Wie betaalt? En wie bepaalt? FTM zoekt uit hoe de politieke worst écht gedraaid wordt. Lees meer

Leven we in een lobbycratie of is lobbyen een wezenlijk element van een gezonde democratie? Zeker is dat de lobbywereld wordt gezien als een zeer invloedrijke factor in ons politiek bestel, maar beschrijvingen van die wereld komen doorgaans niet verder dan het woord ‘schimmig’. Follow the Money wil daar verandering in brengen en duikt de lobbywereld in om te zien hoe de worst écht gedraaid wordt.

155 artikelen

© Boomerang Create

Voedende handen worden niet gebeten: hoe senatoren ministeries helpen

VVD-senator Anne-Wil Duthler stemde voor een wetsvoorstel waarin adviezen van haar eigen bedrijf waren opgenomen. Één van die adviezen: de aanstelling van privacyfunctionarissen bij de uitvoering van de Wmo. Haar eigen bedrijf leidt zulke mensen op. Maar Duthler is bij lange na niet de enige senator die ministeries adviseert.

Dit stuk in 1 minuut
  • Niet alleen bestuursfuncties zijn populair onder senatoren: bijna eenvijfde van alle 439 nevenfuncties zijn adviseursbanen. Via speciale commissies, overlegorganen of een eigen bedrijf adviseren de senatoren zelfs de ministeries die ze behoren te controleren .
  • Met name CDA, D66 en VVD-senatoren laten zich inhuren als adviseur: deze fracties nemen samen 73 procent van alle adviseursbanen voor hun rekening.
  • Wie een eigen bedrijf heeft, hoeft geen opdrachtgevers in het register van neveninkomsten op te nemen. Hoeveel senatoren zo de overheid adviseren, is dus onbekend. 
  • Follow the Money ontdekte dat het bedrijf van Anne-Wil Duthler (VVD) adviseerde over de Wet Wmo 2015. Een van de adviezen die werd overgenomen in de wet was het aanstellen van speciale privacyfunctionarissen. Via een ander bedrijf leidt zij deze functionarissen ook op.
  • Integriteitshoogleraar Hans van den Heuvel zegt dat dit staatsrechtelijk niet kan. ‘Senatoren moeten niet adviseren, maar controleren.’ 
  • Follow the Money doet al sinds juli onderzoek naar de nevenfuncties van Eerste Kamerleden. Alle artikelen uit deze reeks zijn hier te vinden.
Lees verder

Elektrohypersensitiviteit is geen groot politiek onderwerp. In alle Kamerstukken is het woord slechts negen keer terug te vinden. Toch buigt jonkheer, veeboer en kersvers Tweede Kamerlid Maurits von Martels (CDA) zich eind 2017 over de kwestie. Von Martels heeft een Australisch artikel van twee jaar terug gelezen. Dat stuk verhaalt over elektromagnetische straling van zendmasten of wifi, die mogelijk gezondheidsproblemen veroorzaakt. Ook meldt het dat Nederland in vergelijking met andere landen weinig voorzorgsmaatregelen treft.

Von Martels stelt zes schriftelijke vragen aan staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) en vraagt vooral om richtlijnen om de straling beperken. De bewindsvrouw antwoordt dat dit niet nodig is: er is immers niet wetenschappelijk bewezen dat gebruik van mobiele telefonie risico’s voor de gezondheid met zich meebrengt. Ze verwijst daarvoor naar het adviesorgaan van de overheid, de Gezondheidsraad. 

Ook schrijft Van Veldhoven dat Nederland het zogeheten Antenneconvenant kent: een afspraak uit 2010 tussen de Rijksoverheid, gemeenten en mobiele providers. De laatstgenoemden, de commerciële bedrijven dus, beloven dat ze antennes zorgvuldig plaatsen en ‘zorg dragen dat de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden zo laag als redelijkerwijs mogelijk is’. En dan is er, zo meldt de bewindsvrouw, nog een ander adviesorgaan: het Kennisplatform Elektromagnetische Velden, dat in de geest van het overheidsbeleid voorlichting geeft. ‘Op de website is informatie te vinden over hoe men zelf bij het gebruik van apparatuur blootstelling aan elektromagnetische velden kan verminderen.’

