
De Rijnhaven in Rotterdam. Het paviljoen van drijvende bollen – verwarmd en gekoeld met zonne-energie en oppervlaktewater – geldt als symbool van innovatie. © Hans van Rhoon/ANP
Het subsidie-oerwoud: het enige oerwoud dat nooit wordt omgehakt
De VVD en D66 willen van Nederland de meest innovatieve economie ter wereld maken. Mooi, maar het Nederlandse innovatiebeleid zwalkt al decennia en het nut van alle miljarden aan innovatiesubsidies is nauwelijks meetbaar. En wil Nederland echt voorop gaan lopen dan moet eerst het subsidie-oerwoud worden gesaneerd. De oplossing: minder subsidiepotjes, meer geld naar wetenschappers.
Volgend jaar viert het ‘subsidie-oerwoud’ zijn dertigjarige jubileum. In 1992 klaagde Henk Hofstede, de toenmalige voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), voor het eerst over het ‘oerwoud aan subsidies’. Drie jaar later gebruikte CDA-fractievoorzitter Enneüs Heerma het woord als eerste in de Kamer.
Sindsdien is het ‘oerwoud’ een cliché geworden, dat in honderden Kamerstukken en krantenartikelen is gebruikt. Altijd in negatieve zin: iedereen is uiteraard tegen dat oerwoud van regels en subsidiepotjes. Het papierwerk kost ondernemers veel tijd, het geld dat subsidieadviseurs kosten kan beter worden besteed en de effectiviteit van al die potjes is moeilijk te meten.
Sinds eind jaren tachtig belooft ook elk kabinet in zijn regeerakkoord de bureaucratie en regeldruk terug te dringen, vooral voor ondernemers.
Elk regeerakkoord belooft de bureaucratie en regeldruk terug te dringen, vooral voor ondernemers
Ook de ‘aanzet voor een opzet voor een regeerakkoord’ waaraan de VVD en D66 hebben gewerkt, belooft ‘een meetbare aanpak van regeldruk voor ondernemers.’ Rutte IV zou daarmee het elfde kabinet worden dat minder bureaucratie voor ondernemers aankondigt. Als kabinetten ruim dertig jaar lang dezelfde belofte moeten herhalen is er duidelijk iets niet goed gegaan.
En het gaat ook niet goed, want anno 2021 heeft de Nederlandse overheid het bestaan van het ‘subsidie-oerwoud’ in de praktijk gewoon geaccepteerd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) – het subsidieloket voor ondernemers dat zichzelf omschrijft als ‘gids in het subsidie-oerwoud’ – ziet het simpelweg als een gegeven, als iets waarin ondernemers nu eenmaal hun weg moeten vinden en waar de RVO bij kan helpen.
Symptoom van een groter probleem
De twee liberale partijen VVD en D66 zetten in hun aanzet voor een regeerakkoord bijzonder hoog in: ‘De ambitie is de meest innovatieve, duurzame en concurrerende economie in 2030 in de wereld (...)’.
Premier Mark Rutte zei vorig jaar al dat hij spijt heeft van zijn opmerking in 2013, dat ‘visie is als de olifant die het uitzicht belemmert’. Het conceptregeerakkoord maakt duidelijk dat op het Binnenhof de tijd van laissez faire, laissez aller nu voorbij is.
De overheid moet gaan investeren in ‘sleuteltechnologieën’ – vooral het op gebied van digitalisering, klimaat en duurzaamheid – en daarbij zelf ook ‘op alle niveaus transparant, bereikbaar, begrijpelijk en aanspreekbaar’ worden.
Nobele doelstellingen, maar ze beschrijven ook precies wat het Nederlandse innovatiebeleid op dit moment niet is. Om maar eens iets simpels te noemen: niemand weet precies hoeveel innovatiesubsidies er eigenlijk zijn, hoe effectief ze zijn, hoeveel de bureaucratie kost die er mee gemoeid is, hoeveel subsidieadviseurs mee-eten uit de ruif, wat de doelstellingen van het innovatiebeleid precies zijn en of die ook gehaald worden.
Niemand weet hoeveel innovatiesubsidies er eigenlijk zijn
Er zijn wel nuttige overzichten van alles wat de Nederlandse overheid doet en uitgeeft aan innovatie (opgesteld door het Rathenau Instituut), maar die bieden een inventarisatie van de stand van zaken – geen visie vooraf of verantwoording achteraf.
