Wat betekent de opmars van China voor Nederland en Europa? Lees meer

China neemt nadrukkelijk zijn plaats op het wereldtoneel in. Naar verwachting streeft het de Verenigde Staten binnenkort voorbij als de grootste economie. Op allerlei manieren is China bezig kennis en hoogwaardige technologie in handen te krijgen; het wil in 2025 een onafhankelijke technologische grootmacht zijn. Wat betekent dit voor Nederland, dat al innig met China is verbonden?

66 artikelen

© JanJaap Rypkema

Goede relatie met China belangrijker voor Universiteit Groningen dan academische vrijheid

Hoewel ze wisten dat het propagandavehikels zijn van de Chinese Communistische Partij, haalden drie Nederlandse kennisinstellingen bewust een Confuciusinstituut in huis. Dit blijkt uit een reconstructie van FTM. Die laat zien hoe de kennisinstellingen de academische vrijheid op het spel zetten in de hoop op een betere handelsrelatie met China.

Dit stuk in 1 minuut

Waar gaat dit artikel over?

  • Hoewel er indertijd al grote vraagtekens waren over de aard en het doel van de Confuciusinstituten – instellingen voor Chinees taal- en cultuuronderwijs, aangestuurd door het Chinese ministerie van Onderwijs – haalden Den Haag en de Universiteit Leiden in 2007 zo’n instituut naar hun regio. Later volgden Groningen (2011) en Maastricht (2017).
  • Rondom de instituten (CI’s) hebben zich tal van incidenten voorgedaan, die meestal te maken hebben met censuur, inperking van de academische vrijheid, en – een enkele keer – spionage. De AIVD waarschuwde in 2005 al dat Chinese studenten en wetenschappers in het Westen herhaaldelijk zijn betrapt op spionage, meestal onder het mom van overheidsprogramma’s voor kennisintensivering.
  • Universiteitsbestuurders trekken zich weinig aan van dergelijke waarschuwingen; ze denken steevast dat zij de druk kunnen weerstaan. Wie zich wel zorgen maken over de academische vrijheid, zijn de studenten – met name die uit China of Hongkong.

Waarom is dit relevant?

  • De werkwijze van de Confuciusinstituten verhoudt zich slecht met de academische vrijheid. Universiteitsbesturen en hogescholen worden getrokken door de budgetten die vanuit China meekomen voor extra projecten en programma’s, en hopen op een betere band met China. De kennisinstellingen lijken soms verblind te zijn door het gemak van een kant-en-klare Chinese taalopleiding die ze met een dergelijk instituut binnenhalen.
  • De gemeenten – en in één geval: ook de provincie – zien ook brood in de Confuciusinstituten: ze hopen daarmee de handelsbetrekkingen tussen hun regio en China te verbeteren. Om die reden gaven zij geld aan de instituten. Voor zover Follow the Money kon achterhalen, gaat het in totaal om bijna een half miljoen. De gemeente Groningen is koploper, die verstrekte tien jaar lang 30.000 euro op jaarbasis.

Hoe heeft FTM dit onderzocht?

  • FTM las Wob-documenten, ploos jaarrekeningen uit, las rapporten, bezocht het instituut in Maastricht en sprak met veel mensen. Niet iedereen kregen we te pakken: zelden weigerden zoveel mensen FTM hun medewerking aan een artikel.
Lees verder

Op 27 mei 2011 is het feest in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen. Een dansende leeuw wordt begeleid door een Chinese dagu-trommel en een guzheng, een snaarinstrument. Achter de leeuw loopt een indrukwekkende delegatie: het hoofd van de Communication University in China, vertegenwoordigers van de Chinese ambassade en de Groningse burgemeester Peter Rehwinkel. Ze vieren de opening van het Groningen Confucius Institute. 

Het was het tweede Confuciusinstituut dat in Nederland werd gevestigd; wereldwijd bestonden er toen ruim 300. Op het oog zijn het gewone taalinstituten, die zich toeleggen op de Chinese taal en cultuur.

