
Het pensioenstelsel van 2026 biedt naar verwachting minder ruimte voor conflicten tussen oudere en jongere generaties. © ANP/HH/Bert Spiertz
Waarom we touwtrekken om pensioenpotten
Voor miljoenen Nederlanders is de dreiging van een lager pensioen voor even afgewend. Met dank aan – alweer – versoepeling van de spelregels door minister Koolmees. De Nederlandsche Bank waarschuwt al jaren voor het risico dat jongeren de rekening gepresenteerd krijgen. Zijn in 2026, in het nieuwe pensioenstelsel, de belangenconflicten tussen de generaties opgelost?
‘Zolang ondergetekende de eer zal hebben uw onderneming te leiden, zullen geen oude paarden zonder voer op stal worden gezet,’ zei in 1879 de directeur van de Nederlandsche Gist & Spiritusfabriek in Delft tijdens een aandeelhoudersvergadering. Voortaan ging 10 procent van de winst naar een pensioen voor zijn personeel. Hiermee staat Jacques van Marken – ‘de rooie van Marken’, zeiden zijn collega-werkgevers – te boek als eerste particuliere ondernemer die zijn werknemers een oudedagsvoorziening in het vooruitzicht stelde. Maar honderden jaren eerder waren de middeleeuwse gilden hem al voor met een solidair vangnet tegen armoede door ouderdom en ziekte, als vroege voorlopers van onze pensioenfondsen.
Solidariteit is ook nu nog een van de fundamenten van ons pensioenstelsel: tussen jongeren en ouderen, tussen werkenden en gepensioneerden, tussen de pechvogels die al jong ziek worden en overlijden en de allertaaisten die stokoud worden. En het systeem kent nog wel meer vormen van solidariteit. Tussen mannen en vrouwen (die gemiddeld ouder worden), tussen bedrijven binnen een bepaalde sector, en tussen gezonde werknemers en mensen met een arbeidsbeperking.
Bron van het kwaad
Maar de solidariteit tussen de generaties is de afgelopen decennia onder druk gekomen. Dat werd vooral voelbaar in de jaren na de kredietcrisis van 2008. Sindsdien zijn de pensioenen van miljoenen Nederlanders niet meer geïndexeerd en dus niet meer meegestegen met de kosten van het levensonderhoud, en dreigden er zelfs verlagingen.
Veel mensen zien de rekenrente als bron van het kwaad. Vooral ouderenorganisaties roeren zich flink, verontwaardigd omdat de lage rekenrente fondsen zou dwingen onnodig veel kapitaal op te potten en dus niet uit te keren aan degenen die nu (bijna) met pensioen zijn. Aan de andere kant staan mensen die bezorgd zijn dat met gesleutel aan de rekenrente, en met het verder uitstellen van pensioenverlagingen, de rekening uiteindelijk wordt doorgeschoven naar de jongeren.
Het kabinet bereikte midden vorig jaar met de vakbonden en werkgevers overeenstemming over een nieuw pensioenstelsel dat in 2026 ingevoerd moet zijn. Verandert dat iets aan de toenemende druk op de solidariteit tussen generaties?
‘Solidariteit is alles wat met herverdeling te maken heeft,’ zegt Fieke van der Lecq, hoogleraar pensioenmarkten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘Een pensioenfonds is continu aan het herverdelen.’ Maar het schuiven tussen generaties wordt in het nieuwe stelsel in ieder geval flink ingeperkt.
Een mechanisme dat sneuvelt, is de zogeheten ‘doorsneesystematiek’ waarmee veel huidige pensioenregelingen – die in de jaren vijftig van de vorige eeuw gestalte kregen – zijn opgetuigd. Dit mechanisme zorgde er toen voor dat mensen die bij de invoering al wat ouder waren in relatief korte tijd toch een redelijk pensioen konden opbouwen – met dank aan subsidie van jongere collega’s.
Jongeren die ouderen subsidiëren
De doorsneesystematiek is ook nu nog op veel pensioenregelingen van toepassing en zelfs verplicht voor de bedrijfstakpensioenfondsen, waarbij de meeste deelnemers zijn aangesloten. In het kort komt de systematiek erop neer dat jongere werknemers, tot ongeveer hun 45e, voor hun pensioenpremie een relatief kleine pensioentoezegging krijgen en ouderen juist een grote. Nadat de jongere zelf 45 jaar oud is, krijgt hij op zijn beurt een grotere toezegging voor de ingelegde premie. De premies en toezeggingen zijn voor beide groepen procentueel precies gelijk, maar jongeren hebben een veel langere ‘beleggingshorizon’: hun premies hebben meer tijd om te groeien door beleggingsrendement. De premies van ouderen hebben juist relatief weinig tijd om te profiteren van beleggingsrendement.
‘In beginsel kun je in je eentje de hele cyclus van de doorsneesystematiek doorlopen, en dan zou je aan het eind keurig neutraal uitkomen,’ zegt Fieke van der Lecq. ‘Alleen, mensen gingen andere dingen doen en toen kwam die rekensom niet meer uit.’ Zo werken veel mensen een periode in deeltijd, bijvoorbeeld om voor kinderen te zorgen, en is het aantal zzp’ers fors toegenomen.