Den Haag tobt al sinds de jaren zeventig met subsidies voor het bedrijfsleven. Als Nederland inderdaad de meest innovatieve economie ter wereld wil worden dan is het verstandig om terug te blikken en ervan te leren: wat zijn de terugkerende problemen en hoe kunnen we die in de toekomst vermijden?
Daarbij is het belangrijk te beseffen dat Nederland het internationaal behoorlijk goed doet. Op diverse internationale ranglijsten van innovatieve economieën scoort Nederland meestal in de top of subtop.
Het punt is natuurlijk dat Nederland het als rijk West-Europees land met een hoogopgeleide bevolking sowieso goed doet op internationale ranglijsten – dus ook met innovatie.
Waar economen en beleidsmakers al decennia mee worstelen is de vraag of – en hoe – innovatiesubsidies daaraan hebben bijgedragen. En of dat ook doelmatig is gebeurd: zouden we bijvoorbeeld met hetzelfde budget verdeeld over een handjevol overzichtelijke regelingen niet beter hebben gescoord?
De geschiedenis herhaalt zich eindeloos
‘De aandacht voor industriepolitiek is conjunctuurgevoelig.’ Zo begint Overheid en industrie, een uitgave van de Teldersstichting (het wetenschappelijk bureau van de VVD) uit 1999. Het lekker bondig geschreven boekje is nu nog steeds verrassend actueel. Als er een crisis is, klinkt de roep om staatssteun al snel, zoals ook in de coronapandemie te zien is.
Staatssteun kan gerechtvaardigd zijn, zoals in een oorlog of ernstige crisis. De meeste andere motieven om bedrijven te subsidiëren deugen volgens de Teldersstichting niet, zoals het tekortschieten van de kapitaalmarkt, het overeind houden van kwakkelende bedrijven (denk aan vliegtuigfabriek Fokker en scheepsbouwer RSV) om werkgelegenheid of strategische kennis te behouden, of het steunen van bedrijven omdat andere landen dat ook doen.
Het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling, innovatie dus, kan wél een geldig argument zijn om gezonde bedrijven te subsidiëren. Onderzoek doen is duur, de uitkomst is onzeker en het duurt lang voordat een mogelijke innovatie geld oplevert. Een klassiek geval van marktfalen, waar subsidie uitkomst kan bieden. De Teldersstichting signaleerde al dat politici daarbij altijd heen en weer slingeren tussen twee uitersten: generiek of gericht beleid.
Generiek beleid (één regeling voor alle ondernemers) is het elegantst en geeft de minste bureaucratie en verspilling. De overheid hoeft niet te bedenken welke bedrijfstakken wel of geen subsidie moeten krijgen.
Bevorderen van onderzoek en ontwikkeling kan een geldig argument zijn om gezonde bedrijven te subsidiëren
Voor politici is de verleiding altijd groot om toch weer keuzes te gaan maken – al was het maar omdat lobbyisten de deur platlopen.
Na de roemloze ondergang van scheepsbouwbedrijf RSV in 1983 zijn woorden als ‘bedrijfstaksteun’ en ‘industriepolitiek’ in Den Haag besmet en vervangen door het hipper klinkende ‘sleutelgebieden.’ Minister van Economische Zaken Maxime Verhagen verving die term in 2010 door ‘topsectoren’, en die zijn inmiddels alweer omgedoopt in ‘missiegedreven topsectoren’.
Het is de jarenlange stapeling van beleid, van steeds weer nieuwe regelingen, die heeft geleid tot het beruchte ‘subsidie-oerwoud’. De Teldersstichting pleitte er in 1999 voor om de ‘wirwar’ terug te brengen tot één instantie. Deze oproep van de liberalen had geen enkel effect.
In 2003 kreeg de gedreven bestuurskundige Frans Nauta premier Jan-Peter Balkenende (CDA) zover om het ‘Innovatieplatform’ op te richten. Dat moest dwars door bestaande structuren heen breken en zorgen voor werkelijke innovatie.
Nauta haakte binnen anderhalf jaar gedesillusioneerd af en schreef een leerzaam en vermakelijk boek over zijn Haagse avonturen. Nauta had met het platform scherpe keuzes willen maken, maar ervaren lobbyisten wisten de nieuwe subsidiepot moeiteloos te vinden. Al snel viel zo’n 80 procent van alle bedrijven onder een van de aangewezen ‘sleutelsectoren’.
