De woonwijk Westergouwe in aanbouw in 2021.

Ruimte is een schaars goed in Nederland. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? Lees meer

We willen natuur en recreatie, maar er moeten ook woonwijken en energiecentrales worden gebouwd. De stikstofcrisis dwingt tot het maken van scherpe keuzes. Wie trekt in deze strijd aan het langste eind? En wie delft het onderspit? In dit dossier trekt Follow the Money het land in om dat te onderzoeken.

In de strijd om openbare ruimte gaat het vaak om ontwikkelingen waar veel (belasting-)geld mee gemoeid is. Bij wie komt dit geld terecht? Wordt het in dienst van de samenleving besteed? Het is regelmatig moeilijk te controleren. Bovendien is de openbare ruimte van ons allemaal: hoe meer die onder druk komt te staan, des te belangrijker het is om een vinger aan de pols te houden hoe deze wordt ingericht.

39 artikelen

De woonwijk Westergouwe in aanbouw in 2021. © ANP, Tobias Kleuver

Waterschappen willen meer invloed op bouwplannen vanwege klimaat

Bij de verkiezingen staat veel op het spel, onder meer de vraag hoe Nederland zich voorbereidt op wateroverlast en overstromingsgevaar. De doorgaans dienstbare waterschappen eisen alvast meer zeggenschap: bouwplannen moeten voortaan inspelen op klimaatverandering. ‘Als wij gemeenten en projectontwikkelaars niet bij de les houden, herhalen ze hun fouten uit het verleden.’

0:00
Audioserie De waterschappen

De waterschappen

Aflevering 3 van 3

Bekijk audioserie
Dit stuk in 1 minuut
  • Er zijn veel nieuwe woningen nodig, maar plekken om die te bouwen zijn schaars. De meest voor de hand liggende zijn al in beslag genomen, dus azen gemeenten en projectontwikkelaars nu op de overblijvende ‘suboptimale’ locaties.
  • Volgens de waterschappen laten opdrachtgevers van bouwplannen hun oog nog te vaak vallen op plekken die ongeschikt zijn. Toekomstige bewoners kunnen er te maken krijgen met wateroverlast, droogte, verzilting en/of bodemdaling. De gemeente Gouda bouwt bijvoorbeeld een woonwijk in ‘het diepste putje van Nederland’, de Zuidplaspolder.
  • Koepelorganisatie Unie van Waterschappen wil daarom dat het waterschap eerder wordt betrokken bij bouwplannen in de regio: waar moeten woningen komen en hoe worden ze geconstrueerd? En is zo’n nieuwe wijk over vijftig jaar ook nog opgewassen tegen de gevolgen van klimaatverandering
  • Omdat er morgen waterschapsverkiezingen zijn, publiceert Follow the Money een korte serie over deze oudste bestuursorganen van Nederland.
    We begonnen in Friesland, waar de waterschappen de veengrond ten behoeve van boeren steeds dieper ontwaterden. Huiseigenaren krijgen daardoor te maken met bodemdaling en rottende funderingen.
    Een tweede artikel zoomt in op de rol van de agrarische sector in de waterschappen. Via die route blokkeren boeren een belasting (de verontreinigingsheffing) die industriële vervuilers wel betalen. Die ongelijkheid wringt omdat Nederlandse sloten, rivieren en plassen lijden onder meststoffen en pesticiden afkomstig van boerenbedrijven.
Lees verder

In de polder even ten zuidwesten van Gouda verrijst een nieuwe woonwijk ‘in het diepste putje’ dat Nederland te bieden heeft: de Zuidplaspolder

Vanwege die ligging – ruim zes meter onder NAP – probeerde het regionale waterschap jarenlang de aanleg tegen te houden. Het waarschuwde voor de slappe veenbodem, en voor de nabijheid van de Hollandsche IJssel. Als er iets misgaat, staat hier binnen enkele uren een laag water van 1,20 meter. 

Het waterschap vroeg zelfs meerdere keren aan de destijds verantwoordelijke minister om in te grijpen. De plek was volgens het bestuur simpelweg ongeschikt voor woningbouw.

