© JanJaap Rypkema

Een rechtszaak om schuldenaren tot betaling te dwingen kost de overheid in de regel maar een paar tientjes. Maar de gedaagde betaalt voor zo’n zaak meer dan het tienvoudige, waardoor diens schuld flink oploopt. Ondanks afspraken in het regeerakkoord om het schuldenprobleem aan te pakken, houdt minister Sander Dekker (VVD) hieraan vast. ‘Het huidige griffierechtenstelsel zorgt ervoor dat de kleine schuldenaar als melkkoe wordt gebruikt om complexere procedures te financieren.’

0:00

Op 21 maart 2019 ontvangt Sidney Schmeltz (29) een brief van incassobureau Syncasso. ‘Gelukkig’, denkt hij wanneer hij de brief openmaakt. ‘Nu kan de rechter mijn schuld kwijtschelden.’

Schmeltz heeft op dat moment een schuld van 887 euro bij online zorgverzekeraar FBTO, een dochter van zorgverzekeraar Achmea. Die schuld is een paar jaar geleden ontstaan toen hij zijn eigen risico niet kon terugbetalen. Schmeltz: ‘Ik heb sikkelcel, een ernstige bloedziekte, waardoor ik vaak in het ziekenhuis lig. Telkens na een ziekenhuisopname raakte ik mijn baan kwijt.’ 

In de brief wordt Schmeltz inderdaad verzocht om bij de rechter te verschijnen. Maar zijn schuld wordt niet kwijtgescholden. Integendeel: als hij de rechtszaak verliest, moet hij bovenop het oorspronkelijke bedrag van 887 euro (plus rente) en de incassokosten ook nog eens 486 euro ‘griffierecht’ betalen.

Hij krijgt in de brief nog één kans: hij kan onder de zitting (en de kosten voor het griffierecht) uitkomen als hij binnen drie dagen de schuld en de incassokosten betaalt, samen 1.335,93 euro. Dat geld heeft hij niet en aangezien hij denkt dat de zitting hem gaat helpen, besluit hij om ernaartoe te gaan.

Ietwat gespannen loopt hij op woensdagmiddag 7 mei 2019 de rechtbank van Amsterdam binnen. In de rechtszaal zitten al dertien anderen te wachten. Allemaal zijn ze op dit uur in deze rechtszaal omdat ze facturen hebben openstaan bij zorgverzekeraar Achmea. Er zitten toevallig ook mensen die Schmeltz herkennen: hij is een bekende muzikant en theatermaker in Amsterdam Zuidoost en heeft een Youtubekanaal met 82.000 abonnees.

Dossier

Dossier: de Schuldenindustrie

Honderdduizenden Nederlanders zitten in de schulden. Ze begonnen vaak met een kleine schuld, maar lopen vast in een systeem dat ze steeds verder in de problemen brengt. Rond het innen van schulden is een volledige industrie ontstaan. In het dossier Schuldenindustrie brengt Follow the Money de markt in kaart. We zoeken de perverse prikkels en onderzoeken waarom ondanks de roep om verandering de Haagse molens traag draaien.

Wil je niets missen? Volg dit dossier, dan sturen we je een seintje als er een nieuw artikel online staat.

Volg dit dossier

Na twintig minuten is Schmeltz aan de beurt. Hij houdt het stapeltje papieren in zijn hand stevig vast en moet omhoog kijken als hij antwoord geeft op de vragen van de kantonrechter. ‘Sorry voor mijn Nederlands’, stamelt de anders zo welbespraakte comedian, terwijl het mompelen daar niks mee te maken heeft. Hij is gewoon zenuwachtig, want hij weet niet veel van ‘recht en zo’. Ja, hij is het eens met de eis van het incassobureau, maar voegt daaraan toe wat zowel het incassobureau als de rechter al lang hadden kunnen weten: ‘Ik wíl wel betalen, mevrouw. Maar ik kan het niet.’

De kantonrechter spreekt met Schmeltz een betalingsregeling af: het bedrag wordt opgesplitst in dertig termijnen van maandelijks zestig euro. Het totaalbedrag komt uit op 1.821,93 euro, ruim het dubbele van zijn oorspronkelijke schuld.

Griffierecht

Bijna de helft van die ‘extra’ schuld bestaat uit de kosten voor het griffierecht. 

Griffierecht is een eigen bijdrage aan de gerechtskosten, die rechtstreeks aan het ministerie van Justitie en Veiligheid moet worden betaald. Onze rechtspraak kost Justitie namelijk bijna een miljard euro; door het heffen van griffierechten wordt ongeveer een zesde van deze kosten terugverdiend.