Een paar dagen later, tijdens een debat, noemt Von Martels de antwoorden ‘niet helemaal bevredigend’. Hij weet nog steeds niet hoe de staatssecretaris blootstelling aan straling zo laag mogelijk houdt; ‘daarnaast is mij verteld dat de belangenverenigingen voor mensen met elektrohypersensitiviteit uit het Kennisplatform zijn gestapt omdat zij zich niet gehoord voelden.’ Van Veldhoven belooft de gezondheidseffecten te blijven controleren. En over het platform: ‘Het is inderdaad ook belangrijk dat de inspraak en de betrokkenheid van mensen goed geborgd wordt. Dus ik zal nog eens kijken wat hier precies speelt.’ Er is sindsdien in het parlement niet meer over de kwestie gesproken.

De kwestie is verder weinig opvallend, op één ding na: de partij die de staatssecretaris hielp bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen. Dat blijkt het Kennisplatform Elektromagnetische Velden te zijn. ‘Ondersteuning ministerie I&M bij Kamervragen over elektrohypersensitiviteit’, lezen we in de jaarrekening 2017 van het platform. Ook bood het platform ‘ondersteuning’ aan de gemeente Utrecht bij vragen over een zendmast in de wijk Lombok. 

‘Rechtsstatelijk kán dit helemaal niet’

Het platform, door de Rijksoverheid en commerciële bedrijven gesubsidieerd, wordt ‘onafhankelijk’ voorgezeten door Ton Rombouts, Eerste Kamerlid voor het CDA.

‘Dit kán helemaal niet’

Ton Rombouts is lang niet de enige volksvertegenwoordiger die de afgelopen jaren, al dan niet via een platform, advies uitbracht aan ministeries of andere (lokale) overheden. Zo was Jan Anthonie Bruijn (VVD) lid van de commissie Interne Evaluatie Onderwijsraad en is zijn VVD-collega Sybe Schaap voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu lid van de adviescommissie Water.

Senator Paul Schnabel (D66) adviseerde in 2016 als voorzitter van het Platform Onderwijs2032 de minister van Onderwijs vooral te vernieuwen. Dit terwijl de leraren zelf niet wisten wat ze met het plan aan moesten. 

‘Rechtsstatelijk kán dit helemaal niet’, zegt Hans van den Heuvel, emeritus hoogleraar Integriteit aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘Senatoren moeten sowieso geen ministers adviseren. Ze moeten ze juist controleren. Maar hoe doen de leden van de Eerste Kamer dat goed, als ze via hun andere werk zo bij de minister naar binnenlopen?’ 

Al bij het aantreden van deze lichting senatoren, in juni 2015, signaleerde hoogleraar Staats- en bestuursrecht Wim Voermans (Universiteit Leiden) in Nieuwsuur deze nieuwe trend van senatoren die als (bij)baan de minister adviseren. Het lidmaatschap van de Eerste Kamer is een deeltijdfunctie; het is dus logisch dat de leden andere hoofd- of nevenfuncties hebben. Maar het adviseren van een ministerie noemde de hoogleraar ‘een nieuwe gekkigheid’: ‘Als je als Kamerlid de regering adviseert, is er sprake van dubbele petten.’ Hoe onafhankelijk stemt een senator immers, als hij of zij eerder de minister over hetzelfde onderwerp heeft geadviseerd?

Toch zijn er geen regels voor deze praktijk. Hier geldt namelijk wat we eerder al constateerden: de senatoren bepalen zélf wat wel kan, en wat niet. Een speciale Senaatscommissie oordeelde in 2014 bijvoorbeeld dat ‘het hebben van bepaalde belangen op zich geen probleem is, het gaat erom dat de leden van de Eerste Kamer prudent omgaan met belangen.’ Wat prudent is, bepalen de senatoren en politieke partijen zelf — van geval tot geval.

