Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer

De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.

In de zomer van 2020 was voor veel gemeenten de maat vol. Ze gaven zoveel geld aan jeugdzorg uit, dat zij het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer budget over de brug komen, luidde de boodschap.

Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.

88 artikelen

© Fenna Jensma

Staatssecretaris Van Ooijen over het repareren van de jeugdzorg: ‘Het is een enorm praatcircus’

Staatssecretaris Maarten van Ooijen zoekt de oplossing voor de vastgelopen jeugdzorg in al maanden durende onderhandelingen over structurele hervormingen. Taaie overleggen, vindt hij. Zeker als hij vlak daarvoor een gesprek had met een ouder of een kind. ‘Dat gepraat over hoe moeilijk het is, trek ik op zo’n moment niet.’

Hij was verrast door de intensiteit en de ernst van de problemen in de jeugdzorg, zegt Maarten van Ooijen binnen de eerste vijf minuten van het gesprek.

Voor hij in januari als staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het bordes stond – met zijn 31 jaar de jongste bewindspersoon in Rutte IV – was hij wethouder voor de ChristenUnie in Utrecht. Een van de weinige grote steden waar de zorg voor kinderen en jongeren niet helemaal is vastgelopen in wachtlijsten en een woud aan aanbieders. ‘In die zin was ik positief bevooroordeeld, maar Nederland is niet hetzelfde als Utrecht.’ 

In zijn eerste weken in Den Haag spreekt hij radeloze ouders en jongeren die van hem een oplossing verwachten. 

Crisis

‘De situatie voor de meest kwetsbare kinderen was erger dan ik me had gerealiseerd,’ zegt hij nu. ‘De intensiteit en heftigheid van de problemen bleken zwaarder. Had je me een jaar geleden gevraagd of het crisis was, dan had ik “nee” geantwoord. Inmiddels denk ik dat dit woord wel gerechtvaardigd is.’ 

Van Ooijen ontvangt op zijn kantoor op het ministerie. Samen met minister Franc Weerwind van Rechtsbescherming moet hij de jeugdzorg lostrekken uit een ingewikkeld moeras vol tegenstrijdige belangen van kinderen, ouders, aanbieders en werknemers in de jeugdzorg en instanties als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). 

Zijn uitvalsbasis is een lange vergadertafel in een werkkamer waar de ene na de andere delegatie in- en uitloopt om met hem te overleggen. Want het kabinet zoekt de uitweg in een ‘breed gedragen’ herinrichting van het jeugdzorgstelsel, polderend dus.   

Het is crisis, zegt u. Er wordt naar uw ministerie gekeken voor een oplossing. Hoogleraar Mariëlle Bruning, die de wet op de kinderbescherming evalueerde, zei tegen ons: ‘De bal ligt in Den Haag, waar anders?’ 
‘Mariëlle Bruning legt heel precies de vinger op de zere plek. Zij zegt: met de wet is weinig mis, de uitvoeringspraktijk is een gigantisch probleem, want wat heeft het voor zin om een jeugdbeschermingsmaatregel op te leggen als de hulp er niet is?’

Ze stelt zelfs de vraag of kinderen nog wel uit huis geplaatst mogen worden als de hulp er niet is. 
‘Dat is een hele ingewikkelde vraag, waar geen makkelijk antwoord op is. Als je verplicht zorg krijgt opgelegd die vervolgens niet beschikbaar is, is die vraag legitiem. Maar moet je bijvoorbeeld een kind dat thuis seksueel misbruikt wordt, niet meer uit huis plaatsen vanwege een wachtlijst? Of omdat er geen jeugdbeschermer is? Dat kan ook niet. Alleen een rechter kan dit beoordelen.’

Ook jeugdbeschermers kijken naar u voor antwoord op die vraag. 
‘De Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming zijn de munitie die Den Haag in de aanbieding heeft. Deze twee grote trajecten moeten de jeugdzorg uiteindelijk vlot trekken. Maar… the proof of the pudding is in the eating. Het is niet morgen geregeld. Dit is een stelselprobleem. Dat los je niet op van de ene op de andere dag.’

