Politieagenten in Benin.

Politieagenten in Benin. © Yanick Folly / AFP

Twee journalisten beschuldigd van spionage in Benin, Nederlander het land uitgegooid

Tijdens hun onderzoek naar de natuurbeschermingsorganisatie African Parks werden journalisten Olivier van Beemen en Flore Nobime in Benin opgepakt en vier dagen vastgehouden, op verdenking van spionage. Van Beemen werd het land uitgezet. Dit is hun verhaal.

0:00
Dit stuk in 1 minuut
  • De Nederlandse journalist Olivier van Beemen en zijn Beninse collega Flore Nobime deden in januari en februari dit jaar onderzoek naar de natuurbeschermingsorganisatie African Parks. 
  • Ze reisden naar het noorden van Benin, een regio getroffen door jihadistisch geweld. Daar interviewden ze mensen die in de nabijheid wonen van het nationale park Pendjari, dat wordt beheerd door African Parks.
  • Benin had lange tijd de reputatie van een West-Afrikaanse modeldemocratie met een hoge mate van persvrijheid, maar verandert sinds de machtsovername van Patrice Talon in 2016 in hoog tempo in een autoritaire staat. 
  • In het stadje Tanguiéta werden Nobime en Van Beemen aangehouden door de politie voor een ‘grondige identiteitscontrole’. Uiteindelijk zaten ze vier dagen vast en kregen ze pas op het hoogste politieniveau te horen dat de procedure tegen hen werd stopgezet. Nobime werd vrijgelaten, Van Beemen het land uitgezet. 
Lees verder

A business approach to conservation, luidt het motto van African Parks. Deze ngo beheert negentien natuurgebieden verspreid over Afrika, met een totale oppervlakte van bijna 15 miljoen hectare. Haar doel is om dierenpopulaties en biodiversiteit in de parken te vergroten, om ze aantrekkelijker te maken voor toeristen. 

Het idee is dat ook de bevolking er beter van wordt, zodat die beseft dat het park meer oplevert met dan zonder dieren – en dat stroperij dus ingaat tegen het eigen belang.

Paul Fentener van Vlissingen (1941-2006), voormalig topman van industrieel conglomeraat SHV, was in 2000 een van de oprichters van de organisatie, die wordt gefinancierd door onder meer de Postcode Loterij en de Europese Unie. In de loop der jaren ontving zij ook miljoenen euro subsidie van de Nederlandse regering.

Sinds ruim een jaar doe ik onderzoek naar deze organisatie. Welke gevolgen heeft het parkbeheer voor mens en natuur? Wat staat er op het spel? Ondanks een eerdere toezegging tot medewerking heeft African Parks zelf uiteindelijk besloten niet mee te doen aan dit onderzoek en het verleent mij geen toegang tot de parken. 

Tijdens mijn bezoek aan het West-Afrikaanse land Benin, in januari en februari van dit jaar, heb ik samengewerkt met journalist Flore Nobime, die al eerder schreef over de rol van African Parks in haar land.

De strakke teugels van Talon

De voormalige Franse kolonie Benin stond tot voor kort bekend als een democratisch succesnummer. Vrije en vreedzame machtswisselingen zijn sinds 1990 de norm en het land scoorde goed op de aanwezigheid van individuele vrijheden, functionerende overheidsinstellingen en persvrijheid.

Dat veranderde met de verkiezingsoverwinning in 2016 van ondernemer Patrice Talon, de rijkste man van het land, die zijn fortuin vooral vergaarde in de katoenproductie. Hij trok de teugels aan, muilkorfde de pers, en sloot de oppositie uit van deelname aan de parlementsverkiezingen van 2019, waardoor de Assemblée Nationale in jaknikkers veranderde.

President Talon mikt op toerisme in de natuurparken als impuls voor de economie 

Twee kandidaten die het in de presidentsverkiezing van 2021 tegen de ‘Katoenkoning’ wilden opnemen, academicus Joël Aïvo en voormalig minister van Justitie Reckya Madougou, werden opgepakt en tot gevangenisstraffen veroordeeld van respectievelijk tien en twintig jaar. Hun zaak diende voor het nieuw opgerichte Hof voor Economische Delicten en Terrorisme (CRIET), volgens critici een instrument om politieke tegenstanders voor lange tijd uit te schakelen.