Hoeveel er in een zaak precies betaald moet worden, is afhankelijk van meerdere factoren. Allereerst wordt gekeken naar de hoogte van de geldvordering; bij particulieren speelt ook de hoogte van het inkomen een rol. Tot slot betalen ondernemingen meer dan particulieren.

Maar bij dat laatste wringt de schoen. In principe is bij incassozaken zoals die van Schmeltz alleen de eisende partij verantwoordelijk voor het betalen van het griffierecht. Wanneer de gedaagde de zaak echter verliest, wordt het griffierecht op hem of haar verhaald. De hoogte van het griffierecht wordt dan niet opnieuw berekend. Schmeltz betaalt dus de 486 euro griffierecht, het tarief dat geldt voor ondernemingen. Ter vergelijking: voor particulieren is het tarief voor dit soort zaken slechts 231 euro. Daar komt nog eens bij dat de griffierechten het afgelopen decennium fors omhoog zijn gegaan: een zaak zoals die van Schmeltz kostte in 2009 maar 158 euro in plaats van de 486 euro in 2019 — een stijging van meer dan tweehonderd procent in tien jaar.

Die stijging is voor schuldhulpverleners, procesadvocaten en een groot aantal deurwaarders al jaren een doorn in het oog. Zij vinden dat het tarief flink naar beneden kan en dat er rekening gehouden moet worden met het feit dat in de praktijk de schuldenaar ervoor opdraait.

De 'winst' uit verstekzaken levert het ministerie jaarlijks 26 miljoen euro op

Maar het ministerie van Justitie en Veiligheid ziet daar weinig in. En hoewel in het regeerakkoord is afgesproken dat de coalitie het schuldenprobleem zou gaan aanpakken, is in het wijzigingsvoorstel van de Wet griffierechten burgerlijke zaken dat nu wordt besproken slechts sprake van een geringe bijstelling van de tarieven die bovendien vooral wordt besproken vanuit de relevantie voor de schuldeisers, in het speciaal het MKB. Terwijl in de praktijk bij het overgrote deel van de incassozaken uiteindelijk de gedaagde degene is die de kosten voor het griffierecht draagt — de schuldenaar, dus.

No show is meer winst

Het is weinig verwonderlijk dat het ministerie van Justitie liever niet van het huidige systeem af wil: in totaal kwam er in 2017 170 miljoen euro aan griffierecht binnen. Van die 170 miljoen euro kwam ruim de helft — 80 miljoen euro — van zogeheten kantonzaken: ‘kleine’ zaken, die gaan om vorderingen tot 25.000 euro. En het overgrote deel van die 80 miljoen euro is afkomstig van incassoprocedures zoals die van Schmeltz waarbij gedaagde een particulier is met een schuld tussen 500 en 12.500 euro en de eiser een — vaak grote — onderneming.

De kans dat zo'n gedaagde een zaak wint, is vrijwel nihil. De veelgehoorde verdediging ‘Ik wil wel betalen, maar ik kan het niet’ snijdt juridisch gezien immers geen hout. In 84 procent van de incassozaken reageert de gedaagde dus niet eens op de dagvaarding. Waarom zouden ze ook?

In deze 84 procent van de gevallen dat gedaagde niet reageert, de zogeheten verstekzaken, komen de griffierechten automatisch voor rekening van de schuldenaar. Gemiddeld genomen betekent dat een verhoging van vijftig procent bovenop het oorspronkelijke schuldbedrag. Een flinke stijging, en dé grote winstpakker voor Justitie. Het griffierecht voor deze zaken staan namelijk in geen verhouding tot de kosten die de overheid daadwerkelijk maakt: uit het rapport Incassozaken blijkt dat een gemiddelde verstekzaak de overheid slechts 24 euro 34 kost. De rest van de 486 euro die Justitie aan griffierecht ontvangt, is ‘winst’: 461,64 euro per verstekzaak. Dat levert het ministerie jaarlijks 26 miljoen euro op, vrij te besteden.

Hoe worden de kosten voor een verstekzaak berekend?

De bekostiging van de rechtspraak is bijna volledig gebaseerd op het zogenaamde outputfinancieringsmodel, wat betekent dat er wordt afgerekend per vonnis. Geen vonnis, geen geld.

De prijs van een vonnis wordt bepaald aan de hand van het soort zaak waar de uitspraak over gaat. Op zich niks geks: een ingewikkeld soort zaken kost meer tijd en dus meer geld dan een simpel soort. De prijs van een ingewikkeld soort zaken ligt daardoor hoger, een simpele soort is goedkoop. Door het totaal aan prijzen per soort zaak te vermenigvuldigen met het totaal aan vonnissen per soort, wordt jaarlijks het budget voor het volgende jaar vastgesteld.