Maar de CI’s worden aangestuurd en betaald door Hanban, een organisatie van de Chinese Communistische Partij (CCP) en onderdeel van het Chinese ministerie van onderwijs. Ze maken deel uit van de Chinese soft power, een strategie om via charme-offensieven politieke doelen te bereiken. In hun onderwijsmateriaal wordt soms lovend gesproken over oud-dictator Mao Zedong en pijnlijke onderdelen van de Chinese geschiedenis en politiek worden gemeden. Hun doel: de reputatie van China in het buitenland verbeteren. Internationaal raakten de instituten in opspraak door het schenden van de academische vrijheid en (pogingen tot) spionage. Er worden er wereldwijd steeds meer gesloten.

Waarom gaat Nederland eigenlijk met deze instituten in zee?

Waarschuwingen

‘Ik herinner me dat de Chinese ambassadeur ons in 2007 het exciting nieuws bracht dat Den Haag was gekozen voor de oprichting van het eerste Confuciusinstituut. Dit was een opwindende vooruitgang en werd gezien als een soort beloning voor de inspanningen die we in deze jaren hadden geleverd.’ Henk Kool, indertijd wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie (PvdA) in Den Haag, kan in zijn slotspeech van het Brusselse congres ‘EU-China Soft Diplomacy’ in april 2013 zijn enthousiasme nauwelijks onderdrukken. 

Onderoeksinstituut Clingendael

Confuciusinstituten kunnen Chinees beleid en Chinese denkwijzen eenzijdig positief belichten, actief promoten en censuur plegen

De relaties tussen Nederland en China waren indertijd vrij goed, ondanks het bloedige neerslaan van de Tiananmen-studentenopstanden tegen de CCP in 1989 en de voortdurende mensenrechtenschendingen nadien in China. Maar Nederland is opportunistisch: de regering stimuleert het bedrijfsleven om naar China te gaan en nodigt Chinese bedrijven hier uit, in de hoop dat China democratiseert. 

Kool vertelt in zijn speech dat hij door meerdere organisaties is gewaarschuwd voor de mogelijke ongewenste invloed van de CI’s, maar dat ‘het lastig was om zulke waarschuwingen te begrijpen’. Kool: ‘We vergeleken ze met de Franse Alliance Française-instituten en de Duitse Goethe-instituten en we hebben dat goed in ons opgenomen. We zijn trots op het Confuciusinstituut in de regio Den Haag.’

Hij is niet de enige die de vergelijking met de Europese cultuurinstituten trekt. Maar daar valt flink op af te dingen: die opereren onafhankelijk en verzorgen geen programma’s in het Nederlandse onderwijs, terwijl de CI’s in opdracht van de CCP handelen en vaak betrokken zijn bij het reguliere onderwijs. Onderzoeksinstituut Clingendael zegt daarover: ‘Dit biedt Confuciusinstituten de mogelijkheid om Chinees beleid en Chinese denkbeelden eenzijdig positief te belichten en actief te promoten, censuur te plegen, of zelfcensuur ten aanzien van China te stimuleren onder studenten, leerlingen, en het bredere publiek.’

Ook opmerkelijk: Kool zegt dat hij werd gewaarschuwd. Door wie? Hij zegt zich dat niet te herinneren en wil verder niet praten. 'Ik ben met pensioen,' laat hij FTM weten. Medewerkers van het toenmalige West-Holland Foreign Investment Agency – een alliantie van West-Hollandse gemeenten, en tevens de initiatiefnemer van de komst van Nederlands eerste Confuciusinstituut – beantwoorden geen mails of melden dat ze niet willen praten.

Kwamen die waarschuwingen van de AIVD, of van het ministerie van Onderwijs? Die doen daarover geen mededelingen. Wel meldden de AIVD en de MIVD al in 2005 dat Chinese studenten en wetenschappers in het Westen herhaaldelijk zijn betrapt op spionage, meestal onder het mom van overheidsprogramma’s voor kennisintensivering. De gemeente Den Haag, mede-oprichter van het instituut, kan aan de hand van haar eigen documenten niet meer reconstrueren hoe het initiatief tot stand kwam, laat staan wie er wie waarschuwde.

‘Ze worden vanuit de CCP aangestuurd, het zou naïef zijn te denken dat daar geen politieke bedoelingen bij zitten’

Ook de Universiteit Leiden was bij de oprichting betrokken; bij CI’s moet naar Chinese regels altijd een kennisinstituut in het land zelf betrokken zijn, liefst een universiteit. Het Haagse CI werd daarom gekoppeld aan de Universiteit Leiden, die een campus in Den Haag heeft. Na vijf jaar verhuisde het instituut alsnog naar Leiden. Anders zou Hanban zich terugtrekken, zei Rint Sybesma, die tussen 2011 en 2017 directeur van het Leidse CI was, in 2018 tegen NRC Handelsblad.

