Francesco Veenstra

Nederland kampt met een groeiende woningnood. Wie profiteert? En hoe lossen we dit op? Lees meer

Nederland kampt met een groeiende woningnood. Honderdduizenden trekken naar de steden en de verantwoordelijke gemeenten lukt het niet om genoeg te bouwen om dit op te vangen. Dat die binnenlandse migratie eraan zat te komen was al heel lang bekend. Waarom zijn stadbesturen niet veel beter voorbereid op deze trend? Heeft de regering steken laten vallen? Wie profiteren van de trend? Wat zijn de oplossingen?

69 artikelen

Ruimte is een schaars goed in Nederland. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? Lees meer

We willen natuur en recreatie, maar er moeten ook woonwijken en energiecentrales worden gebouwd. De stikstofcrisis dwingt tot het maken van scherpe keuzes. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? En wie delft het onderspit? In dit dossier trekt Follow the Money het land in om dat te onderzoeken.

In de strijd om openbare ruimte gaat het vaak om ontwikkelingen waar veel (belasting-)geld mee gemoeid is. Bij wie komt dit geld terecht? Wordt het in dienst van de samenleving besteed? Het is regelmatig moeilijk te controleren. Bovendien is de openbare ruimte van ons allemaal: hoe meer die onder druk komt te staan, des te belangrijker het is om een vinger aan de pols te houden hoe deze wordt ingericht.

39 artikelen

Francesco Veenstra © Fenna Jensma

Rijksbouwmeester Francesco Veenstra: ‘In het wilde weg woonwijken bouwen is niet de oplossing’

2 Connecties

Relaties

Volkshuisvesting

Personen

Hugo de Jonge
21 Bijdragen

Rijksbouwmeester Francesco Veenstra kan als onafhankelijk adviseur tegenwicht bieden aan de bouwdrang van minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening Hugo de Jonge (CDA). Hij pleit voor zorgvuldige regie op de ruimtelijke ordening. ‘Niet overhaasten, dat is de rode draad in mijn gesprekken met De Jonge.’

Francesco Veenstra is sinds anderhalf jaar Rijksbouwmeester, een functie die al sinds 1806 bestaat. Net als zijn vele voorgangers bemoeit hij zich met Rijksgebouwen en -gronden. Momenteel is hij bezig met het selecteren van architecten voor het nieuwe paleis van justitie in Den Haag, doet hij oriënterend onderzoek naar een nieuwe huisvesting voor het KNMI en denkt hij mee over het verduurzamen van bestaande gebouwen.

Maar zijn functie is in twee eeuwen tijd veel meer gaan inhouden, vertelt hij: Veenstra en zijn twee mede-Rijksadviseurs, landschapsarchitect Jannemarie de Jonge en stedenbouwkundige Wouter Veldhuis, adviseren het kabinet gevraagd en ongevraagd over de ruimtelijke indeling van het hele land. 

Zo verscheen deze week nog een advies van hem aan staatssecretaris Hans Vijlbrief (Mijnbouw) om bij de versterking van huizen in het aardbevingsgebied van Noordoost-Groningen architecten te betrekken en ook spreekt hij regelmatig met woonminister Hugo de Jonge (CDA), die worstelt met de torenhoge bouwambities van het kabinet.

Veenstra houdt kantoor op het ‘atelier’ van het College van Rijksadviseurs, op de bovenverdieping van het ministerie van Financiën. ‘Wij kijken hier natuurlijk naar hoe dingen eruitzien, de esthetiek,’ zegt Veenstra, terwijl hij op een maquette van het Binnenhof wijst. ‘Als architect vind ik dat een belangrijk aspect. Maar mijn werk gaat uiteindelijk over de vraag hoe we met z’n allen willen leven in dit land, en hoe we ervoor zorgen dat de gebouwde omgeving daarbij past.’

U bent architect, maar adviseert ook over de inrichting van heel Nederland. Is dat logisch?

