Curaçao 1955.

We onderzoeken de banden tussen Shell en de Nederlandse overheid. Help je mee? Lees meer

Waarom dit onderzoek?

Sinds zijn oprichting eind 19e eeuw onderhoudt Shell nauwe banden met de Nederlandse overheid. Al eerder dook de naam van de olie- en gasgigant op rond economisch, fiscaal, internationaal, milieu- en zelfs onderwijsbeleid.

Dat roept vragen op. Hoe — en door wie — vindt de afweging van de verschillende belangen plaats? Hoe steekt de relatie tussen Shell en de overheid in elkaar? En wat zijn de gevolgen?

Hoe onderzoeken we dit?

In april 2019 stuurde Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) zeventien Wob-verzoeken naar evenzoveel overheidsorganen. In die verzoeken vraagt PAJ om alle documenten – denk aan e-mails, memo’s, beleidsstukken en zelfs WhatsAppjes – sinds 2005 die afkomstig zijn van, gericht zijn aan, of gaan over Shell.

Hoe gaat het?

Inmiddels hebben we duizenden documenten binnen van de gemeente Assen en de provincie Drenthe. Daarover kregen we veel tips binnen van het publiek, waarvoor veel dank!

Uit deze documenten kwam een aantal artikelen voort, bijvoorbeeld over het hoofdkantoor van de NAM in Assen. Onder het tabblad ‘Artikelen’ vind je alles wat we tot nu toe schreven over dit dossier.

In de zomer verwachten we de documenten van de gemeente en provincie Groningen. Ook dan kunnen we weer alle hulp van het publiek gebruiken.

Deze keer gaan we dat anders doen, niet in de vorm van een algemene tiplijn, maar met concrete onderzoeksvragen. Wil je meehelpen met het onderzoek naar de Shell Papers uit Groningen? Dan kun je je binnenkort inschrijven voor het Shell Papers Publieksonderzoek.

Zodra we een concrete datum weten wanneer we de documenten kunnen verwachten, kun je je inschrijven om deel te nemen. Je ontvangt dan een e-mail met alle spelregels. We zullen hier (en in de nieuwsbrief) zo snel mogelijk aankondigen wanneer het zo ver is.

De inspanning zal worden beloond. Deelnemers helpen niet alleen het Shell Papersonderzoek een stapje verder, maar er valt ook iets te winnen. 

Na afloop zullen we alle resultaten publiceren op de website.

Als volger van dit dossier blijf je op de hoogte van alle ontwikkelingen rond de Wob-procedure, ontvang je vrijgegeven documenten en kun je daar zelf mee aan de slag. Bovendien draag je bij aan het succes van dit project: hoe meer volgers, hoe zichtbaarder de interesse in de documenten.

Wil je meer weten over de redenen en mensen achter deze Wob? Kijk dan bij onze veelgestelde vragen.

49 artikelen

Curaçao 1955. © Nationaal Archief, Willem van de Poll

Shell wist nog eerder van klimaatverandering dan gedacht (en zette desondanks vol in op steenkool)

5 Connecties
43 Bijdragen

Niet sinds 1986 (zoals tot nu toe bekend) maar al begin jaren ’70 wist Shell dat de verbranding van fossiele brandstoffen een rol speelt in klimaatverandering. Desondanks zette het olieconcern in die periode een nieuwe, fossiele bedrijfstak op: steenkool. Uit nieuw opgedoken documenten blijkt dat Shell de wereldwijde klimaatvoorspellingen in twijfel trok om zijn kolenbusiness te promoten.

Dit stuk in 1 minuut
  • Shell weet langer dan tot nu toe bekend over klimaatverandering door de verbranding van fossiele brandstoffen. Dit blijkt uit historische documenten gedeeld met Follow the Money en onderzoeksplatform DeSmog.
  • Al in de jaren ’60 begint Shell met de opbouw van kennis over klimaatverandering. Niet alleen volgt het bedrijf de klimaatwetenschap op de voet, het financiert ook onderzoek. Hierdoor weet Shell al in de jaren ’70 dat de verbranding van fossiele brandstoffen kan leiden tot zorgwekkende klimaatverandering. 
  • Het bedrijf gebruikt deze informatie echter niet om te verduurzamen, maar richt zich juist op een niet-duurzaam verdienmodel: steenkool. In reactie op de oliecrisis richt het bedrijf in 1974 Shell Coal International op.
  • Met zijn kolenstrategie benadrukt Shell de onzekerheid van klimaatvoorspellingen en zet er rapporten tegenover die veel rooskleuriger zijn. Steenkool wordt gepresenteerd als oplossing voor de stijgende energievraag.
  • Dit artikel is gebaseerd op onderzoek naar Shells kennis over klimaatverandering van klimaatactivist en promovendus Vatan Hüzeir. Een volgend artikel zal ingaan op de mogelijke juridische gevolgen van deze nieuwe documenten voor Shell.
Lees verder