Tegen FTM zegt Sybesma dat het Leidse Confuciusinstituut weinig aan de universiteit toevoegde. Die had al een gerenommeerde China-afdeling. ‘Wij wilden vooral met China samenwerken op het gebied van onderzoek, terwijl het CI vooral services verleende aan mensen buiten de universiteit. Ook de medewerkers van onze Chinastudies hebben er voor hun onderzoek nauwelijks iets aan gehad.’ Volgens Sybesma sloot de universiteit daarom in 2019 het instituut.

Sybesma twijfelt er niet aan dat het de CI’s om meer gaat dan taal en cultuur alleen. ‘Ze worden vanuit de Communistische Partij aangestuurd, dus het zou naïef zijn te denken dat daar geen politieke bedoelingen bij zitten.’ Zelf heeft hij daar echter nooit iets van gemerkt.

Groningen: handelsbetrekkingen verbeteren via taallessen

In 2010, drie jaar na de opening van het Haagse Confuciusinstituut, wil ook de Hanzehogeschool in Groningen er graag een. Decaan Paul Ganzeboom zag kansen om via taallessen de handelsbetrekkingen met China te versterken. ‘Handel is bij uitstek iets wat Nederland verbindt met China,’ zei hij in 2009 in een interview met het hogeschoolblad. ‘Vergeet niet dat de Verenigde Oostindische Compagnie [..] de allereerste multinational in de geschiedenis was.’ Twaalf jaar later wil Ganzeboom niets meer over het instituut kwijt.

Hanban kreeg in eigen land de ‘Influence the World Award’, een prijs voor het beïnvloeden van de rest van de wereld

Voor Hanban was samenwerking met de Hanzehogeschool onvoldoende ‘om een academische omgeving te borgen’; het eiste dat de Rijksuniversiteit Groningen zich aansloot. Dat gebeurde. 

Intussen werd duidelijk dat de CI’s fungeren als de lange arm van de Chinese Communistische Partij. In 2010, toen de Groningse onderhandelingen in volle gang waren, kreeg Hanban in eigen land de ‘Influence the World Award’, een prijs voor het beïnvloeden van de rest van de wereld. ‘De instituten zijn China’s beste exportproduct,’ werd bij de prijsuitreiking vastgesteld. Directeur en oprichter van Hanban, Xu Lin, zei: ‘Mensen vragen mij vaak over het aandeel van het Confuciusinstituut in soft power. We proberen inderdaad onze invloed uit te breiden.’

Maar in Groningen werden CI’s niet als politiek instrument gezien, blijkt uit een gesprek met Benni Leemhuis, sinds 2010 raadslid voor GroenLinks. De komst van het instituut was een hamerstuk in de raad: niemand had bezwaar. ‘De RUG nam haar eigen beslissingen. Maar blijkbaar was er voor China steun vanuit de gemeente nodig, dus keken wij wat de wet zei, en of de minister het goed vond.’ Net als Kool stelt Leemhuis: ‘Het Institut Français en anderen mogen ook, dus die checks waren er. Het was voor ons geen politiek onderwerp.’

‘Inmiddels weten we dat Hanban een veel indringender rol speelt. Maar ik vind het te veel kijken met de bril van nu om het besluit naïef te noemen. De situatie in China en het perspectief op China zijn veranderd.’ Leemhuis diende in 2011 wel een motie in de raad in over de democratie en mensenrechten in China en de Groningse stedenband met de stad Xi’an. ‘Maar dit instituut werd beoordeeld in het licht van de culturele uitwisseling. Dat schetst goed hoe anders die zaken toen gewogen werden,’ zegt hij.

De RUG was al langer banden met China aan het smeden. Sinds 2005 had zij bijvoorbeeld een Dutch Studies Centre aan de Fudan universiteit. Onder bestuursvoorzitter Sibrand Poppema werd daar meer werk van gemaakt. Het Groningen Confucius Institute (GCI) opende in 2011, het Centre East Asian Studies in 2013, in 2016 volgden een leerstoel Chinees en een Amsterdamse dependance van het GCI, en als klap op de vuurpijl waren er plannen voor een campus van de RUG in Yantai, die in 2018 gerealiseerd moest worden.