‘Dat denk ik wel. De rol van Rijksbouwmeester is in het leven geroepen voor het beheer van Rijksgebouwen, en dat is nog steeds een groot onderdeel van mijn werk. Daarbij kijkt een architect niet alleen naar het ontwerp, maar ook naar de maatschappelijke rol die een gebouw speelt. 

Een voorbeeld daarvan is de centrale bibliotheek van Birmingham, waaraan ik werkte in mijn tijd bij Mecanoo. Ieder project is in z’n tijd gevangen. Deze bibliotheek werd in 2013 geopend: de smartphone was nog relatief nieuw en in Birmingham hadden weinig mensen toegang tot een computer.

‘Op een gegeven moment werd besloten dat Nederland “af” was, een bizar idee natuurlijk’

Maar er was wel de behoefte om mee te komen met de digitalisering. Daar maakten we op die openbare plek ruimte voor en zo konden we iets bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving. Dat is een belangrijke verandering in mijn denken geweest: het gaat niet puur over architectuur, maar over hoe je die inzet om nieuwe verbindingen te leggen in de samenleving. 

Hetzelfde probeert het College op grotere schaal te doen: verschillende belangen van de samenleving op tafel leggen en daar het gesprek over aangaan. Hoe kunnen we samen zorgen voor een mooiere leefomgeving? En hoe kunnen we zorgen dat onze kernwaarden als samenleving terugkomen in de ruimte?’

Francesco Veenstra

  • 2002: studeert af aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst
  • 1994 - 2017: architectenbureau Mecanoo, mede-ontwerper van o.a. de bibliotheek van Birmingham en het station van Delft
  • 2017: richt Vakwerk Architecten op 
  • 2019 - 2121: voorzitter van Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA)
  • 2021: Rijksbouwmeester

Als Rijksbouwmeester geeft Veenstra leiding aan het College van Rijksadviseurs, dat hij vormt met landschapsarchitect Jannemarie de Jonge en stedenbouwkundige Wouter Veldhuis. Daarnaast is hij partner bij Vakwerk Architecten. Veenstra woont in Rotterdam.

Wat bedoelt u daar concreet mee?

Wij hebben met z’n allen afgesproken dat we in een rechtvaardige democratie wonen, waarin we belang hechten aan gelijkheid. Dat moet zich vertalen in de leefomgeving. 

Dan kan het niet zo zijn dat in een wijk waar alleen maar mensen met hoge inkomens wonen de buitenruimte beter wordt onderhouden dan in een wijk met alleen maar sociale huurwoningen. Of dat mensen in sommige wijken moeilijker toegang hebben tot medische voorzieningen dan in andere. Daar moet over nagedacht worden. 

Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij als College de politiek daar rechtstreeks en onafhankelijk over kunnen adviseren. Wij zijn niet gebonden aan harde afspraken uit een regeerakkoord.’

Met dat regeerakkoord wil het kabinet de grip op de ruimtelijke ordening terugpakken. Is dat goed? 

‘Ja, de regie is veel te lang losgelaten. Op een gegeven moment verdween het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Er werd besloten dat Nederland “af” was, een bizar idee natuurlijk.

Dat gebrek aan centrale sturing zorgde voor perverse mechanismen. Neem bijvoorbeeld de ‘verdozing’: overal langs de snelweg zie je datacenters, magazijnen en distributiecentra. Voor gemeenten is de verkoop van grond aan dit soort partijen een aantrekkelijke manier om gaten in de begroting te dichten, en dus lieten ze die ontwikkelingen toe.   

‘Honderdduizend woningen per jaar is fors. Ik vraag me af of het wel realistisch is’

Ik ben dan ook blij met de terugkeer van die ministerspost, maar ik pleit er wel voor dat we onszelf ruimte en tijd geven om tot een visie te komen. In het wilde weg woonwijken bouwen is niet de oplossing. Je moet vanuit die fundamentele waarden nadenken over waar woningen, winkels, ziekenhuizen en infrastructuur komen. Hoe je de omgeving leefbaar maakt. Niet overhaasten, dat is ook de rode draad in mijn gesprekken met De Jonge.’