‘Een toename van het CO2-gehalte in de atmosfeer zou kunnen leiden tot het zogenaamde broeikaseffect [..] dat voldoende zou zijn om grote klimaatveranderingen teweeg te brengen.' Dit ‘risico’ is te danken aan ‘de afvalverwerking van fossiele brandstoffen.’ 

Zo’n citaat heeft tegenwoordig weinig nieuwswaarde. Alleen komt dit niet uit een recent klimaatrapport, maar uit een studie uit 1975 – mede betaald en bedacht door niemand minder dan olie- en gasbedrijf Shell. 

Tot nu toe was bekend dat Shell al in 1986 zeker wist dat door verbranding van fossiele brandstoffen de aarde opwarmt. In de interne studie The Greenhouse Effect waarschuwde het bedrijf toen voor de desastreuze gevolgen: ‘Mogelijk zal het milieu zo worden aangetast dat sommige stukken van de aarde onbewoonbaar worden.’

Uit een nu opgedoken vertrouwelijke studie blijkt dat het bedrijf in 1989 ook de wereldwijde maatschappelijke gevolgen besprak van een temperatuurstijging van ‘considerably more’ dan 1,5 graden. Hele bevolkingsgroepen zouden op drift raken, schreef het bedrijf: 

‘Het potentiële vluchtelingenprobleem [..] zou ongekend zijn. Afrikanen zouden naar Europa stromen, Chinezen naar de Sovjet-Unie, Latino’s naar de Verenigde Staten, Indonesiërs naar Australië. Grenzen zouden weinig meer waard zijn – overspoeld door de aantallen. Conflicten zouden opspelen. Civilisatie zou een kwetsbaar ding kunnen blijken.’  

‘Ondanks deze interne kennis bagatelliseerde het bedrijf het probleem naar buiten toe systematisch’

Wat nu ook voor het eerst blijkt: Shell kon tot deze overwegingen komen, omdat het bedrijf nog eerder – al een halve eeuw geleden – aan uitgebreide, structurele wetenschappelijke kennisopbouw over klimaatverandering deed. 

Sinds de jaren ’70 namen Shell-wetenschappers niet alleen kennis van studies over de mogelijk desastreuze klimaatgevolgen van fossiel brandstofgebruik; ze waren ook zelf betrokken bij een aantal onderzoeken waarin dat werd vastgesteld. 

Naar buiten toe hield Shell dit stil. Uit de documenten blijkt niet alleen hoeveel kennis Shell al in de jaren ’70 had over klimaatveranderingen, maar ook hoe het bedrijf deze kennis heeft ingezet voor zijn bedrijfsstrategie. Een strategie van het benadrukken van onzekerheid over de huidige stand van kennis, om daar vervolgens eigen theorieën tegenover te zetten die gunstiger zijn voor Shell.

Op deze manier droeg Shell in de jaren ’70 bij aan een opleving van de wereldwijde kolenindustrie, ondanks kennis van de schadelijke gevolgen voor het klimaat. 

‘Deze indrukwekkende geschiedenis laat zien hoe lang klimaatkwesties al bekend waren onder Shell-personeel,’ zegt Benjamin Franta, senior onderzoeker Climate Litigation aan de universiteit van Oxford. ‘Ondanks deze interne kennis bagatelliseerde het bedrijf het probleem naar buiten toe systematisch, om in plaats daarvan het gebruik van fossiele brandstoffen te promoten, ondanks de gevaren. Nu, vijf decennia later, blijft Shell treuzelen en vertragen.’

