
Innovatievermogen Nederlandse ondernemingen stagneert
Vandaag is de Dag van de Sociale Innovatie. Klinkt goed, maar de realiteit is dat Nederland veel te weinig aandacht aan deze 'zachte kant' van innovatie besteedt, vindt Erasmus-onderzoeker Henk Volberda. Het OESO-rapport over innovatie bevestigt zijn conclusies. Wat moet er gebeuren?
Dinsdag 18 november is een feestelijke dag. MVO Nederland organiseert de Dag van de Sociale Innovatie. Hiermee wil MVO Nederland de aandacht voor deze vorm van innovatie onder de aandacht brengen van ondernemingen. ‘Ik hoop dat ons event de deelnemers stimuleert om na te denken over hun eigen organisatie. De impact van sociale innovatie op onze economie kan enorm zijn,' zei organisator Glenn van der Burg onlangs tegen Follow the Money.
Onder sociale innovatie wordt over het algemeen verstaan een vernieuwing van de arbeidsorganisatie waarin maximale benutting van competenties centraal staat, en die gericht is op verbetering van de bedrijfsprestaties en de ontplooiing van talent. In de praktijk betekent dat slim management, een niet-hiërarchische, flexibele en open organisatie waarin medewerkers gewend zijn samen te werken, zowel binnen de onderneming als daar buiten.
Vandaag worden ook de resultaten van de Erasmus Concurrentie en Innovatiemonitor (het grootste onderzoek naar de stand van innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven) bekend gemaakt. Dat zal iets minder feestelijk zijn. Een van conclusies van dit onderzoek, dat is gebaseerd op een enquête onder zo'n 700 Nederlandse ondernemingen in verschillende sectoren, is namelijk dat het innovatievermogen van Nederlandse ondernemingen in 2013-2104 nogal is afgenomen. Ze hebben 6 procent minder radicale innovaties op de markt gebracht, en investeren minder in innovatie. Hoewel de R&D-inspanningen weer voorzichtig iets lijken toe te nemen, zijn de investeringen in sociale innovatie juist met zo'n 8 procent gedaald.
'Innovatie is een machine. Technologie is de brandstof, maar sociale innovatie laat die machine beter lopen'
Concurrentiepositie
Slecht nieuws voor onze economie, vindt onderzoeker Henk Volberda, hoogleraar Strategisch Management & Ondernemingsbeleid van de Rotterdam School of Management (Erasmus Universiteit). Maar hoe is die afname van het innovatievermogen te verklaren? Door de shake out tijdens de recessie en de aantrekkende economie zou de noodzaak om te innoveren als minder urgent kunnen worden ervaren, vermoedt Volberda. Een misvatting, vindt hij. ‘Een daling van het aantal product- en dienstinnovaties van Nederlandse bedrijven komt niet ten goede van hun concurrentiepositie en vormt daarmee ook een bedreiging voor de ontwikkeling van onze economie.’
De Concurrentie en Innovatiemonitor maakt een onderscheid tussen technologische en sociale innovatie. Volgens Volberda bepaalt sociale innovatie voor 75 procent de innovatieve kracht van een onderneming. ‘Ik vergelijk technologische innovatie wel eens met een machine. R&D is daarvoor een noodzakelijke brandstof. Op zich is het een uitstekende zaak dat daarin meer wordt geïnvesteerd. Maar sociale innovatie laat die machine veel efficiënter lopen. Het is dus niet verstandig om daarop te beknibbelen.’
'De massale uitstoot van arbeid door robotisering gaat zeker plaatshebben. Daarom moeten we nu al investeren in menselijk kapitaal'
Volberda vindt dat de overheid een actievere rol zou moeten spelen op het gebied van die 'zachte kant' van innovatie. ‘Ik vind dat de aandacht nu te eenzijdig gericht is op technologie, de Willy Wortels zeg maar. Wat ik niet goed begrijp is waarom je R&D wél fiscaal stimuleert, maar investeringen in menselijk kapitaal niet. De massale uitstoot van arbeid door robotisering gaat zeker plaatshebben. Daarom moeten we nu al investeren in menselijk kapitaal. Uit ons onderzoek blijkt dat ondernemingen die dat doen aanzienlijk beter presteren. Dat geldt ook voor de economie als geheel. Voor groei is een actieve sociale innovatie-agenda noodzakelijk.’
