© Wikimedia Commons

Wetenschappers die knokken om centen, werkt dat?

Begin mei ontvingen zes Nederlandse onderzoeksteams elk 18,8 miljoen euro van de overheid voor fundamenteel onderzoek. Reden voor een feestje dus. Maar zijn dergelijke subsidies, waar hevige competitie aan voorafgaat, wel zo'n goed idee?

Begin deze maand kon bij zes Nederlandse onderzoeksteams de champagnefles open: als winnaars van de zogeheten Zwaartekrachtsubsidie kregen zij ieder bijna 19 miljoen euro toegewezen. Met het geld kunnen de wetenschappers 10 jaar lang grensverleggend onderzoek uitvoeren.

Maar valt er wel iets te vieren? Uiteraard vindt Marijtje Jongsma, voorzitter van de Wetenschapsvakbond (VAWO), de toekenning van 112,8 miljoen aan zes excellente onderzoeksprogramma’s ‘een feestje waard’. Dat wil echter niet zeggen dat er alleen maar goed nieuws is: ‘Er worden recepties georganiseerd waar iedereen klapt en foto’s maakt, er staan kekke berichten op de webpagina’s van universiteiten die gescoord hebben. Maar zo rooskleurig is het niet.’

De Zwaartekrachtsubsidie: miljoenen euro’s voor fundamenteel onderzoek

112,8 miljoen euro heeft demissionair minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) beschikbaar gesteld voor zes grensverleggende onderzoeksprogramma’s. Niet alleen het hoge geldbedrag maakt de felbegeerde Zwaartekrachtsubsidie zo bijzonder; ook de lange looptijd van 10 jaar is uitzonderlijk. Bovendien gaat het geld naar grote onderzoeksteams waarin topwetenschappers van verschillende Nederlandse universiteiten en vakgebieden met elkaar samenwerken.

Ditmaal ontving de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) 37 aanvragen voor financiering binnen het Zwaartekrachtprogramma. De 15 inzendingen die daaruit werden geselecteerd, moesten een presentatie van 10 minuten geven voor een internationale commissie van 18 diverse wetenschappers. Aansluitend hierop volgde een gesprek van drie kwartier met de commissie.

De gehonoreerde programma’s betreffen onder andere onderzoek op het gebied van kwantumsoftware, duurzame samenwerkingsverbanden, biomateriaal voor weefselherstel en het bouwen van een synthetische cel.

Lees verder Inklappen

Geen extra geld

Jongsma merkt dat door de Zwaartekrachtsubsidie in de samenleving nu breed het idee bestaat dat er extra geld naar de universiteiten gaat. Dat is echter niet het geval: sterker nog, het is een sigaar uit eigen doos. 

Dat zit zo: de publieke gelden voor zowel wetenschappelijk onderwijs als onderzoek worden via drie verschillende geldstromen verdeeld. De eerste geldstroom bestaat uit basisfinanciering voor de universiteiten; dit is een vrij te besteden budget voor onderzoek en onderwijs. 

De tweede geldstroom, het wetenschapsgeld van de overheid, wordt beheerd door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Beide organisaties zijn verantwoordelijk voor de selectie en beoordeling van aanvragen voor onderzoeksfinanciering. Ze verdelen het geld door thematische projecten en ‘competities’ te organiseren. NWO is de grootste wetenschapsfinancier van de twee. De derde geldstroom behelst overige inkomsten, zoals middelen uit de EU en contractonderwijs of –onderzoek.

‘De universiteiten hebben een keiharde competitie moeten leveren’

Het geld van de Zwaartekrachtsubsidie komt uit de eerste geldstroom, oftewel de stroom die toch al rechtstreeks van de overheid naar universiteiten ging. Het idee dat er ‘extra’ geld beschikbaar komt, klopt dus niet. De misvatting was aanleiding voor de VAWO-voorzitter om kritisch te reageren; zij deed dit in de vorm van een persbericht en een ingezonden brief. In die brief spreekt zij tevens haar zorg uit over de ernstige onderfinanciering van kritisch, ongebonden onderzoek in Nederland.

Moordende competitie

‘De universiteiten hebben een keiharde competitie moeten leveren en ontzettend moeten interen op hun tijd en middelen om dat geld te verwerven,’ zegt de Jongsma tegen FTM. De Zwaartekrachtsubsidie vormt hierin geen uitzondering. De strijd om subsidies in de wetenschapswereld is toegenomen en de gevolgen daarvan zijn groot.

‘De afgelopen 15 jaar is het deel dat ten goede komt aan wetenschappelijk onderwijs en echt kritisch, ongebonden onderzoek — dat dus niet is bepaald door de agenda’s van beleidsmakers, politici of bedrijven — heel erg verminderd,’ vertelt Jongsma. ‘In plaats daarvan is er gezegd: “dat geld moet via programma’s, competities en Europa weer terugverdiend worden door universiteiten.”’ Volgens de VAWO-voorzitter komt daarmee de verwevenheid van onderzoek en onderwijs in het geding — en laat die verwevenheid nou net de bestaansreden van universiteiten zijn.