Alle beloften ten spijt is er door de senatoren niet minder aan de ministeries geadviseerd

Nieuwsuur telde in 2015 acht senatoren die ministeries adviseerden. De meeste vonden het geen probleem, de grenzen bepalen ze zelf. Bovendien is het goed als senatoren specifieke kennis naar de politieke vergaderzaal meenemen, zei PvdA’er Ruud Vreeman. Hij was onder andere voorzitter van de Paritaire Commissie Aanpak Problematiek Chroom VI van het ministerie van Defensie. Een enkeling erkende in het tv-programma de ongemakkelijke dubbelrol.

De voorlichters van D66, de PvdA en het CDA wezen Nieuwsuur erop dat de adviesfuncties slechts van ‘tijdelijke’ aard waren. De leden van de Eerste Kamer waren immers net gekozen, en moesten hun eerder aangegane verplichtingen netjes afronden.

Voor de camera’s was Alexander Rinnooy Kan (D66) het meest openhartig over zijn voorzitterschap adviesklus: hij was van de speciale commissie die voor het ministerie van (destijds) Veiligheid en Justitie de Nationale Politie beoordeelde. ‘Ik vind het wezenlijk dat de leden van een adviescommissie onafhankelijk zijn. Dat heeft te maken met de herkomst van de leden. Maar er is ook zoiets als beeldvorming.’

Welke senatoren adviseren wie?

Van de 439 nevenfuncties die senatoren bezitten, zijn er 78 adviesfuncties. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een positie in een Raad van Advies, deelname aan een ‘klankbordgroep voor experts’ voor een ministerie, of het bezitten van een eigen adviesbureau. In de oorspronkelijke dataset zijn dit soort posities voorzien van een oormerk.

Voor dit artikel keken wij niet alleen naar adviesfuncties die de senatoren bekleden op het meetmoment (zomer 2018), maar eveneens naar adviesfuncties die zij gedurende hun benoeming als senator bezaten. 

Ook hebben wij alle senatoren met een eigen bedrijf op een rij gezet. Van de in totaal 19 senatoren met een eigen bedrijf hebben vijf senatoren deze helemaal niet opgegeven in het register. Vijf deden dit gedeeltelijk, en negen hebben volledige openheid van zaken gegeven over hun eigen bedrijf.

Lees verder Inklappen

Verkenners, kwartiermakers en controleurs

Alle beloften ten spijt is er na die tv-uitzending niet minder door de senatoren geadviseerd aan ministeries. Neem Alexander Rinnooy Kan: de D66-senator werd in 2017 adviseur bij het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS), gesubsidieerd door Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat onder andere beleidsmakers en politici adviseert. Hij hielp het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2017 als voorzitter van de zogeheten Agenda voor de Zorg, een bundeling van patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Datzelfde departement faciliteerde ‘Alles is gezondheid’, een nationaal preventieprogramma waar Rinnooy Kan voorzitter van was.

Afgelopen juni benoemde minister Arie Slob van Onderwijs de D66’er tot ‘verkenner versterking beroepsgroep voor leraren’. De bewindsman wil meer kennis en kwaliteit in het onderwijs; Rinnooy Kan, die bij onze laatste telling 29 nevenfuncties bezat, zal hem in het najaar adviseren over goed onderwijs. Dat staat — gezien het tekort aan leraren — immers onder druk.

Maar Rinnooy Kan voert in de Senaat ook het woord over Onderwijs. Afgelopen juli, een maand nadat hij ‘verkenner’ was geworden, zei de D66-senator in de vergaderzaal van de Eerste Kamer: ‘Het lerarentekort dat al jaren werd voorspeld en werd gevreesd is een zichtbare bedreiging geworden.’ Hij sprak de wens uit hier in de toekomst langer over te kunnen spreken.

In een reactie zegt Rinnooy Kan dat hij verkenner is geworden ná overleg met de fractie van D66. ‘Op dit terrein, lerarenbeleid, ben ik niet de woordvoerder,’ zegt hij. Over de Agenda van de Zorg: ‘Mijn relatie met het project is aanvankelijk in overleg met het ministerie van VWS nog gecontinueerd, maar inmiddels geruime tijd beëindigd.’ KIS noemt hij een ‘volstrekt onafhankelijk’ onderzoeksinstituut.

