Wie betaalt? En wie bepaalt? FTM zoekt uit hoe de politieke worst écht gedraaid wordt. Lees meer

Leven we in een lobbycratie of is lobbyen een wezenlijk element van een gezonde democratie? Zeker is dat de lobbywereld wordt gezien als een zeer invloedrijke factor in ons politiek bestel, maar beschrijvingen van die wereld komen doorgaans niet verder dan het woord ‘schimmig’. Follow the Money wil daar verandering in brengen en duikt de lobbywereld in om te zien hoe de worst écht gedraaid wordt.

155 artikelen

© ANP / Lex van Lieshout

Een vijfde van de senatoren heeft moeite zich aan hun eigen regels te houden. Twee senatoren verdienen ruim boven de Balkenende-norm. Twee toucheren exact het toegestane bedrag, naast hun andere betaalde nevenfuncties. Nog eens elf senatoren staan als toezichthouder van een (semi)publieke organisatie toe dat hun bestuurders ruim boven de norm verdienen, zo blijkt uit onderzoek van Follow the Money.

Dit stuk in 1 minuut
  • De Balkenendenorm bepaalt dat bestuurders met hun werk in (semi)publieke instellingen in totaal nooit meer mogen verdienen dan een ministersalaris, namelijk 181.000 euro bruto. Maar een aantal bestuurders overschrijdt die norm, soms zelfs fors.

  • Waar dit voorheen vooral gebeurde door bijbaantjes te stapelen, beroepen bestuurders zich nu op een ‘overgangsregeling’.

  • Follow the Money vond ook diverse senatoren die boven de norm toucheren met (semi)publieke bestuursfuncties. Hun bezoldiging als senator (bijna 30 duizend euro per jaar) telt daarin niet mee: dat is immers geen bestuurlijk werk.

  • Veel senatoren tolereren als toezichthouder bij (semi)publieke instellingen dat ‘hun’ bestuurders de Balkenendenorm ver overschrijden.

Lees verder

Liever luisteren? Frederique de Jong leest het artikel voor en gaat in gesprek met de auteurs:

Een vijfde van de senatoren worstelt met de regels over de hoogte van bestuurssalarissen in de semi-publieke sector – zelfs als het over hun eigen (bij)baan gaat. Zo toucheert Eerste Kamerlid Henk Pijlman (D66) jaarlijks circa 10 duizend euro te veel als voorzitter van de Hanzehogeschool in Groningen. Senator Jopie Nooren (PvdA) zit bijna 15 duizend euro boven de wettelijk bepaalde norm. Ze is voorzitter van Bartiméus, een instelling voor blinden en slechtzienden.

Senator Thom de Graaf (D66) betaalde vorig jaar keurig 22 euro terug aan de Vereniging van Hogescholen om tot op de eurocent nauwkeurig aan de Balkenendenorm te voldoen. Als voorzitter verdient hij er 162.900 euro voor een 36-urige werkweek. Maar daarnaast heeft hij nog 13 betaalde en onbetaalde functies. En hij is al senator, een betaalde functie (jaarsalaris: bijna 30 duizend euro) die ruim een dag per week in beslag neemt. Tot voor kort was de beoogd vicevoorzitter van de Raad van State bovendien fractievoorzitter: een zwaardere, en hoger beloonde functie dan het ‘gewone’ senatorschap.

Bijklussende senatoren

De Eerste Kamer telt 75 leden. Een gewoon lid verdient jaarlijks 29.800 euro bruto (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering). Daar komt een beroepskostenvergoeding van 2.481 euro bij en een zogeheten secundaire voorziening van 2.925 euro. Fractievoorzitters krijgen een toelage van 1,2 procent, plus 0,4 procent per fractielid. Die toelage mag op jaarbasis maximaal 6,4 procent bedragen.