Marijtje Jongsma, VAWO-voorzitter

Ik hoorde iemand laatst zeggen dat ze inmiddels aan ‘protocolitus’ lijden

‘Vroeger zat een groot gedeelte van het geld in de eerste geldstroom. Dat was stabiel en belandde bij de onderzoekers die zowel voor de collegezaal stonden als onderzoek deden,’ legt Jongsma uit. ‘Het probleem is dat het geld nu via een moordende competitie terechtkomt bij mensen die zich eerst helemaal moeten specialiseren op dat onderzoek en daarom hun onderwijstaken afwentelen.’ Ook in het geval van de Zwaartekrachtsubsidie verwacht de VAWO-voorzitter dat de prijswinnende universiteiten nog meer tijdelijke docenten zullen aanstellen.

Administratieve rompslomp

In haar brief kaart Jongsma ook een tweede, al langer bestaand probleem aan: de lagere kans op toekenning van onderzoeksfinanciering als gevolg van de toegenomen competitie. Inmiddels is het toekenningspercentage bij de verdeling van de NWO-gelden gedaald van zo’n 30 procent naar 20 procent. Jongsma: ‘Een postdoc die geen subsidie binnenhaalt, verliest doorgaans haar of zijn baan. Dat je iets aan sturing en talentselectie wil doen, snap ik. Maar de proporties zijn daarin heel erg zoek.’

Een derde kwestie betreft de administratieve rompslomp rondom het binnenhalen van subsidie. Ruim 6 procent van de onderzoekstijd gaat op aan het (onbetaald) schrijven van aanvragen; Jongsma vraagt zich af of dat het nog wel waard is. Naast het aanvragen van subsidie zijn er namelijk diverse regels bijgekomen, zoals het opstellen van tussentijdse rapportages en het afleggen van een financiële verantwoording. Bovendien zijn de aanvragen voor de ethische commissie aangescherpt, evenals de procedures voor verantwoording achteraf. ‘Ik hoorde iemand laatst zeggen dat ze inmiddels aan “protocolitus” lijden. Het is een topzware exercitie in administratie geworden,’ aldus Jongsma.

De kosten van het ‘aanvraagcircus’

NWO heeft eveneens te maken met administratieve lasten die komen kijken bij het verdelen van financiële middelen. Het beoordelings- en selectieproces van aanvragen voor onderzoeksfinanciering — door Jongsma het ‘aanvraagcircus’ genoemd — moet georganiseerd worden; ook moeten er nieuw beleid en nieuwe programma's ontwikkeld worden. Deze twee zaken kostten de organisatie in de periode 2014-2016 zo’n 6 à 7,5 procent van het totale budget. Als je bedenkt dat het gemiddelde NWO-budget op 625 miljoen euro ligt, gaat het dus niet om kleine bedragen.

Lees verder Inklappen

Jongsma staat niet alleen in haar kritiek. Ook NWO zelf ziet de lage honoreringspercentages als een knelpunt in het systeem. Daarom wordt er gewerkt aan het terugbrengen van de hoge aantallen aanvragen. Bovendien zet de organisatie zich momenteel in om samen met het wetenschappelijk veld op zoek te gaan naar manieren om het indienen en beoordelen van aanvragen minder tijdrovend te maken, waarbij de kwaliteit van de procedures blijft gewaarborgd.

Geen verloren tijd

Toch benadrukt NWO dat de tijd die wordt besteed aan het opstellen van onderzoeksvoorstellen nooit verloren is. Zo zijn voorstellen die nét geen financiering halen bij NWO, vaak dermate goed dat ze alsnog via andere wegen (bijvoorbeeld binnen de faculteit) gefinancierd kunnen worden. Daarnaast helpt het proces de wetenschappers bij het nadenken over hun onderzoek en het aanscherpen ervan. 

Hoogleraar plantenwetenschappen van Wageningen University & Research Paul Struik kan dit beamen. Hij was coördinator van een zwaartekrachtprojectvoorstel dat helaas niet door de selectie kwam. ‘Wij zien heel duidelijk mogelijkheden om het voorstel aan te passen nu we hebben gehoord waarom het niet gehonoreerd is,’ vertelt Struik. ‘Momenteel zijn we met onze partners bezig om andere typen voorstellen te schrijven waarin wij onze ideeën uit het zwaartekrachtprogramma kwijt kunnen. Al met al was het heel nuttig, ik heb er geen spijt van — hoewel ik baal dat het niet gelukt is.’

