© Politie.nl

‘Laten we stoppen met dat verhaal over ondermijning vanuit de onderwereld’

‘Er is ondermijningsmoeheid aan het ontstaan,’ zegt hoogleraar Forensic Business Studies Bob Hoogenboom. We zijn als samenleving totaal gefixeerd op de onderwereld, maar de schandalen in de bovenwereld ondermijnen de samenleving veel meer: denk aan mestfraude, sjoemeldiesels, woekerpolissen, oplichting met derivaten en grote corruptiezaken, zoals bij Ballast Nedam en Shell en ‘anti-witwas’ maatregelen bij de ING en ABN Amro.

De vraag is simpel. Hoe kan het dat politie en justitie al sinds de jaren negentig de mond vol hebben van financieel rechercheren, van ‘plukken’ en van ‘criminelen raken waar het pijn doet’, maar er al die tijd nooit in zijn geslaagd om meer dan enkele tientallen miljoenen per jaar af te pakken? Met andere woorden: waar zijn die misdaadmiljarden?

Het simpele antwoord is dat politie en justitie last van hebben van verouderde wetgeving, dat criminelen heel slim zijn en dat het meeste geld in het buitenland verstopt zit. Dat is ook de overbekende, conventionele verklaring die ondermijningsgoeroes Pieter Tops en Jan Tromp onlangs in de Volkskrant gaven. Maar stel de vraag aan Bob Hoogenboom, en je krijgt een heel ander antwoord.

Hoogenboom is hoogleraar Forensic Business Studies op Nyenrode en als adviseur verbonden aan de Politieacademie. Dat de politie al decennia lang nauwelijks succes heeft met het opsporen van fout geld is volgens hem niet zo vreemd: ze zitten er ook niet echt achteraan. Hoogenboom: ‘Negentig procent van wat de politie doet, heeft niets met misdaadbestrijding te maken.’ Al sinds 1985 houdt hij zich als onderzoeker, docent, adviseur, wetenschapper, schrijver en columnist bezig met de politie, fraude en veiligheid. ‘Ik heb steeds meer belangstelling gekregen voor de psychologie van misdaadbestrijding en het symbolische karakter ervan. Woorden die succesvol zijn en beleid dat faalt. Keer op keer.’

Auteur

Bart de Koning schrijft voor FTM over witteboordencriminaliteit, fraude en ondermijning. Dit is zijn vierde artikel in deze serie. Eerdere artikelen:

Volg Bart en krijg een mailtje zodra er een nieuw stuk in deze serie verschijnt.

Volg Bart de Koning

Minister Ferdinand Grapperhaus heeft 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het Ondermijningsfonds. Maar de neiging om nu overal – in Nutella-winkels, campings, Brabantse jachthavens, horeca – ondermijning door de onderwereld te zien, is een oud verschijnsel, vertelt Hoogenboom.  Bij de parlementaire enquêtecommissie Van Traa heette het ‘vermenging van onderwereld en bovenwereld’. In Rotterdam ging het in de jaren negentig om ‘foute kroegen’, in Amsterdam had je ‘barretje Hilton.’ 

Hoogenboom: ‘Daarover doen dan heel veel verhalen de omloop en die verhalen hebben een functie. Ze zorgen voor zingeving, ze moeten politiemensen een beetje idee geven dat wat ze doen, ook ergens toe leidt. Je moet jezelf een verhaal vertellen, anders kom je je bed niet meer uit.’

Maar is het vangen van boeven, van een echte inbreker of overvaller, niet voldoende motivatie voor de politie om uit je bed te komen? 

‘Wat veel mensen niet begrijpen, is dat criminaliteit bestrijden helemaal niet de kern van de politie is. Dat is de beeldvorming in de media, in films, op televisie, in thrillers. Je moet zo’n verhaal vertellen aan jezelf en aan de samenleving: dat je je bezig bent met high impact crimes, met ondermijning en georganiseerde misdaad. Dat is zingeving. Kijk je echter  naar de honderdduizenden meldingen die binnenkomen bij de meldkamer, dan is het merendeel klein bier: belangrijk voor burgers, maar niet Netflix-waardig. Verkeer, weggelopen kinderen, burenruzies, verwarde personen. Dat is het belangrijkste deel van het politiewerk.’