Toch ging in 2015 de eerste paal de grond in. Sinds 2016 zijn de eerste huizen van de nieuwbouwwijk Westergouwe bewoond. Ook vandaag wordt er nog rustig doorgebouwd. Wanneer de wijk in 2034 is voltooid, staan er zo’n 4.500 woningen in dit ‘diepste putje’ en wonen er rond de 11.000 mensen.

Wateroverlast

Door klimaatverandering en zeespiegelstijging krijgen steeds meer gebieden steeds vaker te maken met wateroverlast. 

Waterschappen hameren bij bouwplannen al decennialang op die risico’s. Toch zien ze gemeenten en projectontwikkelaars alsmaar fouten maken bij de keuze van bouwlocaties. Daarom willen ze kunnen verhinderen dat er gebouwd wordt op de verkeerde plekken.

Het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) probeerde – vergeefs – de aanleg van Westergouwe te voorkomen. ‘Wij zeiden: dat lijkt ons niet zo’n goed idee,’ zegt gebiedsmanager Jeroen Grutters over de bouwplannen van de gemeente Gouda. Al rond 2002 had het hoogheemraadschap in kaart gebracht waar nog geschikte bouwlocaties lagen, en daar hoorde deze laaggelegen uithoek van de Zuidplaspolder nu juist niet bij.

Maar Gouda wilde uitbreiden om ‘een nieuw segment bewoners aan te trekken’. En dit in de jaren ‘70 door de gemeente aangekochte stukje grond was het enige dat nog leeg was. Ook het provinciebestuur van Zuid-Holland wilde dat de nieuwe wijk er kwam: het hoogheemraadschap diende maar akkoord te gaan.

‘We werden dus overruled,’ zegt Grutters.

Natte voeten

Het probleem van woningbouw op plekken die gevoelig zijn voor wateroverlast beperkt zich niet tot natte voeten, of erger, voor de bewoners, zegt Herman Havekes, hoogleraar publieke organisatie van het (decentrale) waterbeheer aan de Universiteit Utrecht. Hij waarschuwt ook voor ‘verborgen kosten’.

‘Je kan op risicovolle locaties wel een woonwijk plannen, maar dat levert grote extra kosten op, buiten de begroting van het bouwproject: een nieuw gemaal, nieuwe dijken, een nieuwe afvoer, een andere drooglegging. Dat zijn kosten voor het waterschap, die de bewoners uiteindelijk via hun waterschapsbelasting weer moeten terugbetalen. Dat moet je wel meewegen als je ergens wilt gaan bouwen.’

Zuid-Holland, bijvoorbeeld, moet oppassen. De provincie krijgt er tussen nu en 2030 volgens afspraken met minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) 235.000 nieuwe woningen bij. 

Maar het ligt in Zuid-Holland vol lage polders, zegt Havekes. ‘We bouwen huizen die zo’n honderd jaar moeten meegaan. Dat betekent dat je heel goed vooruit moet denken wáár je bouwt. Daarvoor is de kennis nodig van de waterschappen, die moeten veel eerder betrokken worden.’

Als Nederland ongecontroleerd blijft bouwen zullen de kosten in de toekomst de pan uit rijzen, waarschuwde ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling in 2014 in een rapport.

OESO: ‘Uitmuntendheid mag niet leiden tot zelfgenoegzaamheid’

In 2012 zat de schrik er flink in bij waterschappers: in het regeerakkoord van het tweede kabinet-Rutte lazen ze dat ze zouden worden afgeschaft. Noch de VVD, noch coalitiepartner PvdA had daar in het verkiezingsprogramma voor gepleit.

In reactie op het regeerakkoord mobiliseerde de Unie van Waterschappen toenmalig minister Melanie Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu, VVD). Samen vroegen ze de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek te doen naar het waterbeheer in Nederland en naar de toekomstbestendigheid ervan.

Nederlanders zien waterveiligheid als vanzelfsprekend en denken er weinig over na

Het OESO-rapport maakte in 2014 korte metten met de discussie over afschaffing van de waterschappen. De wetenschappers waren lovend over de unieke constructie waarin de schappen onafhankelijk kunnen opereren dankzij hun eigen belastinginkomsten (een positie die sterk verschilt van die van gemeenten en provincies).

