Minister van Financien Wouter Bos, ING-topman Michel Tilmant en DNB-president Nout Wellink zondagavond tijdens een persconferentie in Amsterdam, na de bekendmaking van de miljardeninjectie.

Minister van Financien Wouter Bos, ING-topman Michel Tilmant en DNB-president Nout Wellink zondagavond tijdens een persconferentie in Amsterdam, na de bekendmaking van de miljardeninjectie. © ANP / Evert Elzinga

Tien jaar na de tien miljard voor ING

3 Connecties

Relaties

Bankencrisis

Personen

Ralph Hamers

Organisaties

ING
41 Bijdragen

Eind deze week is het precies tien jaar geleden dat de Nederlandse staat de ING redde met een kapitaalinjectie van tien miljard euro. Gastauteur Simon Lelieveldt, voormalig hoofd toezicht en financiële markten van de Nederlandse Vereniging van Banken, doet een gedachtenexperiment om te onderzoeken waar de maatschappelijke en politieke verontwaardiging over de ING vandaan komt.

In het weekend van 18 en 19 oktober 2008 werd er druk gewerkt op het ministerie van Financiën. Samen met ING werkte Financiën aan een formele overeenkomst, die op 20 oktober bekend werd gemaakt. De staat injecteerde namens de belastingbetalers 10 miljard in het kernkapitaal van de bank om het vertrouwen van de financiële markten in de ING te stutten. In november 2014 had de ING alles weer terugbetaald, plus nog een bedrag van 3,5 miljard (hoofdzakelijk rente). Nu zijn we tien jaar verder en kunnen we ons afvragen: was dat een goede deal?

Financieel gezien is het antwoord eenvoudig. Er kwam uiteindelijk 13,5 miljard terug, dus per Nederlander hebben we 606 euro uitgeleend aan de ING en daar kregen we 818 euro voor terug. Dat betekent een rendement over zes jaar van iets meer dan 5 procent. Gevolgd door vier jaar lage rente komt het totaal uit op iets meer dan 3 procent per jaar in tien jaar. Bij de lage rentestanden van het afgelopen decennium is dat niet slecht.

Maar er is meer dan geld alleen. Geld rendabel investeren is aardig, maar als je er veel gedoe van hebt, de investering je veel tijd kost en kopzorgen geeft, dan zou je dat geld wellicht liever anders hebben besteed. Laten we daarom eens een denkexperiment uitvoeren met de geschiedenis.

Hoe zou een postscriptum bij de afspraken over de kapitaalinjectie hebben geluid?

De afspraak met ING was niet louter financieel van aard. Door het ministerie werden ook eisen gesteld aan de organisatie en de beloning. Er kwamen twee overheidscommissarissen, de bonussen over 2008 moesten worden ingeleverd en de vertrekpremie voor bestuurders werd maximaal één jaarsalaris. Dit betekende een direkte en indirekte interventie in het beloningsbeleid van de ING. De Staat vond het namelijk weinig gepast dat bestuurders van een systeembank privaat genieten van de opbrengst van hoge risico’s, om bij een crisis vervolgens bij de Staat de hand op te houden om gered te worden.

Welke aanvullende afspraken had het ministerie destijds van ING wél of niet geaccepteerd?  Laten we, met de kennis van nu, een PS’je schrijven bij de kapitaalinjectie van tien miljard, waarin het latere gedrag van de ING is verdisconteerd. Denk daarbij onder meer aan:

  • de voorgestelde (maar daarna ingetrokken) salarisverhoging voor ING-bestuurders in 2010;
  • de vaste salarisverhoging voor een topman in 2015, na aflossing van staatssteun, die wel doorging maar voor veel ophef zorgde;
  • de voorgenomen (maar ingetrokken) vast-variabele salarisverhoging voor een topman in 2018;
  • de in die periode onvoldoende invulling van de wettelijke plichten rond integriteit;
  • de onwil van de topman om zich publiekelijk te verantwoorden over zijn salarisverhoging.

Volgens mij zou dat postscriptum bij de kapitaalinjectie van oktober 2008 dan als volgt kunnen luiden:

“Voor alle duidelijkheid: de ING behoudt zich het recht voor nog tijdens de looptijd van deze overeenkomst te komen met nieuwe variabele beloningsvoorstellen voor de bestuurders, om vervolgens binnen vier jaar na afloop van deze overeenkomst het vaste salaris van de topman te verhogen c.q. te willen verhogen, zowel in cash als in aandelen. Daarnaast wijzen wij erop dat de ING zich gedurende tien jaar na afsluiten van deze overeenkomst niet hoeft te houden aan de basale wettelijke verplichtingen rond controle van identiteit en mogelijk verdachte transacties en terzake de betreffende topman zich ook niet eindverantwoordelijk zal achten.”

