
Het onderzoeksbudget van universiteiten is de afgelopen jaren afgeknepen. Wat heeft dat voor effect op de wetenschap?
Minister Dijkgraaf wil uitleg over invloed Zuidas op studie fiscaal recht
Zuidas beslist mee over docenten en inhoud van universitair onderwijs
Promovendus Erasmus Universiteit gedwongen aan het werk bij sponsor EY
Medewerkers rechtenfaculteit UvA eisen uitleg over door Zuidas gesponsorde leerstoelen
Amsterdamse universiteit niet transparant over sponsors hoogleraren Belastingrecht
Podcast | De warme band tussen wetenschap en bedrijfsleven
Op de snijtafel: de beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek door het bedrijfsleven
Hoe een hoogleraar met lobby-onderzoek voor Shell en Unilever zijn bankrekening spekte en toch zijn integriteit behield
Erasmus diskwalificeert studie naar banengroei door vliegveld Maastricht
Hoogleraar handelde ‘verwijtbaar onzorgvuldig’ door Shell en Unilever niet te vermelden als financiers van onderzoek
Shell financierde Rotterdamse professor voor onderzoek in de lobby voor belastingverlaging
Shell heeft meer dan 300 duizend euro betaald aan de Rotterdam School of Management voor een onderzoek naar het vestigingsklimaat voor multinational-hoofdkantoren in Nederland. De betrokkenheid van Shell als opdrachtgever is echter nooit publiek gemaakt. Het onderzoeksrapport werd later gebruikt in het lobbyprocess voor de invoering van een belastingregeling waar vooral multinationals van profiteren.
Een vandaag verschenen rapport van duurzaamheids-denktank Changerism, waar we in dit verhaal uitgebreid aandacht aan besteden, werpt nieuw licht op een onderzoeksrapport van de Rotterdam School of Management (RSM) uit 2009. Niet belangenorganisatie VNO-NCW, maar olie- en gasbedrijf Shell blijkt de rekeningen voor dit onderzoek te hebben betaald. Shell wordt echter niet als opdrachtgever vermeld in het onderzoeksrapport, wat in tegenspraak is met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. VNO-NCW heeft dit rapport vervolgens gebruikt in het lobbyproces voor een omstreden belastingmaatregel die in 2012 is doorgevoerd.
De volledige titel van het onderzoeksrapport van de RSM luidt: ‘Wederzijds profijt: de strategische waarde van de top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland en van Nederland voor de top 100’. Het rapport concludeert dat het aantrekkelijker maken van Nederland op gebied van belasting en talent — ‘tax and talent’ — bevorderlijk zal zijn voor het aantrekken en behouden van hoofdkantoren van multinationals. Dat draagt volgens het onderzoek weer bij aan de innovatiegedreven concurrentiepositie van Nederland.
Shell betaalde voor het onderzoek, maar staat niet als mede-opdrachtgever vermeld
Shell betaalt
Het is een conclusie die naadloos aansluit bij de missie van opdrachtgever VNO-NCW. De werkgeversorganisatie wordt — in overeenstemming met de richtlijnen voor transparantie — op de voorpagina van het rapport als zodanig vermeld. Changerism heeft nu echter via Wob-verzoeken achterhaald dat niet VNO-NCW maar Shell heeft betaald voor het onderzoek. RSM heeft in totaal voor 308.337,33 euro gefactureerd aan Shell Nederland B.V.
Shell staat echter nergens als mede-opdrachtgever vermeld. Dat is problematisch, want in de Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) staat dat ‘externe financiers van wetenschappelijke activiteiten met name [moeten worden] genoemd.’
RSM heeft in een schriftelijke reactie op het rapport van Changerism bevestigd dat Shell mede-opdrachtgever van het onderzoek was. Naast twee vertegenwoordigers van VNO-NCW namen vertegenwoordigers van Shell, AkzoNobel, DSM, Philips en Unilever plaats in een zevenkoppige stuurgroep voor het onderzoek. Geen van deze partijen wordt officieel vermeld als opdrachtgever van het rapport.