‘Als iedereen blijft werken bij dezelfde werkgever is er geen probleem,’ zegt Roel Mehlkopf, pensioenfondsadviseur bij Cardano, postdoctoraal onderzoeker aan de Tilburg University en gepromoveerd op het delen van pensioenrisico’s tussen generaties. ‘Maar het is sneu voor iemand die halverwege zijn loopbaan zzp'er wordt en dan niet meer meedoet aan het stelsel.’ Zo iemand heeft alleen subsidie betaald, maar nooit subsidie ontvangen. Ook de vergrijzing strooide zand in de machine van de doorsneesystematiek, want daardoor kwam de last van subsidieverstrekking aan ouderen terecht bij een steeds kleinere groep jongere werknemers. Nederlanders zijn sinds de jaren vijftig gemiddeld zo’n vijf jaar ouder geworden.
De onbetaalde rekening
De ontregeling van de doorsneesystematiek, door de veranderde arbeidsmarkt en door de vergrijzing, heeft verschillende gevolgen voor jong en oud. Maar zolang er vertrouwen is in de individuele pensioentoezeggingen zullen deelnemers weinig aandacht hebben voor ingewikkelde onderliggende generatie-effecten. Roel Mehlkopf: ‘Generatieconflicten komen op als duidelijk wordt dat bepaalde verwachtingen niet kunnen worden waargemaakt. Of als er een onbetaalde rekening ligt, of als er een dekkingstekort optreedt. Dan is de vraag: wie pakt die onbetaalde rekening? Kunnen we de verwachtingen, die bij bepaalde generaties zijn gewekt, misschien toch realiseren door iets te schuiven of iets te veranderen aan de regels? Dat conflict is losgebroken na de crisis van 2008.’
Generatieconflicten komen op als verwachtingen niet worden waargemaakt of er een onbetaalde rekening ligt
De geplande ingangsdatum van het nieuwe pensioenstelsel is 1 januari 2026. Dat is nog ver weg, en er zitten nog zeker twee Tweede Kamerverkiezingen tussen. Op 12 februari sloot de consultatieronde van de onderliggende conceptwet Toekomst Pensioenen. Hoe zeer het onderwerp leeft blijkt alleen al uit de 482 – soms emotionele – reacties, waaronder opvallend veel van individuele deelnemers. Meerderen roepen op tot behoud van het oude stelsel, maar dan wel met een hogere rekenrente zodat er eindelijk weer indexaties mogelijk zijn.
Maar de trein is vertrokken. Pensioenfondsen zijn al volop bezig zich voor te bereiden op alle veranderingen. Als die worden ingevoerd, komt er dan ook een einde aan het getouwtrek tussen ouderen en jongeren om de pensioenpotten? Er komen in ieder geval minder mogelijkheden voor herverdeling tussen de generaties.
De doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Er worden straks helemaal geen pensioentoezeggingen meer gedaan, laat staan relatief lage toezeggingen aan jongeren en relatief hoge aan ouderen. In plaats hiervan gaan pensioenfondsen precies bijhouden wat ieders individuele aandeel is in het totale vermogen van het fonds. De premie die je straks betaalt, belandt in je eigen, persoonlijke pot. De optelsom van persoonlijke potten blijft collectief worden belegd – met alle (schaal)voordelen van dien.
Deelnemers zien hoe het voor hen gereserveerde aandeel in het fondsvermogen verandert: ze zien de eigen premie en het eigen aandeel in het collectief behaalde rendement. Pensioenen zullen stijgen en dalen; al naar gelang de beleggingswinsten en -verliezen. Hoeveel pensioen ieders persoonlijke pot uiteindelijk oplevert, daarvan kan alleen een schatting worden gegeven. Die wordt gemaakt met behulp van een zogeheten projectierendement.
Omdat fondsen geen toezeggingen meer doen, vervalt de door velen verfoeide rekenrente
Aangezien fondsen geen toezeggingen meer doen, vervalt ook de door velen verfoeide rekenrente waarmee ze nu nog moeten becijferen of het totale vermogen groot genoeg is om die toezeggingen waar te maken. De rekenrente, die gebaseerd is op de marktrente, is al geruime tijd extreem laag (gemiddeld iets boven nul procent) – sommigen spreken van het ‘nulrentoceen’ – en dat verplicht fondsen te veronderstellen dat de totale pensioenpot maar heel langzaam zal groeien. Daarom moeten ze in verhouding tot hun toezeggingen nu veel geld in kas houden. En daarvan verhoudingsgewijs weer veel voor de jongeren, die een lange beleggingshorizon hebben. Het duurt immers nog wel even voordat zij met pensioen gaan. Die lange periode – waarvoor de veronderstelde lage rente moet gelden – weegt extra zwaar bij het berekenen van de nu benodigde pot.
‘Om vandaag de dag één euro aan pensioen te kunnen uitkeren, was het twintig jaar geleden genoeg geweest als u 30 cent had ingelegd. Als u over twintig jaar één euro pensioen wilt uitkeren, zult u vandaag de dag meer dan 90 cent moeten inleggen’, zo illustreerde DNB-directeur Klaas Knot in 2019 het effect van de gedaalde rekenrente. Het is overigens maar de vraag of die 90 cent inderdaad nodig blijkt. Er is veel kritiek op die aanname, die veel mensen te pessimistisch vinden. Zij wijzen op het grote verschil tussen de rekenrente (gedaald tot iets boven nul) en de rendementen van pensioenfondsen (meer dan 6 procent het afgelopen decennium).