‘Het politiewerk staat ver af van die romantiek van Netflix en van niet door enige straatkennis gehinderde politici, ambtenaren of politiewetenschappers’

‘Politiemensen beseffen dat zelf ook, die ervaren bewust of onbewust de discrepantie tussen de beelden over de politie en wat ze feitelijk doen. Dat leidt van tijd tot tijd tot een soort cynisme: is dit alles? Als onderzoeker draai ik soms diensten mee en meestal gebeurt er niets. In New York heb ik wel eens een middag in Manhattan een dienst meegedraaid, vier of vijf uur. Er gebeurde helemaal niets, totdat iemand onwel geworden was op straat. We scheurden erop af. Er kwam nog een politieauto en een ziekenauto, en die begonnen elkaar een beetje vliegen af te vangen: dit is mijn zaak. Er is in het politiewerk veel non-dedicatedtime:  tijd die gewoon maar gevuld wordt, aanwezig zijn. Dat staat ver af van die romantiek van Netflix en van niet door enige straatkennis gehinderde politici, ambtenaren of politiewetenschappers.’

Je moet als je bijvoorbeeld over de symboliek van ondermijning praat, de spade iets dieper in de grond steken. Bijna niemand doet dat. Wat is de functie van de politie? Dat is ordehandhaving. Wat je nu ziet bij de rellen in Hongkong, in Venezuela, in Parijs, in Rusland: de handhaving van de status quo. Dat is de oerfunctie van de politie. En als de grote politieke orde niet in het geding is, dan gaat het om de kleine orde. Dat zijn die honderdduizenden telefoontjes. Politiewerk, in de woorden van oud-hoofdcommissaris Jelle Kuiper, is “er zijn”. En als er iets gebeurt wat beter niet kan gebeuren, direct optreden. De orde handhaven. Dat is een wezenlijke functie in de samenleving.’

Surveillerende politie in de gangen van de Noord-Zuidlijn, Amsterdam, juli 2018. Foto: ANP / Jasper Juinen

Het gesprek vindt plaats in een café boven in het station Utrecht Centraal. Hoogenboom wijst naar beneden: ‘Hier, die twee dienders, wat doen die hier? Die lopen hier alleen maar rond, die hebben een symbolische betekenis. Voor een deel van het publiek geeft dat een veilig gevoel, verder doen ze niets anders dan kijken. Het heet niet voor niets surveilleren.’

Begin jaren tachtig bestudeerde Hoogenboom de geschiedenis van de Rotterdamse politie. De politie zoals wij die nu kennen, ontstond pas eind negentiende eeuw en heeft in de eerste plaats een politieke functie. Hoogenboom: ‘Dat waren amateurs, veldwachters. Rotterdam ging in die tijd enorm groeien, met nieuwe havens en de aanleg van de Nieuwe waterweg. Er kwamen veel arbeiders, uit Zeeland, Friesland en Brabant. Er ontstond sociaal protest, er waren om de haverklap stakingen. Wat er nu in Hongkong gebeurt is in verhouding peanuts. Dat waren veldslagen, het leger werd keer op keer ingezet, er voeren kanoneerboten de Maas op, er werd marinepersoneel ingezet, en de cavalerie. Tot er een nieuwe korpschef kwam, Voormolen: hij ging naar steden als Hamburg en Liverpool, ging daar kijken en praten, met de vraag: hoe houd ik mijn stad veilig? Hij bedacht de blauwdruk voor de moderne Nederlandse politie: een scheiding tussen straat en opsporing, een karabijnbrigade, paarden, en een politieke inlichtingendienst.