Dossier

Dossier China

Wat betekent de opmars van China voor Nederland en Europa?

Volg dit dossier

Xuefei Knoester-Cao, internationaal adviseur voor de RUG en de directeur van het GCI, speelt bij alle onderhandelingen een belangrijke rol. Zo belangrijk, dat ze in 2016 een koninklijk lintje ontvangt voor haar verdiensten. Haar man Jasper Knoester, decaan van de faculteit Science and Engineering, is een van de voorvechters van de Yantai-campus.

Een aantal Groningse studenten maakt zich intussen zorgen over het gebrek aan transparantie van de universiteit over deze internationale samenwerkingen en de borging van hun academische vrijheid. In 2017 besluiten ze een studentenbeweging op te richten: de Democratische Academie Groningen (DAG). Mede-oprichter Koen Marée: ‘We waren bij een lezing geweest over de toekomst van de academische gemeenschap en het rendementsdenken van universiteiten. De volgende ochtend kwam mijn huisgenoot, Jasper Been, mijn kamer binnenlopen en zei: “Koen, er moet een nieuwe studentenpartij komen.”’ 

Die avond proppen tien studenten zich in een krappe studentenkamer. Terwijl de koffie en de koekjes rondgaan, besluiten ze dat een beweging geschikter is dan een partij. ‘De universiteitsraad is leuk en aardig, maar zoveel macht heeft die niet,’ zegt Marée, ‘we wilden ook daarbuiten impact hebben.’ Ze organiseren demonstraties, schrijven opiniestukken, doen onderzoek, halen meerdere keren het nieuws en worden zelfs aangehaald in debatten in de Tweede Kamer.

Zo ontdekt Marée dat RUG-bestuursvoorzitter Poppema lid is van de overkoepelende raad van alle CI’s ter wereld

Het Yantai-project laat ze niet los. Het universiteitsbestuur wuift zorgen en bezwaren over de academische vrijheid in de samenwerking met China weg en legt weinig verantwoording af, vindt Marée. ‘Ze kwamen alleen met praktische oplossingen, zoals een uitzondering voor het gebruik van Google op de campus.’ Bestuursvoorzitter Poppema had het liever over de internationale positie van de universiteit en de tienduizenden extra studenten die de Chinese campus zou opleveren. ‘Het was een megalomaan prestigeproject,’ zegt Marée.

Ook de ondoorzichtige relatie met het GCI zit hem dwars. ‘Ik vroeg me telkens af: wie heeft welke pet op?’ Hij ontdekt bijvoorbeeld dat bestuursvoorzitter Poppema lid is van de overkoepelende raad van alle CI’s ter wereld. De directeur van het GCI, Knoester-Cao, is ook bij de onderhandelingen over de Yantai-campus betrokken, en er werd gewerkt aan een bachelor Chinees waarbij het GCI een rol zou spelen. Het instituut zou zo wel erg met de universiteit vergroeien. 

Om meer zicht te krijgen op de banden en geldstromen tussen het GCI en de universiteit stuurt Marée in de zomer van 2018 met een kompaan een Wob-verzoek naar de RUG. Begin 2019 ontvangen ze een deel van de documenten: wel de contracten tussen Hanban en de RUG, maar mailcontact en memo’s van het bestuursoverleg van het GCI zouden volgens de universiteit niet bestaan.

Datzelfde jaar komen de Nederlandse CI’s voor het eerst in opspraak. In januari 2019 wijdt tv-programma Medialogica een uitzending aan de instituten, waaruit onder meer blijkt dat daar – en in de Confucius Classrooms op middelbare scholen – onderwerpen taboe zijn die China controversieel acht, zoals de onafhankelijkheid van Tibet, Taiwan en Hongkong. Het GCI krijgt hierna zelfs een poederbrief op de deurmat – onschadelijk, blijkt later – en wordt ontruimd. Rond diezelfde tijd stopt de Vrije Universiteit Brussel de samenwerking met Hanban, nadat de directeur van het Brusselse CI van spionage wordt beschuldigd.