In het huidige stelsel wordt via de rekenrente collectief gespaard geld verdeeld tussen jongere en oudere generaties. Met een verlaging van de rekenrente schuift geld van oud naar jong, en bij een verhoging schuift geld van jong naar oud. Wanneer de verplichte rekenrente verdwijnt, verdwijnt tegelijk een belangrijke bron van belangenconflicten en van felle discussies over gemiste indexaties en al dan niet noodzakelijke kortingen op de pensioenen.
Sigaar uit eigen doos
Indexatie bestaat straks niet meer. Bij goede beleggingsrendementen kan het pensioen omhoog, maar dat is wat anders dan compensatie voor inflatie. ‘Als je in het nieuwe stelsel eerder een toeslag [verhoging van de uitkering, red.] verleent, is dat een sigaar uit eigen doos. Dan heb je een grotere kans dat je ook weer zelf naar beneden moet. Uiteindelijk moet het allemaal uit je eigen persoonlijke vermogen komen,’ zegt Roel Mehlkopf. ‘In het huidige stelsel wordt vastgelegd hoeveel mensen indexaties hebben gemist, en dus wie te maken heeft met een achterstand. Dat is voor een aantal gepensioneerden nogal belangrijk – die hebben bijgehouden: dit moet ik nog krijgen.’
Als de solidariteitsreserve op is, is-ie op – je mag niet meer lenen van de toekomst
De ruimte voor herverdeling tussen generaties verdwijnt niet helemaal: fondsen kunnen een ‘collectieve solidariteitsreserve’ aanhouden van maximaal 15 procent van het totale vermogen. Die reserve kan bijvoorbeeld worden gebruikt om beleggingsrisico’s te delen tussen jong en oud, of om schommelingen van pensioenen te dempen. Met name de vakbonden drongen aan op zo’n buffer. Maar de ruimte om tussen generaties te schuiven, is daarmee dus wel met 85 procent ingeperkt.
De fondsen moeten ook voor langere tijd vastleggen wat de spelregels zijn. ‘Als die solidariteitsreserve op is dan is-ie op’ zegt Fieke van der Lecq daarover. ‘Want je mag niet meer lenen van de toekomst. Dat is nu beperkt. Dat is een van de grote verschillen tussen het oude en het nieuwe stelsel.’
Een belangrijke vorm van solidariteit die overeind blijft, is het delen van het ‘langlevenrisico’, oftewel het risico dat fondsdeelnemers ouder worden dan de levensverwachting. Dan loopt je pensioenuitkering door, hoe oud je ook wordt.
In de toekomst is er naar verwachting minder ruimte voor belangenconflicten tussen generaties. Maar tot het zover is, moeten de fondsen zich nog houden aan de spelregels van het huidige stelsel, al heeft minister Koolmees die flink versoepeld. Grote fondsen als ABP, PFZW en PMT waarschuwden in januari dat er de komende jaren nog steeds een grote kans is op pensioenkortingen. Niet in de laatste plaats omdat de rekenrente de komende vier jaar vermoedelijk nóg verder omlaaggaat. En om vanaf 2026 met een schone lei te beginnen, moeten nog een paar stevige noten worden gekraakt waarbij verschillende grote belangen van de generaties nog een keer op het spel staan.
Zo zit er in de doorsneesystematiek een impliciete schuld waarmee eenmalig moet worden afgerekend. Roel Mehlkopf: ‘Als je de doorsneesystematiek afschaft dan is er een generatie die nu ongeveer 45 jaar oud is, en die zegt: “Wij hebben twintig jaar premies ingelegd en andere mensen gesubsidieerd in de verwachting dat we de komende twintig jaar zelf gesubsidieerd worden. En net nu schaf je die systematiek af?” Die generatie zal daarvoor dus gecompenseerd moeten worden.’
Onrecht uit het verleden
Het Koninklijk Actuarieel Genootschap berekende in 2014 dat zo’n compensatie ongeveer 25 miljard euro kost. Wie gaat dat betalen? Fieke van der Lecq: ‘De afgelopen jaren is gekeken naar de vraag of je landelijk moet compenseren, bijvoorbeeld via de belastingen of de AOW, of binnen een pensioenfonds. Uiteindelijk is ervoor gekozen dat elk pensioenfonds dat zelf moet oplossen.’ Dat kan lastig worden voor fondsen die in 2026 starten met een (nog) lege of nauwelijks gevulde solidariteitsbuffer.
Met afschaffing van de doorsneesystematiek verdwijnt de ingebouwde subsidiëring van oud door jong. Toch kan deze verandering op termijn ook nadelig uitpakken voor jongeren: in het nieuwe stelsel tikken op jonge leeftijd ingelegde euro’s extra hard aan omdat ze nog lang, voor de individuele deelnemer, kunnen renderen. Mensen die pas op latere leeftijd fondsdeelnemer worden, bijvoorbeeld omdat ze eerst voor jonge kinderen zorgden of eerst in flexbanen zonder pensioenregeling werkten, kunnen een moeilijk in te halen achterstand oplopen.