De openbare orde is dominant in het functioneren van de politie

Cyrille Fijnaut schreef in zijn proefschrift al dat de politie nooit is georganiseerd om het verkeer beter te regelen of om de criminaliteit beter te bestrijden. Dat verklaart ook hoe de recherche is verwaarloosd, tot op de dag van vandaag. In 2016 verscheen het rapport Handelen naar waarheid over de recherche: dat is één grote aanklacht over de bureaucratie, het gebrek aan leiderschap, aan creativiteit, aan innovatie en het gebrek aan diversiteit. Hoe kan het dat het grote publiek, de kijkers van Netflix en politici allemaal bezig zijn met georganiseerde misdaad; dat ze allemaal denken dat de oerfunctie van de politie misdaadbestrijding is – en dat die tegelijk zo verwaarloosd is, tot op de dag van vandaag?

Hoe kan het dat financieel rechercheren niet van de grond is gekomen, dat ‘pluk-ze’ niet van de grond is gekomen, dat cyber niet of nauwelijks van de grond komt? Omdat de politieke functie het belangrijkste is. De openbare orde is dominant in het functioneren van de politie. Als er hier wat gebeurt, zoals met die tramaanslag in Utrecht afgelopen maart, dan laat iedereen van het ene op het andere moment alles uit zijn handen vallen. Dan komt die openbare-ordefunctie naar voren. Dat is dé functie van de politie.’

‘Met veel kracht en leiderschap en budget andere takken van sport van de grond trekken, zoals financieel rechercheren, lukt niet. Het zit niet in het dna van de politie: het is niet het waarom van de functie. Het waarom zit in de ordehandhaving.’

Die verwaarlozing is ook zichtbaar: het aantal opgehelderde zaken daalde van ruim driehonderdduizend tien jaar geleden, naar ruim tweehonderdduizend nu. Commissaris Stoffel Heijsman waarschuwt al jaren voor een crisis in de opsporing. 

‘Dat heeft veel te maken met de politieke functie, de openbare orde. Je zou eens op een rijtje moeten zetten hoeveel capaciteit er gaat zitten in contraterrorisme, in het stelsel bewaken en beveiligen. Hoeveel capaciteit gaat er op aan demonstraties? In Den Haag alleen al moet het korps zo’n 1500 demonstraties per jaar begeleiden. Dat kost een flink deel van de inlichtingencapaciteit, van de uniformdienst, van observatie en van mensen in burger, de spotters.

Een groot deel van de politie is 24/7 bezig met de orde te handhaven. Dat is niet de romantiek van moord en doodslag, maar dagelijks zorgen dat er een beetje orde is: op het spoor, op het station, in de Kalverstraat. Er gaat ontzettend veel capaciteit op aan risicowedstrijden, elk weekend is er veel ME op de been of wordt die achter de hand gehouden. Dat is de mindset van het leiderschap, die hebben daar carrière in gemaakt. Iemand als Frank Paauw, de nieuwe commissaris in Amsterdam, heb ik nog meegemaakt toen hij in Rotterdam-Zuid districtschef was. Daar was de politie de hele week bezig met het voorbereiden van voetbalwedstrijden en popconcerten.

‘Community policing, ketensamenwerking, publiek-private samenwerking, intelligence led policing, nodaal recherchewerk… allemaal modetermen’

Dit is wat de Amerikaanse politiewetenschapper Robert Reiner het verschil noemt tussen fictional and factual policing.Fictional policing is de romantiek van recherche en misdaad en verhoor, factual policing is heel basic en daar gaat bijna alle capaciteit naar toe. Een groot deel van de intelligence gaat niet op aan de Mocromaffia of aan ondermijning of noem het allemaal maar op; het merendeel is bezig met openbare orde: hoeveel demonstranten komen er naar het Malieveld, hoeveel politie moeten we neerzetten op de route van en naar het station?

Fictional policing, dat zijn de modetermen die van tijd opkomen: community policing, ketensamenwerking, publiek-private samenwerking, intelligence led policing, nodaal recherchewerk… De concepten veranderen, maar wat de politie doet verandert niet. Dingen veranderen en blijven hetzelfde. De maniakale aandacht voor modieuze politieconcepten gaat voorbij aan het feit dat dagelijks politiewerk vooral ordehandhaving is.’