Nauta vertelde in 2008 tegen NRC Handelsblad dat hij op zeker moment de Innovatienota uit 1979 tegenkwam: ‘Het stond er allemaal al. We weten al decennia dat ons innovatiesysteem niet goed in elkaar zit en wat we eraan moeten doen, maar dat gebeurt niet omdat dit ten koste gaat van tal van machtsposities.’
Het is geen complot, volgens Nauta. De polder is het probleem: iedereen mag meepraten met de vele beleidsambtenaren van de ministeries, ook de lagere overheden en het bedrijfsleven.
Een paar jaar later herhaalde het proces zich. Maxime Verhagen lanceerde in 2011 zijn ‘Topsectoren’, als opvolger van de Sleutelgebieden. Het was vooral oude wijn in nieuwe zakken. Zo’n beetje het hele bedrijfsleven viel weer onder een van de negen sectoren: agro-food, tuinbouw, hightech, energie, logistiek, creatieve industrie, life sciences, chemie en water.
Het is een merkwaardige paradox. Terwijl politici zeggen gericht beleid te maken, ontstaat er door stapeling van subsidiepotjes in feite generiek beleid en krijgt bijna iedereen geld. Dat wil zeggen: de gevestigde orde met toegang tot Den Haag. Nieuwkomers, die voor echte verandering kunnen zorgen, komen er juist moeilijker tussen.
Hoe groot is het oerwoud?
‘Innovatie is de ware godsdienst van vandaag,’ schreef technologiecriticus Evgeny Morozov in 2014. Het is een hoerawoord: iedereen is er voor, niemand is tegen. De verleiding is groot om bij nieuw beleid het label ‘innovatief’ erop te plakken. En dat maakt het lastig om de omvang van het innovatiebeleid in kaart te brengen. Er zijn innovatiesubsidies op Europees, nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau; geldstromen richting universiteiten en instituten als TNO; en belastingvoordelen, zoals de Innovatiebox. Het is dus maar hoe je telt.
Annemarie Jorritsma beloofde als minister rond de eeuwwisseling te hakken in de 65 regelingen die Economische Zaken toen telde. Haar partijgenoot Henk Kamp presenteerde in 2015 als minister van hetzelfde departement een begroting met 197 regelingen, maar daar vielen destijds ook landbouwsubsidies onder. Adviesbureau Hezelburcht schatte in dat jaar dat Nederlandse bedrijven een beroep konden doen op maar liefst 1500 regelingen.
Merkwaardige paradox: gericht beleid leidt in feite tot generiek beleid, met geld voor iedereen
Begrotingen van Economische Zaken hadden voorheen altijd een bijlage met tientallen pagina’s subsidieregelingen. Dat is drastisch teruggebracht. De begroting voor 2021 vermeldt alle subsidieregelingen in een overzichtelijke bijlage van vijf pagina’s.
Veel van het oorspronkelijke oerwoud is de afgelopen jaren ondergebracht in een ‘kaderregeling’. Voordeel is dat voor alle subsidies nu uniforme regels gelden. Nadeel is dat alle subsidieregelingen verstopt zitten in lappen wettekst van honderden bladzijden, waarin je voortdurend heen en weer moet zoeken en klikken.
Subsidieadviseur Roel de Vrind wees er in 2015 al op dat het nu echt een zoekplaatje was geworden. Een ondernemer die grasduint in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, of in het bovenliggende Kaderbesluit, komt er snel achter dat het zonder subsidieadviseur heel moeilijk wordt.
De onmeetbare bureaucratie
De subsidieadviseur is het symbool van alle bureaucratie rond subsidies. Een goed functionerende overheid zou toch in staat moeten zijn om een overzichtelijk setje regelingen te ontwerpen waar iedere ondernemer met gezond verstand zijn of haar weg in kan vinden. Dat lukt al decennia niet.
Rutte kondigde als kersverse premier in 2010 aan dat hij ging snoeien in de geldpotjes. Hij vond het ‘verschrikkelijk’ dat er een vereniging van subsidieadviseurs bestond. Het was zijn ‘heilige missie’ om dat aan te pakken. Follow the Money beschreef vorig jaar dat er van het terugdringen van de aantallen subsidieadviseurs niets terecht is gekomen. Zoeken in 123subsidie.nl leverde toen 84 bureaus op. Een jaar verder zijn dat er 90 geworden.