Het is uw verantwoordelijkheid maar de uitvoering ligt bij de gemeenten. Dat werkt niet, zeggen critici. 
‘Ik denk absoluut dat op een aantal vlakken een meer sturend optreden van de landelijke overheid nodig is. Je ziet ook op stelselniveau een aantal duidelijke gebreken, en die moeten we oplossen.’

Welke gebreken zijn dat? 
‘Hoe minder vaak een probleem voorkomt, hoe minder goed het geregeld is. Dat treft wel de groep met de meest kwetsbare kinderen. De aanbieders die schaarse, ingewikkelde zorg leveren worden onderbetaald. En – veel belangrijker: kinderen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Voor kinderen met veelvoorkomende problemen als dyslexie, is het stelsel helemaal niet stuk, voor hen zijn er voldoende aanbieders die de juiste zorg leveren.’  

Dus u zegt zelf: kinderen die de hulp het hardst nodig hebben, kunnen er niet op rekenen dat ze die krijgen. Is de decentralisatie van 2015, waarmee de jeugdzorg bij de gemeenten goedkoper en efficiënter moest worden, niet gewoon mislukt?
‘In de brief aan de Kamer van dit voorjaar, zeg ik dat de decentralisatie de beloften niet heeft waargemaakt, een heel forse uitspraak. Maar is het onmogelijk die belofte alsnog waar te maken? Op die vraag zou ik niet zo snel “nee” zeggen.’

U en uw collega Weerwind verwijzen telkens naar de Hervormingsagenda als deze problemen aan de orde komen, bijvoorbeeld in de Tweede Kamer. Hoe staat het daarmee? Over dit plan komt niets naar buiten. 
‘Op zich is dat geen slecht teken, pas als mensen ontevreden zijn belanden dingen op straat. Maar het zijn intense gesprekken van het Rijk met gemeenten, aanbieders, professionals en jongeren. Met die vijf perspectieven proberen we die agenda te maken. Er is brede overeenstemming over waar het probleem zit, maar als je dat vervolgens met elkaar probeert te vertalen naar concrete maatregelen, dan is het in één keer bal. Dan hoor je: “Ja, maar ik vind dit’. En: “Ja, maar mijn achterban…”. Dat proberen we bij elkaar te brengen.’

Waarom is de vakbond niet vertegenwoordigd in dit overleg? Als u toch aan het polderen bent, waarom dan niet met een vertegenwoordiging van werknemers in de jeugdzorg? Zij moeten die Hervormingsagenda straks uitvoeren. 
‘Ik neem echt afstand van de uitspraak dat de werknemers niet vertegenwoordigd zijn, De FNV zit niet aan tafel, maar de beroepsverenigingen wel. Het gaat hier niet om het onderhandelingsbelang van de werknemer ten opzichte van de werkgever. Het gaat om het belang van de werknemers die hun werk niet goed kunnen doen, bijvoorbeeld omdat het vertrouwen ontbreekt, en ze te maken hebben met veel bureaucratie. Dat is niet het specialisme van de vakbond, maar van de branche.’

We vragen het omdat de bonden straks wellicht zeggen: leuk bedacht, maar wij zaten niet aan tafel en dit heeft geen basis in de praktijk. 
‘Dat gaan we zien. Minister Weerwind en ik spreken vaak met de vakbonden. Inhoudelijke inzichten deel ik, volgens mij zelfs de conceptteksten, we houden niets voor ze verborgen. En ik spreek natuurlijk via de Sociaal-Economische Raad (SER) met werknemers en werkgevers, ik neem ze mee in waar we staan.’

De FNV zegt tegen ons dat dat niet zo is.
‘De denkrichting was in ieder geval niet: als de vakbond zich hier maar niet mee gaat bemoeien.’

Zes landelijke jeugdhulpaanbieders waren recent op het ministerie om te zeggen dat hoogspecialistische jeugdzorg niet decentraal aangestuurd en gefinancierd kan worden – dat is onwerkbaar, zeggen zij. In andere woorden: de zware hulp moet terug naar het Rijk. Wat vindt u daarvan?
‘Daar ben ik het helemaal mee eens.’

Gaat u dat ook anders regelen dan?
‘We voeren nu gesprekken met gemeenten over een andere organisatie van hoogcomplexe zorg. Wij constateren, behoorlijk breed, dat het niet op deze manier verder kan. Dit is precies een van die onderwerpen die in de Hervormingsagenda beslecht moeten worden. Ik kan dat nu niet verder uitdiepen, want dat is nog onder constructie.’