Volgens het rapport van de RSM is de sponsoring van het Van Gogh Museum door Shell ‘een voorbeeld van hoe de Top 100 concernhoofdkantoren bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke en culturele ontwikkeling van Nederland.’ Afgelopen weekeinde bleek dat niet iedereen daar hetzelfde over denkt: er ontstond flinke ophef nadat acht kunstenaars werden gearresteerd omdat ze op artistieke wijze actie voerden tegen de nauwe banden tussen het Van Gogh Museum en Shell. Volgens een initiatiefnemer van Fossil Free Culture ‘creëert Shell de illusie dat het bedrijf op een positieve wijze bijdraagt aan de samenleving — terwijl ze in werkelijkheid klimaatverandering veroorzaakt.’
Het protest van de kunstenaars (klik voor groot)
Technische aangelegenheid
Steef van de Velde, decaan van de RSM, licht mondeling toe dat er intern volledig duidelijk was dat deze partijen betrokken waren, maar dat ‘VNO-NCW — zoals wij dat zagen — de enige opdrachtgever en financier was. Dat de factuur naar Shell is gestuurd moet worden gezien als een technische aangelegenheid. In de geest heeft Shell niet betaald.’ De schriftelijke en mondelinge toelichting van RSM zijn dus niet eenduidig.
Shell zelf ontkent juist opdrachtgever te zijn geweest en verwijst door naar VNO-NCW. VNO-NCW zegt ondertussen dat ‘Shell als lid van de vereniging VNO-NCW [heeft] bijgedragen’, maar kan op korte termijn niet achterhalen hoe de bijdrage van hun leden exact in elkaar steekt.
De opdrachtbevestiging is daarentegen wél duidelijk (klik voor groot):
Aanbeveling voor belastingverlaging
In 2012, drie jaar na de publicatie van ‘Wederzijds profijt’, werd de omstreden Research and Development Aftrek (RDA) ingevoerd. Deze belastingregeling heeft als gevolg gehad dat een subsidie van 500 miljoen euro, bestemd voor innovatie- en ondernemerschapssubsidies, werd omgezet in een 500 miljoen euro tellende lastenverlichting. Het merendeel van de subsidie komt als gevolg van deze belastingconstructie terecht bij het grootbedrijf.
De RDA-regeling maakt onderzoekskosten aftrekbaar van de belastbare winst. De maatregel kwam bovenop twee bestaande fiscale regelingen die bedoeld waren om innovatie te stimuleren: de WBSO en de Innovatiebox. De effectiviteit van deze belastingprikkels staat volop ter discussie. Niet alleen nu, maar ook voorafgaand aan de invoering ervan hebben ambtenaren van het ministerie van Financiën stevige kritiek geuit, zo blijkt uit onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO).
Het Centraal Planbureau (CPB) evalueert de maatregelen in 2016: ‘De WBSO en RDA stellen in de huidige vorm geen strenge eisen aan de nieuwheid van het onderzoek, waardoor het maatschappelijke rendement van de gesteunde R&D-activiteiten waarschijnlijk relatief laag is. Bedrijven die grensverleggend onderzoek doen krijgen dezelfde voordelen als bedrijven die het product van hun concurrent proberen na te bouwen.’ Volgens het CPB zijn ‘fiscale prikkels geen noodzakelijke voorwaarde voor een innoverende economie.’