De leden van de Eerste Kamer komen in principe één dag per week (op dinsdag) bijeen om de wetsontwerpen die door de Tweede Kamer zijn aangenomen, te bespreken en erover te stemmen. Ze kijken met name naar de deugdelijkheid van de wet en de samenhang met bestaande wetgeving. Omdat het senatorschap geen fulltime bezigheid is, hebben de Eerste Kamerleden ook andere banen. Het aantal nevenfuncties van senatoren, en het effect daarvan op hun functioneren, staat al enkele jaren ter discussie.

Volgens voormalig senator en VVD-fractievoorzitter Loek Hermans waarborgt dit dat senatoren met één been in de samenleving blijven staan: ‘De waarde van de Eerste Kamer zit hem onder andere in het feit dat de Leden de meest uiteenlopende functies bekleden in het bedrijfsleven, de wetenschap en (semi) publieke sector,’ liet hij in 2015 in Nieuwsuur weten. Hermans trad af als senator toen de rechter eind 2015 oordeelde dat het faillissement van Meavita te wijten was aan wanbeleid van de bestuurders, waaronder toezichthouder Loek Hermans. Die functie bij de voormalige thuiszorgorganisatie was indertijd een van zijn 18 (bij)banen.

Lees verder Inklappen

Balkenendenorm

In 2012 werd de Wet Normering Topinkomens door de Eerste Kamer aangenomen; op 1 januari 2013 ging de zogeheten ‘Balkenendenorm’ in. Simpel gezegd komt de wet erop neer dat bestuurders in de (semi)publieke sector (denk aan woningbouw, onderwijs, zorg, cultuur en media) niet meer dan een ministerssalaris mogen verdienen. Iedere bestuurder krijgt via een formule een individueel plafond toegekend, afhankelijk van de sector, de omvang van de instelling, de complexiteit van het werk en het aantal uren dat de (top)functionaris er werkt. Maar niemand mag als bestuurder in de (semi)publieke sector in totaal meer dan 181 duizend euro verdienen.

Ruim vijf jaar na de invoering van de Balkenendenorm blijken de 75 controleurs van de macht in de chambre de réflexion zich slecht aan hun eigen regels te houden. Dat blijkt uit onderzoek van Follow the Money. Vrijwel alle senatoren noemen de normering van topinkomens ‘een goede zaak’. Toch beroepen zij zich, zodra er overschrijdingen zijn bij hun eigen nevenfuncties, op ‘het overgangsrecht voor bestaande contracten’. Dat is een speciale uitzonderingsregel waarin de wet voorziet, en die inhoudt dat zittende bestuurders maximaal vier jaar hun huidige salaris mogen houden, en daarna binnen drie jaar moeten zakken totdat ze wel aan de norm voldoen.

Het gebied is dus nogal grijs, en senatoren maken daar dankbaar gebruik van. Pijnlijk is dat juist politici geregeld anderen oproepen toch vooral het goede voorbeeld te geven wat betreft de honorering in de (semi)publieke sector. Het is immers een ‘mentaliteitskwestie’, vinden ze. D66-Kamerlid Jan Paternotte stelde bijvoorbeeld Kamervragen nadat bekend werd dat diverse medewerkers bij aspirant-omroep PowNed ver boven de Balkenendenorm verdienen. PvdA-kamerlid Jan Vos riep zelfs op het Koningshuis op de Balkenendenorm te zetten.

'Ik zou de universiteit kunnen vragen of ik net één euro onder de norm mag zitten, maar dat is ook huichelarij'

Dikbetaalde senatoren zijn met name voor de PvdA een netelige kwestie. Daarvoor moeten we terug naar 2009, toen de sociaaldemocraten onder voorzitterschap van Lilianne Ploumen met veel publiciteit hun ‘erecode’ lanceerden. Ploumen schreef in een brief aan de partijleden dat PvdA-bestuurders voortaan ‘sober en dienstbaar door het leven moesten gaan’. Daar hoort ook een normaal salaris bij. ‘Leden die in de publieke sector meer dan de premier willen verdienen, zoeken maar een andere partij.’