Maar, zo stond ook in het rapport: ‘uitmuntendheid mag niet leiden tot zelfgenoegzaamheid.’ 

Zo wees de organisatie op enkele risico’s voor de toekomst, waaronder de kans dat de kosten voor watermanagement uit de hand lopen als er bij bouwplannen niet voldoende vooruit wordt gedacht. 

Ook bekritiseert de OESO het gebrek aan ‘economische prikkels’ om watervervuiling tegen te gaan of watergebruik te beperken

De OESO waarschuwt daarnaast voor een ‘bewustheidskloof’: Nederlanders zien hun waterveiligheid als vanzelfsprekend en denken er weinig over na. Dat kan leiden tot een lagere bereidheid om de nodige kosten voor die waterveiligheid te betalen.

Lees verder Inklappen

Gemeenten zijn verplicht om bij een wijziging van een bestemmingsplan het waterschap om advies te vragen. Maar dat advies kunnen ze ook weer naast zich neerleggen. Als het erop aankomt en de gemeente zet huizen neer op een ‘verkeerde’ plek, dan heeft het waterschap geen poot om op te staan.

En tegen de tijd van de bestemmingswijziging en de adviesvraag aan het waterschap, is het planningsproces van een nieuwe woonwijk al een tijd onderweg. Havekes: ‘Nu moeten waterschappen soms zelf gemeenten benaderen als ze in de krant lezen dat er plannen zijn om op een onverstandige plek te gaan bouwen.’ 

Volgens Havekes moeten de waterschappen de bevoegdheid krijgen een ‘rood sein’ op te steken bij bouwplannen van gemeenten of provincies. ‘Een juridische stok achter de deur kan geen kwaad. In de praktijk zul je zien dat ze die zelden hoeven te gebruiken.’ 

Als de andere overheden weten dat ze voor hun bouwplannen afhankelijk zijn van het waterschap, zullen ze dat orgaan ook eerder bij locatiekeuzen betrekken, is Havekes’ theorie. Die overigens strookt met aanbevelingen die de OESO in 2014 deed. 

Grenzen aan maakbaarheid

In november kondigde het kabinet aan ‘water en bodem’ voortaan ‘sturend’ te maken bij de inrichting van Nederland. 

Na duizend jaar van maakbaarheid ‘lopen we steeds vaker aan tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem,’ zei minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat (VVD). Hij vindt dat we ons aan die grenzen moeten aanpassen. Maar hij zei niet hoe dat precies moet, en welke rol de waterschappen daarin spelen.

‘Voor gemeenten en provincies is klimaatbestendig bouwen niet de eerste prioriteit’

De voorzitter van de koepelorganisatie Unie van Waterschappen moet er een beetje om lachen. ‘Prachtig, die plannen,’ zegt Rogier van der Sande in zijn werkkamer in Den Haag. ‘Maar wij zijn al decennia bezig met “sturen op water en bodem”. Dat heeft al in heel veel beleidsstukken gestaan. Het moet nog steeds regelgeving worden.’

Gemeenten en provincies dragen de verantwoordelijkheid voor water- en klimaatvraagstukken, zegt Van der Sande. ‘En die zien dat nu eenmaal niet altijd als eerste prioriteit. Dat is ook niet gek: ze hebben een uitgebreid pakket aan taken om de aandacht over te verdelen. Maar voor je het weet zijn water en bodem dan toch niet zo sturend als zou moeten. Als wij die overheden niet bij de les houden, voorzie ik een herhaling van de fouten uit het verleden.’ 

In het regeerakkoord van Rutte-IV staat dat het advies van de waterschappen bij bestemmingswijzigingen ‘dwingender’ moet worden, en daar is Van der Sande het mee eens: ‘Als wij een advies geven, moet je verdomd goede argumenten hebben om daarvan af te wijken: niet dat het te duur is, of dat de projectontwikkelaar het niet wil.’

Dat vraagt ook om een andere houding van waterschappen, erkent Van der Sande, VVD-lid en tevens dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Rijnland. ‘Dan moeten wij als waterschappen ook af en toe met de vuist op tafel durven te slaan, als er niet naar je advies gehandeld wordt.’ Hij spreekt van een verandering in de rol van het waterschap: van een ‘faciliterende vriend’ naar een ‘kritische vriend’.