In 2015 erkent ook minister Henk Kamp van Economische Zaken de ‘onbedoelde neveneffecten’ van de regeling. In zijn brief aan de Tweede Kamer valt te lezen dat de RDA een fiscale regeling is waar alleen reeds winstgevende bedrijven van profiteren. Juist kleine innovatieve bedrijven in de opstartfase hebben niets aan de regeling, omdat ze in die fase nog helemaal geen winst maken. De RDA-subsidie vloeit niet automatisch terug naar innovatieve investeringen, maar wordt via de winstbelasting verrekend. Het merendeel van de subsidie komt zo bij het grootbedrijf terecht. ‘In sommige gevallen lekt het RDA-voordeel bij bedrijven met buitenlandse moeders weg naar de moeder,’ schrijft Kamp. Ondanks deze bevindingen is de officiële evaluatie van de RDA uitgesteld naar 2018.
De ‘onbedoelde neveneffecten’ kunnen nauwelijks een verrassing worden genoemd: uit Wob-verzoeken van SOMO en Oxfam Novib blijkt dat deze bezwaren al in 2011 werden aangedragen door ambtenaren van het ministerie van Financiën. Met de RDA ‘ontstaat er voor een specifieke groep bedrijven een zeer lage belastingdruk,’ zo schrijven de ambtenaren. ‘Beredeneerd zal worden dat hier sprake is van agressief fiscaal beleid’. Ze vragen zich af ‘in hoeverre meer fiscale ondersteuning leidt tot meer innovatieve activiteit in Nederland’ en ‘vanuit het oogpunt van oneerlijke belastingconcurrentie moet voorkomen worden dat er te ver wordt doorgeschoten.’
Alle bezwaren ten spijt wordt op 30 september 2012 de RDA-regeling ingevoerd.
De zogenaamde ‘Topteams’ van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) speelden een bepalende rol in de totstandkoming van deze RDA-regeling. In 2011 verzocht toenmalig minister van EL&I Maxime Verhagen de topteams na te gaan hoe Nederland kon blijven uitblinken op de wereldmarkt en om een actie-agenda op te stellen met aanbevelingen. In de actie-agenda van het topteam ‘hoofdkantoren’ werd de aanbeveling gedaan om de RDA-regeling in te voeren. De belangrijkste wetenschappelijke bron voor deze actie-agenda: het RSM-onderzoeksrapport ‘Wederzijds profijt’.
VNO-NCW speelde een cruciale rol in de totstandkoming van de actie-agenda en de RDA-regeling. De belangenbehartiger had meermaals contact met de betrokken ministeries en topteams over de RDA-regeling — niet alleen op eigen initiatief, maar ook op uitnodiging. Het lobbyproces is door SOMO in dit artikel uitgebreid onderzocht en beschreven.
Als we naar de samenstelling van het topteam voor de sector ‘hoofdkantoren’ kijken, komen we de naam Henk Volberda tegen. Volberda is Professor strategic management & business policy aan de Rotterdam School of Management en mede-auteur van het rapport ‘Wederzijds profijt’. Hij was van 2011 tot en met 2015 de enige vertegenwoordiger van de wetenschap binnen het team; van zo’n vertegenwoordiger wordt verondersteld dat deze het maatschappelijke belang voorop stelt en academisch tegenwicht biedt aan de vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.
Zowel Volberda als mede-auteur Frans van den Bosch hebben een langlopende relatie met Shell
Gebrek aan onafhankelijkheid
Het door Volberda uitgevoerde onderzoek ‘Wederzijds profijt’ blijkt dus niet alleen door VNO-NCW te zijn gefinancierd; achter de schermen betaalde Shell de rekening. Het rapport vormde vervolgens de voornaamste wetenschappelijke bron voor de actie-agenda. Dit brengt de academische onafhankelijkheid van Volberda — een vereiste voor zijn functie als wetenschapper in het topteam — in het geding. De aanbeveling van het topteam om de RDA-regeling in te voeren ligt namelijk direct in lijn met de commerciële belangen van de werkgeversorganisatie en de multinational die zijn werk hebben betaald.
Steef van de Velde, decaan van de RSM, twijfelt niet aan de onafhankelijkheid van Volberda. ‘Volberda is gekozen vanwege zijn expertise op dit terrein — juist omdat hij heeft meegewerkt aan dit rapport,’ zo stelt hij. Follow the Money heeft Volberda zelf om een inhoudelijke reactie gevraagd, maar die koos ervoor om Van de Velde namens hem het woord te laten voeren.