Niettemin verlengt de RUG, in samenspraak met de Hanzehogeschool en de gemeente, in 2020 het contract met Hanban. De universiteitsraad protesteert tevergeefs. Het bestuur van de RUG zegt tegen de Groningse UKrant ‘geen reden’ te zien ‘om te stoppen met deze samenwerking’. 

Een aantal Hongkongse studenten aan de RUG kan het niet langer aanzien. Ze starten een petitie tegen het GCI: ze voelen zich onveilig door de Chinese aanwezigheid in Groningen en maken zich zorgen om hun academische vrijheid. Velen durven zich niet meer uit te spreken over de Chinese politiek.

In maart 2021 neemt de huidige voorzitter van de universiteit, Jouke de Vries, de petitie in ontvangst. Een van de Hongkongse studenten vertelt FTM: ‘De Vries zei dat het belangrijk is dat we dit vrij kunnen bespreken, maar deed tegelijkertijd geen enkele belofte, behalve dat hij de situatie in de gaten houdt.’ De studenten voelen zich niet serieus genomen, al sprak de universiteitsraad er die dag met het universiteitsbestuur over.

Daar zei De Vries: ‘We ontkennen de problemen in China zeker niet, zoals mensenrechten en de situatie in Tibet. We begrijpen de sensitiviteit en willen het CI meer op afstand zetten van de universiteit. [...] Ik heb van niemand klachten gehad dat het niet goed zou functioneren. Ik heb de veiligheidsdiensten gevraagd met concrete voorbeelden van dreigingen vanuit het CI te komen en die heb ik niet gekregen. We hebben een kader van de overheid nodig om in te kunnen grijpen.’ Het ministerie van Onderwijs zegt tegen FTM dat ‘universiteiten de vrijheid hebben om zelf te bepalen, binnen de grenzen van de wet, met wie en waartoe zij overeenkomsten sluiten.’

Confucius onder Xi

In november 2012 kwam Xi Jinping aan de macht; hij ontpopt zich als een ‘verbeterde’ versie van oud-dictator Mao Zedong. Hij trekt de teugels strakker aan en de censuur gaat onder Xi’s bewind verder dan onder Mao. Ook de Chinese soft power-strategie bloeit op. 

Gaandeweg kijken meer landen met argusogen naar de CI’s: in de periode 2013-2016 worden er dertien gesloten

De reputatie van de CI’s verslechtert in rap tempo door een reeks incidenten. Zo verplaatste de Sydney University in 2013 na druk van een Australisch CI het bezoek van de Dalai Lama: de Chinezen zien hem als een gevaarlijke Tibetaanse separatist. In 2014 werd een passage over milieuactivisme in China verwijderd uit een boek voor middelbare scholieren dat was gesponsord door een CI, en liet Hanban-directeur Xu Lin de medewerkers van een CI pagina’s uit het programmaboekje van een Portugese conferentie scheuren: daarop stond een Taiwanese sponsor vermeld. 

Datzelfde jaar verschijnt een kritische documentaire over een Canadees CI. Een docente ontvlucht het instituut om thuis in China religieuze vervolging te voorkomen. Dat leidt tot de tweede sluiting van een Confuciusinstituut wereldwijd. Gaandeweg kijken meer landen met argusogen naar de CI’s: in de periode 2013-2016 worden er dertien gesloten.

Maastricht: kennismaken met het China van nu

In 2016 krijgt in Maastricht, bij de Zuyd Hogeschool, het plan voor een Confuciusinstituut ondanks alle ophef definitief vorm. Het doel: ‘een platform bieden aan ambtelijk, zakelijk en particulier publiek in de regio Limburg’. 

Karel van Rosmalen, de toenmalige voorzitter van het college van bestuur, reist met docenten Xinxin Wang en Rob Kuster naar China om het contract te ondertekenen. Ze worden goed ontvangen door de collega’s van DUFE, de Chinese zusteruniversiteit. Ze dineren naar Chinese traditie in een privéruimte van een restaurant. ‘En dan komt iemand met een doos, met daarin een fles die er heel duur uitziet. Die hebben ze dan speciaal van huis voor jou meegenomen,’ zegt Van Rosmalen. ‘Maar het spul was niet te pruimen. Je moet je voorstellen dat je een glas cognac krijgt en dat smaakt dan een beetje zoutig.’

