar gemeenten heeft meer nadelen dan voordelen gehad. Het gebeurt dat er op de zitting niemand van de jeugdbescherming kan komen. Of dat een jong kind vier tot zes maanden moet wachten op een jeugdbeschermer, terwijl het in een crisissituatie verkeert. Daardoor kan veel schade ontstaan en dat is super frustrerend.’
Geen plek, geen ‘match’
Al in de eerste zitting die we bijwonen zien we wat Martens bedoelt. De beslissing over de beëindiging van het gezag van de ouders van de 7-jarige Zehra wordt weliswaar uitgesteld, maar Martens wil wel weten hoe het nu met haar gaat. En of eerder opgelegde maatregelen zijn uitgevoerd.
Zo had de rechtbank onderzoek geëist naar de omgang tussen moeder en dochter. Is het meisje veilig bij haar? Om dat vast te kunnen stellen zijn gespecialiseerde onderzoekers nodig en de jeugdbeschermer heeft daarvoor instelling na instelling aangeschreven. Tevergeefs.
Drie instellingen vinden dat er ‘geen match’ is. Een andere heeft geen plek. Weer een andere zegt: te complex, beginnen we niet aan. Organisatie-zus werkt alleen met Nederlandssprekenden. En organisatie-zo doet niet meer aan gezinsopnames.
De enige instelling die én plek heeft én moeder en dochter wil ontvangen, heeft voor het leveren van jeugdzorg geen contract afgesloten met de gemeente Amsterdam, de woonplaats van het gezin. Het gesteggel over de betaling duurt zo lang dat de organisatie de plek aan een ander geeft.
Beslismachines
Na een jaar rondbellen zonder resultaat wil de jeugdbescherming de knoop doorhakken: het kind heeft duidelijkheid nodig en terug naar huis is nu absoluut geen optie. Daarom wil ze dat rechter Martens de uithuisplaatsing verlengt. Het meisje moet dus in het pleeggezin blijven, ook al heeft de jeugdbeschermer niet alles uit de kast kunnen halen om tegemoet te komen aan het onderzoek dat de rechter had geëist.
Uiteindelijk is voor de kinderrechters Zehra’s belang leidend, niet dat van haar ouders. Dat de moeder niet in een instelling heeft kunnen aantonen dat haar dochter bij haar in goede handen is, is een gemiste kans.
En wellicht een gepasseerd station – na een gezagsbeëindiging wordt niet langer gewerkt aan terugkeer naar huis.
De rechters moeten dealen met uitvoeringsorganisaties die in de touwen hangen
Want gaan de rechters mee in de redenering van de Raad voor de Kinderbescherming? Wordt het gezag van ouders beëindigd en blijft het meisje bij haar pleeggezin? Of is het in Zehra’s belang om nog eens te kijken of haar moeder wel voor haar kan zorgen? Voor dat dilemma staan de rechters bij de volgende zitting, in oktober.
‘Wij zijn beslismachines’, had Martens diezelfde ochtend relativerend gezegd, terwijl hij voorover gebogen boven de dossiers hing. ‘We zeggen ja of nee op een verzoek.’
Maar rechters Martens, Devis en Van der Kaay zijn wel beslismachines die in al hun interventies – en dat zijn er veel meer dan alleen ter zitting een uitspraak doen – moeten dealen met uitvoeringsorganisaties die in de touwen hangen.
Hoe zij zich verhouden tot die organisaties, en tot de kinderen en hun ouders, onderzoeken we de komende weken in een serie artikelen over de rechtspraak in een niet-functionerend zorgsysteem.
14 Bijdragen
John Janssen 4
Jammer dat rechter Martens zich gekwetst voelt door een B-garnituur potsenmaker, is niet nodig.
Hoeveel x honderd miljoen is er begroot om dit 'niet gaaf' functionerend systeem op te krikken?
Rosanne Kropman 1
John JanssenCo Stuifbergen 5
Dat kan betekenen dat de postbode de brief in een brievenbus gedaan heeft en zelf een handtekening gezet heeft.