Moeilijk te achterhalen

De D66’er is een van de senatoren van wie in het officiële register van de Eerste Kamer valt te achterhalen dat ze voor een (advies)organisatie werken die de regering consulteert. Minder duidelijk wordt het bijvoorbeeld bij CDA-senator Sophie van Bijsterveld, die adviseur is van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO). Deze instantie, een alliantie van allerhande kerkgenootschappen, heeft volgens haar laatste jaarbericht uit 2016 vaak contact met degene die politieke besluiten maakt: ‘Collectieve belangenbehartiging gebeurt soms publiek, maar veel vaker diplomatiek. Die belangenbehartiging gebeurt via de politieke lijnen, maar ook bestuurlijk en ambtelijk bij diverse ministeries.’ 

En verderop: ‘Binnen het kabinet is er altijd één bewindspersoon verantwoordelijk voor het contact met de kerkgenootschappen. In het beginsel is het de minister van Veiligheid en Justitie.’ Daar wordt, aldus de kerkgenootschappen, sowieso twee keer per jaar overleg mee gevoerd. Ook werd er overlegd met Binnenlandse Zaken (zondagsrust en de digitalisering van de overheid) en Buitenlandse Zaken (vrijheid van Godsdienst).

Maar er werd door de kerken in 2016 op de ministeries ook gesproken over een gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Afgelopen juni meldde minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat hij zo’n verklaring — normale kosten: tussen de 33 en 42 euro — gratis gaat verstrekken aan alle vrijwilligers die met kinderen en/of verstandelijk gehandicapten werken. Ook bij kerken dus. 

Van Kesteren kon de petten goed scheiden, zei hij zelf

Het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken spreekt ook met het ministerie van Financiën. Dan gaat het met name over de ‘status algemeen nut beogende beogende instellingen’, oftewel de anbi-status: een status die allerlei fiscale voordelen met zich meebrengt. De organisatie alleen wel aan een aantal voorwaarden voldoen; de Belastingdienst houdt daar toezicht op.

De kerken hebben echter eigen afspraken. Zo heeft de fiscus afgesproken dat het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken zelf toezicht houdt op ongeveer 6.500 kerkelijke instellingen.

Van Bijsterveld is onder andere woordvoerder op het dossier Veiligheid en Justitie, en dat ministerie is — naast de Belastingdienst en Financiën — een van de vaste gesprekspartners van de kerkgenootschappen. 

Elco Brinkman, CDA-fractievoorzitter, laat weten dat het inderdaad kan voorkomen dat de senatoren bij organisaties werken die een ‘advies-rol hebben ten aanzien van de overheid’. Senatoren spreken namens de fractie, zegt hij.

Zo dus ook senator Niek Jan van Kesteren (CDA), die tot 2016 in het dagelijks bestuur zetelde van de Sociaal-Economische Raad — hét adviesorgaan van de regering als het gaat om sociaal-economisch beleid. Die zetel bezat hij automatisch: hij was immers directeur van VNO-NCW, de machtigste lobby-organisatie voor werkgevers. Van Kesteren kon de petten goed scheiden, zei hij toen hij werd beëdigd; bovendien zou hij stoppen bij VNO-NCW. Dat deed hij in juni 2016, maar niet helemaal: hij werd meteen adviseur voor VNO-NCW én MKB Nederland.

Adviserende eenpitters

Dan is er nog de categorie adviserende eenpitters in de Eerste Kamer. Van de 75 senatoren hebben er 19 een of zelfs twee (eenmans)bedrijven. Een aantal is, zoals het hoort, heel helder over waarmee ze centen verdienen. Ton van Kesteren (PVV) is makelaar en taxateur. Petra Stienen (D66) is publiciste en noemt zich in het officiële register zelfstandig professional ‘op het gebied van participatie, leiderschap en inclusiviteit’. En GroenLinkser Marijke Vos heeft een landbouwbedrijf — een wijngaard, om precies te zijn — in Frankrijk. In datzelfde land beheert Vos een vakantiehuis.

Dat laatste doet Vos samen met haar partijgenoot, het Tweede Kamerlid Bram van Ojik, in de coöperatie ‘de Franse Slag’. Helaas is Van Ojik vergeten deze nevenfunctie te registreren.