En toen kwam in 2011 ene André Postema in het vizier, kandidaat voor de Eerste Kamer. NRC Handelsblad meldde na onderzoek dat hij de erecode van zijn partij schond. Postema ontving 204.858 euro als vicevoorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Maastricht – ruim boven de Balkenendenorm die de PvdA zelf zo hoog in het vaandel draagt. ‘Ik zou de universiteit kunnen vragen of ik net één euro onder de norm mag zitten, maar dat is ook huichelarij’, zei hij destijds. ‘Je kunt het niet gauw goed doen.’

Het bestuur van de PvdA beloofde de zaak tot op de bodem uit te zoeken; daarna hoorde niemand meer over de kwestie. Postema werd senator en nam er in 2014, toen hij stopte bij de Universiteit van Maastricht, twee banen bij. Hij werd president-commissaris bij de chemische fabriek Chemelot (we hebben zijn salaris daar nog niet kunnen achterhalen) en voorzitter van het Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO). Zijn salaris bij het LVO zat in 2016 precies één euro onder de Balkenendenorm, te weten: 178.899 euro (zijn individuele plafond was vastgesteld op 179.000 euro). Dat salaris kreeg hij op basis van een fulltime baan; maar hij vervulde daarnaast nog vier nevenfuncties, en hij was senator.

Eigenlijk viel het niemand op – Postema werd zelfs fractievoorzitter – totdat afgelopen juni de diploma’s van 354 leerlingen van zijn scholengemeenschap ongeldig werden verklaard, omdat ze een aantal verplichte vakken niet hadden afgerond. Er bleek sprake te zijn van wanbeleid. Postema zag zich door het examen-echec van vorige maand gedwongen op te stappen als fractievoorzitter. Hij bleef wel aan als senator. Ondertussen zit de PvdA flink met de kwestie in de maag. Ineens werd ‘precies één euro onder de Balkenendenorm zitten’ een issue. Hoewel Postema benadrukte dat hij volgens zichzelf de erecode niet had geschonden, wilde een woordvoerder daar begin deze maand ‘geen uitspraken over doen’.

En dan gaat het hier nog om een senator die ónder de Balkenendenorm zit. Zijn PvdA-collega Jopie Nooren gaat er zwaar overheen: ze werd op 1 januari 2013, nota bene de dag waarop de Wet Normering Topinkomens inging, bestuursvoorzitter bij zorginstelling Bartiméus en ontving dat jaar 209.697 euro salaris. In vijf jaar tijd zakte ze weliswaar naar 180.903 euro, maar volgens haar individuele norm mag ze slechts 166 duizend euro verdienen. Als hoofd van zorginstelling Bartiméus (gespecialiseerd in complexe zorg voor slechtzienden) heeft zij zitting in een vereniging, een stuurgroep, vijf stichtingen en drie BV’s. Als PvdA-senator is ze woordvoerder voor onder meer Volksgezondheid en Onderwijs. FTM berichtte eerder dat deze voorvrouw van Bartiméus – tot ergernis van diverse ambtenaren – geregeld het ministerie benadert om haar zorginstelling bij hen onder de aandacht te brengen.

Pijlmans overgangsperiode bestaat uit loonsverhogingen, dus juist een verdere verwijdering van de norm