Over dit onderzoek

Klimaatactivist en promovendus aan de Erasmus Universiteit Vatan Hüzeir deed vijf jaar lang diepgravend onderzoek om Shells kennis over klimaatverandering volledig boven tafel te krijgen. Zijn analyse, getiteld Dirty pearls: exposing Shell's hidden legacy of climate change accountability, 1970-1990, vormt het uitgangspunt van dit journalistieke onderzoek. 

Hüzeir deelde 201 documenten over Shells kennisvergaring op het gebied van klimaatverandering met Follow the Money en het internationale non profit onderzoeksplatform DeSmog. Het gaat om uiteenlopende soorten documenten – van vertrouwelijke scenariostudies tot vergeten rapporten, briefwisselingen, jaarverslagen, een Shell-film en presentaties van Shell-directeuren. 

De documenten komen uit verschillende openbare en gesloten archieven. Ze zijn deels bijeengesprokkeld bij bronnen die in een bepaalde periode actief waren bij Shell of dicht bij het vuur stonden. Follow the Money en DeSmog hebben de documenten geanalyseerd en op betrouwbaarheid beoordeeld. 

Dit artikel is het eerste resultaat van dit onderzoek. De documenten waarop dit artikel is gebaseerd, zijn te vinden op Climate Files, een database van het Amerikaanse Climate Investigations Center.

Lees verder Inklappen

De jaren ’60: een ecologische ramp als businessmodel

[de tijdlijn is klikbaar: de links brengen je naar de originele documenten]

De opbouw van Shells wetenschappelijke kennis over klimaatverandering begint al in de jaren ’60. Niet alleen volgt het bedrijf de klimaatwetenschap op de voet, het financiert ook onderzoek. De Britse wetenschapper en chemicus James Lovelock verricht in deze periode in opdracht van Shell klimaatonderzoek naar de mogelijke mondiale gevolgen van luchtvervuiling door fossiele brandstoffen. 

De conclusie: ‘Belangrijk is [..] het vrijwel zekere feit dat het klimaat verslechtert en de waarschijnlijkheid dat de verbranding van brandstoffen [daarvoor] verantwoordelijk is.’ In het meest waarschijnlijke scenario, voorspelde Lovelock in een ongepubliceerd essay uit 1966, zal de wereld in het jaar 2000 getroffen worden door een ecologische ramp ‘door de accumulatie van schadelijke afvalstoffen’.

Shell houdt de resultaten verborgen; Lovelock mag er niet met ‘non-Shell people’ over praten. Tegelijkertijd neemt het bedrijf de voorspellingen achter de schermen wel serieus, niet vanwege zorg over mogelijke milieuschade, maar omdat klimaatverandering dienstbaar kan zijn aan het businessmodel. 

In Shells eigen woorden: ‘Het bedrijf wilde zo effectief mogelijk omgaan met seizoensgebonden schommelingen in de vraag naar olie.’ Dit schrijft de olie- en gasreus in 1968 aan de Britse klimaatwetenschapper Hubert Lamb. 

Lamb opent dankzij 10.000 pond ‘financiële steun van Shell’ in 1972 de Climatic Research Unit (CRU) aan de University of East Anglia. In de jaren zeventig zou de CRU uitgroeien tot een erkend kennisinstituut op het gebied van klimaatverandering dat de toenmalige Britse regering adviseerde.

Shell, de Club van Rome en Frits Böttcher

In 1972 wordt de wereld opgeschrikt door een rapport in opdracht van de Club van Rome. Wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) voorspellen in dit rapport, Grenzen aan de groei, dat de wereldwijde energievoorraden eindig zijn en de economische groei daarom niet eindeloos kan doorgaan. 

Ook worden in het rapport zorgwekkende klimaatveranderingen voorspeld als gevolg van de stijgende hoeveelheid CO2 in de atmosfeer door ‘toenemende verbranding van fossiele brandstoffen door de mens’.

De alarmerende voorspellingen doen mensen wereldwijd opschrikken. Voor Shell betekenen ze een potentiële bom onder het verdienmodel. Het bedrijf reageert dan ook onmiddellijk. Na uitvoerige bestudering van het rapport publiceert Shell een aantal artikelen die een veel optimistischer toekomstbeeld schetsen.