Maar we kampen nú met een groot tekort aan woningen. Hebben we die tijd wel? 

‘Natuurlijk moeten we bouwen, maar de doelstelling uit het regeerakkoord – honderdduizend woningen per jaar – is fors. Ik vraag me af of het wel realistisch is. Ik denk niet dat we ons moeten vastleggen aan die harde deadlines. Wat je dan krijgt, is dat mensen cynisch raken als we ze niet halen. 

We leven in een tijd met grote ruimtelijke uitdagingen. De bouw wordt bemoeilijkt doordat we de stikstofruimte moeten verdelen, we hebben een transitie nodig naar hernieuwbare energie. Zonne- en windparken hebben ruimte, materiaal en menskracht nodig. Maar ook de woningbouw zelf moet veranderen om klimaatverandering tegen te gaan.’

Hoe wilt u dat de bouw bijdraagt aan het beperken van de opwarming van de aarde? 

‘We hebben de afgelopen 60 of 70 jaar vooral met beton gewerkt, maar dat zorgt voor veel CO2-uitstoot. Daarom moeten we gaan kijken naar duurzamere materialen, maar die zijn nog niet op dezelfde manier gecertificeerd. Er is dus ook een versnelling nodig in de wet- en regelgeving rondom materiaalgebruik die dat mogelijk maakt.’

‘We willen op allerlei vlakken transitie, maar we vinden het lastig dat die transitie tijd kost. Eerst moet je innoveren. Vervolgens moet je met name het bedrijfsleven zover krijgen om die innovaties in te zetten, met stimuleringsmaatregelen zoals subsidies. Je ziet het nu bij zonnepanelen: dat heeft een enorm lange aanloop gehad, maar nu ontstaat een krankzinnige versnelling. 

Ik begrijp de druk: er is woningnood. Maar we moeten onszelf wel speelruimte geven. Bestuurders kijken natuurlijk vaak kort vooruit, maar ze moeten goed beseffen wat hun keuzes in het hier en nu betekenen over twintig, veertig of zelfs honderd jaar.’ 

Als we kiezen waar we huizen bouwen, waar moeten we dan rekening mee houden? 

‘We moeten de gevolgen van klimaatverandering kunnen opvangen. Het water komt steeds hoger te staan, en dat moet ergens heen. Het westen van het land is qua ligging het gevoeligst om onder te lopen, en daar ligt de Randstad.

Ik denk niet dat we de Randstad simpelweg zullen opgeven in de komende eeuw: de culturele en economische waarde van het gebied is daarvoor te groot. We zullen onze ingenieurskunsten maximaal inzetten om wat daar ligt tegen het water te beschermen. 

Dat betekent wel dat het water ergens anders opgevangen moet worden. Daarvoor kunnen we bijvoorbeeld het stroomgebied van onze rivieren anders laten verlopen, zodat het water niet in Rotterdam, maar in Zeeland terechtkomt. Bij hoogwater overstroomt dan niet de Randstad, maar delen van Zeeland. Dus dan heb je daar natuurlijk wel iets uit te leggen. 

Voor dit soort grote keuzes staan we. En die keuzes hebben debat nodig, dat hoort bij onze democratie. We moeten praten over toekomstperspectieven voor verschillende regio’s. Wij organiseren daar ateliersessies over in regio’s, waar we alle belanghebbenden om tafel zetten. Door na te denken over klimaatverandering en de economische ontwikkeling van een regio, kun je je verbeelden hoe de toekomst eruitziet. Daar moeten afspraken over worden gemaakt met regio’s die voor iedereen acceptabel zijn.’

Wat moeten de woningzoekenden van nu, terwijl er gepraat wordt over toekomstperspectieven?