Ook D66-senatoren weten hun weg naar lucratieve bijbanen in de publieke sector goed te vinden. Neem Henk Pijlman (63). Hij studeerde geschiedenis, werd leraar en wethouder in Groningen. Sinds 2000 zit hij in het bestuur van de Hanzehogeschool in Groningen; in 2004 werd hij er voorzitter. Vorig jaar verdiende hij daar 190.425 euro, terwijl zijn individuele norm op 181.000 euro is vastgesteld en het voltallige College van Bestuur zich in 2013 aan de WNT-norm committeerde. Pijlman beroept zich op zijn overgangsrecht, meldt de jaarrekening van 2017. Maar in 2016 verdiende hij minder: 188.045 euro. Hoewel de overgangsperiode bedoeld is om bestuurders de tijd te geven geleidelijk te dalen, bestaat Pijlmans overgangsperiode uit loonsverhogingen, en behelst die dus juist een verdere verwijdering van de norm. Wanneer FTM hem hiermee confronteert, laat hij weten: ‘na vier jaar moet het salaris in drie stappen worden verlaagd. Dat is bij mij niet nodig’. Hoewel de Balkenende-norm inclusief pensioen  is, beroept Pijlman zich op de oude regels en wijt hij de loonstijging aan een ‘gestegen pensioenpremie’. Hij laat voorts weten dat zijn salariëring volgens de externe accountant van de Hanzehogeschool een ‘correcte toepassing’ van de wet is.

Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, noemt onze bevindingen maar ook de reactie van de senatoren hierop ‘betrekkelijk schokkend’. ‘Een aantal senatoren lijkt zich van geen kwaad bewust. Ze schijnen het toucheren van vergoedingen die niet passen bij het dienen van een publieke zaak doodnormaal te vinden.’ Hij wijst er ook op dat de verdedigingslinie van de senatoren er steevast een is van ‘niet langs dezelfde meetlat als anderen gelegd te kunnen worden’. ‘Ze voelen zich kennelijk geprivilegieerd en boven het systeem staan,’ constateert hij.

Koorddansen op de rand van de wet: hoe bestuurders legaal de norm overschrijden

De Balkenendenorm (vernoemd naar oud-premier Jan Peter Balkenende van het CDA) houdt in dat openbare bestuurders in Nederland niet meer dan een ministerssalaris mogen verdienen. Na de invoering van de (vrijwillige) norm in 2006 gold voor bestuurders in de (semi)publieke sector de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). Het was niet verboden om meer dan de toen geldende norm (193.000 euro) te verdienen, maar bestuurders waren wel verplicht hun inkomen openbaar te maken. Sinds 2013 geldt de Wet Normering Topinkomens (WNT) die expliciet verbiedt dat bestuurders meer verdienen dan de Balkenendenorm.

Het probleem met deze wet is dat er geen duidelijke norm voor alle bestuurders geldt. Dit komt door allerlei wijzigingen in de wet, bijvoorbeeld door het VVD-PvdA regeerakkoord, de Aanpassingswet WNT, en de Reparatiewet WNT. In de meest recente wetswijziging, de Evaluatiewet WNT, is de algemene meldplicht van (semi)publieke instellingen aan de toezichthouder afgeschaft, omdat zij klaagden over administratieve lasten en de digitale aanlevering van de gegevens. Oftewel: er bestaat niet langer een digitale meldplicht wanneer accountants iets vreemds tegenkomen.

Ondertussen klagen accountants dat de controle op handhaving ondoenlijk is geworden. Volgens de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) is ‘de wet niet meer uitvoerbaar en controleerbaar, omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), tussen alle wetswijzigingen door, ook nog regelmatig nieuwe interpretaties toepast’.

Dat is zorgelijk, omdat een niet gehandhaafde norm uiteindelijk zinloos is. Veel senatoren beroepen zich op het overgangsrecht. Een overgangsregeling is ‘onontkoombaar’, schrijft een verantwoordelijke ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken in een vakblad voor accountants: topbestuurders hebben – net als andere werknemers – bepaalde rechten, die niet zomaar afgepakt kunnen worden. Maar, zo stelt hij, ‘Het overgangsrecht is natuurlijk wel eindig’. Het is immers bedoeld als tussenoplossing, niet als een nieuwe standaard.