Klachten over de subsidiebureaucratie hebben een bijna ritueel karakter, zo leert het krantenarchief. ‘Kritiek op hoge regeldruk bij innovatiebox,’ kopte Het Financieele Dagblad bijvoorbeeld in 2010 en ‘Ondernemers raken verstrikt in oerwoud aan subsidies’ in 2014.
Of deze kop uit 2015: ‘Subsidieadviseurs zien gouden tijden aanbreken nu regels complexer worden’. Of: ‘Ondernemers in verwarring door veelvoud regionale investeringspotjes’ uit 2016.
Subsidiepotjes zijn vooral toegankelijk voor de gevestigde orde, nieuwkomers komen er moeilijk tussen
Sommige bedrijven haken zelfs af: ze lopen liever gratis geld mis dan nog een keer door de molen te moeten, zo blijkt uit een evaluatie van de Rijksuniversiteit Groningen uit 2018.
Er zijn niet alleen véél subsidiepotjes, er zijn ook meer dan 220 clubs die zich op de een of andere manier onder een hip banier (cluster, valley, delta) bezighouden met innovatie. Dat is veel voor een klein land als Nederland. Al deze versnippering kost veel geld, tijd en energie die beter direct besteed kan worden aan het ontwikkelen van innovatieve producten en diensten.
Bovendien: samenwerking in clubjes klinkt wel positief, maar kan ook remmend werken op innovatie omdat ze nieuwkomers in het stramien van bestaande partijen en belangen dwingt.
Effectiviteit is onduidelijk
De effectiviteit van medicijnen kun je testen door verschillende groepen patiënten verschillende pillen te geven, met daarnaast een controlegroep die niets krijgt. Innovatiebeleid kun je helaas niet op die manier beoordelen. De effectiviteit van subsidies is per definitie moeilijk te meten: als ze al leiden tot meer onderzoek en ontwikkeling treden die effecten pas jaren later op. En er zijn geen zorgvuldig samengestelde controlegroepen van ondernemers die niks krijgen.
De meeste economen en onderzoekers zijn dan ook bij voorbaat sceptisch over het nut ervan – zeker als politici en ambtenaren kiezen voor bepaalde sectoren, terwijl de geschiedenis duidelijk maakt dat het notoir moeilijk is om de toekomst te voorspellen. Er zijn dikke knipselmappen met artikelen waarin economen de versnippering en ineffectiviteit hekelen.
Twee van de bekendste critici zijn de hoogleraren economie Harry Garretsen en Steven Brakman die daar al jaren op wijzen, bijvoorbeeld onder de veelzeggende kop Het misleidende denken in top- en flopsectoren.
Klassieke tegenvoorbeelden voor het topsectorenbeleid zijn de Nederlandse dj’s en de gaming industry, innovatieve internationale successen die niemand in Den Haag ooit had kunnen voorspellen. Daarentegen kwamen honderden miljoenen belastingvoordelen uit de Innovatiebox vooral terecht bij grote bedrijven. Die innoveren relatief minder dan startups, maar pakken wel fors belastingvoordeel. Dat levert startups een concurrentienadeel op, oordeelde het CPB in 2018. En draagt bij aan het imago van Nederland Belastingparadijs.
Internationale successen als de gaming industry had Den Haag nooit kunnen voorspellen
Ook de Algemene Rekenkamer oordeelt doorgaans hard. Net terwijl Maxime Verhagen met zijn nieuwe Topsectoren kwam, kraakte de Rekenkamer het toenmalige innovatiebeleid: ‘Uit ons onderzoek blijkt dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van het innovatiebeleid in de periode 2003–2010 niet zijn vast te stellen en dat de coördinatie door de minister van EZ gebrekkig was.’
Dat kwam hard aan. Er ging in opdracht van EZ een commissie aan de slag om de effecten van subsidies meetbaar te maken. Dat is voor een deel van de subsidies gelukt, voor een deel zijn de effecten niet te meten maar aannemelijk, en voor deel staat wel vast dat ze niet werken. De liefhebber van beleidsevaluaties kan hier de diepte in.
Op ministeries mag de aandacht voor effectiviteit dan toegenomen zijn, de Rekenkamer blijft buitengewoon kritisch. In 2019 vond ze bijvoorbeeld dat de overheid weinig zicht had op de zogenoemde revolverende fondsen, die ook worden inzet om innovatie te bevorderen.
Dit jaar adviseerde de Rekenkamer om flink te snoeien in de wildgroei aan fiscale voordeeltjes, waaronder de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (kosten € 386 miljoen), die ook bedoeld is om innovatie te bevorderen.