OESO: 'Nederland raakt achterop'
De zorgen van Volberda worden bevestigd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze organisatie onderzocht het innovatie- en R&D-beleid van de industrielanden en publiceerde onlangs haar rapport OECD Science, Technology and Industry Outlook 2014. Het is een diepgaande analyse van 480 pagina's, waarin niet alleen de ontwikkelingen ten aanzien van innovatie wereldwijd, maar ook die van de landen afzonderlijk aan de orde komen.
Een van de zorgwekkendste punten die de OESO over Nederland opmerkt is deonthutsend zwakke arbeidsproductiviteits-stijging
Nederland is een matige middenmoter zo blijkt. De uitgaven aan R&D als percentage van het BBP van 2013 zijn laag voor zo'n geavanceerde kenniseconomie: ze bevinden zich onder het OESO-gemiddelde, amper boven het EU-gemiddelde. Een van de zorgwekkendste punten die de OESO over Nederland opmerkt is dat hoewel Nederland een hoge arbeidsproductiviteit heeft, is de onthutsend zwakke arbeidsproductiviteitsstijging. Een ander zwak punt: de steun voor innovatie aan het MKB. De fiscale stimulering van R&D door lagere loonbelasting helpt, maar het MKB moet veel sterker vertegenwoordigd zijn in het topsectorenbeleid.
Juist die arbeidsproductiviteit zou een impuls kunnen krijgen door sociale innovatie, denken Volberda en Glenn van der Burg van MVO Nederland. In die visie worden ze gesteund door het OESO-rapport, dat een apart hoofdstuk aan sociale innovatie heeft gewijd. Daarin constateren de onderzoekers dat het belang van niet-technologische innovatie toeneemt. 'De grenzen tussen industrie en dienstverlening, technologie en innovatie vervagen,' schrijven ze. Technologische innovatie is ook geen voorwaarde voor succes. 'Menig hoog innovatief bedrijf doet helemaal niets aan R&D. 'Innovatie in marketing, organisatie van zakelijke processen, organisatie van de werkvloer, maken net zo goed deel uit van de innovatieve activiteiten van ondernemingen.'
Hoewel Nederlandse ondernemingen volop hebben geëxperimenteerd met thuiswerken, zelfsturende teams en over het algemeen niet bekend staan als overdreven hiërarchisch, lijken ze op dit moment vooral te kiezen voor stabiliteit. Geen fratsen, geen investering in menselijk kapitaal, geen vernieuwing van de organisatie. Volberda vindt het een doodlopende weg. 'Een van de gevolgen is dat ook technologische innovaties vaker op de plank blijven liggen. Bedrijven die sociale innovatie hebben omarmd slagen er veel beter in om hun kennis en vaardigheden om te zetten in radicaal nieuwe producten en diensten. Sociale innovatie klinkt misschien soft, maar het betaalt zich terug in keiharde munt.'
Enkele lowlights uit het OESO-onderzoek
• stijging NL-arbeidsproductiviteit per uur is in periode 2001-2013 onder het OESO-gemiddelde
• stijging arbeidsproductiviteit in periode 2007-2013 is zo goed als 0 procent
• de R&D uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven zijn in 2012 toegenomen t.o.v. 2007, maar zijn lager dan zowel het OESO als het EU-gemiddelde. Hoog scoren Zuid-Korea, Israel, Japan, Finland en Zweden. Nederland zit met ca 1,3 procent van het BBP zit rond het niveau van Estland, Singapore, Australië en Ierland
De gebieden waar OESO technologische versnelling verwacht
• innovatie en nieuwe technologie die is gerelateerd aan klimaatverandering (verlichting, elektriciteit, batterijen, energie-opwekking etc)
• gezondheid, veroudering, voedselveiligheid
• informatie en communicatiemanagement
• nieuwe productie-processen
13 Bijdragen
Pien
Jan Willem de Hoop
PienBob Fleumer
bps
Bob FleumerJan Willem de Hoop
Bob Fleumerbps
Ik zou de doelstelling “maximaal” graag vervangen zien door “optimaal”.
Minima en maxima zijn neoliberale toestanden van onbalans; wantoestanden.
Ter illustratie: EU streeft niet naar optimale valutagebieden, maar naar één maximaal valutagebied.
Dat gaat ook niet goed. Wie het onderste uit de kan wil, ...
Optima zijn verstandige, duurzame en op termijn de meest rendabele toestanden van flexibel zich aanpassende evenwichten. Optimalisatie geeft op de lange termijn maximaal, absoluut rendement.