Het kan ook betekenen dat hij netjes een bericht in de bus gedaan heeft met de melding dat de brief bij het postagentschap ligt. Dat kan de plaatselijke supermarkt zijn waar de dienstdoende scholier de brief niet vinden kan
Een rechter hoort te weten dat de werknemers van PostNL geen beambten zijn, en dat er pas een bewijs van verzending is als een brief per deurwaarder verstuurd wordt.
Anita van Mourik
Co StuifbergenHans Veldhuis 2
Co StuifbergenCo Stuifbergen 5
Hans VeldhuisMargot Smolenaars 2
Co StuifbergenCo Stuifbergen 5
Margot SmolenaarsVincent Huijbers 9
De onjuiste beeldvorming ontstaat denk ik doordat twee zaken verenigd worden: toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen.
Misschien geeft het meer aan welke kwetsbare doelgroep op de korrel is genomen in dit schandaal. Nog belangrijker is om er achter te komen hoe het kan dat in een welvarend land als Nederland deze ontwikkeling plaats vindt.
In de locale media ziet dit er zo uit:
https://www.bd.nl/loon-op-zand/jongeren-in-gemeente-loon-op-zand-ontvangen-meeste-jeugdzorg-in-provincie-brabant~a502c862/
https://www.bd.nl/home/burojij-groeit-en-groeit-in-jeugdzorgtopper-loon-op-zand-gat-in-de-markt-maar-ook-in-de-begroting~ac83c277/
Wanneer zorg lokaal is gemaakt kunnen cijfers over zorg en demografie gecombineerd worden. Misschien wordt dan duidelijk waar weggekeken wordt of waar juist een 'markt' gecreëerde wordt?
Het is een uiterst divers probleem waar een verdelingsvraagstuk onder lijkt te liggen.
Anita van Mourik
Zo krijgen jullie in beeld of de hulp die een jaar geleverd wordt, toetsbare en bijstuurbare hulp verleent die een bijdrage tbv kinderen levert.
Tevens de vraag waarom een hulpverlener niet binnen het tijdsbestek van bv een jaar op handelen reflecteert en met feiten onderbouwt terug geeft aan de rechter wanneer een opdracht geen meerwaarde binnen het systeem geeft
Rosanne Kropman 1
Anita van MourikMariska Kool
Wat ik niet goed begrijp en hier gaat mijn vraag over: waarom er geen, bijna geen, gebruik wordt gemaakt van het familiegroepsplan, aldan niet met ondersteuning van eigenkracht. Gezinnen en hulpverleners weten niet eens dat dit een recht is. Sterker nog er mag pas een hulpverlenerplan geschreven worden als ouders van dit recht af zien, of onder bijzondere omstandigheden, volgens de jeugdwet. Ouders hebben meer mogelijkheden om hulp in te schakelen, via huisarts, zorgverekering, etc. Nu gaat alles via dezelfde weg, de gemeente, en komt bij de gecontracteerde hulpverleners neer, wat natuurlijk maakt dat er enorme wachtlijsten ontstaan.
Tevens is het voor de toekomst handig om ouders te helpen zelf hun problemen op te lossen. Zo zijn ze minder afhankelijk van het systeem en ook dit geeft ruimte. Hebben jullie enig idee waarom hier niet op ingezet wordt? Het is een recht en levert naar mijn idee alleen maar voordelen op of zie ik dat te rooskleurig?
Vriendelijke groet,
Mariska
Ps Ik begrijp de situatie van deze rechters maar al te goed. Ze moeten het doen met de aangeleverde stukken en deze rammelen vaker aan alle kanten dan niet, is mijn ervaring als gedragswetenschapper, helaas. De inspectie ziet in eigen onderzoek dat dit voor 100% van hun onderzochte dossiers gold. Ik ben dus optimistischer.
Ries Swets
Mariska KoolOnvoldoende opgeleide profs met goede bedoelingen, afbraak kinder psychiatry , afbraak zware gedrags problemen settings en fragmentatie van alle deskundigheid tot gevolg en nieuwe gemeentelijke koninkrijkjes.
Oplossing is herziening huidige financiële structuur, centralisatie hulpaanbod voor Jeugdbescherming en herijking Veilig Thuis en de Raad v Kinderbescherming hun positie in het veld.
Bob (RGM) Vermeer.
Robert Voorhoeve 4