Zou de ING in 2008 zo’n postscriptum hebben durven schrijven? Zou het ministerie van Financiën zo’n toelichting in 2008 hebben geaccepteerd? Zou de politiek dit PS in 2008 hebben geaccepteerd? Dat lijkt me niet.

De ING als ondankbare en vergeetachtige jubilaris

Met het tienjarig jubileum van hun kapitaalinjectie voor de boeg, kregen we deze maand een verongelijkte maar zeer boeiende uitspraak van de heer Breukink, lid van de Raad van Commissarissen van de ING, over onze volksvertegenwoordigers:

“De toon van kritiek vanuit onder meer de politiek is onnodig en geeft de samenleving onterecht minder vertrouwen. Hier is een ‘industrie’ gaande die op volle toeren werkt.”

Laat ik vooropstellen dat ik denk te begrijpen waar deze bancaire verontwaardiging vandaan komt. Wie op een rij zet wat de banken in het verlengde van de crisis, ook financieel, te verstouwen hebben gekregen, ziet een flinke lijst: bankenbelasting, bijdrage aan depositogarantiestelsel, verhoging van kapitaaleisen, het moeten nemen van de volledige kosten van toezicht en een stevige inperking van de vrijheid van beloning. Telkens weer wordt onder verwijzing naar de crisis een last bij de banken gelegd.

Wat het ING-bestuur lijkt te zijn vergeten, is dat de kapitaalinjectie voortvloeit uit een maatschappelijk contract

Die politieke verwijten jegens de sector vallen soms inderdaad te makkelijk, maar dat verschijnsel doet zich veel breder voor; denk bijvoorbeeld aan parlementaire hoorzittingen over blaadjes op de rails in de herfst. Het is inmiddels een gegeven dat onze democratie sterk wordt beïnvloedt door kortetermijntrends. Media, politiek en democratiserende digitalisering versterken een concurrentie om incidenten en dat leidt tot gedrag dat het vertrouwen in de politiek aantast.  Dat is echter een heel ander soort debat, waarvoor de ING zich gewoon kan vervoegen bij de staatscommissie parlementair stelsel die dit thema in beraad heeft.

Wat het ING-bestuur desalniettemin in tien jaar lijkt te zijn vergeten, is dat de kapitaalinjectie voortvloeit uit een maatschappelijk contract tussen systeembank en samenleving. Dat contract is aanwezig, onvermijdelijk en niet opzegbaar, of je dat nu wilt of niet. Het luidt dat de maatschappij de systeembank altijd zal redden, omdat het omvallen van zo’n bank een te groot deel van de bevolking raakt. Maar de andere kant van dat maatschappelijke contract hoort dan vervolgens een systeembank te staan die zich van haar rol bewust is, en die niet probeert in goede tijden de winsten af te romen door middel van ongepaste beloningsstructuren en crimineel gedrag. Dat is de andere kant van de maatschappelijke bereidheid om diezelfde bank in slechte tijden met een geldinjectie uit de brand te helpen.

Dit ongeschreven sociaal contract materialiseerde zich met de kapitaalinjectie van 10 miljard in een daadwerkelijk contract. Destijds was de ING nog deemoedig, zich bewust van de ernst van de situatie en de verplichtingen die bij een systeembank horen. Ik vermoed echter dat het opschudden van de bank richting een agile, hippe, fintech-achtige onderneming tot gevolg heeft gehad dat in tien jaar tijd ook het eigen geheugen een tik heeft gekregen.

De ING stelt zich nu in de publieke arena op als een ondankbare jubilaris die boos is op het publiek aan wie hij zijn voortbestaan te danken heeft. De ING verwijt de politiek een hetze te voeren die het vertrouwen in de bank en de financiële sector ondermijnt. Maar de jubilaris vergeet intussen het postscriptum dat hij zelf in de afgelopen jaren aan het contract van de kapitaalinjectie heeft toegevoegd.

Waar komt die publieke verontwaardiging toch vandaan?