Er zijn altijd kinderen die voor langere tijd veel zorg nodig hebben. Moet je die overlaten aan de markt?
‘Hoe bedoel je dat, concreet?’ 

We leggen de staatssecretaris de situatie voor van een meisje van 16 jaar dat Follow the Money leerde kennen in de Amsterdamse rechtbank voor de serie ‘De kinderrechter.  Ze heeft in drie maanden op vier adressen gewoond, nu zijn er eindelijk twee vaste jeugdbeschermers die verantwoordelijk voor haar zijn. Alle tien door Amsterdam gecontracteerde jeugdhulpaanbieders hebben haar afgewezen of doorgeschoven: de plek was niet passend, de wachtlijst was te lang. Dit meisje zit nu bij een klein, onervaren zorgbedrijf zonder vaste medewerkers. Ze heeft geen uitzicht op diagnose of behandeling, gaat niet naar school.

‘We moeten doorploeteren, door alle belangen heen, om het voor het kind beter te doen’

Ze gebruikt en handelt in drugs, komt iedere avond ver na middernacht binnen, maar ondervindt daarvan geen consequenties op de plek waar ze nu zit. Haar eerste straatroof is een feit en ze rekruteert andere kinderen voor de prostitutie. Over dit meisje zei de kinderrechter: ‘Ze zakt weg, er is niet veel tijd meer.’ Ze heeft nu hulp nodig, en die is er niet. 

Wat zegt zo’n casus over dit systeem?
‘Dit is verschrikkelijk. Het komt veel vaker voor dan we ooit in vredesnaam zouden moeten toestaan. Helaas heb ik veel gesprekken gehad met ouders en jongeren met dit soort casussen. En daarbij heb ik eerlijk gezegd meer dan eens het schaamrood op de kaken gehad. Want ík ben verantwoordelijk, maar eigenlijk kan ik hier geen verantwoordelijkheid voor dragen. Was het maar één casus, dan had ik een oplossing kunnen regelen. Maar dat kan niet. Daarom moeten we ook het taaie, moeilijke werk doen om tot een stelselverandering te komen. Dat is een enorm praatcircus.’

Lukt het u nog daarvoor de motivatie op te brengen?
‘Een tijdje geleden sprak ik een vader met een ten hemel schreiend verhaal over zijn psychisch zieke dochter. Meteen erna had ik een overleg over de Hervormingsagenda. Dat kon ik even niet met elkaar rijmen. Dat gepraat over hoe moeilijk het is, dat gemeenten over hun schaduw heen moeten springen, dat de regio-indeling zo ingewikkeld is, et cetera… allemaal waar, maar ik trek dat op zo’n moment niet. 

Toch zijn die taaie gesprekken de enige manier vooruit. We moeten doorploeteren, ook als het heel moeilijk is, om door alle belangen heen het voor het kind beter te doen. De Kamer moet mij erop afrekenen of het snel genoeg gaat, of het goed genoeg is. Wat het allerbelangrijkste is, en wat we nooit kunnen loslaten, is dat het voor de aller-, allerkwetsbaarste (klopt op tafel) kinderen niet op deze manier door kan. Als er een Hervormingsagenda uitkomt waarvan dat uiteindelijk de resultante is – dat er voor hen niks verandert – dan heb ik mijn opdracht niet waargemaakt.’

En dan?
‘Dan moet de Kamer daarover oordelen.’

Tot nu toe is de Kamer niet mild voor u en uw collega Weerwind. Het verwijt is keer op keer dat u met lege handen verschijnt, terwijl de Kamer concrete maatregelen van uw ministeries verwacht.  
‘Ik zou zelf ook niet mild zijn, als ik in de Kamer zou zitten. Ik snap dat volledig. Maar ook al zou de Kamer er niet zo bovenop zitten, dan zou ik de urgentie net zo ervaren. Bij mij komen de energie en de persoonlijke motivatie uit mijn gesprekken met ouders en jongeren. Dat ik morgen een moeilijk Kamerdebat tegemoet ga, dat verwacht ik ook.’

Maandag 21 november debatteert de Tweede Kamer in de plenaire zaal over de jeugdzorg en de jeugdbescherming.