Rendement betekent groei. (R = G? zie discussie Piketty RobinFransman/EwoudJansen bij FTM)
Vrijwel alle dynamische systemen en organisaties kennen minima, optima en maxima.
Optima stellen zich gevoeglijk in tussen beweeglijke uiterste waarden van minima en maxima,
als daar de mogelijkheid en de vrijheid voor is.
Optimalisering is ook een resultaat van sociale innovatie als daar de mogelijkheid en vrijheid voor is.
Een betere uitdrukking zou dan ook zijn: maximaal optimale benutting. Maar dat staat er niet.
Dat is dus bij de Oeso en de Erasmus Universiteit nog niet bekend. Tijd voor hun eigen innovatie.
Jan Willem de Hoop
Bij de overheveling van taken van rijk naar gemeenten zou er over veel thema's een belangrijke maatschappelijk debat moeten plaatsvinden, maar het blijft voorlopig bij veel vaagheid, onduidelijkheid, allemaal verpakt een nieuwe vage mooie woorden, waarbij de noodzaak alleen de vermindering het begrotingstekort is. Een echt gemiste kans voor een breed gedragen debat over sociale innovatie en een gemiste kans voor echt goede oplossingen voor echte en grote problemen. Zomaar een recent voorbeeld.
Voor echte innovatie is het volgens mij nodig dat problemen vaker en concreter worden benoemd en dat er meer transparantie en eerlijke informatie is. Ook moet er over meerderde oplossingsmogelijkheden kunnen worden nagedacht en er ook uit meerdere oplossingen kan worden gekozen. Nu vindt het debat vaak nog plaats met halve waarheden, waarbij de noodzaak en urgentie wordt misbruikt om meerdere oplossingsmogelijkheden achterwege te laten. De verandering komt zo van een enkeling, waardoor en waarbij de verandering meestal niet het predicaat innovatie verdient en er betere oplossingen mogelijk waren als in een eerder stadium een eerlijk en volwaardig maatschappelijk debat had plaatsgevonden.
theoprinse
Gister maakte de PvdA zich weer belachelijk met staatssec Dekker aan kinderen van 8 jaar te vragen hoe hun onderwijs er in de toekomst er inhoudelijk uit moet gaan zien.
Van mij mag Rem Koolhaas de leiding krijgen over 1 van mijn onderstaande voorstellen om Nederland weer binnen 25 jaar in de top 5 van de wereld te krijgen.
1. Robot constructie van super hoge super lichte super goedkope appartements hoogbouw. Van 1.000 naar 200 gulden hypo/huur / mnd. Appartement 100 m2
Vb. 100 etages 300 mtr. 25 app. per etage. 2.500 app per toren. 10.000 bewoners per toren. 25 torens in cluster. 250.000 inwoners per cluster. 100 clusters in Nederland. 25 miljoen bewoners.
Stalen buiten/binnen gevel structuur. Binnenplein/multilift schacht. Liftcomputer/nummer etage bestemming knop ook in app. Anti windvang door contragewichten plastic watergevuld. App. Onder vloer boven plafond en aangrenzend door lucht spouw gescheiden. Torens in cluster om 15 etages door brug verbonden. Dubbelglasramen vervangen door dubbelwandig gaas. Warmte uittocht en koude inval tussen gazen spouw wordt afgezogen. Vloeren van lichtmetaal honingraat vliegtuigvloer. Muren van kartonnen honingraat. Verwarming persdruk hete lucht. Automatische schuifdeuren. Kasten in plafonds. Standaard klapbedden. Gescheiden afvalbuizen per app. Muren herlokaliseerbaar. 30 graden trappenhuis/rollerskatebaan
1.b aeroponic farming in torens. Verdubbeling van akkerbouw areaal Nederland - stamcel vleesproducten.
1.c Nederland buitenlandse studenten land. Studiebeurs wordt door Nederland gefinancierd en voor 90 % in Nederland besteed. De nettto beurs wordt door de buitenlandse student weer terugbetaald.
Aanvang 100.000 studenten. Rond 2050 1 miljoen Chinees/Indisch/Afrikaanse studenten in super woontorens. Internet en thuis onder video contact studeren. Van 20 naar 200 studenten per leerkracht. Drastisch opvoeren exacte wetenschap gehalte onderwijs
Jan Willem de Hoop
theoprinsebps
theoprinsetheoprinse
bpsbps
theoprinseMolenaer