Het postscriptum uit ons gedachtenexperiment hierboven is natuurlijk niet alleen in 2008 onacceptabel; het is dat ook in 2018. Wie de publieke verontwaardiging over het eigen wangedrag desondanks toeschrijft aan een ‘industrie’ die gemobiliseerd wordt en vertrouwen te schande maakt, heeft weinig begrepen van simpel contractrecht.

Het Nederlandse publiek voelt zich door het gedrag van de ING na de kapitaalinjectie bekocht en bedonderd

Wat we als samenleving hadden mogen verwachten in 2008 – nadat we per persoon 606 euro staken in de redding van de ING als systeembank – is hetzelfde als we zouden verwachten indien we van dat bedrag een wasmachine hadden gekocht. Die wasmachine moet gewoon zijn werk doen, volgens de regels, niet gek doen, geen kuren vertonen en je moet er geen omkijken naar hebben. Een beetje wasmachine voldoet moeiteloos tien jaar lang aan die verwachting.

In het geval van de ING werd het Nederlandse publiek echter keer op keer geconfronteerd met een ‘product’ dat onderhoudsgevoelig is, herhaaldelijk disfunctioneert en niet doet wat je ervan mag verwachten. En het Nederlandse publiek en de politiek voelen zich door het gedrag van de ING na de kapitaalinjectie van tien miljard gewoon bekocht en bedonderd. Dáárom is die publieke verontwaardiging zo groot.

De verontwaardiging zal onverminderd groot blijven, totdat de ING zich in haar gedrag wél bewust toont van het sociaal contract dat ze met de samenleving heeft. ING-bestuurders die dat niet begrijpen en die de oorzaak van de verontwaardiging onverminderd buiten zichzelf leggen, betonen vooral zichzelf een onbetrouwbare contractpartner.

De top van de ING bewijst met zijn eigen gedrag eens te meer dat ze zowel een maatschappelijke antenne missen als een moreel kompas. Helaas is dat geen nieuws.

Wie is Simon Lelieveldt?

Simon Lelieveldt sloot zijn studie als bedrijfskundig ingenieur aan de Technische Hogeschool Twente in 1989 af met de publicatie van zijn scriptie in boekvorm. Met dit boek, Electronisch Betalen Goed Geregeld?, won hij dat jaar de Equity & Law Financial Services Award. Hij werkte vervolgens zes jaren als organisatie- en beleidsadviseur bij de Postbank. In 1995 stapte hij over naar De Nederlandsche Bank, waar hij zeer nauw betrokken was bij het toezicht op elektronisch geld (Chipper/Chipknip) en nationale internationale onderzoeken op dat gebied.

In 2001 startte hij een zelfstandig adviesbureau om marktpartijen en overheden als onafhankelijk strategisch adviseur bij te staan op ontwikkelingen rond toezicht, betalingsverkeer en elektronisch geld. In die periode was hij één van de eerste webloggers met zijn blog Retail Betaal Gedachten en zette hij een aparte branchevereniging op voor uitgevers van elektronisch geld.

Vanaf medio 2004 werkte hij voor de Nederlandse Vereniging van Banken, waar hij onder andere verantwoordelijk was voor de strategievorming rond de overgang naar Europees betalen (SEPA) en de formulering/invoering van Europese regelgeving (Payment Services Directive). Hij was in die rol ook lid van de European Commission Banking Account Expert Group on User Mobility.

In 2007 werd hij als hoofd van de afdeling Toezicht en Financiële Markten verantwoordelijk voor de interbancaire beleidsontwikkeling rond onderwerpen als toezicht, depositogarantie, Basel 2/3, code Banken en Covered Bonds. In die rol maakte hij van nabij de financiële crisis mee en alle discussies die daarop volgden, zoals in Nederland bijvoorbeeld de invoering van de Code Banken.

Sinds 2011 is hij zelfstandig gevestigd als regelgevend adviseur voor onder toezicht staande instellingen en branche-organisaties. Hij assisteert bij impact assessments, consultaties, position papers en is als compliance expert voor onder toezicht staande instellingen actief in het innovatief betalingsverkeer/toezicht. Hij verzorgt daarnaast maatwerkopleidingen, workshops, lezingen, presentaties over het bankwezen, betalingsverkeer en elektronisch geld.

Ook lanceerde hij in 2012 het initiatief Financieel Erfgoed waarmee de financiële geschiedenis dichter bij het publiek wordt gebracht. Vanuit een historisch-bedrijfskundige benadering belicht hij de actuele thema’s en vraagstukken in het bankwezen en laat hij zijn publiek zien wat de geschiedenis ons kan leren.

Lees verder Inklappen