© ANP / REMKO DE WAAL

Rotterdamse economie meest vervuilende van Nederland

Wie de duurzame transitie in Nederland wil volgen, die kijkt naar Rotterdam. Van de dertig grootste Nederlandse gemeenten is Rotterdam het CO2-intensiefst. Nergens zal de overgang naar een duurzamere economie dus groter zijn.

In Rotterdam werd in 2015 ruim 33 miljard kilo CO2-equivalent aan broeikasgas de lucht in gestoten. Daarmee draagt geen stad in Nederland méér verantwoordelijkheid in de strijd tegen klimaatverandering: Amsterdam (8 miljard kilo) en Nijmegen (3,5 miljard kilo) volgen op gepaste afstand. Ondertussen is de bijdrage van al die CO2-uitstoot aan de lokale economie en werkgelegenheid beperkt. 

De grootste vervuilers bevinden zich logischerwijs in de haven. De elektriciteitscentrales van Engie en Uniper en de raffinaderijen van Shell, BP en Esso zijn gezamenlijk goed voor ruim 60 procent (!) van de totale Rotterdamse uitstoot. Opvallend genoeg is de werkgelegenheid die deze centrales daar tegenover zetten relatief beperkt: in 2015 werkten bij deze bedrijven iets meer dan drieduizend mensen. Dat lijkt veel, maar op een totale werkgelegenheid van bijna 350 duizend banen in Rotterdam is het een peulenschil.

Volgens Derk Loorbach, hoogleraar Sociaal-Economische Transities aan de Erasmus Universiteit, valt het dan ook wel mee met de werkgelegenheid die in de haven gecreëerd wordt: ‘De grootste werkgever in Rijnmond is de zorg, dan onderwijs en dienstverlening. Pas op gepaste afstand volgt de havenindustrie.’ 

Over dit onderzoek

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de openbare databases van Emissieregistratie.nl, dat onder begeleiding van het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) jaarlijks de uitstoot van broeikasgassen in Nederlandse gemeenten meet. Hun database hebben we gekoppeld aan het Landelijk Informatiesysteem van Arbeidsplaatsen (LISA), die een databestand hebben met het aantal betaalde banen per Nederlandse gemeente.

Vanuit het CBS is hieraan weer een database gekoppeld met de economische prestaties per Nederlandse COROP-regio, zeg maar het Bruto Regionaal Product. Gezamenlijk maken deze gegevens inzichtelijk in welke gemeentes en regio’s de economie het meest van de fossiele industrie afhankelijk is.

Lees verder Inklappen

Door deze disbalans wijkt de CO2-uitstoot per gemiddelde Rotterdamse werknemer behoorlijk af van die in andere gemeentes in Nederland. Per Rotterdamse werknemer wordt er 95 duizend kilo de lucht in gestoten; in andere gemeentes in Nederland is dat veel minder.

Zo is de gemiddelde uitstoot per werknemer in Nijmegen slechts 35 duizend kilo, in Alkmaar 25 duizend kilo en in het Westland 22 duizend kilo. Voor alle duidelijkheid: dit betekent niet dat een extra werknemer in Rotterdam per definitie tot meer CO2-uitstoot leidt. Dit onderstreept wel dat de gigantische CO2-uitstoot in de haven niet tot een navenante stijging van de werkgelegenheid leidt.

Ook wanneer we de Rotterdamse CO2-uitstoot afzetten tegen de toegevoegde waarde die de lokale economie produceert, valt de havenregio op. Overigens: niet van iedere gemeente zijn de lokale economische prestaties bekend. Daarom hebben we hier gekeken naar de cijfers op COROP-niveau. Dit mag je vergelijken met een Bruto Regionaal Product (BRP).

Zetten we de 5 grootste regio's (zowel in termen van werkgelegenheid als BRP) naast elkaar, dan springt Rotterdam eruit. Voor elke euro die in de regio Rotterdam wordt verdiend, wordt 600 gram CO2 uitgestoten; Amsterdam en Eindhoven volgen pas op grote afstand. Loorbach: ‘De emissies die we in Rotterdam accepteren, staan in geen verhouding tot de economische bijdrage aan werkgelegenheid en economie.’ 

De cijfers maken kraakhelder wat de achilleshiel van de haven van Rotterdam is. Hier kunnen gigantische besparingen op onze nationale uitstoot van broeikasgassen geboekt worden, tegen relatief beperkte kosten in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid.

Als Nederland zijn CO2-uitstoot straks vanwege internationale afspraken radicaal moet verlagen, dan zijn de grootste en eenvoudigste slagen te maken door de Rotterdamse havenindustrie in te perken. Onderzoeksinstituut TNO schetste onlangs al wat hiervan het risico is: een industrieel wasteland vergelijkbaar met dat van Detroit, waar de auto-industrie ineen stortte en een ravage achterliet.

Dit doembeeld is geenszins een fantasie-scenario: het debat rond steenkool maakt duidelijk hoe snel de publieke en politieke wind kan draaien. Nog geen tien jaar geleden begonnen Engie en E.on in Rotterdam met de bouw van twee gloednieuwe kolencentrales. Van grote, publieke tegenstand was toen eigenlijk nauwelijks sprake. Maar een decennium later spreekt burgemeester Aboutaleb expliciet zijn afkeuring over 'die smurrie' uit, hebben lokale actiegroepen met succes tegen de koppeling van de steenkoolcentrales aan het Rotterdamse warmtenet gestreden en is in Amsterdam een populaire opstand tegen de laatste daar aanwezige kolencentrale (de Hemweg-centrale van Nuon) uitgebroken. Met andere woorden: de publieke opinie ten opzichte van steenkool is in amper tien jaar volledig omgedraaid — en het is maar de vraag hoe lang andere CO2-intensieve industrieën in de haven nog buiten schot zullen blijven.

Reactie Havenbedrijf

Follow the Money heeft het Havenbedrijf om een reactie gevraagd. Die luidde als volgt:

‘Het Havenbedrijf Rotterdam ziet de energietransitie meer als een kans dan als een risico. Juist door de concentratie van industrie in Rotterdam kun je de CO2-footprint van de industrie hier efficiënter verlagen dan elders. En omdat hier zoveel industrie zit is het ook een aantrekkelijke locatie voor nieuwe industrie. 

Dus ja: de industrie gaat veranderen, dat gaat niet vanzelf en dat zal soms pijn doen. Maar tegelijkertijd heeft Rotterdam een goede uitgangspositie om nieuwe activiteiten te ontwikkelen, van recycling en biobased productie tot het faciliteren van de aanleg van windparken op zee. Dat brengt ook weer nieuwe werkgelegenheid en toegevoegde waarde met zich mee.’

Lees verder Inklappen