Talon mikt op toerisme als impuls voor economische groei en motor voor ontwikkeling. Met de nationale parken Pendjari en W beschikt Benin over twee van de mooiste natuurgebieden van West-Afrika, waar onder meer olifanten, leeuwen en jachtluipaarden voorkomen. Kort na zijn aantreden droeg de president het management van Pendjari, en later ook dat van het park W, over aan African Parks. Hij stelde daarvoor zes miljoen dollar overheidsgeld beschikbaar. 

Persoonlijk is de president ook bij het project betrokken. Zijn holding Société de Financement et de Participation nam volgens Africa Intelligence een luxe safarilodge over in Pendjari. Talons zoon Lionel is verantwoordelijk voor de renovatie en verdere ontwikkeling van de lodge.

We reizen met de bus van de economische hoofdstad Cotonou naar Tanguiéta, een stadje in het noorden van het land, veertig kilometer van het Parc de la Pendjari. Daar interviewen we bronnen die het gebied goed kennen of een directe relatie met het park onderhouden, zoals gidsen, jagers en (oud-) parkwachters. 

Op pad met een levende kalkoen

We ontmoeten Kinto Sylla, bijna 70, oud-militair en ooit lijfwacht van een minister. Als we mensen willen spreken die nóg dichter bij het vuur staan, moeten we zijn dorp Sangou bezoeken, verzekert hij ons, op enkele kilometers van de ingang van het park.

We hebben van tevoren uitgebreid informatie ingewonnen over de veiligheidssituatie. De regio heeft te kampen met jihadistisch geweld, en in het park zelf werd in 2019 een Beninse gids vermoord. De twee Franse toeristen die hij onder zijn hoede had, werden ontvoerd. Het stadje Tanguiéta is volgens onze bronnen veilig, maar we moeten in geen geval richting de grens van Burkina Faso in het noorden afreizen – te gevaarlijk. Het risico dat ons iets zal overkomen tijdens een kort bezoek aan Sangou, met Sylla als gids en beschermheer, achten onze bronnen en wijzelf zeer klein.

En dus vertrekken we, op twee motoren, met een levende kalkoen aan het stuur die als avondmaal zal dienen. Er zijn geen militaire checkpoints onderweg. Wel komen we voertuigen tegen van African Parks en van het leger. Het bezoek van 24 uur verloopt vlekkeloos, precies als gepland.

Commissaris op slippers

Eenmaal terug in ons hotel in het stadje Tanguiéta krijgen we ’s avonds bezoek van een vriendelijke politiecommissaris op slippers. We zijn buiten de stad gesignaleerd en de politie wil graag weten wat we komen doen. Een begrijpelijke vraag, gezien de vermeende aanwezigheid van huurlingen in het gebied en de jihadistische dreiging. Naar waarheid vertellen we dat we ons als schrijver en journalist interesseren voor de leefomstandigheden van de bevolking.

We moeten alleen nog even mee naar het bureau ‘voor een grondige identiteitscontrole, slechts een laatste formaliteit’ 

De volgende ochtend worden we nogmaals ondervraagd, op het dakterras van het hotel. De commissaris loopt nog altijd op slippers en is nu in het gezelschap van een opsporingsambtenaar. Er lijkt nog steeds niets aan de hand. Rond het middaguur hoeven we alleen nog even mee naar het bureau voor ‘een grondige identiteitscontrole’. Het gaat om ‘de laatste formaliteiten’, voordat we ons werk kunnen voortzetten.

De politie stelt ons niet op de hoogte dat we officieel zijn aangehouden, of dat we recht hebben op een advocaat en een dokter – achteraf beseffen we dat dit het begin is van een serie overtredingen van het Beninse Wetboek van Strafvordering en de Grondwet. We zitten de hele middag vast, ondanks dat onze identiteit binnen een paar uur is gecontroleerd, inclusief een check bij Interpol. Een aanklager in een nabijgelegen stad verklaart ons ‘schoon’ en we tekenen een proces-verbaal waarin staat dat onze aanhouding voorbij is en er geen verdenkingen tegen ons bestaan.

Maar vrij zijn we niet.

Gegijzeld

We moeten naar de criminele brigade van Parakou, de tweede stad van het land, op ruim vier uur rijden van Tanguiéta, ditmaal voor ‘de allerlaatste formaliteiten’. Aangezien we een document hebben ondertekend waarin staat dat we niet langer zijn aangehouden, menen we dat er technisch gezien sprake is van gijzeling door de politie.