Het collectieve Nederlandse pensioenvermogen is sinds de kredietcrisis gestegen van 684 miljard euro eind 2007 tot bijna 1.600 miljard in 2020. Daarmee is de pot groter dan ooit. Een flinke hobbel bij de overgang naar het nieuwe stelsel is het opknippen daarvan in individuele potjes: het zogeheten ‘invaren’. Voor fondsen met een dekkingsgraad van 100 procent of meer is dat minder ingewikkeld: zij hebben immers voor elke euro toekomstige pensioenverplichting ook minstens een euro in kas.
Maar bijna acht miljoen deelnemers zijn aangesloten bij een fonds met een dekkingsgraad lager dan 95 procent, de voorgestelde ondergrens om zonder pensioenverlagingen over te gaan naar het nieuwe stelsel. Verbeteren de dekkingsgraden de komende tijd, of zijn er fondsen die straks de pensioenen moeten verlagen om de verdeelsom voor het invaren rond te krijgen? Met kortingen gaan de verplichtingen van het fonds immers omlaag en stijgt de dekkingsgraad. Maar gepensioneerden voelen zo’n korting direct in hun portemonnee.
Of wordt er toch voor één keer aan de rekenrente gemorreld, zo vlak voor we er afscheid van nemen? Met een hogere rekenrente verbetert de dekkingsgraad en definieer je het probleem in één keer weg. In de pensioenwereld wordt hiervoor gepleit. Volgens voorstanders zou het raar zijn om een historisch lage rekenrente af te schaffen, maar vlak daarvoor nog wel even de pensioenverlagingen door te voeren die zo’n lage rekenrente op papier vereist. Ze wijzen er ook op dat er door de gedaalde rente al veel geld van oud naar jong is gegaan en dat een hogere rekenrente een beetje compensatie biedt.
Het effect van een hogere rekenrente is potentieel fors, stelt Roel Mehlkopf. ‘Het komt er grofweg op neer dat er met een verhoging van 1 procent een bedrag van zo’n 100 tot 200 miljard euro van jong naar oud schuift.’ Precies daarom vinden tegenstanders zo’n maatregel moeilijk te verkopen aan jongeren.
Ten slotte is de vraag in hoeverre de transitie wordt aangegrepen om af te rekenen met wat verschillende generaties ervaren als onrecht uit het verleden, zoals gemiste indexaties of uitstel van kortingen. In de pensioenwereld kruisen voor- en tegenstanders van zo’n afrekening de degens.
Minister Koolmees lijkt de deur open te houden om bij het invaren ook naar het verleden te kijken. Maar hoe ver? En welke aspecten laat je meewegen? Kan bijvoorbeeld achteraf worden vastgesteld welke generaties voor- of nadeel hadden van premies die te laag waren in verhouding tot het pensioen dat werd toegezegd?
Het uitstel van kortingen is gunstig voor gepensioneerden, net zoals de levenslange uitkeringen bij een gestegen levensverwachting dat zijn. En voor die extra levensjaren is lange tijd niet genoeg pensioenpremie betaald.
Mehlkopf: ‘Jongeren zouden kunnen zeggen: de ouderen hebben ten eerste niet betaald voor wat je toen al had kunnen voorzien. En later kregen ze ook nog een flinke bonus doordat de levensverwachting nog eens extra steeg. Maar ouderen hebben weer argumenten waarom zij te weinig hebben gekregen. De rentedaling is voor een groot deel op hun bordje terechtgekomen.’
In 2011, toen Mehlkopf bij het Centraal Plan Bureau werkte, boog hij zich al een keer met een paar collega’s over deze hypothese: stel dat de politiek ons vraagt om retrospectief uit te rekenen of er generaties ouderen of jongeren zijn die in het verleden te veel of juist te weinig hebben gekregen? Na ongeveer een uur gooiden ze de handdoek in de ring. Conclusie: ‘We hopen dat die vraag nooit komt en anders leggen we haar naast ons neer.’ Zo’n tien jaar later, nu de vraag weer relevant kan worden, voegt Melhlkopf achter zijn webcam eraan toe: ‘Je trekt dan echt een doos van Pandora open.’
44 Bijdragen
Andries Munnik 3
Op zich kan ik me vinden in zo'n systeem. Ik zou twee dingen nog willen weten:
- wat gebeurd er met je eigen, persoonlijke pot bij overlijden? Blijft dat zoals nu (deel naar je partner zoals bij in leven blijven, rest vervalt aan het fonds) of maakt je eigen pot deel uit van de te verdelen nalatenschap? Immers, het fonds heeft al die tijd gewoon kunnen beschikken over het vermogen, nuttig gebruik makend van de schaalvoordelen.
- is het met dit systeem makkelijker om de pensioenuitkering te fiscaliseren, iets waar nationale regeringen (en de EU) al enige tijd likkebaardend naar uitzien en hevig verzet tegen is?
Gerard van Dijk 6
Martien van Dongen 4
Echter in de groep ouderen zitten ook grote verschillen.
Varieert van 50 euro per maand tot honderden euro’s per maand.
Wil Post 2
Martien van DongenDe wens om te indexeren vergroot de ongelijkheid. Iemand met € 100.000 pensioen per jaar krijgt bij 3% indexatie na 30 jaar € 242.726. Zijn (jonge) echtgenote gratis 50 - 70 procent. Voor werknemers met gemiddeld € 10.000 per jaar is dat slechts € 24.273. Het verschil is geen € 90.000 meer, zoals nu, maar € 218.453 per jaar.