Verstekzaken zijn niet een apart ‘soort’ zaken, incassozaken ook niet. Ze vallen binnen een groep zaken en het ministerie van Justitie rekent per groep af met de Raad voor de rechtspraak, namens de rechtbanken en gerechtshoven. Wel is bekend wat verstekvonnissen kosten: in 2017 moest het ministerie voor verstekvonnissen 24,34 euro betalen. Drie jaar eerder was de prijs van een verstekvonnis 17 euro en daarvoor zelfs maar 12,15 euro.

Lees verder Inklappen

Kritiek van deurwaarders

De lage kosten voor verstekzaken staan in schril contrast met zaken waar wél iemand komt opdagen: die kosten gemiddeld meer dan 1.000 euro. Daar verliest Justitie zo bezien op. Sjef van der Putten, vicevoorzitter van de beroepsorganisatie van deurwaarders (KBvG), vindt dit maar raar: ‘Het huidige griffierechtenstelsel zorgt ervoor dat de kleine schuldenaar als melkkoe wordt gebruikt om complexe procedures te financieren. Het maken van grote winsten op deze verstekzaken is me een doorn in het oog.’ Een woordvoerder van Justitie laat weten: ‘Er is geen sprake van winst, want de rechtspraak kost meer dan de ontvangsten uit griffierechten.’ Dat klopt an sich, maar laat onverlet dat schuldenaren onevenredig veel bijdragen aan de bekostiging.

De KBvG is zeer kritisch op het wetsvoorstel voor tariefaanpassing van minister Sander Dekker van Rechtsbescherming dat ter consultatie voorligt. In een reactie wijst de KBvG erop dat in het regeerakkoord staat dat de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om onnodige vergroting van schulden te voorkomen. ‘Het lukt de KBvG, met alle goede wil, niet om deze toezegging terug te vinden in zowel het huidige als het beoogde toekomstige griffierechtenstelsel. Wij vragen de minister dan ook om het regeerakkoord gestand te doen en debiteuren niet langer op te zadelen met onnodig zware financiële lasten. Zeker bij lage vorderingen dragen proceskosten onevenredig bij aan de schuldenlast. Het gevolg is dat de zwakste schouders hier de zwaarste lasten dragen.’ Daarom pleiten de deurwaarders ervoor om de griffierechten te verlagen als de rechter verstek heeft verleend. Dan kunnen de daadwerkelijke kosten worden doorberekend aan de schuldenaar, in plaats van het ruime tarief dat nu geldt.

Of de minister hiernaar zal luisteren, is de vraag. Toen Tweede Kamerlid Michiel van Nispen (SP) enkele jaren geleden voorstelde om de griffierechten voor onvermogenden op nul te stellen  – de zogeheten hardheidsclausule – was de reactie van de minister: ‘Een dergelijke hardheidsclausule heeft onvoorspelbare budgettaire gevolgen en de introductie van deze maatregel is daarmee een ongewenst financieel risico.’

Bij de huidige uitwerking van de tariefaanpassing hanteert Dekker slechts deze drie uitgangspunten: de tariefaanpassing moet budgetneutraal zijn, wat betekent dat een verlaging in de ene categorie een verhoging in een andere categorie betekent; de griffierechttarieven ‘voor on- en minvermogenden’ blijven buiten beschouwing; en er wordt 'rekening gehouden met het effect dat verlaging van de griffierechttarieven leidt tot een toename van het aantal zaken'. Dat effect komt de minister goed van pas, want het aantal verstekzaken was in de periode 2011-2017 met veertig procent afgenomen. Daardoor zijn ook de opbrengsten uit griffierechten van kantonzaken met ongeveer 58 miljoen euro gedaald. 

Minister Dekker besloot om het griffierechttarief in de categorie van Schmeltz – en met Schmeltz de meeste gedaagden in incassozaken – te verlagen. Schmeltz zou daardoor in 2020 iets meer dan 300 euro terug moeten betalen aan FBTO, in plaats van de 486 euro nu.

Daarmee is volgens de minister óók tegemoet gekomen aan de nadelige gevolgen van de proceskostenveroordeling voor gedaagden in incassozaken. Terwijl het zo blijft dat een gedaagde in een incassozaak die — vaak omdat ze niks tegen de vordering kunnen inbrengen — besluit om niet naar de zitting te gaan, in 2020 nog steeds ruim 300 euro bovenop zijn of haar schuld krijgt. Al met al een hoge prijs voor een procedure die het ministerie van Justitie maar 23,34 euro kost.