We nemen plaats op de achterbank, ingeklemd tussen twee agenten met kalasjnikovs

Ik stel de Nederlandse ambassade in Cotonou op de hoogte van de gang van zaken. Als straatarme modeldemocratie was Benin jarenlang donor darling en ook in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid nam het een voorname plek in, wat de aanwezigheid van een ambassade verklaart in dit relatief kleine land. Nederland besteedt jaarlijks zo’n 27 miljoen euro in Benin, vooral aan voedselzekerheid en reproductieve gezondheid. 

Tegen zonsondergang vertrekken we. Er staat een pick-uptruck van de politie voor ons klaar en de commissaris spiegelt ons voor dat we diezelfde nacht nog terug komen in Tanguiéta. We nemen plaats op de achterbank, ingeklemd tussen twee agenten met kalasjnikovs.

Nog maar net buiten de stad slaan we af, een onverharde weg op. Moet er nu al iemand naar de wc? Het zal toch niet... schiet even door me heen terwijl ik naar de agenten met hun kalasjnikovs kijk. Maar we keren om en zien een tweede politiewagen klaarstaan.

We moeten al onze spullen inleveren, inclusief ruim duizend euro cash

Ons transport blijkt een estafetterit te zijn (escort-corridor, noemen ze het). Op de grens van elk politiedistrict moeten we overstappen op een volgende pick-uptruck, telkens met gewapende agenten. Tassen uit de laadbak halen, in de volgende truck gooien (als die er al staat, wat vaak niet het geval is) en verder. Soms tientallen kilometers in één keer, vaak ook ritjes van hooguit enkele minuten.

Naar het bureau

Parakou halen we die avond niet. We stoppen in Djougou, halverwege, waar we overnachten op een politiebureau. We vragen vergeefs om een hotel – we worden toch nergens van verdacht? – maar de agent van dienst is bot. We moeten al onze spullen inleveren, inclusief ruim duizend euro cash. Als we iets nodig hebben, kunnen we ernaar vragen, zegt hij.

Kort erna blijkt dat we toch alles bij ons mogen houden. We slapen op een houten bank in een tl-verlichte ruimte, naast een krat met lege Guinnessflessen. Een agent kijkt naar Canal Plus Action, dat de hele nacht Amerikaanse B-films uitzendt, nagesynchroniseerd in het Frans. Hij stemt ermee in het volume iets lager te zetten.

Verdacht van spionage

De volgende dag, een zondag, zetten we onze reis voort naar Parakou. Na ten minste tien keer overstappen komen we aan in een dorp op twintig kilometer van onze bestemming, waar we moeten wachten tot er een politieauto beschikbaar is. Op het commissariaat krijgen we gezelschap van een jonge Peul en zijn moeder, afkomstig uit buurland Niger. De Peul – ook Fulani genoemd – zijn een herdersvolk, dat verspreid over West- en Centraal-Afrika woont en als minderheid vaak slachtoffer is van discriminatie. Als de politiewagen eindelijk arriveert, moeten zij de laadruimte in, terwijl wij plaatsnemen op de achterbank.

De criminele brigade in Parakou is gevestigd op een uitgestrekt, schaduwrijk terrein met mangobomen. Op een houten bank wachten we tot de commissaris klaar is om ons te ontvangen. Naast ons is plek genoeg, maar de Peul en zijn moeder gaan uit zichzelf op de grond zitten. Liggend smeekt de moeder de agent om haar zoon te laten gaan, maar de ambtenaar verstaat haar niet en gebiedt de oude vrouw de bus te pakken naar Niger. ‘Ga weg, je mag hier niet blijven!’ Ze weigert, overtuigd als ze is dat de politie haar zoon, die wordt beschuldigd van terrorisme, zal doden als ze niet over hem waakt.