Waar Vos nauwgezet is in haar registratie, houden de meeste collega-senatoren het nogal vaag. In het Reglement van Orde, de huisregels van de Eerste Kamer, staat: ‘is het lid werkzaam als adviseur, dan vermeldt het lid tevens de sector waarvoor hij adviseert’. Veel senatoren met een eigen bedrijf vinden dat echter niet nodig.

Zo geeft Henriëtte Prast van D66 ‘lezingen en doet [ze] onderzoek in opdracht.’ In welke sector dat gebeurt, is op basis van het register volstrekt onduidelijk. Of Joop Atsma (CDA): die meldt alleen dat hij directeur is van adviesbureau Comoraat B.V.

Atsma en Prast registreerden hun bedrijf in ieder geval nog wél; vijf senatoren deden zelfs dat niet. 

Duthler Associates

Toch is het handig te weten wat senatoren doen met hun bedrijf. Neem Anne-Wil Duthler: zij is eigenaar, en enig belanghebbende, van het florerende Duthler Associates, een kantoor dat zich specialiseert in ict, privacy en recht en in 2016 een eigen vermogen had van 4,5 miljoen euro. Haar man, André Biesheuvel, is bestuurder bij het bedrijf.

In 2013 boog Duthler Associates zich over alle mogelijke privacyrisico’s rondom een nieuwe wet waarbij de zorgtaken overgeheveld werden naar gemeenten. De opdrachtgever: het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dat vertrouwelijke advies kwam uit in augustus 2013 en werd verwerkt in de memorie van toelichting, de uitleg van het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (kortweg Wmo). Die uitleg werd, samen met het vertrouwelijke advies, op 15 januari 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Duthler Associates wordt expliciet in de wetsuitleg genoemd, en een aantal adviezen die het bedrijf deed zijn overgenomen. ‘Het zou een goede zaak zijn als gemeenten overgaan tot benoeming van een functionaris voor de gegevensbescherming,’ zo is te lezen in de wetsuitleg (de zogeheten memorie van toelichting). Want: ‘tot dusver hebben gemeenten op beperkte schaal gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.’

Duthler Associates, gevestigd in een statig pand aan de Frankenslag 137 in Den Haag, leidt óók functionarissen op voor de gegevensbescherming (fg). Dit gebeurt in de Duthler Academy, opgezet vanwege de ‘enorme vraag vanuit onze klantenkring naar een kennisgedreven en kundig opleidingsinstituut met een specialisatie op het gebied van privacybescherming.’

Online zijn de eerste sporen van deze leergang te vinden vanaf 2014: de periode dat de wet onder de hamer van de volksvertegenwoordigers zat.

Filmpje van Duthler Academy over het fg-register (bron: Duthler Associates)

Duthler Associates leidt de fg’s op die Duthler Associates adviseerde aan de minister. Een leergang kost volgens Netkwesties15 duizend euro per persoon, exclusief btw. Op hetzelfde adres zit First Lawyers, όόk een bedrijf van Anne-Wil Duthler, dat ‘de leergang fg’ verzorgt, zoals de senator in een filmpje zegt. Simpeler: ze verzorgt een leergang voor haar andere eigen bedrijf, te weten Duthler Associates, waar ze UBO (uiteindelijke belanghebbende) van is.

Een woordvoerder van de VVD zegt dat het advies voor een functionaris ‘niet op eigen initiatief’ was opgeschreven. Voor het onderzoek is een standaard toetsmodel gebruikt: ‘Het model bevat vragen, waarvan de beantwoording aanleiding was voor het advies om een functionaris voor gegevensbescherming aan te stellen.’ De voorlichter omzeilt vragen omtrent het prijskaartje van de opleiding van Duthler Associates. Hij zegt wel dat die ‘een 2-jarige post-hbo opleiding is’. 