Modieuze verhalen, zoals nu die over ondermijning, staan haaks op de werkelijkheid, zeg je. Maken ze dan de kloof tussen feiten en verzinsel niet nog groter dan hij al is?

‘Het is moeilijk aan een samenleving te vertellen dat wat jij doet vooral te maken heeft met ordehandhaving en dat je, als het moet, daarbij ook dodelijk geweld kunt gebruiken. Het merendeel van de burgers heeft wel behoefte aan ordehandhaving en vindt het nuttig, maar we hebben daar ook wel een beetje problemen mee in onze liberale rechtsstaat. En omdat we daar moeite mee hebben, verpakken we dat nuttige – maar gevaarlijke – instituut in min of meer acceptabele verhalen: criminaliteitsbestrijding, ondermijning, financieel rechercheren, plukken.’

‘Oud-hoofdcommissaris Jelle Kuiper zegt: we moeten er niet moeilijk over doen, de taak van politie is gewoon: “er zijn”. Maar “gewoon” bij voetbalwedstrijden zijn, of op een station ogenschijnlijk geen kloot doen, is een slecht verhaal. Waarom betalen we daar vijf miljard voor? Dan kun je niet tegen de samenleving zeggen: doe er nog maar een miljard bij. Maar eigenlijk zou het leiderschap dat wel moeten doen. Want het maakt onze samenleving veilig.’

Dan zeg jij dus: dat hele ondermijningsverhaal komt uit politie zelf? Maar er zijn toch ook burgemeesters, journalisten en wetenschappers die erop hameren?

‘Al die hypes, die modetermen gaan door vijf fases. Er komt iemand met een nieuw idee, daar gaan we over praten. Dan komen er ambtenaren bij en komt er geld. Er komt een programmabureau, dat leidt dan nergens toe, dan valt het uit elkaar en dan komt er iets nieuws. Je moet niet onderschatten dat de politie, net als elke andere bureaucratie, de hele dag op zoek is naar potjes geld. En dat is in dat ondermijningsverhaal ook zo, nog los van de consultants en de wetenschappers.

‘Je moet niet onderschatten dat de politie, net als elke andere bureaucratie, de hele dag op zoek is naar potjes geld’

In de jaren dat ik bij de politie rondloop, heb ik legio momenten meegemaakt dat politiemensen bezig zijn met potten geld binnenhalen. Dat is niet zozeer “we gaan financieel rechercheren”, nee,  dat is status, dat is prestige, dat is je eigen programma en vrijheid creëren. Dat is reizen naar Kent om te kijken naar intelligence led policing, of naar je zusterstad Baltimore of naar New York om zero tolerance te bestuderen. Er zit een soort ondernemerschap in elke bureaucratie, dat is heel menselijk. Dan kun je van justitie een pot geld krijgen om leuke dingen te gaan doen en dat breng je dan als financieel rechercheren, of pluk-ze.’

Maar hoe verklaar jij dan dat in de samenleving, de politiek, de media, niemand zegt: we willen na al die jaren praten over kaalplukken nu wel eens resultaten zien?

‘Dat is verbazingwekkend. Er spelen een paar dingen mee. Ik gebruik daar de oude marxistische term “vals bewustzijn” voor. De meeste mensen, het grote publiek, heeft geen clou wat de politie doet. Ze hebben er een ideaaltypisch beeld bij. We zijn in onze massacultuur gehersenspoeld door thrillers, door series en films waarin het draait om rechercheren en het oplossen van misdaden. Als wij vanavond bij Jinek zitten en daar zeggen: die politie, die doet de hele dag niets, maar dat is ook niet erg want ze zijn er om in te grijpen als er wél iets gebeurt, dan pikt niemand dat. We dansen een paso doble tussen onwetendheid en dat ideaaltypische beeld dat iedereen van jongs af aan meekrijgt.