Fouten maken is menselijk, maar er mee doorgaan een beetje dom. We moeten dus niet indexeren, maar (vanwege zorg, studie en opvoeding) de ongelijkheid compenseren.
Pieter Jongejan 7
Als straks de inflatie omhoog gaat om de coronaschulden en de torenhoge schulden van Zuid-Europa te betalen blijft er heel weinig aan koopkracht over voor de Nederlandse pensioenen. Dit aspect weglaten is misleidend.
Wat gebeurt er met de inflatie als de olie-en gasprijs omhoog gaat? Dan daalt de koopkracht van de Nederlandse pensioenen, die verplicht in nominale staatsobligaties moeten beleggen, toch nog veel harder.
Mensen kunnen beter waardevast in goud of in een eigen huis beleggen dan in een nominaal pensioen. In Zuid-Europa heef de bevolking dit al lang begrepen. Daar ligt het eigen woningbezit op 80%. In Duitsland op 50%.
Mentor Palokaj 6
Pieter JongejanPieter Jongejan 7
Mentor PalokajDit maakt het leven van de gewone banken nog moeilijker.
Wil Post 2
- het enorme aantal fouten in de administratie van pensioenfondsen
- dat werknemers met een laag inkomen zijn gekort met een hoge franchise
- en dat ze het a/d top premievrij kregen, ook voor hun jonge echtgenoten.
De kans om er tot 2026 mee door te gaan is het grootste risico voor jongeren.
Cor van der Kaaij
Anko Mulder 1
Gelukkig had ik al snel in de gaten dat mijn pensioen niet veel zou worden en heb ik dus zelf lijfrenteverzekeringen gesloten.
Mentor Palokaj 6
Anko MulderR. Eman 8
Anko MulderRic Real 1
Anko MulderJanneke de Graaf 2
Anko MulderEmiel Stolp
Toen ging de politiek zich er mee bemoeien. Die vonden dit systeem oneerlijk en dwongen de fondsen om over te gaan op het middelloon. Je betaalt premie over je huidige salaris en bouwt ook pensioen op over je huidige salaris. De pensioenen en de premies worden hierdoor lager en dat is fijn voor de overheid als grootste werkgever van Nederland.
Vervolgens begon men te klagen over de subsidie van jong naar oud. Maar die is er de afgelopen 15 jaar niet geweest. Iedereen klaagt over de lage rekenrente, maar die geldt alleen voor de pensioenuitkeringen. Voor de pensioenpremies heeft de overheid besloten een hogere rekenrente te hanteren. Dit heeft tot gevolg dat de pensioenpremies niet kostendekkend zijn. De werkgevers en werkenden betalen gemiddeld ongeveer 75% van de benodigde premie. Het resterende kwart, ongeveer 10 miljard per jaar, wordt niet betaald maar aan het pensioenfondsvermogen onttrokken. Ongeveer 1/3 van het pensioenvermogen is door de huidige gepensioneerden bijeengespaard. Zij betalen dus ook 1/3 deel van die 10 miljard premie tekort. Dat is genoeg om alle pensioenen met 10% te verhogen.
Het totale pensioenvermogen in Nederland lag in 2006 rond de 600 miljard. En nu is het 1600 miljard. Die groei komt uit een beleggingsrendement van gemiddeld meer dan 6% per jaar. Maar vanaf 2008 wordt er niet meer geïndexeerd omdat volgens de DNB het rendement in de toekomst wel eens lager zou kunnen zij
Emiel Stolp
De DNB stelt dat het toekomstig rendement niet hoger zal zijn dan de rekenrente. Dat is het rendement op Duitse en Nederlandse staatsleningen. Door het rentebeleid van de ECB worden deze rentes op of onder de 0 gedrukt.
Maar er is wel inflatie in Europa, de ECB doelstelling is 2% inflatie per jaar. De DNB gaat er dus van uit dat je door geld te beleggen ieder jaar 2% aan koopkracht verliest en dat daar geen rendement tegenover staat.
Maar als het beleggingsrendement lager is dan de inflatie, zou je helemaal geen kapitaal gedekt pensioensysteem moeten hebben. Een omslagstelsel zoals bij de AOW levert dan bij dezelfde premie een hoger en waardevast pensioen op. De salarissen, en daarmee de premie inkomsten lopen mee met de inflatie, terwijl volgens de DNB het belegde vermogen ligt te verpieteren en ieder jaar minder waard wordt.
In Europa hebben Nederland en Engeland de grootste pensioenvermogens. Maar in Nederland worden de pensioenen al 13 jaar niet geïndexeerd terwijl dat in de andere landen wel gebeurt. De andere landen hanteren dan ook of een hogere rekenrente, dichter bij de werkelijke rendementen, of een omslagstelsel.
Als wij hier al een pensioenprobleem hebben, dan is dat geen gevolg van ekonomische tegenvallers, maar van geheel zelf gemaakte slechte regelgeving.
Martien van Dongen 4
Emiel StolpGuido Nafzger 2
Emiel StolpIk heb destijds als KVV officiers een jaarpremie ontvangen. Dit deels als compensatie voor pensioenopbouw 4 jaar lang, dit vanaf mij 24ste tot 28ste (4jaar). Daarna netjes gewerkt en pensioenpremie betaald. Echter pas vanaf juli 1994 heb ik opgebouwd pensioen over kunnen dragen naar nieuwe pensioenfondsen. Door dat deze wet laat werd ingevoerd, is mij 9 jaar opbouw door de neus geboord.