Hoewel Anne-Wil Duthler samen met echtgenoot André Biesheuvel in een filmpje op haar website claimt dat ‘alle modules op de [Duthler] Academy zijn geaccrediteerd’, leert navraag bij de Nederlandse Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) dat dit niet het geval is. Wanneer FTM Anne-Wil Duthler hiermee confronteert, zegt ze hier niets van te weten en verwijst door naar haar eigen bedrijf, Duthler Associates. Een uurtje later wordt FTM gebeld door Philip Coté: niet alleen verantwoordelijk voor de opleidingen van Duthler Academy, maar tevens auteur van het advies aan het ministerie VWS. ‘Dat kan kloppen,’ zegt hij over zijn auteurschap, maar vragen over zijn eigen onderzoek kan hij niet beantwoorden. Daarvoor moeten we bij de echtgenoot van Anne-Wil Duthler en mede-eigenaar van Duthler Associates zijn: André Biesheuvel.

Coté bevestigt desgevraagd wel dat Duthler Academy en de opleiding ‘leergang functionaris gegevensbescherming’ niet is geaccrediteerd door de NVAO. Waarom zichzelf dan wel zo presenteren? ‘Er zijn vele vormen van accreditatie.’

Het filmpje van Duthler Academy (bron: Duthler Associates)

Zo is de opleiding voorzien van twee keurmerken. De Onderwijsinspectie laat weten dat ‘termen als universiteit en hogeschool en de verschillende graden zijn beschermd door de wet. Maar het gebruik van accreditatie is niet beschermd, dus de Onderwijsinspectie houdt ook geen toezicht op het gebruik van deze term.’

Onderhandse opdrachten en aanbestedingen

Terug naar de wet waar het om draait. Nadat de wet door de Tweede Kamer was aanvaard, stemde de Senaat op 8 juli 2014 — de allerlaatste dag van het parlementaire jaar — over het wetsvoorstel Wmo 2015.

Het was spannend voor staatssecretaris Martin van Rijn: de wet haalde het nipt, een meerderheid van slechts één stem. Een van de voorstemmers: Anne-Wil Duthler, die feitelijk voor het advies van haar eigen bedrijf stemde. In dit advies stond onder meer de noodzakelijkheid van het in kaart brengen van privacyrisico’s. Rond deze periode haalde Duthler Associates een tweede opdracht binnen bij VWS; weer worden de privacyrisico’s in kaart gebracht, maar dit keer rondom een nieuw plan voor de betaling van het pgb — het persoonsgebonden budget dat mensen krijgen om zelf zorg in te kopen. VWS wilde dat het pgb voortaan via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt uitbetaald, om fraude tegen te gaan. In 2015 werd dit ingevoerd.

Duthler Associates deed (wederom) een zogeheten privacy impact assesment (de eerder geadviseerde risico-analyse) naar het plan rondom de pgb’s. Onduidelijk is of deze laatste opdracht via een aanbesteding is verkregen: er is in TenderNed in de periode 2013-2014 geen aanbesteding terug te vinden voor een risico-analyse rondom de pgb’s in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid. Duthler laat zelf weten dat er in die ‘periode wel een nationale aanbesteding was met Wmo in de titel.’

Omdat de Wmo-opdracht volgens Duthler ‘onderhands is gegund’, is het de vraag of er hiermee sprake is van een — voor ons nog onbekende — derde opdracht. De woordvoerder van de VVD verwijst na herhaaldelijke verzoeken om opheldering uiteindelijk door naar Duthler, die vervolgens doorverwijst naar Duthler Associates. Van daaruit wordt weer doorverwezen naar Duthlers echtgenoot en bestuurder André Biesheuvel. Hoewel in een eerder stadium via de VVD-woordvoerder de bedragen van de opdrachten zijn gedeeld en er is vermeld dat een opdracht onderhands is gegund wegens ‘tijdgebrek aan de zijde van het ministerie van VWS’, laat Biesheuvel nu weten ‘geen informatie over uitgevoerde opdrachten voor klanten’ te kunnen verstrekken. 

‘Dit is niet uit te leggen. Echt niet’

Karin Ingelse, eigenaar van het bureau Integriteit.nl, reageert onthutst: ‘Ik kan mijn longen uit mijn lijf praten over wat een goede bestuurscultuur is, maar dit is niet uit te leggen. Echt niet.’ Ze wijst erop dat politici een voorbeeldfunctie hebben. ‘In de Eerste Kamer is het nota bene je taak om de deugdelijkheid van wetten te bekijken, dan moet je wel zelf deugen.’ 