‘Er zijn allemaal politiemensen en officieren opgeleid, en zelfs insiders zeggen dat het weinig zoden aan de dijk zet’

Wat de politie doet is in rook gehuld, in prachtige verhalen. En niemand prikt daar doorheen, ook politici niet, ook Grapperhaus niet. Financieel rechercheren, plukken, cyber, het komt niet van de grond. Je gooit er bakken met geld in, maar het beklijft niet. Ik gebruik wel eens de beeldspraak van Piet Tieleman, oud-korpschef  in Zuid-Holland Zuid, over al die programma’s bij de politie. Hij vergelijkt zo’n bak geld met uiterwaarden. De rivier loopt over, de uiterwaarden staan onder water. Maar bij de politie groeit er weinig in die vruchtbare grond. Ondanks al dat geld. Je zou eens moeten uitzoeken wat al die programma’s voor financieel economisch rechercheren gekost hebben vanaf begin jaren negentig.

Ik heb in 1993 met onder andere Cees Schaap een boekje over financieel rechercheren geschreven. Als je ziet wat er sindsdien in dat soort vernieuwing is gestoken, afgezet tegen de relatief onbetekenende effecten... Er zijn allemaal politiemensen en officieren opgeleid, en zelfs insiders zeggen dat het weinig zoden aan de dijk zet. De kapitaalvernietiging loopt waarschijnlijk in de miljarden, over dertig jaar.’

Het helpt allemaal niet?

‘Dat zie je bij de banken ook: om de paar jaar krijgen die banken een tik op de vingers en dan stellen ze weer duizend compliance officers aan. Drie, vier jaar later is het weer precies hetzelfde. We hebben net de ING gehad en de Danske Bank, nu heeft ABN Amro weer een reprimande gekregen. Dingen veranderen en blijven gelijk. Op het niveau  van woorden zijn al die programma’s een succes, ook voor de politiek en voor carrières binnen de rechtshandhaving.

Ik spreek al twintig jaar met een politiefunctionaris die bezig is met intelligence led policing. Je mag als burger toch verwachten dat de politie dat een beetje serieus neemt. Twintig jaar geleden had diezelfde man – wat ook te denken geeft trouwens – zijn hele kamer al vol hangen met stroomschema’s. En als je nu vraagt bij de inlichtingen of de opsporing: hoe gaat het nou met het delen van informatie? Dan blijken er nog steeds silo’s naast elkaar te bestaan. Wat voor effect heeft al die inspanning dan gehad? Hoe kan het dat er nog steeds gescheiden kolommen met informatie zijn? Ook intelligence led policing blijkt een bullshit-verhaal te zijn.’

Bob Hoogenboom

Als je zegt: volgens mij kloppen je cijfers niet, dan krijg je een moralistische tsunami over je heen

Maar ondertussen wordt de burger wel bang gemaakt dat de samenleving ondermijnd wordt en er achter iedere pot Nutella in Amsterdam cocaïnegeld zit. Of dat dat er ieder jaar alleen al in de pillen 19 miljard omgaat. Daar kun je dan wel onthecht naar kijken, zoals jij doet, maar veel mensen vinden dat eng. 

‘De politie speelt maar een kleine rol in het opkloppen van het ondermijningsverhaal. Het zijn meer de moral entrepreneurs, de Pieter Topsen van deze wereld. Er zit een hoop opgeklopte moraliteit in. Stanley Cohen, een Zuid-Afrikaanse socioloog, heeft in in de jaren zeventig in een boek over de Britse mods en rockers het begrip “morele paniek” geïntroduceerd. Het verschijnsel van de nozems werd binnen no-time zo uitvergroot, dat het de samenleving leek te bedreigen.’

Morele verontwaardiging is als cement, er is niet door heen te komen

‘Bij morele paniek zijn er allerlei mensen die meedoen. Politici, mensen binnen rechtshandhaving, journalisten, wetenschappers. Er ontstaat een amplicifiatiespiraal: iedereen die zich ermee bemoeit maakt het probleem groter. Uit eigenbelang, uit politieke overwegingen, omzet, projectbelangen, bureaucratische belangen... En dan is de geest uit de fles. Daar kun je bijna niet tegen ingaan, die morele verontwaardiging. Ik had laatst een sessie met bestuurders uit Noord-Holland. Ik heb daar een contraverhaal gehouden over ondermijning. Een beetje de spiegel voorgehouden. Iets gezegd over “overtredende overheden” en corporate crime. Zeg maar de doelgroep in de zaal. Ze trokken het niet. En dat begrijp ik ook, als je dat Holleeder-verhaal ziet als de maat der dingen.