Daar blijft het niet bij. Het enige Nederlandse lid van de Club van Rome, Frits Böttcher (toentertijd adviseur van de onderzoekscoördinator en van de Managing Directors van Shell), richt na publicatie van Grenzen aan de groei een nieuwe denktank op om de Nederlandse regering te voorzien van beleidsadvies. De ‘Werkgroep Toekomst’ heeft dertien leden, onder wie prominenten als toenmalig Shell-directeur Gerrit Wagner, minister van Economische Zaken Harrie Langman (VVD), en president van De Nederlandsche Bank Jelle Zijlstra. 

In 1973 publiceren ze het rapport Werk voor de toekomst, waarin de Nederlandse politiek wordt gewaarschuwd voor een ‘ongenuanceerde groeistop’. Volgens de auteurs zijn er juist ‘dringende redenen om de produktie verder te doen toenemen’. 

Ze concluderen: ‘Voorlopig is de betrouwbaarheid van het [Grenzen aan de groei, red.] model nog ontoereikend.’ De auteurs erkennen dat er ‘duidelijke grenzen [moeten] komen’ aan de milieuvervuiling en dat onderzoek moet worden gedaan naar ‘nieuwe, veilige alternatieven’ voor fossiele brandstoffen. Maar op korte termijn zien ze vooral technische oplossingen voor de uitbreiding van wereldwijde fossiele energievoorraden zoals ‘grote hoeveelheden teerzanden en schalie-oliën’. Ook steenkool kan ‘nog wel een paar eeuwen vooruit’. 

De omvang van het broeikaseffect wordt door de auteurs omschreven als ‘omstreden’. 

Tijdens de voorbereidingen op het rapport reageert Gerrit Wagner in zijn hoedanigheid van Shell-directeur: ‘Niets in mijn betoog wijst op de noodzaak van een fundamentele verandering in onze maatschappij.’ Hij zorgt persoonlijk voor een Engelse vertaling van het rapport: Work for the Future. Deze versie zal een rol spelen in Shells succesvolle kolenlobby in de jaren erna.

Ook Böttcher blijft actief betrokken bij de energiekwestie. In de jaren negentig zal hij actief klimaatscepsis verspreiden in opdracht van en betaald door Shell. Het Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) heeft hier eerder uitgebreid onderzoek naar gedaan, dat hier is te lezen.

Lees verder Inklappen

De jaren ’70: van olie naar kolen 

In 1973 is de wereld in de greep van een ongekende oliecrisis. Na de Jom Kippoeroorlog in Israël besluiten de Arabische OPEC-landen de steunbetuigers van Israël te straffen door hun olieprijzen binnen een jaar met 70 procent te verhogen. Sommige landen, waaronder de VS en Nederland, worden zelfs getroffen door een algehele olieboycot. 

Mede door deze oliecrisis ontstaat er midden jaren zeventig een publiek debat over fossiele brandstoffen. Niet alleen over de beschikbaarheid, maar ook over de gevolgen van de verbranding ervan. De UNESCO plaatst in 1973 CO2 bovenaan de lijst van ‘10 grootste vervuilers’, aangezien het gas een opwarming van de aarde kan veroorzaken met ‘geochemische en ecologische rampspoed’ als gevolg.

[de tijdlijn is klikbaar: de links brengen je naar de originele documenten]

In diezelfde periode is Shell betrokken bij het Energy Project van het International Institute for Applied Systems Analysis (IIASA). In een rapport van dit instituut uit 1975 staat dat het broeikaseffect ‘verregaande klimaatverandering’ kan veroorzaken. Bij een verdubbeling van CO2 in de atmosfeer – door fossiele verbranding – kan de wereld 1 tot 2 graden opwarmen. Dit wordt hoe dan ook een probleem, zo staat in het rapport. De verbranding van kolen speelt daarbij een significante rol. 

Shell legt deze kennis naast zich neer. Een jaar eerder is het bedrijf in steenkool gestapt met de oprichting van Shell Coal International. De reden hiervoor was strategisch. Voor burgers betekende de oliecrisis, twee jaar eerder, geen brandstof aan de pomp en autoloze zondagen, maar voor een oliebedrijf als Shell vormde de boycot een serieuze bedreiging voor zijn voortbestaan. 