Zijn Chinese collega’s maakten een goede indruk op hem, zegt hij tegen FTM. ‘De baas van zo’n universiteit is iemand die door de Communistische Partij is aangesteld, die heet dan secretaris en president. Die heb ik wel de hand geschud, maar het echte contact hadden we met de meer inhoudelijke mensen.’ Er was bijvoorbeeld een rector, een vrolijke vrouw, met wie hij en Xinxin gesprekken voerden over onderwerpen als feminisme en abortus. ‘Wij zaten niet met die hard-communisten aan tafel,’ concludeert Van Rosmalen. Hoe hij dat wist? ‘Ik sluit niet uit dat ik een lid van de communistische partij een toffe peer kan vinden, maar je merkt al snel wanneer iemand een doorgewinterd communist is, daar heb ik ook mee aan tafel gezeten: ouderwetse kleding, minder grapjes en discussies. Die vertellen alleen maar hoe geweldig China het doet.’

Van Rosmalen vindt niet dat het naïef was om het instituut naar Maastricht te halen. Enerzijds omdat hij vertrouwen heeft in de zusteruniversiteit, waarmee Zuyd al langer samenwerkt, anderzijds omdat de hogeschool zelf geen wetenschappelijk onderzoek doet. ‘Ik kan me voorstellen dat het bij universiteiten anders ligt, vanwege de academische vrijheid die in het geding is.’ Bij de hogeschool acht hij dat in mindere mate relevant, omdat die geen onderzoek doet naar onderwerpen die met China te maken hebben. Ook staat het CI volgens hem volledig los van het reguliere onderwijs, waardoor ‘de Chinezen daarop geen invloed hebben’.

‘Er komt met het CI ook een stukje financiering mee’

Had hij in plaats van het CI geen docenten Chinees uit Taiwan of Maleisië kunnen halen, als hij zo graag extra menskracht wilde? Die had Zuyd wel voor het reguliere Chinese taalonderwijs, vertelt Van Rosmalen, maar die landen hadden, anders dan het CI, geen onderwijsprogramma’s. En: ‘Je kunt van alles vinden van China, maar als je in Nederland mensen opleidt in de Chinese taal en cultuur, kun je niet anders dan ze kennis te laten maken met het China van nu, met alle voors en tegens.’ Een bijkomend voordeel: ‘Er komt met het CI ook een stukje financiering mee.’

Wat nemen de Confuciusinstituten mee?

Follow the Money kreeg inzage in de jaarrekeningen en de contracten van het Confuciusinstituut in Maastricht, en wist in combinatie met Wob-documenten over het instituut in Groningen en hun jaarcijfers een redelijk beeld te schetsen van de geldstromen achter de instituten. Er is één blinde vlek: de Universiteit Leiden weigerde vragen te beantwoorden over de gewezen geldstromen bij het Leidse CI, en de gemeente Den Haag ‘kan niks terugvinden’ over structurele financiering van dat instituut.

CI’s leveren universiteiten en hogescholen vrijwel gratis extra menskracht om meer Chinese cursussen aan te bieden, buiten het curriculum om. China geeft namelijk geld om de CI’s op te starten, en de Chinese zusteruniversiteit detacheert een aantal mensen fulltime. De Nederlandse kennisinstellingen hoeven alleen nog klaslokalen te leveren en een directeur voor een aantal uur te detacheren. 

Ook lokale overheden dragen een steentje bij, in de hoop dat de CI’s hen betere contacten met China opleveren en de taal- en cultuurlessen regionale bedrijven helpen om handel te drijven met Chinese bedrijven. Maar de gemeenten en provincies trokken zich de afgelopen jaren langzaam terug uit de CI’s, naar eigen zeggen ‘uit puur zakelijke overwegingen’. Groningen besloot eind 2019 de jaarlijkse subsidie met ingang van 2021 stop te zetten. Volgens raadslid Jasper Been (GroenLinks) was dat omdat de gemeente met grote tekorten kampt. Ook Maastricht en Limburg hebben elk hun jaarlijkse ‘aanjaagsubsidie’ van 20.000 euro stopgezet, blijkens de jaarrekeningen van het Maastrichtse CI. 

Onderstaande infographic laat zien wie wat bijdraagt.