We zullen worden voorgeleid aan het speciale hof voor terrorismezaken

Ons verhoor begint. In de loop van de dag heb ik gunstige berichten ontvangen van de ambassade – ook de diplomaten krijgen te horen dat het om de afhandeling van een administratieve kwestie gaat. Ik hoef alleen mijn paspoort te laten zien en mijn beroep te noemen, waarna ik de ruimte moet verlaten. Flore krijgt een preek van de commissaris: ze had geen Europeaan moeten meenemen naar dit gebied en we hadden ons op voorhand moeten melden bij de autoriteiten (die ons waarschijnlijk niet hadden toegestaan onderzoek te doen). Ook deze agent is vriendelijk. We hebben er het volste vertrouwen in dat we vanavond in vrijheid in een hotel slapen.

De commissaris pleegt enkele telefoontjes en stuurt de foto van mijn paspoort door naar Cotonou, waarna hij ons terugroept op zijn kantoor. De mededeling is eenvoudig: ‘U wordt beiden verdacht van spionage.’

Proces-verbaal

Wat? Spionage? Wat is het bewijs? Of de aanwijzingen? En spioneren voor wie dan? De commissaris zegt dat hij ons verder wil verhoren en dat hij ons ergens van moet beschuldigen. We zullen worden voorgeleid aan de CRIET, het hierboven genoemde speciale hof voor onder meer terrorismezaken dat critici van de macht tot zware gevangenisstraffen veroordeelde.

We weigeren verder verhoor zonder advocaat, maar ontkomen er niet aan nieuwe vragen te beantwoorden: zijn we lid van een vereniging of politieke partij, wat en waar hebben we gestudeerd? We moeten een proces-verbaal ondertekenen waarin staat dat we officieel worden verdacht van spionage. Ons slachtoffer zou de Beninse staat zijn. Een kopie krijgen we niet en we mogen ook geen foto maken van het document.

Belastende informatie

Onder politiebegeleiding mag ik een maaltijd halen bij het drukke restaurant La Vieille Marmite in het centrum van de stad. Voor het eerst ontdek ik een onbekende stad vanuit een politiewagen, als vermeend spion bovendien. Eerst zet de agent de Peul af bij een politiebureau – zijn wanhopige moeder mag toch met hem mee de cel in. Ik vraag me af of wij de avond daar ook zullen doorbrengen.

Na het eten bespreekt Flore onze zaak met vakgenoten in Cotonou, terwijl ik overleg met de Nederlandse ambassade en de vakbond Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), waarvan ik lid ben. Beide zijn zeer behulpzaam en staan in contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, dat de zaak hoog opneemt.

We wissen alle gegevens die bronnen in gevaar kunnen brengen of die de autoriteiten als verdacht zouden kunnen beschouwen

Een diplomaat in Benin met wie ik bel, klinkt nu wel bezorgd. Ik moet er rekening mee houden dat ik woensdagavond – over drie dagen – niet zoals gepland in het vliegtuig naar Parijs zit. Telefonisch vinden we een advocaat die ons zal bijstaan op het hoofdkantoor van de criminele brigade in Cotonou, waar verdere afhandeling van onze zaak zal plaatsvinden. Of hij echt aan onze kant staat, weten we niet zeker. Vertrouwelijke zaken bespreken we zo min mogelijk via de reguliere telefoonlijn – de kans is groot dat die inmiddels wordt afgeluisterd.

Het bureau waar de Peul gevangen zit, blijft ons bespaard. We overnachten in een vrij ruim kantoor van de criminele brigade, waar we enige privacy hebben. We houden er rekening mee dat onze telefoons, laptops en notitieboekjes in Cotonou doorzocht worden en wissen gegevens die bronnen in gevaar kunnen brengen en die de autoriteiten als verdacht zouden kunnen beschouwen. 

Natte proppen

We nemen foto’s van onze aantekeningen, met onder meer namen van contacten, die we doorsturen naar bekenden, voordat we ze uit onze boekjes scheuren. De bladzijden nemen we mee naar de doucheruimte, waar we ze verscheuren en nat maken. In onze handtas verstoppen we de grote, onleesbare proppen, die we op een later moment kwijt moeten zien te raken. We brengen de nacht door op een houten bank en matje.

Flore slaapt als de opsporingsambtenaar ons vraagt een document te tekenen, waarop onze rechten staan afgedrukt. Ook staat er dat we beseffen dat we van ernstige feiten worden beschuldigd en dat het onderzoek eensluidende belastende informatie over ons heeft opgeleverd. Leuk geprobeerd – dat ondertekenen we niet.

