© EPA/OLIVER BERG

Hoeveel geld is er nu werkelijk naar Griekenland gegaan?

Griekenland kan sinds half augustus weer zelf geld lenen op de kapitaalmarkten. Dat heeft niet alleen meer tijd gekost dan verwacht, maar ook was er meer Europees geld nodig dan voorzien. Jean Wanningen zet op een rij om hoeveel het nu werkelijk gaat. Dat is niet zo eenvoudig als het lijkt.

Met de nodige bombarie kondigden de Europese Commissie (EC) en andere hoogwaardigheidsbekleders, onder wie president van de Europese Raad Donald Tusk, onlangs de terugkeer van Griekenland naar de kapitaalmarkten aan. Het land zou weer op eigen financiële benen kunnen staan en het bailout-programma verlaten. De strekking van de berichtgeving: zonder het door de Commissie opgelegde bezuinigingsbeleid was dit niet mogelijk geweest.

Afgelopen jaar boekte Griekenland voor het eerst sinds jaren weer een bescheiden groei. Dat is zo. Maar de opgetogen geluiden gingen voorbij aan een aantal ongemakkelijke feiten over de Griekse economie. Ik noem er een paar: het aantal slechte leningen is acht keer zo hoog als vóór 2008, toen de crisis begon. Van 50 procent van alle huidige leningen, is het onzeker of ze ooit zullen worden terugbetaald..

De economische output ligt nog steeds ver onder het pre-crisis niveau: de Griekse economie is met een kwart gekrompen. Volgens de financiële persbureaus Reuters en Bloomberg wordt er in de meeste voorspellingen rekening mee gehouden dat in 2023 de omvang van de economie nog altijd 17 procent lager zal zijn dan in 2007.

Maar er zijn nog meer ‘ongemakkelijke’ feiten: de Griekse huizenprijzen zijn met ruim 40 procent gedaald, de investeringen zijn met 70 procent afgenomen en intussen behoort Griekenland tot de vier armste landen van de EU, na Bulgarije, Kroatië en Roemenië.  En dan heeft Griekenland met 21,5 procent van het BNP ook nog eens de grootste schaduw-economie van alle westerse landen. Niet echt iets om trots op te zijn.

Hoeveel kregen de Grieken werkelijk?

Ook speelt er nog de vraag hoeveel geld er nu werkelijk naar de Grieken is overgemaakt, en — minstens zo belangrijk — waar dat geld is gebleven. Hierover circuleren steeds weer andere schattingen en gelet op de enorme bedragen die ermee zijn gemoeid, is het wel van belang om precies te weten om hoeveel het gaat. Een paar miljard euro meer of minder eurozonebelastinggeld is immers geen kattenpis.

In allerijl besloten Europese regeringsleiders om het no bailout-principe van het Verdrag van Maastricht overboord te zetten

Willen we antwoorden, dan moeten we eerst een stapje terug in de tijd. De ernst van de Griekse financiële situatie werd in december 2009 duidelijk, toen de toenmalige kersverse premier Giorgos Papandreou in de Europese Raad moest melden dat zijn land op een begrotingstekort afstevende van ruim 12 procent van zijn bbp. Volgens de afspraken die in het Verdrag van Maastricht zijn gemaakt mag dit tekort maximaal 3 procent zijn. De kapitaalmarkten hadden het vetrouwen in Griekenland verloren, waardoor het land geen geld meer kon lenen en dus niet langer aan zijn financiële verplichtingen zou kunnen voldoen.

In allerijl besloten Europese regeringsleiders om het no bailout-principe van het Verdrag van Maastricht overboord te zetten en de Grieken met eurozonegeld te steunen. Volgens veel, met name Amerikaanse, economen was dat een historische vergissing. Formeel was die beslissing ingegeven om ‘besmettingsgevaar’ te voorkomen. De facto had de steun geen ander doel dat het voorkomen van de ineenstorting van het Europese bancaire stelsel.

De politieke paniek resulteerde in mei 2010 tot het eerste reddingspakket. Sommige bronnen, Reuters bijvoorbeeld, spreken over 109 miljard euro; andere over 110 miljard. Waarschijnlijk betreft dit een afrondingsverschil. Van die 110 miljard zouden de eurolanden 80 miljard euro overmaken. De rest zou van het IMF moeten komen, dat in allerijl was opgetrommeld — een harde eis van zowel Duitsland als Nederland.

Toen bleek dat landen als Slowakije en ook de programmalanden Ierland en Portugal, die met vergelijkbare problemen kampten, niet mee wilden doen. Daardoor zakte het leningenbedrag naar 107,3 miljard euro. Alleen, zo bleek later: in totaal werd van het eerste hulppakket slechts 73 miljard aan Griekenland overgemaakt, waarvan 52,9 van de eurozonelanden en 20,1 miljard via het IMF. Er werd dus 34,3 miljard (107,3-73) van de toegezegde leningen niet gebruikt.

Al snel bleek dat de voorspellingen over het herstel van de Griekse financiën niet zouden uitkomen. De economie herstelde zich niet. Integendeel: zij kromp juist. De inkomsten van de Griekse overheid vielen daardoor nog lager uit en de Grieken hadden meer geld nodig – veel meer geld. Nog geen twee jaar later, in februari 2012, besloten de regeringsleiders van de eurolanden om opnieuw de portemonnee te trekken. Ditmaal werd er 172,6 miljard euro toegezegd, inclusief een additionele lening van het IMF van 8,2 miljard euro. Uiteindelijk werd hiervan volgens een rapport van ESMT (de European School of Management and Technology, een bekende Berlijnse Business School) 153,8 miljard euro uitgekeerd, waarbij de eurolanden 141,8 miljard voor hun rekening namen. Samen met de 73 miljard euro uit het eerste pakket zou je verwachten dat de teller dan op 226,8 miljard zou staan, maar volgens het ESMT werd er uiteindelijk ‘maar’ 215,9 miljard uitgekeerd. 