En hoe nu verder?
Het zou na een beschrijving van decennia getob getuigen van overmoed om te komen met dé oplossing. Hoe het niet moet is duidelijk. Het huidige, versnipperde beleid leidt niet alleen tot veel zichtbaar schadelijke bureaucratie, maar kan innovatie ook ongemerkt afremmen.
De grote, gevestigde ondernemingen hebben betere toegang tot de Haagse geldpotten en daarmee een concurrentievoordeel ten opzichte van nieuwkomers. Het eindeloos polderen met honderden organisatie kan innovatie ook smoren.
Een nieuw kabinet moet dus een eind maken aan de versnippering, de talloze clubjes met hun talloze potjes met geld. Dat ligt voor de hand, maar zoals de Teldersstichting in 1999 schreef: de verleiding is groot om in tijden van crisis toch te gaan strooien. Dat blijkt maar weer, nu de overheid nog twee nieuwe fondsen, Invest.nl en het Groeifonds, in het leven heeft geroepen om innovatie en groei te bevorderen.
Het is belangrijk om te bedenken dat het subsidie-oerwoud geen natuurverschijnsel is. Subsidies en praatclubs zijn bedacht door politici en kunnen ook weer worden afgeschaft. Politieke partijen die politiebureaus en gevangenissen kunnen sluiten, tanks verkopen en snijden in de jeugdzorg kunnen óók het mes zetten in de subsidiebureaucratie.
Het beeld van de heroïsche entrepreneur als innovator klopt niet: echte doorbraken komen uit fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
Het is bekend welke regelingen meetbaar effectief zijn. Zo werkt de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) bijvoorbeeld goed. Hiermee betalen bedrijven voor hun onderzoekers minder loonbelasting. Het voordeel van de WBSO is dat het een generieke regeling is: Den Haag kiest de winnaars niet. Dat betekent niet dat al het geld van de andere regelingen dan maar naar dat potje overgeheveld moet worden, want dan neemt de effectiviteit van iedere extra euro snel af en jaagt het de lonen van onderzoekers alleen maar op.
Het conceptregeerakkoord van VVD en D66 belooft ook terecht meer geld voor onafhankelijk, fundamenteel onderzoek op universiteiten. Dat zou tijd worden: veel wetenschappers smeken er al jaren om. Ze hoeven dan niet in opdracht toegepast onderzoek te doen, maar mogen zelf de diepte in. Het kan Nobelprijzen opleveren – al weet je dat nooit zeker.
Meer geld naar onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek sluit ook aan op nieuwe inzichten in de werkelijke oorsprong van innovaties. Het beeld van de heroïsche entrepreneur als innovator klopt niet: de meeste echte doorbraken komen voort uit fundamenteel wetenschappelijk onderzoek of uit overheidsbeleid, laat Mariana Mazzucato zien, de econoom die nu de wereld over reist met haar verhaal over moonshots. De overheid moet een ambitieus doel stellen (‘we gaan binnen tien jaar naar de maan’) daar onbekrompen in investeren en dan komen er serieuze innovaties los.
Mazzucato is nu de inspiratiebron van de laatste wending in het Nederlandse innovatiebeleid: de missiegedreven topsectoren. Ze heeft een goed en inspirerend betoog, maar in de Nederlandse polder is het alweer verbouwd tot 25 missies die 9 topsectoren met elkaar moeten verbinden. Tja. Op die manier wordt het gewoon weer meer van hetzelfde.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistiek Projecten.
30 Bijdragen
Vincent Huijbers 9
En zou subsidie niet ALTIJD gekoppeld moeten zijn aan een visie of richting waarop je als samenleving heen wilt bewegen? Als we het vuur nog niet getemd hadden zou het een verdomd interessant project zijn om als maatschappij op in te zetten. Met andere woorden: het is niet uit niets 'iets' bedenken maar sturen op een behoefte.
Innovatie is misschien wel een hip begrip geworden omdat het soms ook een oplossing kan zijn zonder probleem. Een marketing term voor een net wat andere vorm voor een bestaande oplossing. De doelstelling kan de maat zijn: denk aan de gaatjes in het plastic roerstaafje (voor het in de ban werd gedaan) wat veel plastic bespaarde (en natuurlijk de productiekosten). Is dat innovatief? Het helpt wel naar een doelstelling te bewegen.