Flore heeft last van keelpijn en lichte koorts, maar we houden ons sterk. ’s Nachts denk ik onwillekeurig toch even na over een leven in een Beninse gevangenis, een gedachte die ik redelijk snel weer uit mijn hoofd kan zetten.

We worden in de boeien geslagen en mogen onze telefoons niet meer gebruiken

Op naar Cotonou, 400 kilometer verderop. Dat is normaal gesproken een rit van ruim zes uur, waarover wij meer dan een etmaal zullen doen. Opnieuw stappen we in elk stadje of groter dorp over op een andere politiewagen en de agenten gedragen zich ditmaal onvriendelijker. Voor het eerst worden we in handboeien geslagen en mogen we onze telefoon niet gebruiken. Op meerdere politiebureaus worden we opgesloten – niet in een echte cel, maar wel achter een vergrendelde deur. We voelen ons kwetsbaar, met de proppen aantekeningen in onze tas.

We zitten meestal op de achterbank, maar soms in de laadbak in de stoffige buitenlucht. Een geboeide Europeaan en een Afrikaanse samen achter op een politieauto: aan bekijks geen gebrek. Een agent noemt ons un colis humain, een ‘menselijk pakket’.

Tribunaal

Sommige agenten proberen ons onderweg te ondervragen. Wat deden we in het noorden? Hebben we het nationale park bezocht? Voor wie werken we? Ze komen niet over als lokale dienders die een praatje aanknopen. Anderen zijn juist vriendelijk en spreken hun steun voor ons uit. On est ensemble, zegt een agent. We staan er samen in. Een ander slaat ons met tegenzin in de boeien. ‘Als ik het niet doe, sta ík straks voor het tribunaal.’

Na zo’n honderd kilometer in handboeien overtuigen we een jonge agent, die met ons op een houten bankje in de laadbak zit, ervan dat het geen kwaad kan als ik even de ambassade bel. We zitten beiden met één arm aan elkaar gebonden, dus ik kan mijn telefoon uit mijn zak halen. Ambassadeur To Tjoelker heeft inmiddels de Beninse minister van Buitenlandse Zaken, Aurélien Agbénonci gesproken. Tjoelker is optimistisch. ‘Niemand heeft er iets bij te winnen als dit escaleert,’ verzekert ze. Het telefoontje doet wonderen. Bij het volgende politiebureau gaan de boeien af en worden we gepromoveerd tot vipverdachten, wat betekent dat zelfs de airco aan gaat. 

Met kracht gooi ik het tasje aantekeningen onderhands de bosjes in. Niemand heeft iets gezien

Nu alleen nog van die proppen papier zien af te komen. Het plan is die weg te gooien in de latrines die zich bij de meeste commissariaten bevinden. We staan telkens onder toezicht van andere agenten, dus het valt niemand op hoe vaak we naar de wc moeten. Probleem is alleen dat onze tas niet mee mag. Flore slaagt er meermaals in om proppen in haar kleren te verstoppen en te laten verdwijnen in de beerput.

De rit verloopt nog trager dan de afgelopen dagen en de stops op de politiebureaus duren langer. We weten niet of dat van hogerhand wordt aangestuurd. Als de avond valt, hebben we nog één plastic zak met aantekeningen, die we kwijt willen voordat we eventueel weer overnachten op een politiebureau en gefouilleerd worden.

Sinds onze promotie tot vipverdachten hebben we niet langer standaard een gewapende agent naast ons op de achterbank en wanneer we bij twee agenten zitten die voorin druk discussiëren over hun werk, doe ik het raam naar beneden en leg mijn arm nonchalant over de autodeur. De agenten letten niet op ons en we rijden door een landelijk gebied. Met kracht gooi ik het tasje aantekeningen onderhands de bosjes in. Niemand heeft iets gezien. 

Cel met kinderen

Een goede afloop staat nog verre van vast. De nacht is lang en we stoppen vaak, maar niet om te slapen. Tegen zonsopgang komen we aan in een voorstad van Cotonou, waar we opnieuw worden opgesloten. We zitten in een ruimte met vier mannen: één ligt op een houten bank te slapen terwijl hij met een vliegenmepper af en toe routineus een mug doodslaat, de tweede zit op de grond op zijn slippers, nummer drie zit slapend op een hoge stoel en de vierde zit op een bankje met nog net ruimte genoeg voor ons. De kamer geeft toegang tot echte cellen, waaruit gesnurk klinkt. Het is te donker om te tellen hoeveel mensen in de grotere cel zitten, maar het lijkt druk. In de kleinere cel zien we een vrouw met drie jonge kinderen.