Maar Van der Sande verwacht ook meer van Den Haag: ‘De rijksoverheid wil de regie op de ruimtelijke ordening terugnemen. Wij juichen dat als waterschappen toe.’

 ‘Je moet als waterschap ook af en toe met de vuist op tafel durven te slaan’

De ideale bouwlocaties zijn in Nederland al bebouwd, zegt hij. ‘Dus je komt altijd uit op een suboptimale plek. Maar de stomste moet je misschien gewoon uitsluiten met landelijke regels: de diepste plekken in polders, maar ook bijvoorbeeld de uiterwaarden van rivieren, en de beekdalen in Limburg.’ 

Laat het rijk de basisnormen vaststellen, zegt Van de Sande. ‘Dan kunnen wij onze kennis van het water- en bodemsysteem inzetten voor het regionale maatwerk.’

Op de overblijvende suboptimale plekken kun je bijvoorbeeld prima bouwen, zegt hij. ‘Maar alleen als je strikt rekening houdt met het klimaat: hoe richten we die locaties zo in dat ze bij droogte of zware regenval ook nog veilig zijn? Precies zoals dat uiteindelijk ook in Westergouwe is gebeurd.’ 

Gevels als damwand

Bij die Goudse nieuwbouwwijk is het op zondagmiddag een komen en gaan van gezinnen met jonge kinderen en wandelaars met honden. Er is, inderdaad, op verzoek van het waterschap een gebied met veel groen en brede sloten aangelegd. 

Naast wandel- en fietspaden en een natuurspeeltuin is er een ‘waterbergingsgebied’ van zeventien hectare: bij zware regenval kan overtollig water daar sneller in de bodem zakken dan in de verharde woonwijk. 

Ook het ontwerp van de woningen is aangepast. Bij de dijk zijn de gevels van de eerste rij huizen zo gebouwd dat ze dienst kunnen doen als dam. Ze vormen een eerste barrière: als de dijk breekt en het water van de Hollandsche IJssel stort zes meter naar beneden, dan houden ze de eerste grote golf water tegen, zo is het idee. De rest van de wijk blijft dan gespaard.

En in de hele wijk is de grond onder de huizen uitzonderlijk ver opgehoogd, om bij een overstroming natte benedenverdiepingen zo veel mogelijk te voorkomen.

Dat het waterschap maatregelen erdoorheen kreeg om Westergouwe vergaand ‘klimaatadaptief’ en ‘waterrobuust’ te maken, is een uitzondering: het was de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (Sybilla Dekker, VVD) die dat afdwong. Inmiddels is er een goede samenwerking met de gemeente, laat het hoogheemraadschap weten.

Maar op veel andere ‘suboptimale’ locaties verschijnt nog nieuwbouw die onvoldoende op de toekomst is voorbereid.

Zo bouwde de gemeente Emmen tussen 2005 en 2006 de woonwijk Stroomdal. Ook al had het waterschap gewaarschuwd dat de locatie ‘een verkeerde keuze’ was. Het was namelijk bekend dat daar sprake is van ‘kwel’: water dat uit de bodem omhoog komt. 

‘Projectontwikkelaars willen goedkoop bouwen, daarna zijn problemen met water voor rekening van de huiseigenaar of gemeente’

De bewoners van Stroomdal klaagden jarenlang over vochtproblemen en tuinen die blank stonden, totdat de Nationale Ombudsman ze in 2010 gelijk gaf: Emmen had het ‘rechtszekerheidsvereiste’ geschonden.

Dat was een flinke veeg uit de pan, zegt juridisch waterbeheerconsultant Peter de Putter. De gemeente had betere eisen moeten stellen voordat ze een bouwvergunning afgaf: ‘Projectontwikkelaars willen vaak zo goedkoop mogelijk bouwen. Als de gemeente van tevoren niet goed vastlegt hoe de waterhuishouding geregeld moet worden, gebeurt dat niet of ten dele.’ Dan moeten achteraf aanpassingen worden gedaan, die vele malen duurder zijn en meestal voor rekening komen van de huiseigenaar of de gemeente.