En is de hypotheekrenteaftrek niet een heel mooi voorbeeld van dat het middel een kwaal is geworden? Het middel heeft zijn dienst bewezen (meer eigen woningbezit) maar er is een afhankelijkheid ontstaan waardoor het hervorming en innovatie (nieuwe behoeften!) in de weg staat.
Bart de Koning 4
Vincent HuijbersDe hypotheekrenteaftrek is honderd haar geleden ingevoerd toen de liberaal Pierson begon met het belasten van huurinkomsten uit particuliere woningen. In de logica van het belastingrecht mag je dan de kosten die je daarvoor maakt (de rente op je hypotheek) aftrekken. Het is nooit bedoeld als subsidie of beleidsmaatregel om eigen woningbezit te stimuleren- dat zijn allemaal rechtvaardigingen achteraf van politici die willen verhullen dat ze hun achterban (de huizenbezitters) dik 12 miljard per jaar cadeau willen doen.
Vincent Huijbers 9
Bart de KoningMaar die redenering lijkt in een economisch gewaardeerde samenleving niet meer begrepen te worden. Zo kan subsidie voor kunstenaars worden afgeschaft en een Banksky wel voor miljoenen worden verkocht. Misschien is daar wel een parallel met wetenschappelijk onderzoek waarbij vooral het maatschappelijk nut (of bevestigen van belangen) maakt dat er geld voor vrij komt.
Een quote van Einstein: Spelen is de hoogste vorm van onderzoek'. Kijk waartoe dat in onze maatschappij is gereduceerd: misschien sport of hobby en vrije tijd. Het komt ná al het andere in plaats van dat het gezien wordt als de bron of oorsprong van iets nieuws.
En om voor wie het nu echt te veel wordt te overuigen een link naar een video van de Deense Architect Bjarke Ingels:
https://vimeo.com/105688933
Dit is een architect die speelt en daardoor tot nieuwe ideeën en oplossingen komt. Het zijn ideeën die werken en worden omarmd: bekijk alleen al CopenHill in Kopenhagen.
Ook daar werd een afweging tussen kosten en baten gemaakt maar er prevaleerde ook andere waarden.
Bart de Koning 4
Vincent Huijberssquarejaw 5
Bart de KoningPJTV Larsen 1
Jan Ooms 10
PJTV LarsenBart de Koning 4
PJTV Larsenben wellerdieck 4
Heel knap voor een land waarin als je rendement wilt nog altijd verreweg het beste kunt beleggen in de meest vervuilende sector.
Past die duurzaamheid wel in dit rijtje
richard Janssen 2
ben wellerdieckwel hoor je steeds vaker dat beleggen in fossiel steeds meer risico met zich mee brengt (stranded assets idee) en beleggen in duurzaamheid veel meer kansen biedt.
Het gaat (te) langzaam maar er gaat steeds meer geld uit fossiel . Zie ook
https://www.duurzaam-beleggen.nl/2021/09/02/pensioenfonds-horeca-catering-stapt-uit-fossiel/
Tim Kreukniet
Onze ervaring met een onkruid wied robot op de markt brengen is dat we alleen voor de subsidies gaan waar je met max 1 partij samen hoeft te werken. Die betrekkelijk kort duren, omdat je als start-up toch niet verder dan 12-18 maanden vooruit wil plannen. Dus heel veel programma’s werken gewoon niet voor kleine startende bedrijven.
Meestal krijg je tot 33% gesubsidieerd op een project. De andere 66% uit eigen middelen en je moet keuzes maken omdat ie deze middelen niet twee keer mag inzetten.
Om slaagkans te verhogen werken we met subsidie kantoren die vragen in de regel tussen 8-12% van de subsidie. Voor ons zijn deze bijna noodzakelijk. Ze weten wat ze moeten opschrijven/hoe te structureren. En zorgen ervoor dat je met betrekkelijk weinig tijd hoge slaagkans krijgt.
Wat additionele data in het artikel zou goed zijn zodat starters ook een beetje kunnen zien of ze goed of slecht scoren in € subsidie ten opzichte van grote bedrijven. En ook ten opzichte van hun peers.
Bart de Koning 4
Tim KreuknietBesef even wat dit betekent: een euro belastinggeld die wordt uitgegeven als innovatiesubsidie wordt al bij de aanvraag (dus nog voor het geld überhaupt wordt besteed) al 8-12 % minder waard, nog maar ongeveer 90 cent. En dan moet die 90 cent dus gaan renderen. Maar of dat lukt kunnen we nauwelijks meten. Het snijverlies aan bureaucratie hebben we wel hard.