Zelfs binnen het stedelijk gebied van Cotonou moeten we nog van het ene naar het andere commissariaat, opnieuw met urenlange stops op politiebureaus. In de voorstad Godomey, waar Flore vandaan komt, moeten we voor het eerst een echte cel in. Ondanks ons protest gaat het traliehek van de duistere vrouwencel als eerste dicht. Ik sta nog buiten, bel onze advocaat, maar die zegt dat ze op het bureau niet op de hoogte zijn van onze status aparte. We zijn in hun ogen eenvoudigweg verdachten van ‘terrorisme’, zegt hij. Toch helpt ons protest. Flore mag weer naar buiten.

Tegen het middaguur, één commissariaat verder, overleg ik weer met de ambassadeur. In dit tempo zullen we ook onze vierde nacht in gevangenschap doorbrengen. Ze neemt opnieuw contact op met de Beninse minister.

We zijn smerig en stoffig, na vier dagen in zo’n zeventig verschillende auto’s

Ruim een uur later verschijnt er een luxer voertuig op de binnenplaats van het politiebureau dan de politiewagens die ons tot nu toe hebben vervoerd. Onze bestemming is niet langer het hoofdkwartier van de criminele brigade, maar dat van de nationale politie. We vermoeden dat dat goed nieuws is, maar zijn er niet gerust op. 

In de smetteloze wachtruimte van het gekoelde hoofdbureau merken we pas op hoe smerig en stoffig we zelf inmiddels zijn. Onze tassen zitten onder de olie uit lekkende jerrycans in de diverse laadbakken van de pick-uptrucks – we schatten dat we sinds Tanguiéta in zo’n zeventig verschillende auto’s hebben gezeten.

De commissaris is een redelijke man die gelooft in persvrijheid, zo verzekert hij ons

We worden persoonlijk ontvangen door de hoofdcommissaris van de politie van Benin, Soumaïla Yaya. En krijgen opnieuw een preek. We hadden niet naar het noorden mogen afreizen of toch in elk geval toestemming moeten vragen aan de autoriteiten. Maar de commissaris is een redelijke man, zo verzekert hij ons, en hij begrijpt dat dit soort zaken in Nederland wellicht anders gaat, wat tot verwarring kan leiden. Bovendien heeft hij persvrijheid hoog in het vaandel staan. Daarom heeft hij de openbare aanklager gevraagd de procedure tegen ons stop te zetten.

De diplomatieke druk heeft gewerkt.

‘Deportatie’

Flore is na de preek van de commissaris meteen vrij, maar dat geldt niet voor mij. Ik moet nog diezelfde avond het land verlaten. Wel krijg ik toestemming de laatste middag door te brengen op de residentie van de ambassadeur, die me heeft uitgenodigd me op te frissen en te komen eten.

Na een PCR-spoedtest brengt de politie me niet naar de residentie, zoals afgesproken, maar naar de luchthaven. Het is drie uur ’s middags – de vlucht vertrekt kort voor middernacht. Mijn laatste acht uur in Benin moet ik op het politiebureau van de luchthaven doorbrengen. Flore mag eten voor ons beiden halen.

We nemen afscheid bij de douane, waarop Flore zich bij haar familie voegt in Godomey. Ondanks de woede die ze voelt, is ze blij haar dochter weer te zien en weer vrij te zijn.

Na enig soebatten mag ik in de lounge van de luchthaven wachten tot de eerste reizigers aan boord gaan – nog altijd onder toezicht van een agent. Als het zover is, neemt die mij mee langs de rij. Een deportatie, legt hij uit aan de grondsteward bij de gate, onder toeziend oog van wachtende medepassagiers. Hij wil me vergezellen tot in het vliegtuig, maar de luchthavenautoriteiten staan dat niet toe.

In de bus tussen terminal en vliegtuigtrap ben ik voor het eerst sinds vier dagen en drie nachten niet langer in handen van de politie. Aan boord, hoog boven West-Afrika, wacht een prettige verrassing: Air France serveert ondanks alle versoberingen in de luchtvaartbranche ook in economy nog altijd champagne.