Waar komt dat verschil van 10,9 miljard vandaan? Dat betreft een terugbetaling door het Griekse investeringsvehikel HFSF, het Hellenic Financial Stability Fund, aan de noodfondsen die in de eurozone in het leven waren geroepen. Maar die terugbetaling laat onverlet dat de tussenstand voor de eurolanden na de tweede bailout 194,7 miljard bedroeg. Het Nederlandse deel daarvan liep daarmee op tot een slordige 16,5 miljard euro, exclusief zijn bijdrage aan de bijdrage van het IMF aan de deal (Nederland geeft financiële steun aan het IMF). Voor het IMF stond de teller na de tweede hulpronde op 32 miljard euro.

Niet genoeg

Toch bleek ook de tweede bailout onvoldoende. Er was een derde hulppakket nodig, en wel voor nog eens 86 miljard euro. En nu wordt het heel ingewikkeld.

Inmiddels was duidelijk geworden dat het IMF grote moeite had met de politieke insteek van zowel de EC als de Europese Centrale Bank (ECB), de twee andere leden die tezamen de trojka vormden, belast met de leningenprogramma’s voor de Grieken. Het IMF concludeerde dat de Griekse schuld onhoudbaar was en grotendeels afgeboekt zou moeten worden. De EC en de op papier onafhankelijke ECB zagen dit echter om politieke redenen niet zitten, mede omdat afboeking ook tegen de geest van ‘Maastricht’ was. Die conclusie dat de Griekse schulden onhoudbaar zijn en op een of andere manier tenminste ten dele moeten worden kwijtgescholden, wordt tevens onderschreven door de Algemene Rekenkamer in zijn rapport ‘Het optreden van de Commissie in de financiële crisis in Griekenland’ uit 2017. 

De conclusie dat de Griekse schulden onhoudbaar zijn was politiek onacceptabel

Eigenlijk wilde het IMF al langer niet meer meedoen. Maar omdat de parlementen van Nederland én Duitsland deelname van het IMF als conditio sine qua non hadden bestempeld, kon niet zomaar afscheid worden genomen van dat fonds. De gang van zaken rondom het derde steunpakket verliep dan ook bijzonder rommelig, met als resultaat dat het IMF uiteindelijk afhaakte bij de derde bailout. Dit mag met recht opmerkelijk worden genoemd, omdat deelname van het IMF aan de noodhulp voor Nederland en Duitsland immers een harde eis was geweest.

Intussen was er in 2015 ook een nieuwe Griekse regering aangetreden onder leiding van Alexis Tsipras, partijleider van de nieuwe linkse partij SYRIZA. Deze verzette zich hevig tegen de opgelegde bezuinigingen in ruil voor noodsteun. Hij schreef daartoe op 5 juli 2015 zelfs een referendum uit. De uitslag was een ‘nee’: de Griekse bevolking wilde geen nieuwe bezuinigingen meer.

Maar na een legendarisch lange nacht onderhandelen later die julimaand bezweek de Griekse premier onder de druk en kreeg in ruil voor een derde noodpakket van 86 miljard euro een nog zwaarder bezuinigingsprogramma opgelegd. Wel waren intussen meermaals de looptijden van de noodleningen drastisch verlengd (tot meer dan dertig jaar) en de rentepercentages drastisch verlaagd (tot 1 procent). Die 86 miljard euro zou in vijf tranches uitgekeerd worden, afhankelijk van de voortgang van de hervormingen en bezuinigingen. Samen met de reeds gecommitteerde 226,8 miljard zou de teller dan op 312,8 miljard komen (226,8 + 86). Hiervan is dus 194,7 plus 86 miljard voor rekening en risico van de eurolanden, oftewel 280,7 miljard, en 32 miljard van het IMF, totaal 312,7 miljard. Het verschil van 0,1 is waarschijnlijk een afrondingsverschil.

Meer dan 95 procent van de bailout-gelden is naar vooral Franse en Duitse banken en internationale beleggers gegaan 

Echter, van die derde noodlening van 86 miljard is niet alles ‘gebruikt’. De teller is blijven steken op 61,1 miljard, ook al omdat van de eerste tranche van 26 miljard een bedrag van 5,4 miljard minder nodig was om de Griekse banken te herkapitaliseren. Daarmee komt de teller voor de eurolanden bruto op 255,8 miljard. Inclusief de bijdrage van 32 miljard euro van het IMF komt het totaal dan uit op de somma van 287,8 miljard euro, ruim anderhalf keer het bbp van Griekenland. Voor Nederland staat de teller op 21,2 miljard euro, exclusief onze bijdrage aan het IMF en de ECB.

Volgens het eerder aangehaalde rapport van het ESMT is meer dan 95 procent van de bailout-gelden naar (vooral Franse en Duitse) banken en internationale beleggers gegaan. En naar het IMF, die per definitie preferent crediteur is en altijd vóór de andere schuldeisers gaat.

Van de haast 290 miljard euro die sinds 2009 in Griekenland is gepompt, is dus maar iets meer dan 14 miljard euro — zo’n 5 procent — naar de Griekse begroting zelf gegaan. Zó ziet de ‘redding’ van een land er op zijn Brussels uit.