De RSM schrijft in een reactie op het rapport van Changerism dat professor Volberda ‘geen eerdere relatie had met Shell.’ Dat is opmerkelijk, want zowel Volberda als zijn mede-auteur Frans van den Bosch — professor in Management interfaces between organizations and environment aan de RSM —hebben een langlopende relatie met Shell.
Help mee met het maken van onafhankelijke journalistiek
Omdat we ons niet willen laten beïnvloeden door de macht van pagina-views of grote adverteerders, plaatsen we geen advertenties op onze website.
Maar het maken van diepgravende onderzoeksjournalistiek kost nog steeds een hoop tijd en geld. Word daarom lid van FTM of steun ons met een donatie.
In het CV van Van den Bosch valt te lezen dat het tweetal reeds in 1998 een ‘Payment to Centre of Excellence Grant’ van Royal Dutch Shell heeft ontvangen, ‘for the benefit of specified projectleaders [sic] with whom Shell want to develop a relationship.’ Oftewel: een betaling ten faveure van de genoemde projectleiders, met wie Shell een relatie wil ontwikkelen.
Het ontbreken van een vermelding naar Shell in het onderzoek van Van den Bosch en Volberda lijkt dus ook in strijd met een tweede punt uit de Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Namelijk: ‘Altijd is duidelijk gemaakt wat de verhouding is van de uitvoerder tot de opdrachtgever, bijvoorbeeld wanneer adviseursschappen of andere verbindingen bestaan. Mogelijke schijn van belangenverstrengeling wordt altijd vermeden dan wel vermeld in publicaties.’
Vooringenomen onderzoek
Steef van de Velde vindt dat Vatan Hüzeir, hoofdauteur van het onderzoeksrapport van Changerism, een vooringenomen onderzoek heeft uitgevoerd. ‘Hij zet Volberda in een kwaad daglicht met onwaarheden of feiten die uit het verband zijn gerukt.’
Uit ons onderzoek komen alleen maar meer opmerkelijkheden naar voren
De analyse van Follow the Money ondersteunt deze conclusie echter niet. Sterker nog: uit ons onderzoek komen alleen maar meer opmerkelijkheden naar voren. Zo schrijft Volberda in april van dit jaar in een opiniestuk in het NRC Handelsblad dat hij in 2009 meeschreef aan een rapport over de mobiliteit van hoofdkantoren, ‘in opdracht van VNO-NCW, AkzoNobel, Shell, DSM, Unilever en Philips.’ Het is voor het eerst dat naast VNO-NCW ook de vijf grootbedrijven publiekelijk worden genoemd als opdrachtgever van het onderzoek. Vlak hiervoor, in maart van dit jaar, had Hüzeir een vroege conceptversie van zijn onderzoeksresultaten aan de universiteit voorgelegd.
De vijf bedrijven worden in het rapport ‘Wederzijds profijt’ dus niet genoemd als opdrachtgever, maar figureren wél in talloze voorbeelden van hoe het grootbedrijf bijdraagt aan innovatie, culturele ontwikkeling en de internationale concurrentiepositie van Nederland. In bijlage 4 van het eindrapport worden vijf projecten uitgelicht als voorbeeld van ‘de maatschappelijke bijdragen van de top 100.’ Toeval kan op grond van statistiek nagenoeg worden uitgesloten: het zijn alle 5 projecten van exact die bedrijven die Volberda in april 2017 voor het eerst noemt als mede-opdrachtgever.