Een van drie polissen is afgekocht en de resterende twee groeien niet meer mee! Echt jammer. Maar omdat ik dat gat zag aankomen heb ik destijds een lijfrentepolis aangeschaft, die aanvankelijk met spaarloon werd gefinancierd, gewoon doorlaten lopen ( na afschaf van de spaarloonregeling) tot in juni 2021. Dan wordt ik 65 en laat ik deze pot geld nog staan tot 17 april 2023, dan ga ik met AOW.
Dus voor mij geldt jong en oud niet. Mij is ooit verteld als je begint te sparen c.q. slim beleggen met € 200,-- (was toen fl 400,--) wanneer je start met werken, dan heb je geen pensioenvoorziening nodig via je werk of overheid.
Dan regel je het zelf allemaal. Maar dat vergt wel een ijzeren discipline, zeker in tijden van tegenspoed.
Ik heb meegemaakt dat KVV'ers destijds hun afzwaaipremies in reizen en dure auto's staken. Ik heb het in een eigen woning gestopt destijds en dat heeft mijn tot verkoop van ons huis in 2016 geen windeieren gelegd.
Ik heb gevaren, KVV-officier geweest en daarna ( na mijn 28ste in 1984) 7 banen gehad en nu bezig in mijn 8ste en laatste baan als Hfd. Administratie/Controller. In die periode nog geen 4 maanden werkloos geweest.
4 betrekkelijk magere jaren gehad na mijn echtscheiding. Keuze auto of eigen huis. Eigen huis was de keuze omdat het huis op mijn inkomen (en KVV-premie) was gekocht en het spaargeld was voor mijn ex.
Doorzetten, solliciteren en geloof in jezelf blijven houden is mijn motto. Dit naast goed met je geld omgaan.
Genieten en sparen in goede tijden en genieten en niet sparen in slechte tijden. Geleerd van mijn ouder
Pim van Rij 1
Emiel StolpZou dat misschien komen omdat de belangrijkste politieke stroming van de afgelopen dertig jaar alleen groeit op de tweedracht die ze zaait?
Verschillen tussen jong en oud veroorzaken om vervolgens jong en oud tegen elkaar op te zetten?
Heksenjacht op uitkeringstrekkers die de samenleving voor een paar honderd tot wellicht enkele tienduizenden zouden hebben benadeeld, enzovoort, om voor al te zwijgen over het feit dat de rijkste 1 procent van onze westerse samenleving ieder jaar extreem veel rijker is geworden omdat ze gewoon nergens belasting voor betalen en zich niets aantrekken van sociale en klimaat gerelateerde wetgeving in het westen?
Eveline Bernard 6
Pim van RijGerrit Zeilemaker 6
Emiel StolpR. Eman 8
Gerrit ZeilemakerRic Real 1
Emiel StolpEmile Mazel 1
Hetty Litjens 6
De ouderen hebben heel wat bijgedragen, en worden nu geconfronteerd met verlagingen.
De rentetruc en de niet meer bestaande rente op spaargeld hebben het systeem onderuit gehaald. Daar ligt het probleem. Het goochelen met toekomstvoorspellingen is het zoveelste smoesje om de pensioenen aan te pakken.
Wat er nu afgaat van de pensioenen van ouderen gaat er vanzelfsprekend ook af voor de jongeren. Het polariseren van beide groepen is weer zo'n regeringstruc om de toekomst van iedereen verder af te breken.
Het zou de taak van de overheid en de Nederlandsche Bank moeten zijn om de waarde van de pensioenen te behouden. Er liggen miljarden in de kas.
Niek Jansen 9
Naast al het boekhoudkundig gereken van FTM zit er ook een internationaal-politieke werkelijkheid verscholen in de wijze waarop pensioenfondsen onze bijdragen beleggen.
Niiemand vraagt ons of wij het er mee eens zijn dat ons geld geïnvesteerd wordt in bommen en granaten voor foute regiems.
Groen Links wil er iets aan doen: https://groenlinks.nl/nieuws/groenlinks-wil-zwarte-lijst-van-foute-beleggingen-voor-pensioenfondsen.
En ondanks een petitie blijft het ABP zaken doen met Israëlische banken die de mensenrechten schenden:
https://rightsforum.org/abp-petitie/
Daniel Lopes 1
Jan Ilsink
Daniel LopesOok als je niet (meer onder een cao valt en als zelfstandige (zzp-er) gaat werken kun je bij een pensioenfonds terecht om pensioen (verder) op te bouwen! Een pensioenfonds is geen financiële instelling zoals een pensioenverzekeraar maar een voorziening om pensioen op te bouwen en t.z.t uit te keren. Per wet is geregeld dat de middelen van pensioenfondsen uitsluitend bestemd zijn voor de deelnemers. Er wordt dus geen winst gemaakt en uitgekeerd, zoals bij pensioenverzekeringen! Het totale rendement van een fonds, afgezien van ‘kosten’, blijft in het fonds!
Juist van een initiatief als Follow the Money zou ik verwachten dat die de nadruk zou leggen op de ongerijmdheid dat de gezamenlijke pensioenfondsen inmiddels over 1700 miljard aan middelen beschikken om pensioen uit te keren en dat jaarlijks daarvan ‘slechts’ 34 miljard aan pensioen wordt uitgekeerd. Ik zou verwacht hebben dat FtM de gehoorzaamheid aan kabinet en DNB van pensioenfondsbesturen zou kritiseren omdat zij het gespaarde uitgestelde loon van hun deelnemers beheren en zonder enig probleem de koopkracht van het pensioen met indexering zouden kunnen behouden.