Morele verontwaardiging is als cement, er is niet door heen te komen. Zoals Amerikanen het zo mooi zeggen: iedereen springt op de bandwagon en gaat mee. Je kan er dan bijna geen ander standpunt meer over innemen. Het hangt aan elkaar van het moralisme, de grote boze buitenwereld, het Kwaad. Denk aan de war on drugs. Onze samenleving, liberaal als we zijn, hangt van moralisme aan elkaar, dat is een dodelijke combinatie. Als je zegt: volgens mij kloppen je cijfers niet, dan krijg je een moralistische tsunami over je heen.’ 

Maar, signaleert Hoogenboom: ‘Er is ondermijningsmoeheid aan het ontstaan, ook bij mensen in het wereldje zelf, binnen de politie, het Openbaar Ministerie. Ze doen er allemaal aan mee, voor hun carrière, voor de budgetten, maar ze weten vaak ook wel dat het voor de bühne is. Ze beseffen zelf ook wel dat het een elastieken karakter heeft. Ik merk dat er steeds meer mensen aan twijfelen. Niet tijdens vergaderingen, daar volharden we in het fictieve verhaal, maar als ik met mensen praat in dat dossier weten ze ook wel dat het een charade is. Het front is een beetje aan het breken. Er zijn kritische wetenschappers, er is een tegenbeweging onder burgemeesters. En de Raad van State heeft onlangs grote vraagtekens geplaatst bij de noodzaak om meer informatie uit te wisselen rond ondermijning. Het merendeel van de mannen en vrouwen in onze rechtshandhaving begrijpt de bullshit heel goed.’

Bob Hoogenboom

Criminologen kijken altijd omlaag, naar drugs en moord. Maar we moeten omhoog kijken, naar de directiekamers.

Zie je na ondermijning al weer een nieuwe trend? 

‘Het is misschien een beetje wensdenken, maar ik zie steeds meer dat de ernst van al die fraude, en witwas- en corruptiezaken doordringt. Dus dat we een beetje volwassen leren omgaan met het gedrag van de accountants, van Shell, van de farmaceutische industrie. Dat we steeds meer durven agenderen dat KPMG af en toe niet deugt en de Voedsel- en Warenautoriteit niet deugt. Hopelijk gaan we van het moralisme van de war on drugs in de richting van de maatschappelijke schade die we oplopen door het onverantwoorde gedrag van farmaceuten, van privacyschendingen door big tech. Er is een aanhoudend aantal affaires van banken, verzekeraars, accountantskantoren, corruptieschandalen zoals bij Ballast Nedam, SBM, de sjoemeldiesels van de Duitse autofabrikanten.’

Hoogenboom werkt, samen met fraudeonderzoeker Marcel Pheiffer en journalist Lex van Almelo, aan een nieuw boek. ‘Dat gaat over het begrip white collar crime. Toen criminoloog Edwin Sutherland die term in 1939 lanceerde, schreef hij dat criminologen altijd omlaag keken in de samenleving, naar drugs en moord. Maar we moeten omhoog kijken, naar de directiekamers.’ Grote bedrijven werden toen al nauwelijks vervolgd; dat is nog steeds zo. ‘Het is het oude vraagstuk: wat is nu criminaliteit, is dat wat we strafrechtelijk vervolgen of is dat wat maatschappelijke schade oplevert? Het begint nu een beetje door te dringen in Nederland, maar in Amerika is het momenteel een groot schandaal dat de farmaceutische industrie met oxycodon miljoenen mensen bewust verslaafd heeft gemaakt. Wij zijn dat soort zaken op een rijtje aan het zetten, ook bijvoorbeeld in het mestdossier.’