De schijn van belangenverstrengeling wordt er niet minder om.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Bart Crezee. Lees hier ook zijn verhaal over de verdere bevindingen van Changerism rond de connectie tussen Shell en de Rotterdam School of Management:
26 Bijdragen
Uitgelicht door de redactie
[Verwijderd]
Nergens is duidelijk of de bijdragen een-op-een gerelateerd zijn aan de aanwezigheid van hoofdkantoorfunctie. Zo wordt bijvoorbeeld geschermd met € 1 mrd aan externe R&D uitgaven in Nederland (Katalysator voor Nederlandse cluster hoogwaardige R&D, zie pagina 13 en 17). Terwijl dit in principe helemaal geen relatie met de hoofdkantoorlocatie hoeft te hebben. Misschien zijn de R&D faciliteiten in Nederland gewoon buitengewoon goed en gewaardeerd en zouden deze uitgaven ook gerealiseerd zijn als het hoofdkantoor in Luxemburg zou staan in plaats van in Amsterdam.
Deze impliciete aanname die nergens getoetst wordt maar wel de kernvraag van het onderzoek betreft maakt mijns inziens dat de conclusies van dit 'onderzoek' op drijfzand berusten.
Kortom, in mijn ogen is het rapport een marktanalyse maar geen verslag van een wetenschappelijk onderzoek.
wim de kort 8
€ 300000,-- Nou en............En Shell heeft daar eerlijk voor gewerkt in Nigeria.
Matthijs 11
Dirk van Haaren 2
bps 12
Achteraf was het een vraagzijdecrisis die met balansherstel en koopkracht sneller geneest, dan met innovaties waar geen koopkracht en afzet voor is. Innovatie is ook niet op afroep.
Een BTW belastingverlaging voor consumenten lag meer voor de hand dan het fiscaal gerieven van multinationals.
BTW werd verhoogd en multinationals fiscaal geriefd.
€ 0,5 miljard ging dus naar multinationals.
Wat heeft dat nou opgeleverd? Meer, of minder?
En die andere € 3,5 miljard, waar is dat gebleven?
Ik weet nog wel dat er toen plotseling heel veel non-productieve partijen het innovatielied begonnen te zingen.
Ngo's, delegaties en departementen ... Allemaal wilden ze geld en subsidie voor mooie woorden, goede bedoelingen, rapporten en ideeën.
Volgens mij is het € 4 miljard weggegooid geld geweest en Nederland bleef langer in crisis dan nodig.
Bas Jacobs, hoogleraar economie en overheidsfinanciën aan n.b. de Erasmus School of Economics te Rotterdam, en zelfs multinational ING heeft dat geconcludeerd en gerapporteerd.
https://www.ftm.nl/artikelen/de-rekening-van-rutte
https://www.ftm.nl/artikelen/begrotingsbeleid-politieke-partijen-totaal-inconsequent
Bigwobber
[Verwijderd]
Wat echt schokkend is dat zogenaamd wetenschappelijk onderzoek tot een volgende normatieve conclusie komt:
"
Volgens het rapport van de RSM is de sponsoring van het Van Gogh Museum door Shell ‘een voorbeeld van hoe de Top 100 concernhoofdkantoren bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke en culturele ontwikkeling van Nederland.’
"
Heeft werkelijk niets maar dan ook niets met wetenschap en wetenschappelijk inzicht te maken. Nada, nul, zero, niente, niets. Je kunt de conclusie ook gewoon omdraaien: door Shell gewoon belasting te laten betalen zoals alle andere ondernemers dat moeten doen (omdat zij niet over een lobby beschikken om belasting te ontduiken) komen er genoeg belastingopbrengsten binnen dat de overheid niet alleen het Van Gogh museum maar ook nog vele andere maatschappelijke en sociaal culturele instellingen kan subsidiëren.
Daar komt nog bij dat ik liever de overheid toevertrouw welke culturele en sociaal-maatschappelijke instellingen en initiatieven gesponsord (lees: gesubsidieerd) worden dan een private onderneming die eigen belangen in de keuze welke organisaties gesponsord worden mee laat wegen.