Tim Kreukniet
Bart de Koning8-12% is veel geld (dit is wel vaak in een no cure no pay constructie). Een ondernemer zet dit af tegen zijn winst kansen zonder subsidie adviseur en hoeveel tijd je ermee kwijt bent. Veel subsidies kun je ook echt zelf doen als je er tijd voor vrij maakt.
Let wel Een deel van het werk van een subsidie adviseur is ook gewoon nuttig. Net als je bijvoorbeeld boekhouding uitbesteed doe je dit ook voor subsidies. En het andere deel zijn helaas de weeffouten in het systeem.
Bart de Koning 4
Tim KreuknietEen boekhouding heb je sowieso nodig. Niet alleen voor de belasting, maar ook om als ondernemer zicht op je eigen bedrijf te hebben. Subsidiebureaucratie heeft niemand nodig.
Johan Meijdam 1
Bart de KoningSicco Kamminga 4
Bart de KoningGrotere regelingen begin ik maar niet aan want dan schiet de overhead omhoog.
In een nare droom denk ik wel eens dat adviseurs het wel leuk vinden dat er veel verschillende regelingen zijn; allemaal ingewikkeld en aan verandering onderhevig.
Het maatschappelijk nut van al die ambtenaren en adviseurs is natuurlijk gering.
[Verwijderd]
Tim KreuknietEveline Bernard 6
[Verwijderd]Johan horeman 1
Innovatie: subsidie-oerwoud snoeien omdat veelheid aan regels remmend werkt.
Innovatie: gerichte toepassing van innovatie mogelijk maken.
Nederland scoort goed met het in rekening brengen van gebruik van intellectueel eigendom. Een kostprijsverhogende factor.
Innovatie: geld uitdelen zonder inkomens- en vermogenstoetsen vooraf werkte geweldig tijdens Corona.
Innovatie: afhankelijkheid kaptaalmarkt vervangen door investeringen door de gemeenschap. Zowel voor toepassingsgericht als fundamenteel onderzoek. Het resultaat is mede-eigendom van de financier.
Innovatie: niet decentraliseren maar centraliseren in beslisvaardige instelling.
Beleidsvoorstellen in artikel laten groot Pavlovgehalte zien.
Mijn ervaringen in het MKB zijn dat de hordes van de regelingen dusdanig zijn dat alle voordelen wegvallen en de dynamiek verdwijnt. Het is dan anti-innovatie-beleid.
Bart de Koning 4
Johan horemanjan Meurs 2
Hoe meer geld dus, hoe meer recht gekocht kan worden. De Staat faciliteert! Of fasciliteert?
Het recht wordt geknecht door 't geweld van exclusief geld.
Geld domineert en stuurt het recht.
Art.1 van de grondwet wordt niet door de Staat gehandhaafd.
Geld is de meest ernstige discriminerende en daarmee disruptieve factor in het rechtssysteem. Door alle geledingen heen. Elke rechter weet dat, elke advocaat weet dat, maar vinden het saampjes wel prima zo. Niemand piept toch! Nee, die wordt de kop afgehakt bij de eigen rechters van Discipline. Die neppe eigen rechtssprekers.
De ellende die FTM publiceert wordt voor 50% veroorzaakt door liegende en manipulerende advocaatjes. Omdat het kan, onder het mom van recht. Want hij/zij mocht toch zeker wel aannemen dat wat cliënt hem/haar op de mouw speldde de waarheid was? Moeten we dat gaan checken dan? Belachelijk, dat kost me mijn cliënt! Gaattie gewoon naar een ander toe!
FTM, Eric, wanneer gaan we aan déze ellende eens wat doen?
André Ockers 1
Reinier van der Drift 2
richard Janssen 2
Reinier van der DriftReinier, ik ken die specifieke cijfers niet, wat is de onderliggende bron? lijkt mij interessant om die te lezen.
Reinier van der Drift 2
richard JanssenHierbij de url naar het FD artikel https://fd.nl/futures/1386812/universiteiten-hebben-geen-verstand-van-start-ups?
richard Janssen 2
Reinier van der DriftDank voor het artikel. Heel interessant om te lezen. Ben het dus eens met de strekking dat Universiteiten het lastig vinden om te valoriseren. Bedrijven, toch al verantwoordelijk voor het de grootste gedeelte van innovatie en funding van innovatie, doen dat doorgaans beter.