‘In plaats van overhaast beginnen met bouwen, kunnen we ook nadenken over andere oplossingen om het acute woningtekort het hoofd te bieden. 

We leven in Nederland op relatief veel vierkante meters per inwoner. Ik denk dat we ook moeten kijken naar hóé we wonen. Ik woon met mijn gezin bijvoorbeeld in een groot huis. Mijn kinderen gaan over een paar jaar het huis uit, en dan hebben mijn vrouw en ik twee keer zoveel ruimte. 

Dat is ook de situatie voor veel ouderen: ze wonen in te grote huizen, maar hebben niet de mogelijkheid om in hun buurt naar een kleinere woning te gaan. De huizenvoorraad sluit dus niet goed aan op de demografie, terwijl die goed te voorspellen is: we weten hoeveel inwoners Nederland heeft, en hoe oud die gemiddeld worden.

Maar ook daar geldt weer: je kan niet zomaar wat blokken met seniorenwoningen neerzetten en verwachten dat ouderen doorstromen. Mensen zullen alleen onder bepaalde voorwaarden willen verhuizen. Ze willen in hun vertrouwde omgeving blijven om te kunnen blijven participeren in het verenigingsleven of de kerk, en naar dezelfde winkel kunnen.

Om snel meer woningen te realiseren zou je ook woningen kunnen splitsen. In de jaren tachtig en negentig gebeurde het tegenovergestelde: toen werden kleinere woningen juist samengevoegd. Woningsplitsing kan je op veel plekken in een half jaar gedaan krijgen, terwijl een nieuwbouwproject vaak wel tien jaar duurt. Daar ligt een enorme kans.’

Maar veel gemeenten zijn woningsplitsing de afgelopen jaren juist gaan verbieden. 

‘Klopt. Om excessen tegen te gaan, zoals huisjesmelkers die woningen splitsen om zoveel mogelijk geld te verdienen. Begrijpelijk, maar zulke regels belemmeren ook goede ideeën en innovaties. Een goed systeem vraagt om maatwerk.

‘Je zou willen dat innovaties meer gestimuleerd worden, in plaats van tegengewerkt’

Een voorbeeld: bij het Noord-Brabantse Boekel wilde een groep mensen een dorpje van enkele tientallen woningen bouwen met een zo laag mogelijke ecologische voetafdruk. Ze liepen daarbij tegen 17 verschillende regels aan van de gemeente en de Rijksoverheid die het project in eerste instantie onmogelijk maakten. 

Zo wilden ze de zonnepanelen van de verschillende huizen aansluiten op een centrale accu. Maar dan ben je juridisch gezien aan het handelen in energie, en dat mogen particulieren niet zomaar. Ze moeten daarvoor een energiebedrijf oprichten met een vergunning van de ​​Autoriteit Consument & Markt. 

Uiteindelijk is het ze gelukt als pilotproject. Je zou willen dat zulke innovaties en initiatieven meer gestimuleerd worden, in plaats van tegengewerkt. Ik denk dat we dat in de toekomst ook gaan zien.’ 

U bent optimistisch gestemd?

‘Ja. Ik denk dat veel ontwerpers dat van nature zijn: ze willen opgaven oppakken en oplossen. Bij mij groeit het inzicht dat we toewerken naar een toekomst die fundamenteel anders zal zijn dan de wereld die we nu kennen. 

De leefomgeving zal gezonder worden. Als het aan de EU ligt rijden we in 2035 allemaal elektrisch. Stel je voor: er zullen nauwelijks nog uitlaatgassen zijn. Er komt steeds meer groen in de stad en we nemen maatregelen waardoor de biodiversiteit straks weer toeneemt. 

Die veranderingen gaan niet altijd van harte, soms moet de rechter ze zelfs afdwingen. Maar uiteindelijk komen ze er, en als bevolking zullen we daar alleen maar van profiteren.’