Eveline Bernard 6
Jan IlsinkJan Ilsink
Eveline BernardJuist van een initiatief als Follow the Money zou ik verwachten dat die de nadruk zou leggen op de ongerijmdheid dat de gezamenlijke pensioenfondsen inmiddels over 1700 miljard aan middelen beschikken om pensioen uit te keren en dat jaarlijks daarvan ‘slechts’ 34 miljard aan pensioen wordt uitgekeerd. Bovendien komt er jaarlijks, afgezien van premies, nog voorzichtig (4%) gerekend, 68 miljard aan rendement bij! En dat FtM aan de kaak zou stellen dat ‘toezichthouder’ De Nederlandse Bank met Koolmees in het kielzog eist dat pensioenen zelfs gekort moeten worden, omdat met de belachelijke ‘rekenrente’ de fondsen op termijn niet aan hun verplichtingen zouden kunnen voldoen! Laat staan dat bij hen indexering in beeld komt dat toch zonder enig financieel probleem mogelijk is! Ik zou verwacht hebben dat FtM de gehoorzaamheid aan kabinet en DNB van pensioenfondsbesturen zou kritiseren omdat zij het gespaarde uitgestelde loon van hun deelnemers beheren en zonder enig probleem de koopkracht van het pensioen met indexering zouden kunnen behouden. En ik zou van FtM mogen verwachten dat zij zich zouden afvragen welke tegengestelde belangen er spelen tussen werkgevers van de ‘reële economie’ en de financiële wereld (banken en verzekeringsmaatschappijen, beleggingsadviesbureaus enz.) beiden vertegenwoordigd in VNO/NCW. Want waarom dringen Werkgevers,
die immers loonkosten -waarvan de pensioenpremie deel uitmaakt- laag willen houden, er niet op aan de pensioenpremie te verlagen omdat er zoveel middelen ‘in kas’ zijn bij de fondsen?
Tenslotte: waarom gebruikt FtM alleen zeer dubieuze bronnen als een medewerker van Cardano die miljoenen verdient aan ‘derivatenadviezen’ aan pensioenfondsen?
j.a. karman 5
De vraag: Wat klopt er aan deze eenvoud niet?
In de jaren 60 70 zijn er grote bedragen uit pensioenpotten gehaald omdat de dekkingsgraad zo hoog zou zijn. Wat en waarom neem je geld uit als het goed gaat om zodra het slechter gaat tot ontdekking te komen dat het niet zo handig was.
De vraag: hoe ga je die handelingen in goede tijden in slechtere tijden herstellen?
Wilma Schrover 7
Welke trein is vertrokken?
https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30042806/adviescollege-ernstige-tekortkomingen-in-onderbouwing-nieuwe-pensioenwet?utm_medium=social&utm_source=linkedin&utm_campaign=SHR_ARTT_20210224&utm_content=pensioenpro
Marco Fredriks 4
Gerrit Zeilemaker 6
Dit is de meest complete onzin die ik tot nu toe in de pensioendiscussie heb gehoord. Voor de invoering van de huidige berekening van de rekenrente was de rekenrente decennia lang rond de vier procent. Volgens deze bullshit-uitspraak zo dat betekenen dat decennialang 4 x "zo'n 100 tot 200 miljard euro van jong naar oud schuift." Absolute flauwekul, want dan zouden de pensioenpotten allang uitgeput zijn, in plaats van overvol!
De werkelijkheid is dat bijvoorbeeld in 2019 totaal 30 miljard aan premie binnenkwam (plus beleggingsopbrengsten) en 31 miljard aan pensioenuitkeringen werd uitbetaald en er dus nu 1.600 miljard inzit. En die pot wordt steeds groter. Bovendien wordt al tientallen jaren gemiddeld 6 á 7% beleggingsresultaat geboekt. Zelfs economische crises hebben dit gemiddelde niet stuk gekregen.
Volledige indexatie is dus geen enkel probleem en benadeelt niemand. Het niet indexeren is nu opgelopen tot ruim 20%. Herstel van de indexatie zou een structurele impuls van zo'n 1% van het BBP opleveren. Iets wat de economie goed zou kunnen gebruiken en werk voor jongeren oplevert. Iets waar ze veel meer aan hebben dan deze fake-discussie! Zie hier: https://www.andereuropa.org/over-pensioenen-in-europa-en-nederland/
Casper Rouffaer
Gerrit ZeilemakerJe interpretatie van de potentiële verschuiving van 100 a 200 mrd euro is niet correct. De opmerking van Roel is gedaan in de context van het invaren. Waar hij op doelt: als de rekenrente voor de invaarberekeningen door een beleidsbeslissing met 1% zou worden verhoogd kan dat consequenties hebben voor de verdeling van het pensioenvermogen in individuele ‘potjes’. De omvang van de totale pot wijzigt niet: deze wordt in zijn geheel toebedeeld over persoonlijke vermogens in het nieuwe pensioenstelsel. Het enige dat wel verandert bij een andere beleidsbeslissing is welk deel van de totale pot wordt toebedeeld aan jongeren en welk deel aan ouderen. Als men bij die verdeling uitgaat van contant gemaakte verplichtingen per deelnemer, dan wordt bij een hogere rekenrente bij invaren een lager bedrag toebedeeld aan jongeren en een hoger bedrag aan ouderen. Modellen hiervoor wijzen op een potentiële verschuiving van 100 a 200 miljard bij een verhoging van de rekenrente met 1%.