Ik vind het wel te makkelijk dat financiers niet tevreden zijn omdat de universiteiten aandelen willen. Beetje pot verwijt de ketel. Bij wetenschap gebaseerde proof of concepts stappen financiers niet makkelijk in en moet er publiek financiering komen.
Sprak ook met de VU. Ze hebben een aantal spin-offs en je ziet dat het valorisatie traject lastig is, daar moet je echt in groeien (of het niet willen doen). Ik herken de onervarenheid van de bestuurders en ondernemers.
Bart de Koning 4
Reinier van der Driftrichard Janssen 2
Daarom is het volstrekt logisch dat de overheid generieke technologie en onderzoek moet financieren. Specifiek onderzoek en technologie wordt al door grote bedrijven ontwikkelt en gefinancierd.
en waarom die fixatie op subsidie, Nederland en sleuteltechnologie? Nederland is inderdaad heel innovatief en competitief , maar ook andere Noord-Europese landen zijn dat (Duitsland, zweden etc).
Kunnen we niet beter het subsidie bedrijf niet meer richten op grote bedrijven, verder stroomlijnen met ander Noord-Europese landen en inzetten op generieke technologieën voor sectoren waar we het niet afleggen tegen Amerika en China.
Dus vanuit de overheid inzetten op industriepolitiek en generieke technologie voor specifieke sectoren zoals agrofood en zaadveredeling en dus bio tech/ veredelings techniek...
Paul Quekel 3
Niet de miljarden aan subsidies, welke door de Energie Transitie worden uitgegeven met de BIO Massa verbrandingsovens, de Windmolen Parken op land en op zee en de Zonneparken in een klein land als Nederland.
Zie ons voorstel al uit 2001 op https://lnkd.in/ghADgn8 ook in die tijd naar de Shell, het Rode Kruis, de Politiek en Ngo's gestuurd. Nooit reactie op gehad.
Geachte mevrouw van Loon (bestuursvoorzitter van Shell).
Op 16 mei 2021 heb ik u gezien en horen spreken over waterstof bij WNL op zondag, bij de heer Rick Nieman.
Uw inzet voor de toekomst met waterstof onderschrijf ik, alleen uw oplossing met windmolens op zee, zeker niet.
Subsidies moeten blijven stromen om de Nederlandse aan het buitenland verkochte NUTS energie bedrijven zeer rijk te maken. Echte oplossingen, zoals met Kernenergie worden genegeerd. Ons voorstel is, om in Afrika (Gambia) grote zonneparken, (zie bijlage) neer te zetten en daarmee zeewater te ontzilten en waterstof maken om 2 zaken op te lossen:
1. Ontzilting van zeewater met deze opgewekte stroom ontziltingmachines te laten draaien, de dorre gebieden te bevloeien en nieuwe vegetatie laten groeien, zal veel CO2 worden opgenomen. Bijkomend voordeel de zeespiegel zal dalen als er veel, heel veel zeewater wordt ontzilt.
2. Waterstof produceren en deze waterstof vervoeren naar Nederland en de bestaande infrastructuur gebruiken om Nederland schoner en milieu vriendelijk te maken. Zie artikel hierover in het FD. https://lnkd.in/ekWCaHw
Dat gaat met de huidige aanpak met Biomassa centrales en de Zonneparken en Windmolens in Nederland en op zee niet lukken. Hiervoor heb ik bij de heer Dijsselbloem geld uit het investeringspotje aangevraagd, nog geen reactie op gehad.
Peter Frederiks 2
Als je de subsidie krijgt moet je dat ook weer verantwoorden en dat kost ook weer veel geld (accountantsbureaus zijn niet goedkoop).
De vraag is dan hoeveel geld er dan uiteindelijk echt besteed wordt in/aan de ontwikkeling van het innovatieve product.
Ontwikkelingen lukken en er zijn er die mislukken. Aan het lukken van de ontwikkeling zou de overheid een extra belasting moeten innen per verkocht product omdat ze bijgedragen heeft aan de ontwikkeling.
En als de start-up naar de beurs gaat en daardoor multimiljonairs ontstaan moet de overheid de geïnvesteerde subsidie gewoon terugkrijgen. Daarmee kunnen weer nieuwe innovaties gefinancierd worden, of mislukte innovatie budgettair afgehecht.