Waterschappen zouden daarom veel eerder aan tafel moeten zitten, al bij de onderhandelingen tussen gemeente en projectontwikkelaar, zegt De Putter. ‘En als je dat niet wettelijk verplicht stelt, is het maar de vraag of het gebeurt.’

Elke vijf jaar onder water

Het werkgebied van dijkgraaf Rogier van der Sande omvat grote delen van Zuid-Holland (waaronder een deel van Gouda, Leiden en Zoetermeer) plus Noord-Hollandse woningbouw-hotspots als Haarlem en Haarlemmermeer. 

Er zijn in dit gebied bij elkaar zo’n 100.000 nieuwe woningen gepland en het waterschap maakt zich grote zorgen. Bij het ontwerp moet al rekening worden gehouden met regen: kan het bouwplan zware buien wel aan? Kan het water snel genoeg wegstromen?

De gevaarlijkste bui waarmee bouwers moeten rekenen, is landelijk vastgelegd op 60 millimeter regen in een etmaal. Volgens scenario’s van het KNMI valt zo’n bui in 2050 in het werkgebied van Van der Sande eens in de vijf jaar

‘Iemand moet zorgen dat we nu niet goedkoop en snel bouwen waardoor straks elke vijf jaar de benedenverdieping onder water staat’, zegt hij. 

Het waterschap wil dat bij nieuwbouw rekening wordt gehouden met zeer ernstige regenbuien

In februari kondigde zijn waterschap daarom strengere eisen aan: bij nieuwbouw zou rekening moeten worden gehouden met 90 millimeter regen in een etmaal. Ongeveer zoveel water als Limburg in juli 2021 te verwerken kreeg. Het KNMI becijferde dat Zuid-Holland en Noord-Holland in 2050 eens in de 75 jaar met zo’n bui te maken krijgen.

Dat het waterschap van Van de Sande overweegt de eisen op te schroeven, toont volgens waterjurist De Putter aan dat de waterschappen zich ‘vrij voorzichtig met de ruimtelijke ordening durven te gaan bemoeien’.

‘Maar een gouden les is: ze kunnen ook nu al veel meer dan ze doen. Ze kunnen eigenlijk voor alles dat raakt aan hun taak als waterbeheerder eigen regels opstellen.’ Ook wanneer ze zien dat een toekomstig nieuwbouwproject hun taak in de weg gaat zitten. De Putter: ‘Waterschappen kunnen dan best voorschrijven dat de bouwgrond een meter moet worden opgehoogd om wateroverlast voor de toekomstige bewoners te voorkomen. Dat past bij hun taak.’

Gelijk speelveld

De aangescherpte regels die het waterschap van Van der Sande aangekondigde, stuitten niettemin op kritiek. De Neprom, de branchevereniging van projectontwikkelaars, deed publiekelijk haar beklag. De reactie van dijkgraaf Van der Sande was even kortaf als duidelijk: het waterschap is het polderen zat.

Tegen Follow the Money zegt hij: ‘We hebben veel te lang gezegd: als het niet kan zoals wij vinden dat het moet, dan zorgen we wel voor een technische oplossing. Dat houdt op. Sterker: soms kúnnen we het technisch niet eens meer oplossen. Maar het is ook vanuit maatschappelijk oogpunt financieel niet meer verantwoord.’

‘Niemand zit te wachten op verschillende regels per provincie of per waterschap, Den Haag moet dit regelen’

Hij wil dat er beter naar de waterschappen geluisterd wordt. In meer verantwoordelijkheden ziet hij geen heil: ‘Als je begint aan discussies over bevoegdheden, dan ben je nog wel even bezig. Terwijl we nú bouwen en het nú over de inhoud moeten hebben.’

‘Bovendien: op hoeveel regen een woonwijk berekend moet worden, is prima te regelen vanuit Den Haag. Niemand zit te wachten op verschillende regels per provincie of per waterschap, laat staan per gemeente. Voor bedrijven is een gelijk speelveld belangrijk.’

Hij heeft liever te maken met landelijke regels, zodat alle waterschappen duidelijke kaders hebben waaraan gemeenten en projectontwikkelaars zich moeten conformeren. ‘Brandveiligheidsregels stellen we toch ook gewoon landelijk vast?’