Hoewel ze enerzijds klagen over de complexiteit van de wet, weten topbestuurders anderzijds uitstekend manieren te vinden om alsnog een salaris boven de Balkenendenorm te verkrijgen, zonder naar de letter van de wet in overtreding te zijn. Het resultaat: administratief koorddansen op het randje van de wet. Bijvoorbeeld bij netbeheerder Alliander, waar senator en fractievoorzitter van de VVD Annemarie Jorritsma voorzitter van de Raad van Commissarissen is. Bestuurders daar toucheerden dankzij een schijnconstructie salarissen boven de 4 ton – ruim tweemaal de Balkenendenorm. Alliander vond dat zelf gerechtvaardigd: anders zou het niet mogelijk zijn ‘topmensen’ aan te trekken.

Deze opstelling leidde tot grote ergernis in de Tweede Kamer, blijkt uit Kamerdebatten in die periode. ‘De VVD ziet liever een overzicht waaruit blijkt wat er wordt betaald dan dat via allerlei slinkse wijzen wordt geprobeerd om een ander bedrag te vermelden dan het werkelijke bedrag. Zeg het dus gewoon als je meer betaalt,’ stelde parlementariër Ingrid Caluwe. Ook de PvdA was er niet over te spreken: ‘Wij moeten aan de slag met onwenselijke zaken die via schijnconstructies ontstaan,’ zei John Kerstens. ‘Naar mijn mening zijn die dubbel fout: zij leiden tot een salaris dat hoger is dan wij allen willen en dat wordt ook nog eens op een sneaky manier gerealiseerd.’ Het CDA stelde dat de wet alleen effectief kan zijn wanneer schijnconstructies en wetsontwijkingen stevig worden aangepakt.

Deze discussie leidde tot de Evaluatiewet, die pas begin dit jaar volledig in werking is getreden. Hierdoor is het niet langer mogelijk dat topbestuurders de Balkenendenorm ontwijken door fulltime in dienst te zijn bij een publieke instelling door zich 20 uur als bestuurder op te geven, en voor de andere 20 uur als ‘adviseur’ – voor die laatsten geldt de Balkenendenorm immers niet. Ook geldt de Balkenendenorm nu voor de som van alle inkomens vergaard uit (semi)publieke instellingen. Een bestuurder kan niet langer twee functies in die sector uitoefenen, beiden net onder de Balkenendenorm, aangezien zijn inkomen dan effectief bijna het dubbele daarvan bedraagt. Hoewel het lidmaatschap van de Eerste Kamer een publieke functie is, is dat uitgezonderd van de WNT. Dit houdt in dat Eerste Kamerleden bovenop hun senatorensalaris nog eens 181.000 euro kunnen verdienen, zonder de Balkenende-norm te overschrijden. Tot slot kan het ministerie nu ook een dwangsom opleggen aan (semi)publieke instellingen die weigeren de inkomens van hun bestuurders te openbaren.

Ondanks de kritiek op het gebrek aan transparantie, de onuitvoerbaarheid van de huidige wet en gebrek aan eenduidige controle op naleving, zag het kabinet-Rutte III eind vorig jaar af van een nieuwe wet, de WNT III. Als reden werd niet alleen de afspraken in het regeerakkoord opgevoerd, maar ook de ‘weerstand uit het veld’.

Lees verder Inklappen

Toezichthouders van (semi)publieke instellingen moeten onder meer toezien op het naleven van de Balkenendenorm.‘Hoe gaan de Raden van Toezicht er eigenlijk mee om?’, vroeg Tweede Kamerlid Harry van der Molen (CDA) afgelopen april in een debat over de WNT. ‘Komt het niet alleen van papier, of zit het ook tussen de oren van de mensen?’ Het is opmerkelijk dat uit onze inventarisatie blijkt dat elf senatoren als toezichthouder bij een (semi) publieke instelling tolereren dat ‘hun’ bestuurders ver boven de norm verdienen.