Dit is een feitelijke constatering, niet zozeer een waardeoordeel over de wenselijkheid van zo'n potentiële verschuiving.
Elmar Otter 6
Casper RouffaerDaar heb ik grote vraagtekens bij. Maar het zou wel helpen als daar onderzoek naar gedaan zou worden en gebruikt zou worden voor strategische beslissingen door de pensioenfondsen. En als in 2026 het nieuwe stelsel ingaat is dit des te meer van belang. Pensioenfondsen geven vanaf dan immers een prognose op basis van verwacht rendement. Dus ze maken jaarlijks de toekomstige verwachte kasstromen contant en geven op basis daarvan een prognose van het verwachte pensioen. Als die prognoses te optimistisch worden geprognotiseerd zal later blijken dat zij dit niet kunnen waarmaken. Dat is gevaarlijk voor het vertrouwen in het hele stelsel. Ik ben zeer benieuwd in inzichten die hierover nu al bestaan.
j.a. karman 5
Elmar OtterWaar denk je dat die winsten op gebaseerd zijn? Het antwoord is het contant maken naar verwachte levensduur met gebruik van selectief gekozen sterftetabellen uit het verleden.
Ik zou opteren voor een jaarlijkse storting waarbij dat soort winsten uit het contant maken in de toekomst verboden is. Als de storingen gelijk op lopen met rente en die met de kosten om te leven, dan zou het gewoon uit moeten komen.
Elmar Otter 6
j.a. karmanj.a. karman 5
Elmar OtterIk heb wel wat tegen dat creatief boekhouden met op de lang duur de gevolgen bij degenen die dachten dat inleg goed beheerd zou zijn. Dat contant maken voor de toekomst en tevens die winsten vroegtijdig uitnemen dat is wat ik verboden zou willen zien.
Toekomstige kasstromen inschatten om te bepalen of er genoeg is of niet is natuurlijk wel goed, dat moet je gewoon doen. Het verschil zit in het doel en de korte termijn actie.
Update:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijfrente_(Nederland) Het meeste is inmiddels niet meer actueel zie ik.
In de tijd dat er vrijwillig meer mogelijk was bleef er met de belastingaftrek als voordeel ook meer achter bij de verzekeraars. Met de ontwikkeling naar de woekerpolis en financiële crisis waren velen afnemers de dupe. Duisenberg hield de verzekeraars een hand boven het hoofd.
Elmar Otter 6
j.a. karmanGerrit Zeilemaker 6
Casper Rouffaer"Het volgende valt op:
- Het pensioenbedrag daalt met de leeftijd. Dit komt omdat de cao-lonen stijgen en de pensioenopbouw is gebaseerd op de lonen uit het verleden. Jongere gepensioneerden hebben daardoor een hoger pensioen dan oudere gepensioneerden.[3] Die beide factoren hebben er toe geleid dat het pensioenrecht op 84-jarige leeftijd slechts 53% van het pensioenrecht bedraagt van dat, wat cohort 66 op het einde van het jaar, vlak voor de pensioengerechtigde leeftijd, heeft opgebouwd.Er is dus vooralsnog geen sprake van dat de jongere generaties (in 2017) minder pensioen hebben opgebouwd dan de oudere generatie .
- Wanneer onze deelnemer met voltijdse opbouw in 2017 na 20 jaar pensioen op 84-jarige leeftijd komt te overlijden, dan laat hij nog €87.073,- achter in het pensioenfonds voor de jongere generaties. In onze berekeningen is daarbij verwerkt dat hij de afgelopen 10 jaar geen indexatie heeft gekregen . Bij volledige indexatie zou zijn pensioen in 2017 €6.397,- hebben bedragen in plaats van €5.310,- en zou hij €79.826,- aan pensioenuitkering hebben achtergelaten." https://www.mejudice.nl/artikelen/detail/individuele-potjes-en-de-doorsneesystematiek-nader-beschouwd-bezint-eer-ge-begint
Het probleem is dat bovenstaande economen een gemiddeld werkelijk voorbeeld nemen en de Netspar-economen (met de schaduwbank BlackRock als partner) uitgaan van modellen waarvan de veronderstellingen volstrekt haaks op de werkelijkheid staan! Het nieuwe pensioenakkoord is een neoliberaal model dat de pensioenen afhankelijk maakt van de willekeur van de markt. De jongeren kunnen dan inderdaad fluiten naar hun pensioen!
Eveline Bernard 6
Gerrit ZeilemakerWim Verver 5
Wim Verver 5
De tijd heeft wel invloed op het beleggingsrendement maar de toename van het vermogen wordt bepaald door groei in de winsten. Ouderen hebben meer vermogen ingelegd dan jongeren waardoor ze ook veel meer beleggingswinst creëren dan de jongeren. Dus de z.g. oneerlijke verdeling van jong en oud is het gevolg van het fenomeen dat eenmaal mogelijk met grote sommen te beleggen de winsten navenant zijn.