Naschrift: persvrijheid

Ons verhaal illustreert hoe een voormalige modeldemocratie in korte tijd is veranderd in een land waar bewoners niet langer kritiek durven te uiten op de macht en waar vrijheden in hoog tempo worden ingeperkt – een ontwikkeling die ook elders in West-Afrika zichtbaar is.

Zelfs bij de autoriteiten heerst angst. De voornaamste reden dat we pas op allerhoogste niveau zijn vrijgelaten, is waarschijnlijk dat commissarissen op lagere niveaus niet de verantwoordelijkheid durfden te nemen. Stel dat we in Cotonou waren ontmaskerd als echte spionnen, dan hadden zij zelf voor een rechter kunnen eindigen.

We hebben getwijfeld of we dit verhaal openbaar willen maken, vooral vanwege de consequenties die dat kan hebben voor Flore. Maar juist zij staat erop dat we het vertellen. Ze is zeer verontwaardigd dat journalisten in haar land steeds lastiger hun werk kunnen doen en betreurt het dat vrijwel iedereen uit angst zwijgt.

Journalisten worden in Benin vaker gearresteerd tijdens hun werk en een van hen moest ook al eens voor de CRIET verschijnen, in een zaak waarin nog geen uitspraak is gedaan. Ook besloot de Hoge Autoriteit voor Radio, Televisie en Communicatie (HAAC) dat een kritisch tv-station niet langer mocht uitzenden en een krant met voorkeur voor de oppositie werd eveneens verboden.

Op de jaarlijkse wereldwijde index voor persvrijheid van Reporters sans Frontières is het land weggezakt naar de 121e plaats. In 2016, voor het aantreden van Talon, stond Benin nog op plaats 78 en tien jaar eerder zelfs in de top 25, één plek na Duitsland en vlak voor het Verenigd Koninkrijk. Ook Nederland maakte dit jaar overigens een duikeling op die rangschikking, van plaats 6 naar 28.

Lees verder Inklappen
Reacties

African Parks schrijft in een reactie dat de organisatie niet op de hoogte was van ons bezoek aan het gebied, noch van de arrestatie. 

De directeur-generaal van de politie van Benin, Soumaïla Yaya, heeft niet gereageerd op de vragen die we hebben opgestuurd. 

To Tjoelker, Nederlandse ambassadeur in Benin: ‘Toen ik hoorde dat er een Nederlandse journalist was gearresteerd in Tanguiéta, was het voor ons meteen alle hens aan dek. De Nederlandse overheid vindt dat journalisten overal hun werk moeten kunnen doen. Ik heb direct met de regionale machthebber in Parakou gebeld, die beloofde erin te duiken. Hoop groeide verder toen ik de volgende dag terecht kon bij de minister van Buitenlandse Zaken in Cotonou, het hoogste diplomatieke niveau. Hij beloofde dat de zaak geen vervolg zou krijgen, maar gaf me ook een standje door te benadrukken dat de militairen in het noorden van Benin nerveus worden van journalisten die onaangekondigd en zonder toestemming onderzoek doen. We waren opgelucht en trots toen we hoorden dat Olivier van Beemen het land kon verlaten.’

Lees verder Inklappen

Oproep aan bronnen rondom African Parks

Het doel van de reis naar Benin, die is betaald met een beurs uit het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, was om onderzoek te doen naar African Parks, een missie die in de dagen vóór de arrestatie grotendeels geslaagd is. Hoe gaat de natuurbeschermingsorganisatie te werk, wat zijn de gevolgen voor de natuur en voor de bewoners in de nabijheid van parken, wat staat er op het spel? 

Voor dit onderzoek willen we graag in contact komen met mensen die voor of met African Parks werken of hebben gewerkt, ook als het al langer geleden is. We zijn op zoek naar alle verhalen – goede en minder goede, serieuze analyses en anekdotes, successen en mislukkingen – en doen ons onderzoek zonder vooroordelen. African Parks heeft ondanks een eerdere toezegging tot deelname zelf besloten niet aan dit onderzoek mee te werken, wat wij jammer vinden, maar wat uiteraard geen reden is ermee te stoppen. Indien gewenst, wordt uw anonimiteit gewaarborgd. Wilt u uw verhaal met ons delen? Neem contact op met Olivier van Beemen oliviervanbeemen@protonmail.com of reageer via FTM/tips.