Is zakendoen met de overheid als volksvertegenwoordiger altijd uit den boze? Volgens senator Henriëtte Prast (D66) is een controlerende functie op meerdere manieren uit te leggen: ‘Controleren kan natuurlijk ook inhouden: kijken of de veronderstellingen waarop beleid is gebaseerd, gefundeerd zijn.’ Ze noemt het goed om bijvoorbeeld, zoals zij doet, wetenschappelijke inzichten mee te nemen in het formuleren van beleid. 

Het Europese samenwerkingsverband voor preventie van corruptie, Greco, concludeerde anders. Het toonde zich in een rapport uit juni 2013 verbaasd over het feit dat leden van de Eerste en Tweede Kamer in Nederland gewoon zaken mogen doen met de overheid. Er zijn in Nederland tenslotte geen regels of verboden om contracten met overheidsinstanties aan te gaan.

Sowieso ontbreken regels en gedragscodes over de omgang met lobbyisten. Greco hamert sinds dat eerste rapport, uit 2013, om meer transparantie onder de Nederlandse volksvertegenwoordigers — tot nu toe met weinig resultaat.

Simpele oplossingen zijn er niet, zegt hoogleraar bestuurskunde Leo Huberts van de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘Politiek en overheid hebben in wetgeving voor provinciale en lokale politici voorgeschreven dat ze een gedragscode dienen te hebben, dat er wordt nagedacht over wat wel en niet integer is. Maar dat telt tot nu toe beperkt voor landelijke politici in beide Kamers. Transparant zijn, ook via registers, is belangrijk. Maar vooral ook de discussie over wat moreel aanvaardbaar, c.q. integer is.’ Daarbij horen ook, zegt hij afspraken maken. ‘Bijvoorbeeld met een code.’

Wederhoor

Follow the Money heeft voor de individuele zaken die we noemen in het artikel contact gelegd met de betreffende senatoren. Deze reacties zijn in het artikel verwerkt. 

Senator Anne-Wil Duthler wordt — net als de rest — benaderd op 17 september met de vraag verheldering te verschaffen over adviserende functies. Zij laat per sms weten ‘zeer druk bezet’ te zijn en ‘nauwelijks tot niet in de gelegenheid te zijn’ ons te woord te staan. Duthler verwijst ons door naar een persvoorlichter van de VVD; deze mailt dat de senator sinds ‘31 januari 2014 niet meer actief (is) voor Duthler Associates. Zij is nog wel aandeelhouder maar heeft sinds die datum geen invloed meer op de bedrijfsvoering’.

Voor alle overige vragen wordt FTM herhaaldelijk verwezen naar een algemene reactie van fractievoorzitter Annemarie Jorritsma (VVD). Die zegt dat transparantie belangrijk is en dat mogelijke vermenging van belangen in de fractie worden besproken. ‘Op de wijze waarop die afweging vervolgens in concrete situaties tot stand komt, doen we geen mededelingen.’

Toch willen wij weten welke garantie er is dat vertrouwelijke informatie (verkregen als senator) niet wordt misbruikt voor andere belangen. Ook wijzen we erop dat Anne-Wil Duthler ten tijde van de aanbesteding — de gunning was in 2013 — nog wel de dagelijkse leiding had over haar bedrijf. Bovendien: zij ís de eigenaar, en ze runt de zaak met haar man. 

Herhaaldelijke verzoeken leiden ertoe dat de woordvoerder ‘even’ navraag heeft gedaan bij Duthler. De antwoorden die hij per mail geeft op de vragen, zijn ‘vanzelfsprekend daarop gebaseerd’. Uit dit antwoord blijkt dat de opdracht over de Wmo waar FTM naar verwijst ‘onderhands is gegund vanwege tijdgebrek aan de zijde van het ministerie. Voor deze opdracht is een bedrag van euro 76.960 exclusief btw in rekening gebracht. Zowel voor deze als voor de eerder al genoemde (pgb)-opdracht geldt dat Anne-Wil Duthler zelf niet betrokken is geweest bij het uitvoeren van het onderzoek en het opstellen van het rapport.’