Werkzaamheiden aan de Zuidas. Foto: ANP / Lex van Lieshout, juni 2019

‘De boerenstand in Nederland wordt stelselmatig geholpen door bedrijven die voer mengen, die afval mengen, die met mest sjoemelen. Dat levert enorme maatschappelijke schade op, voor het milieu, voor de volksgezondheid. Strafrecht is maar een heel klein lampje dat ergens op wijst. De criminologie is nooit volwassen omgegaan met maatschappelijke schade, zoals van milieucriminaliteit of klimaatverandering. Als je kijkt wat er nu op het spel staat in de wereld... En in het publieke debat vallen we over elkaar heen als een paar atleten roesmiddelen slijten. Of we praten over drugs en pillen draaien in een jachthaventje in Brabant. Maar dat gaat eigenlijk nergens over.’

‘De meeste journalistiek richt zich op dat kleine, benepen wereldje van de drugsgerelateerde georganiseerde misdaad. Maar het bedrijfsleven is soms ook georganiseerde misdaad. Dat dringt niet tot de mainstream door, die hebben volstrekt verouderde denkbeelden en gaan voorbij aan waar het echt om draait: maatschappelijke schade, klimaatverandering, milieu, privacy, mensenrechten, corruptie. We hebben het beeld van misdaad gecomprimeerd, met labels als ondermijning en drugs. Dat zijn overzichtelijke concepten, daar hebben we als samenleving behoefte aan, maar al die woorden die wij op de complexiteit plakken raken niet aan wat er feitelijk aan de gang is. De hele geschiedenis van de criminologie sinds Sutherland is een ideologische strijd over wat echte misdaad is, waar het echt om gaat.’

Al die journalistieke boeken over schandalen, doorwrochte analyses van corruptie in het bedrijfsleven, worden  nauwelijks in criminologische opleidingen gebruikt

‘Ik gebruik vaak die cartoon  van die dronken man die op straat in het licht van een lantaarnpaal zijn sleutels zoekt. Niet omdat hij ze daar is kwijtgeraakt, maar omdat hij daar tenminste iets kan zien. Dat beeld is in zijn eenvoud wat het strafrecht is, en wat criminologie is. Wat ik het meest verontrustend vind, is hoe dat in stand kan blijven. Met politie-onderzoekers die zich alleen maar bezighouden met wijkteams. Hoe kan het dat als ik naar een internationaal congres van criminologen ga, daar 95 procent van de sessies over een strafrecht-georiënteerd onderwerp gaat, en er zo weinig aandacht is voor witteboordencriminaliteit? Het is vechten tegen de bierkaai.

Al die journalistieke boeken over schandalen, zoals van Jeroen Smit over Ahold en ABN Amro, zijn doorwrochte analyses van corruptie in het bedrijfsleven. Zulke boeken worden niet of nauwelijks in criminologische opleidingen gebruikt. Er zijn er wel een paar honderdduizend van verkocht, maar dat leidt niet tot agendavorming. Er komt geen nieuwe wetgeving, het leidt niet tot criminalisering van delen van het bedrijfsleven. In Amerika worden, ondanks het kapitalisme daar, white collar criminals wél vervolgd. Maar in Nederland, wie was de laatste? Het zijn altijd onderknuppels. Waarom vervolgen we die Ralph Hamers van de ING niet? Hij is toch verantwoordelijk? We must look upwards.’

‘Laten we stoppen met praten over ondermijning,’ zegt Hoogenboom. ‘Dat is een elastieken concept. We moeten er veel meer precisie in aanbrengen, we moeten praten over wat administratiekantoren, makelaars, notarissen en banken nu precies doen. We moeten de lucht eruit halen, en concreter, feitelijker, en preciezer worden. We moeten daarnaast de rechtsstatelijkheid in de gaten houden. De Raad van State zegt niet voor niets dat burgemeesters geen extra bevoegdheden nodig hebben. Kijk uit voor die nieuwe burgo-sheriffs die te veel Netflix kijken! Ik hoor steeds meer stemmen in het bestuursrecht en strafrecht die zeggen: rustig aan, en haal het begrip weg uit die drugswereld. Ondermijning is in Brabant óók die mestmaffia. En die pijnstillers.’