Ik heb zelf gestudeerd maar krijg last van plaatsvervangende schaamte dat universiteiten zich tegenwoordig voor dit soort 'lippendienst' en pseudowetenschappelijk onderzoek laten lenen.
Joost Versteegh 4
[Verwijderd]
Joost VersteeghPeter Urbanus 5
Jacob Kes
Rob Matthijssen
Laat het suggestief taalgebruik alsjeblieft aan anderen over.
Thomas Bollen 7
Rob Matthijssen[Verwijderd]
Rob MatthijssenMarla Singer 7
Het is voor de wetenschap in zijn algemeenheid even slikken als zij beseft dat zij door overheidsbezuinigingen in de handen van het grote geld is gedreven en dit steeds vaker in de openbaarheid komt omdat het hard nodig is.
R. Eman 8
Dat betaald (wetenschappelijk) onderzoek positief uitpakt voor de opdrachtgever vind ik nog tot daar-aan-toe. Dat vervolgens gelobby met zo'n onderzoek een wetswijziging weet te bewerkstelligen, terwijl eigen ambtenaren bezwaren uitten, vind ik ronduit stuitend!
[Verwijderd]
Kijken we naar de voorbeelden van maatschappelijke bijdragen van de top 100 concernhoofdkantoren dan valt op dat in de hoofdtekst (pag. 25, Tekstboxen 2.13 en 2.14) Shell en Philips worden genoemd en in Bijlage 4 ('Voorbeelden van maatschappelijke bijdragen van de top 100') vijf voorbeelden worden gegeven: Shell, AkzoNobel (2x), Philips en DSM.
Laten dat nou net (samen met Unilever) de - zorgvuldig geheimgehouden - opdrachtgevers van het onderzoek zijn. Waren er geen meer voorbeelden te geven? Wel weinig voorbeelden voor een top 100. Het komt niet wetenschappelijk over. Wat moet je als wetenschapper met enkele - niet zo willekeurige gekozen - voorbeelden? Wat zegt dat over de populatie? Helemaal niets want het zijn geen willekeurige voorbeelden en de steekproef is wel erg klein.
Graag zou ik een uitputtend overzicht willen zien met alle bijdragen van de top 100 met een analyse wat die maatschappelijke bijdrage voor NL betekent heeft, uitgedrukt in cijfers. En de vraag beantwoord willen hebben als het hoofdkantoor niet in Nederland had gestaan, welke bijdrage zou dan geleverd zijn? Maakt dat verschil en zo ja, hoeveel?
De kop "Top 100 concernhoofdkantoren dragen bij aan de sociaal-maatschappelijke en culturele ontwikkeling van Nederland" (Tekstbox 2.12, pagina 25 van het rapport) is mijns inziens tendentieus en misleidend omdat het de suggestie wekt dat maatschappelijke bijdragen een-op-een samenhangen met de aanwezigheid van een hoofdkantoor. Dat is pertinent onjuist. Grote internationale bedrijven leveren doorgaans in alle landen waar zij actief zijn een maatschappelijke bijdrage om hun 'license to operate' veilig te stellen. Shell is hiervan een goed voorbeeld.
Deze impliciete veronderstelling dat de maatschappelijke bijdrage volledig samenvalt met de aanwezigheid van het hoofdkantoor valt niet echt als wetenschappelijk te kwalificeren, te meer omdat dit mogelijke verband niet getoetst wordt.
[Verwijderd]
"De Top 100 levert een viertal belangrijke maar moeilijk te kwantificeren strategische bijdragen aan Nederland: (1) kweekvijver voor Nederlands toptalent en essentiële rol in hoger onderwijs, (2) zeer belangrijke katalysator voor Nederlandse clusters, (3) sleutelrol in kennisoverdracht naar bedrijven en regio’s en in versterking van de sociaalmaatschappelijke context en (4) aanjaagfunctie van bedrijven, clusters en onderwijs en van internationaal concurrerende wet- en regelgeving. Uit de analyse van met name dit belangrijke maar moeilijk te kwantificeren onderdeel van de strategische bijdrage blijkt dat de Top 100 concernhoofdkantoren in Nederland een unieke, niet door andere bedrijven te vervangen, rol vervullen in de versterking van de internationale innovatiegedreven concurrentiepositie van Nederland. Op grond van de kwantitatieve en kwalitatieve analyses in het rapport wordt de strategische waarde voor Nederland als hoog gekwalificeerd."