Het komt neer op goedkeurend toekijken hoe een kennis dronken in jouw auto wegrijdt

Tot CDA-senator Ben Knapen is het belang van de WNT-norm kennelijk nog niet doorgedrongen. De oud-staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking is toezichthouder bij het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Topman Paul Korting verdiende daar 302.705 euro in 2016. Knapen staat dus toe dat zijn eigen bestuurder een veel te hoog salaris ontvangt. Vergelijk het met eerst een wet aannemen die het mensen verbiedt onder invloed te rijden, om vervolgens goedkeurend toe te kijken hoe een kennis dronken in jouw auto wegrijdt.

GroenLinkser Ruard Ganzevoort houdt toezicht bij de KRO-NCRV, waar een bestuurder (net als vijf presentatoren) boven de Balkenendenorm verdient. Hij wordt daar niet blij van, zegt Ganzevoort. ‘Je bent echter als werkgever wel gebonden aan de gemaakte afspraken, de contracten waarin een salaris is afgesproken.’ Ook erkent hij dat de overgangsregeling lang duurt. Of de senator, die de WNT ‘een zeer goede zaak’ noemt, bij zo’n bedrijf wel toezicht wil houden? Moet hij niet juist een daad stellen? ‘Er zijn andere belangrijke zaken waar ik als toezichthouder wel iets mee kan doen.’ Bovendien vertrekt die ene bestuurder die boven de Balkenendenorm verdient volgend jaar.

D66-collega Alexander Rinnooy Kan (senator met liefst 32 nevenfuncties) was tot begin dit jaar toezichthouder bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, dat recent is gefuseerd met het VU Medisch Centrum. Rinnooy Kan voldeed als voorzitter van de raad van toezicht met 22.500 euro aan de norm. De bestuurders die hij controleerde echter niet. Voorzitter Hans Romijn ving vorig jaar 230 duizend euro; de jaarrekening 2017 vermeldt dat oud-minister Edith Schippers (Volksgezondheid) en Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) daarvoor toestemming gaven, een uitzonderingspositie dus. Dat geldt ook voor de andere bestuurders van het AMC. Maas Jan Heineman kreeg bijna een ton meer dan de norm, te weten 280.466 euro. Zijn collega Frida van den Maagdenberg verdiende 229.043 euro. Allebei beroepen ze zich op de overgangsregeling, al nam Van den Maagdenberg pas per 1 januari 2014 zitting in het bestuur.

Ook Maria Martens viel ons op. Deze CDA-senator krijgt zelf geen salaris voor haar werk als toezichthouder bij ’s Heeren Loo, een instelling voor gehandicaptenzorg. Toch ziet ze wel toe hoe bestuursvoorzitter Jan Fidder 228.731 euro verdient (zijn individuele norm is 181.000 euro). Hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans noemt dit ‘uiterst pijnlijk. Dit kan echt niet. Er lijkt geen spoor van schuldbewustzijn’.

Beetje interessante bijbaan

De Balkenendenorm was bedoeld als maximering en moest een mentaliteitsverandering bij topbestuurders in de (semi)publieke sector forceren. Ons onderzoek toont aan dat die ‘mentaliteit’ zelfs voor onze eigen wetgevers een groot probleem is. Ondanks (bij)banen en een jaarlijkse vergoeding van 30.000 euro voor een dag Kamerwerk per week, maken senatoren volop gebruik van zogeheten ‘rekentools’ om te kijken hoe ze net binnen de wettelijke norm kunnen blijven.

De senatoren lijken de door henzelf geaccordeerde gedragsregels vooral als last te ervaren

Het fenomeen van senatoren met lucratieve bijbanen is hoogleraar Wim Voermans dan ook al jarenlang een doorn in het oog: ‘Het gehinkel tussen hoofdfunctie en nevenfunctie, waar de senatoren steeds mee komen, is verwarrend, een pijnlijk rookgordijn. Uitspraken waaruit blijkt dat het Eerste Kamerlidmaatschap zo’n beetje een interessante bijbaan voor ze is, zijn tenenkrommend. Weliswaar is het senatorschap in omvang misschien niet de hoofdtaak: het is wél de belangrijkste taak tussen al die andere taken. Als je dat niet meer zuiver hebt, mankeert er iets aan je politiek-morele kompas. Het gaat ook niet om 'jou' als senator, maar om wat je vertegenwoordigt, en vooral wie. Zo te horen vertegenwoordigen veel van de aan het woord zijnde senatoren vooral zichzelf.’