Hoewel expliciet wordt vermeld dat de Wmo-opdracht onderhands is gegund, blijft onduidelijk of de opdracht over de pgb's wél is aanbesteed. FTM vraagt hiervoor bevestiging; hierop laat de woordvoerder een paar uur later weten dat de ‘vragen steeds beantwoord zijn op basis van informatie van Anne-Wil Duthler.’ Ze gaan ‘inmiddels zo ver over de details die met haar bedrijf te maken hebben,’ dus het is beter dat FTM even zelf contact met haar opneemt.

Na vijf dagen vragen stellen, zijn we vrijdagmiddag (tijdens de lunch) weer bij Duthler zelf beland. Ze belt ons op eigen initiatief; FTM legt nogmaals de vraag voor of de lezing — die blijkt uit eerder gegeven antwoorden — correct is.

‘De Privacy Impact Assesment op de Wmo is onderhands gegund, maar in diezelfde periode is er een nationale aanbestedingsprocedure geweest met Wmo in de titel,’ zegt ze. FTM kent slechts een ander pgb-onderzoek, dus vragen we of er soms sprake is van een derde opdracht die wij niet kennen. Plots worden we door de eigenaar, Duthler zelf, doorverwezen naar Duthler Associates. Ook vraagt FTM naar de accreditatie van de post-hbo-opleiding voor functionaris gegevensbescherming. Opnieuw: ‘Dat weet ik echt niet. Dat moet je navragen bij Duthler Associates.’

Duthlers werknemer Phillip Corté belt eind van de middag met FTM om verheldering te verschaffen over de accreditatie. Voor vragen over de opdrachten — waar hij aan heeft meegeschreven — verwijst hij door naar Duthler’s echtgenoot en mede-eigenaar van Duthler Associates, André Biesheuvel. Hij laat FTM per mail weten ‘geen informatie’ te kunnen verstrekken.

Daarnaast zijn de volgende vragen voorgelegd aan de CDA, D66 en VVD fractie:

Gelet op de staatsrechtelijke wrijving tussen de functie van volksvertegenwoordiger als controleur van de minister enerzijds, en de functie van adviseur van een minister/ministerie anderzijds vroegen wij ons af:

1.     Vind binnen de fractie hier overleg over plaats?

2.     Op welke wijze wordt gegarandeerd dat de petten gescheiden blijven?

3.     Op welke wijze wordt gegarandeerd dat bijvoorbeeld vertrouwelijke informatie die wordt verkregen uit de functie van senator alleen wordt ingezet om het ambt van volksvertegenwoordiger naar behoren uit te kunnen voeren?

Alleen D66 gaf expliciet antwoord op bovengenoemde vragen. De partij liet weten dat er ‘binnen de fractie regelmatig over wordt gesproken en bij enige twijfel vindt er overleg plaats met of binnen het fractiebestuur’. Naast deze gesprekken worden volgens D66 de petten gescheiden gehouden, omdat de fractie zich ‘conformeert aan de conclusies van de Tijdelijke Commissie. Daarnaast hebben alle Eerste Kamerleden een eed afgelegd.’ Op de vraag hoe wordt gegarandeerd dat vertrouwelijke informatie, verkregen als senator, alleen wordt gebruikt voor de functie, laat D66 weten dat het ‘de individuele verantwoordelijkheid van ieder fractielid is om dit te waarborgen. Daar zijn alle fractieleden zich van bewust.’

De reactie van het CDA — bij monde van fractievoorzitter Elco Brinkman — is in de lopende tekst verwerkt. Er wordt niet specifiek ingegaan op de vragen; wel wordt gesteld dat ‘in de verschillende maatschappelijke functies die Eerste Kamerleden in de samenleving vervullen (naast hun werk als Eerste Kamerlid één dag in de week) kan het voorkomen dat de organisaties waarvoor zij actief zijn een advies-rol hebben ten aanzien van de overheid.’

Lees verder Inklappen