Bij de eerste zin gaan je haren al rechtovereind staan: 'belangrijk maar moeilijke te kwantificeren bijdragen'. Is dit wetenschap? Helaas is de hele paragraaf doordrenkt van deze pseudo wetenschappelijke kletspraat.
Het is niet te kwantificeren maar wel een belangrijk onderdeel en de 'onderzoekers' concluderen op basis van hun analyse ondanks dat een cijfermatige onderbouwing vrijwel volledig ontbreekt dat de top 100 hoofdkantoren strategische bijdragen leveren en van grote strategische waarde zijn.
Tja...
Uitgelicht door de redactie
[Verwijderd]
Nergens is duidelijk of de bijdragen een-op-een gerelateerd zijn aan de aanwezigheid van hoofdkantoorfunctie. Zo wordt bijvoorbeeld geschermd met € 1 mrd aan externe R&D uitgaven in Nederland (Katalysator voor Nederlandse cluster hoogwaardige R&D, zie pagina 13 en 17). Terwijl dit in principe helemaal geen relatie met de hoofdkantoorlocatie hoeft te hebben. Misschien zijn de R&D faciliteiten in Nederland gewoon buitengewoon goed en gewaardeerd en zouden deze uitgaven ook gerealiseerd zijn als het hoofdkantoor in Luxemburg zou staan in plaats van in Amsterdam.
Deze impliciete aanname die nergens getoetst wordt maar wel de kernvraag van het onderzoek betreft maakt mijns inziens dat de conclusies van dit 'onderzoek' op drijfzand berusten.
Kortom, in mijn ogen is het rapport een marktanalyse maar geen verslag van een wetenschappelijk onderzoek.
Thomas Bollen 7
[Verwijderd]Jeroen Kortschot
[Verwijderd][Verwijderd]
Jeroen KortschotDank voor een praktisch voorbeeld bij mijn theoretische uiteenzetting.
Het is stuitend dat bepaalde conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan, enkel en alleen op basis van interviews/survey van belanghebbenden (zonder dat überhaupt een poging wordt gedaan deze uitkomsten te toetsen). De ondervraagden stellen dat het belangrijk is dat het belastingklimaat voor grote bedrijven verbeterd moet worden maar nergens wordt getoetst of dat echt nodig is en als dat niet gebeurt of hoofdkantoren dan ook werkelijk over de grens geplaatst worden. Het is allemaal weinig, eigenlijk helemaal niet, wetenschappelijk.
Dat er géén enkele collega-wetenschapper in de klankbordgroep (die, zo blijkt uit de opdrachtverstrekking, een belangrijke en invloedrijke rol heeft) zit maar uitsluitend vertegenwoordigers van de opdrachtgevers is op zijn minst zorgwekkend.
Wat nog zorgwekkender is, is de reactie van RSM. Alles en iedereen heeft ongelijk maar RSM heeft het volledig bij juiste eind en niets verkeerd gedaan. Op z'n minst kan RSM en de wetenschappelijke gemeenschap best lessen leren uit deze casus. Maar de rigide houding van RSM zonder ook maar enige vorm van zelfreflectie of bereidheid open te staan voor kritiek is ronduit on-academisch en een universiteit onwaardig. Het is gewoon een arrogante en misplaatste houding.
Nemo 1
Coen 6
[Verwijderd]
Coen 6Ook wordt er op gewezen dat het onderzoek eerder af moet zijn vanwege een symposium.