Om dat gevaar af te wenden, wil Shell zijn klanten verleiden om minder olie te kopen, schrijft de Britse historicus Thomas Turnbull. Naast olie inzetten op andere energiebronnen – zoals gas maar ook kolen – is een nieuwe tactiek van Shell om zijn eigen positie op de wereldenergiemarkt voor de lange termijn te beschermen.

[de tijdlijn is klikbaar: de links brengen je naar de originele documenten]

Cherry-picking

Met zijn kolenstrategie in het achterhoofd werkt Shell tussen 1974 en 1977 mee aan een internationaal project dat een antwoord zoekt op de energiecrisis: de Werkgroep Alternatieve Energie Strategieën (WAES). De studie wordt gecoördineerd door de Amerikaanse hoogleraar Carroll Wilson, op dat moment een spil tussen de Amerikaanse regering en het bedrijfsleven. Shell financiert het onderzoek en werkt mee aan de publicatie die in 1977 in 15 landen in de boekwinkels ligt. 

Het rapport benadrukt de onzekerheid rondom klimaatverandering. Het broeikaseffect wordt gezien als potentiële reden voor zorg: ‘Sommige experts vrezen dat de effecten op het klimaat door de verbranding van brandstof onomkeerbaar kunnen worden.’ Maar, stelt het WAES-rapport, er kan ook een afkoeling van het klimaat optreden door luchtvervuiling. De algemene teneur: ‘er is te weinig bekend over de interactie tussen deze verschijnselen.’ Kortom: er is eerst meer onderzoek nodig, niets is bewezen.

De mogelijke afkoeling door luchtvervuiling is dan inderdaad onderwerp van wetenschappelijk debat. Alleen is er wel meer over te zeggen dan de WAES doet voorkomen. In 1974 zijn de werkgroepleden al bekend met een studie van de Ford Foundation met een heldere conclusie: als de mogelijke afkoeling van de aarde wordt teruggedrongen door maatregelen tegen luchtvervuiling, wordt opwarming van de aarde hét grote probleem.

De auteurs waarschuwen in dat geval voor het ‘compleet smelten van de ijskappen’, ‘grootschalige verstoring van de landbouw’ en een zeespiegelstijging van ‘meer dan zes meter’. Een mogelijke oplossing, aldus de auteurs: zero energy growth-beleid, waarbij het afstappen van fossiele brandstoffen onvermijdelijk is. 

Uit correspondentie van Wilson blijkt dat de bevindingen van de Ford Foundation in de werkgroep zijn besproken. Toch komt deze alarmerende informatie niet terug in het WAES-rapport. Geen groei zou immers onrealistisch zijn gezien de wereldwijd stijgende energievraag, vinden de onderzoekers. 

Wat wel in het rapport staat: steenkool is een ‘oplossing voor de stijgende energievraag’ met potentie voor ‘spectaculaire toename’, in tegenstelling tot olie en gas. Voor de ‘ernstige gevolgen voor het milieu en klimaat’ van kolenverbranding zouden schonere technieken de oplossing moeten bieden, schrijven de twee auteurs van het kolenhoofdstuk. Een ervan is werkzaam bij Shell. 

In oktober 1977 wijdt Shell een interne informatiebrochure – gericht aan alle Shell-maatschappijen – volledig aan het WAES-rapport. Daarin wordt de potentie van kolen herhaald. Van de mogelijke gevaren van fossiele verbranding voor het klimaat ontbreekt elk spoor. 

En dat terwijl Shell in datzelfde jaar daarover al waardevolle informatie heeft. Het bedrijf beschikt over een nauwkeurige schatting van de mondiale CO2-stijging in 2000 en weet exact welk aandeel de verbranding van verschillende brandstoffen daarin speelt. In 1975 is steenkool verantwoordelijk voor 33,5 procent en ruwe aardolie voor 43,4 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot.

Internationale rechtszaken tegen Shell en de ‘olies’

In de afgelopen jaren zijn oliebedrijven als Shell wereldwijd door milieuorganisaties en overheden voor de rechter gedaagd vanwege hun kennis van en betrokkenheid bij klimaatverandering. De oliebedrijven wordt verweten dat ze doelbewust kennis over hun impact op het klimaat hebben achtergehouden, en dat zij daarmee de wereld willens en wetens schade hebben toegebracht.