Een mentaliteitsverandering voorstaan betekent bepaald niet dat je met kunst- en vliegwerk exact 181 duizend euro verdient in de publieke sector. De senaat – die als chambre de réflexion niet alleen let op de letter van de wet, maar veeleer op de geest ervan – lijkt, zodra het haar eigen nevenfuncties betreft, de door henzelf geaccordeerde gedragsregels vooral als last te ervaren.

Voermans ziet onze bevindingen dan ook als symptoom van een dieperliggend probleem: ‘Er is iets aan de hand met de representatie en het morele besef van onze senatoren. Ze zijn kennelijk niet tot zelfhygiëne in staat: dit soort beloningen kunnen niet. Het heeft trekken van de discussie over de topsalarissen en beloningen in de bancaire sector en de top van het bedrijfsleven. Ook daar hapert de morele antenne, en lijkt door de groepsdynamiek het gevoel voor context en de maatschappelijke aanvaardbaarheid van beloningen af en toe weggevallen te zijn. De groep is zelf niet in staat hier iets aan de doen. Dit gaat niet over kleinigheden, maar over de kern: over de voorbeeldfunctie van onze senior-politici in de Eerste Kamer, de voorgangers in politiek-bestuurlijk Nederland. Als die zelf niet meer voelen dat zij boven iedere twijfel en verdenking verheven moeten zijn, zit er iets goed mis’.

Wederhoor

Voor zover mogelijk hebben we alle betrokken senatoren afgelopen donderdag persoonlijk benaderd. De reacties die kregen hebben we in het artikel verwerkt. Jopie Nooren (PvdA) nam haar telefoon niet op en reageerde evenmin op het sms’je dat we stuurden. De man van Annemarie Jorritsma (VVD) meldde dat ze op vakantie was en de komende tijd niet zal reageren. Alexander Rinnooy Kan verwees naar de voorlichter. Voorts hebben we afgelopen vrijdag gebeld met de voorlichters van de politieke partijen. De VVD liet weten niet op de ‘individuele senatoren’ te kunnen reageren en verwees door naar de voorlichters van de betrokken (semi)publieke instellingen. Wel benadrukte de VVD-voorlichter dat de Wet Normering Topinkomens (WNT) een goede zaak is.

Datzelfde zegt de PvdA. Ook daar reageerden de politici niet en gaat niemand in op ‘individuele zaken’. Wel meldt een voorlichter van het hoofdkantoor dat ‘de PvdA verwacht van haar volksvertegenwoordigers dat die de erecode naleven’. Het partijbestuur, aldus de voorlichter, bespreekt dit met de volksvertegenwoordigers. Die verdienen in de regel niet meer dan de Balkenendenorm in de (semi)publieke sector. Al is er ook een geitenpaadje: ‘tenzij daarop in een goedgekeurde salariscode uitzondering is gemaakt.’

Een CDA-voorlichter zegt namens de betrokken senatoren dat zij de WNT ‘van groot belang vinden omdat publieke middelen sober en doelmatig moeten worden besteed’. Ook hier wordt voor individuele zaken verwezen naar de (semi)publieke werkgevers in kwestie. In het algemeen wil de voorlichter wel zeggen dat ‘zover er overschrijdingen zijn’, er sprake is van het overgangsrecht of van een uitzonderingsregel die door een ministerie is goedgekeurd.

Volgens D66 is er niets aan de hand: ‘Uiteraard staan wij sowieso achter de Wet Normering Topinkomens. Van onze vertegenwoordigers verwachten wij dat ze zich aan de wet houden. Extra navraag bij werkgevers heeft opgeleverd dat dat zo is.’

Lees verder Inklappen