Onderzoekers beseffen vaak maar al te goed waarvoor de opdrachtgevers het onderzoek willen inzetten en willen opdrachtgevers niet teleurstellen (dat is het wezen van de mens) en daarom is mijn ervaring zullen de onderzoekers, alhoewel ze zich onafhankelijk wanen, onbewust toch naar de gewenste resultaten toewerken.
Als men onder druk gezet wordt om het onderzoek niet eind augustus maar al half augustus af te hebben vanwege een symposium, weet men al welke uitkomst verwacht wordt. Men beseft (deels) onbewust dat men niet met een uitkomst aan kan komen die het symposium in de war schopt.
In mijn werk als marktanalist heb ik ooit twee marktonderzoeken naar exact hetzelfde onderwerp mogen bestuderen en analyseren. Beide onderzoeken werden in dezelfde week gepubliceerd en waren ieder door gerenommeerde marktonderzoekbureaus uitgevoerd. De onderzoeksopzet van beide onderzoeken was in beide gevallen verantwoord (methodologie, steekproef etc.). Toch stonden de uitkomsten diametraal op elkaar: de opdrachtgevers hadden tegengestelde belangen.
Wie betaalt, bepaalt. Alleen, zo is mijn ervaring, is de sturing en beïnvloeding in dit soort casussen heel subtiel en wordt het onderzoek onbewust gekleurd door de onderzoekers omdat zij in hun achterhoofd de belangen van opdrachtgever (waarmee ze doorgaans een goede relatie hebben en dus bekend zijn met de ambities en doelstellingen van opdrachtgever) kennen en opdrachtgever graag van dienst willen zijn.
Wanneer een opdrachtgever een belang heeft bij een bepaalde, gewenste, uitkomst van een onderzoek, is het onderzoek per definitie niet onafhankelijk.
Coen 6
[Verwijderd]- Het is belangrijk te streven naar onafhankelijkheid, maar dat doel is moeilijk te bereiken. Onderzoekers zijn mensen en hebben politieke voorkeuren die bewust of onbewust hun blik op de werkelijkheid beïnvloeden. Dat geldt niet alleen voor onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van Shell of VNO-NCW, maar net zo goed voor het onderzoekswerk van SOMO, Tax Justice of ActionAid.
- Die onvermijdelijk 'bevooroordeelde blik' kan soms productief zijn en tot nieuwe invalshoeken leiden. Waar het dus om gaat is dat voldoende verschillende perspectieven in de academie vertegenwoordigd zijn. De Volkskrant heeft recent aandacht voor dit probleem gevraagd met haar onderzoek naar de verbondenheid van hoogleraren belastingrecht aan de grote advieskantoren.
- Het is vervolgens wel essentieel dat in wetenschappelijke publicaties melding wordt gemaakt van de financiering van het onderzoek en de professionele affiliaties van de onderzoekers. Dat stelt lezers in staat om met de juiste kritische blik naar het onderzoek te kijken.
- Politici, bewindslieden en beleidsmakers maken graag gebruik van het aanzien dat kleeft aan wetenschappelijk onderzoek dat is gedaan door universiteiten en waaraan de naam van (doctoren en) hoogleraren is verbonden. Dat prestige schept een verplichting voor de academie om de wetenschappelijke kwaliteit te bewaken. Bij het onderzoek naar maatschappelijke onderwerpen is de keuze voor bepaalde onderzoeksvragen, methoden, assumpties, toetsingskaders, etc. niet altijd wetenschappelijk te onderbouwen. Dat geeft ook niet, zolang de gemaakte keuzes maar geëxpliciteerd worden. Bovendien kan worden verwacht dat empirische claims worden onderbouwd en dat uiteengezet wordt hoe het onderzoek zich verhoudt tot reeds bestaande publicaties. Als ik je goed begrijp, gaat dat eerste hier ook mis.
Coen 6
[Verwijderd]