In Nederland daagde Milieudefensie Shell in 2018 met succes voor de rechter. Het bedrijf moet in 2030 zijn CO2-uitstoot met 45 procent verlaagd hebben ten opzichte van 2019.

Shell ging in hoger beroep. Het is nog niet duidelijk wanneer dat dient. Tot die tijd is Shell verplicht het vonnis van de rechter uit te voeren.

Lees verder Inklappen

In 1978 geeft Dirk de Bruyne, destijds president-directeur van Shell, een speech op de Landelijke Economistendag in Amsterdam waarin hij een drietal scenario’s schetst van de Nederlandse samenleving en de ‘wereldenergie situatie’ in 2000.

Een ‘energiekloof’, zoals voorspeld in Grenzen aan de groei, is volgens De Bruyne ‘fysiek onmogelijk’. Hij beschrijft een ‘aantal gegronde redenen om het olietijdperk – of beter gezegd: het koolwaterstoffentijdperk – te prolongeren’. In het meest optimistische scenario, ‘Zaken als vanouds,’ gaan kolen, naast de overheersende rol voor olie, een belangrijke rol spelen in ‘het energiegebeuren’. 

De Shell-directeur zwijgt in zijn toekomstvoorspellingen over milieu en klimaatverandering, terwijl Shells onderzoek naar de impact van klimaatverandering op de vraag naar energie in datzelfde jaar in volle gang is. 

Kort erna, in 1979, publiceert een groep Amerikaanse klimaatwetenschappers het bekende Charney report. Dit rapport geldt als een mijlpaal in de klimaatwetenschap, vanwege de relatief precieze voorspellingen van CO2-uitstoot en de wereldwijde temperatuurstijgingen. Datzelfde jaar waarschuwt de voorzitter van de eerste Wereld Klimaatconferentie: De ‘groeiende afhankelijkheid’ van steenkool zou zomaar ‘de meest serieuze bedreiging voor het klimaat’ kunnen worden. 

Het oliebedrijf heeft op dat moment iets belangrijkers aan zijn hoofd: de start van het Wereldkolenonderzoek (WOCOL), een studie waarin nut en noodzaak van het groeiende gebruik van steenkool zou worden voorspeld.

De jaren ’80: ‘kolossale expansie van kolen’

Shell is niet alleen mede-financier van WOCOL, maar bemoeit zich ook inhoudelijk intensief met de studie, die voortborduurt op het WAES-project en wederom geleid wordt door Carroll Wilson. 

Hoewel de auteurs op de hoogte zijn van waarschuwingen over klimaatveranderingen als gevolg van een energiebeleid dat is gebaseerd op steenkool, komen deze waarschuwingen niet terug in het kolenrapport. Aat van Rhijn, plaatsvervangend directeur-generaal voor energiezaken van het ministerie van Economische Zaken en een van de opstellers van het WOCOL-rapport, zegt in 1980 tegen de Volkskrant: ‘Er zijn thans in het onderzoek geen redenen te vinden om niet tot een grote uitbreiding van het gebruik van kolen over te gaan.’

Die redenen zijn er mede dankzij Shell buiten gehouden, blijkt uit de opgedoken documenten. Zo sturen Shell-manager Brian Elms en Frank Pecchioli, de Shell-directeur die betrokken was bij WOCOL, een uitgebreide lijst naar Wilson met aanpassingen aan het concept van de publicatie. ‘Entire section on coal chains rather negative, would like see more positive tone,’ schrijven de Shell-mannen. En: ‘risks abound in all energy developments. Why single out coal?’ 

Na hun vraag waarom de CO2-kwestie al aan het begin van het rapport genoemd moet worden, wordt die passage verschoven naar bladzijde 135 van het 219 pagina’s tellende rapport. Daar komt te staan dat er ‘onenigheid [heerst] onder wetenschappers over de magnitude en urgentie van het probleem.’

De kolenstudie – die een drastische stijging in de vraag naar steenkool voorspelt – laat haar sporen na in internationaal energiebeleid. Wilson lobbyt ermee in 1980 bij de Amerikaanse president Jimmy Carter voor een verdrievoudiging van de kolenproductie door de G7-landen tot het jaar 2000. Nog hetzelfde jaar neemt de G7 dat advies deels over en kiest voor een verdubbeling. 