‘De slag om het geld wordt steeds heftiger’

Maar ook Struik maakt zich zorgen om de toenemende competitie en alsmaar lagere honoreringskansen. ‘De slag om het geld wordt steeds heftiger,’ zegt hij. ‘Als de slagingskans onder de 10 procent zakt, gaat het niet alleen maar om de kwaliteit van het voorstel, maar wordt het ook een stukje geluk. En dat is jammer.’ Volgens de hoogleraar zou er voor het slagingspercentage een ondergrens moeten zijn, die door de academische wereld gewaarborgd wordt. ‘Anders gooi je te veel creativiteit en tijd van hoogopgeleide mensen weg.’

Kwaliteit onder druk?

Desalniettemin lijkt de problematiek vooralsnog geen effect op de kwaliteit van Nederlands wetenschappelijk onderzoek te hebben. Internationaal gezien scoort ons land nog steeds erg goed. Volgens Jongsma komt dit echter omdat wij nu de vruchten plukken van investeringen die 5 tot 10 jaar geleden zijn gedaan: ‘Het is niet: “ik gooi vandaag eens een half miljoen in het ontwikkelen van een of andere innovatie, en over drie jaar staan we daarmee in de wereldtop.”’ 

De VAWO-voorzitter vindt het dan ook een zorgwekkende ontwikkeling dat bestuurders — zowel die in Den Haag als de collegevoorzitters, decanen en directeuren van onderzoeksinstituten — vooral geneigd zijn te sturen op kortetermijneffecten. Jongsma: ‘Ze willen snelle, mediagenieke successen hebben, want dat valt binnen de duur van hun zittingstermijn. Maar echt fundamentele wetenschap heeft langlopende programma’s nodig; dat vinden we zo goed van de Zwaartekrachtsubsidie.’

Hoe krijg je zo'n Zwaartekrachtsubsidie?

‘Het was een lang traject,’ vertelt Rafael Wittek, hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en hoofdaanvrager van een van de gehonoreerde onderzoeksprojecten. Het voorstel dat Wittek samen met andere wetenschappers opstelde gaat om een interdisciplinair onderzoek naar duurzame samenwerkingsverbanden voor een veerkrachtige samenleving. 

Hoe dat proces in zijn werk gaat? ‘Je moet een probleem hebben dat een onderzoeker nooit in z’n eentje kan oplossen,’ vertelt Wittek. ‘Dan kijk je welke collega’s bereid zijn om mee te werken, wie de juiste expertise heeft en wie de tijd heeft om in een gezamenlijk team te gaan zitten.’ 

‘De administratieve last, dat is een interessante vraag,’ zegt Wittek lachend. ‘Het was eigenlijk niet zozeer de administratieve last, maar eerder het politieke spel dat in het traject van de Zwaartekrachtsubsidie zit. Er zijn veel spelers waar je rekening mee moet houden. De faculteiten, individuele onderzoeksgroepen. Niet iedereen kan deelnemen, anders wordt het team te groot. Daar hebben we de meeste energie in gestoken.’

Lees verder Inklappen

Jongsma wijst er verder op dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen een ernstige onderfinanciering van onderzoek heeft; NWO sluit zich hierbij aan. De organisatie meldt dat de publieke en private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling in Nederland op 2 procent van het bbp liggen. Daarmee zitten we onder het gemiddelde van de OESO (2,37 procent) en lopen we achter bij de doelstelling van 3 procent in het kader van de Europa 2020-strategie.

Oplossing

Volgens Jongsma ligt een deel van de oplossing in het terugbrengen van de Zwaartekrachtsubsidie naar de eerste geldstroom, zodat het rechtstreeks bij de universiteiten terechtkomt. Dan hoeft er minder geld naar het ‘aanvraagcircus’ en de bijbehorende administratieve taken. Ook zou het volgens haar betekenen dat topwetenschappers meer tijd kunnen besteden aan onderwijs, zodat er bovendien minder tijdelijke krachten hoeven worden ingeschakeld. Op die manier is er weer meer ruimte voor academische vrijheid en blijft de verwevenheid van onderzoek en onderwijs gewaarborgd.

Maar zo simpel is het volgens NWO niet. De organisatie denkt niet dat universiteiten onafhankelijk genoeg kunnen beoordelen waar het geld precies naartoe moet, als zij dat direct krijgen. Het zou namelijk betekenen dat de universiteiten voorstellen van hun eigen onderzoekers moeten beoordelen.

Ondanks de bezwaren gelooft Jongsma in verandering. ‘Veel argumenten benadrukken wat er zo belangrijk is aan het uitschrijven van subsidies, sturingsmogelijkheden en competitie voor talent. En al die argumenten zijn valide — maar ze zijn valide naast een heel solide systeem [waarin meer financiële zekerheid heerst, red.].’ Dat systeem ontbreekt nu, stelt Jongsma: ‘De basisvoorwaarden voor dat systeem hebben we niet meer. Terwijl die voorwaarden noodzakelijk zijn om de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs te handhaven en om te zorgen voor ongebonden onderzoek dat écht kritisch kan zijn.’