De daarop volgende twintig jaar zou ‘zo’n 1000 miljard dollar’ worden geïnvesteerd in ‘de kolossale expansie van kolen’, bericht de Volkskrant destijds. Zelfs het advies van president Carters eigen wetenschapsadviseur om ‘het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk in te perken’ kan de kolenexpansie niet voorkomen. 

[de tijdlijn is klikbaar: de links brengen je naar de originele documenten]

Beproefde pr-strategie gaat door 

Shell gaat vervolgens door met zijn beproefde pr-strategie: het bedrijf blijft de onzekerheden over de stijgende CO2 en de rooskleurige toekomst voor steenkool benadrukken. In 1981 publiceert Shell het boek Energie, over ‘de problemen en mogelijkheden van de energievoorziening in eenvoudige en voor iedereen begrijpelijke taal’. Met een oplage van 120.000 exemplaren verspreidt Shell de boodschap: ‘In hoeverre kooldioxide (koolzuur) een bedreiging voor het milieu kan vormen, staat niet vast; dat is nog een onderwerp van diepgaand internationaal onderzoek.’

Datzelfde jaar komt ook de Shell-documentaire Time for Energy uit, waarin mogelijkheden en nadelen van toekomstige energiebronnen aan bod komen. Negatieve gevolgen van kolen voor het klimaat schitteren door afwezigheid. De enige uitdaging volgens de documentairemakers: ‘Er zijn nu enorme investeringen nodig als we willen dat kolen ons veilig de volgende eeuw in helpen.’ 

Achter de schermen gaat ook Shells klimaatonderzoek door. Nadat de wetenschapper Tom Wigley in 1981 tijdens een symposium van het Londense Uranium Institute de opwarming van de aarde met 2 tot 3 graden als betrouwbare voorspelling presenteert, ontvangt diezelfde Wigley een onderzoeksopdracht ter waarde van 10.000 pond van Shell. 

Twee jaar later komen Wigley en zijn collega’s met het resultaat: opwarming van de aarde kan de energievraag positief beïnvloeden door de komst van meer extreme winters, ondanks de voorspelde langere zomers in Europa. 

‘Decarbonisation’?

Tegen het einde van de jaren ’70 heeft oliebedrijf Shell hoge verwachtingen voor steenkool gecreëerd. In 1978 vermeldt het jaarverslag een ‘afzet van één miljoen ton’, die in 1985 zou oplopen tot ‘mogelijk zelfs al een omvang van 30 miljoen ton per jaar’. Het bedrijf wil de komende tien jaar ‘in totaal ruim één miljard dollar’ investeren in de kolenbusiness. Het levert ze een aanzienlijke positie op de internationale steenkoolmarkt op.

Toch gooit Shell in 1999 de eigen kolenmijnen in de verkoop. Shell-voorzitter Cor Herkströter noemt als reden dat het bedrijf wil inzetten op ‘decarbonisation’. In werkelijkheid blijkt steenkool niet lucratief genoeg. Het bedrijf doet steenkool echter niet helemaal in de ban. Nog jarenlang zal Shell investeren in kolengestookte energiecentrales, alle klimaatkennis ten spijt. 

Ondertussen is Shell zich weer gaan concentreren op zijn kerntaken: olie en gas. Met succes. Deze fossiele brandstoffen leverden het bedrijf afgelopen jaar een winst van 36 miljard euro op – de hoogste winst in zijn 115-jarige bedrijfsgeschiedenis.

Reactie Shell

In antwoord op vragen van Follow the Money en DeSmog in het kader van deze publicatie schrijft Shell:

‘De Shell Groep beschikte niet over unieke kennis over klimaatverandering. De kwestie van klimaatverandering en de manier waarop deze moet worden aangepakt, maakt al lang deel uit van publieke discussies en wetenschappelijk onderzoek dat zich in de loop van vele decennia heeft ontwikkeld. Er is veel over gediscussieerd en gedebatteerd, in het publieke debat, onder wetenschappers, media, regeringen, het bedrijfsleven en de samenleving als geheel. Ons standpunt over deze kwestie is al meer dan 30 jaar publiekelijk gedocumenteerd, onder meer in publicaties zoals onze jaarverslagen en duurzaamheidsrapporten.’

Lees verder Inklappen