Lees verder Inklappen

Controversiële clausules

Leiden, Groningen en Maastricht wisten – of hadden kunnen weten – dat ze controversiële instituten binnenhaalden. Rachelle Peterson, senior researcher bij de Amerikaanse National Association of Scholars, onderzocht de CI’s en noemt de Nederlandse kennisinstellingen naïef. ‘De Chinese overheid wil westerse instituten inlijven om kritiek te verminderen. Universiteiten zeggen altijd de risico’s aan te kunnen, maar tot nu toe hebben ze dat niet bewezen,’ zegt Peterson tegen FTM.

Dat geldt ook voor Nederland. De Wob-documenten van Koen Marée – die hij intussen via Twitter heeft verspreid – laten zien dat inzake de leerstoel voor hoogleraar Chinese taal en cultuur Oliver Moore, die zowel door de RUG als door Hanban wordt betaald, in 2014 een contract is ondertekend waarin staat dat hij de Chinese wet niet ‘serieus’ mag overtreden en ‘het imago van China niet mag schaden’. Ook accepteerde de RUG dat de activiteiten van het GCI de Chinese ‘culturele gebruiken’ moesten respecteren en ‘niet mogen handelen in strijd met de wet- en regelgeving in zowel Nederland als China’. In het contract met Zuyd Hogeschool, dat FTM kon inzien, ontbreken dergelijke clausules.

De Chinese overheid is de laatste jaren iets terughoudender inzake de eisen die CI’s stellen. Ook is de naam van Hanban veranderd, in een poging de reputatie van de instituten te herstellen. Hanban heet nu het Center for Language Education and Cooperation, en is een non-gouvernementele organisatie geworden. Maar volgens CI-onderzoeker Rachelle Peterson kent China eigenlijk geen ngo’s. ‘De partnerorganisaties van de nieuwe stichting hebben allemaal bestuursleden met functies binnen de Communistische Partij. De CI’s worden nog steeds aangestuurd door de overheid.’

Rachelle Peterson, senior researcher

Universiteiten zeggen altijd de risico’s aan te kunnen, maar tot nu toe hebben ze dat niet bewezen

 In de praktijk is er inderdaad weinig veranderd. Sam Hao, een Chinese PhD-student in Groningen, vertelt FTM dat Confucius-docenten in het buitenland nog steeds streng in het gareel worden gehouden. Hij doorliep in 2016 in China een deel van de procedure om Confucius-vrijwilliger te worden in Europa. Op die cursus vertelden naar China teruggekeerde CI-docenten hoe je de ‘juiste’ antwoorden moest geven als buitenlandse studenten lastige vragen stelden. Probeer van onderwerp te veranderen, of zeg dat Tibet van zijn onderdrukkers is bevrijd door het ‘nieuwe’ China. ‘Je moet het imago van China verdedigen,’ vertelt Sam. ‘En als buitenlanders in de media roddels over China verspreiden, dien je terug te vechten.’

Laat wakker

In opdracht van de ministeries van OCW, Buitenlandse Zaken en Defensie deed Brigitte Dekker van onderzoeksinstituut Clingendael met collega Ingrid d’Hooghe in 2020 een verkennend onderzoek naar China’s invloed op het onderwijs in Nederland. Ze trekken de voorzichtige conclusie dat de politieke beïnvloeding vanuit China via de CI’s wel meevalt. De onderzoekers zien echter duidelijke vormen van zelfcensuur bij kennisinstellingen die met Chinese instellingen samenwerken. Wat vooral opvalt, is dat de ministeries weinig kennis hadden over de CI’s in Nederland. ‘De overheid wist niet goed wat er gebeurde, daarom hebben ze ons eropaf gestuurd,’ aldus Dekker.

Ook de Tweede Kamer werd laat wakker. Pas na de uitzending van Medialogica begin 2019 stelt een aantal Kamerleden kritische vragen aan minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven (D66) over deze instituten. Het CI in Leiden bestaat dan al ruim tien jaar.

De reactie van de minister is zeer mild: de onderwijsinspectie ziet na contact met de twee universiteiten volgens haar geen reden tot verder onderzoek, en op een vraag over sinoloog Oliver Moore – die door de RUG en Hanban betaald wordt – antwoordt ze: ‘de betrokken hoogleraar, die een volledige aanstelling heeft voor vijf jaar, valt onder de decaan van die faculteit [Letteren]. Er is daarom geen reden tot zorg over de onafhankelijkheid van betrokkene.’

De minister benadrukt dat universiteiten niet mogen ‘marchanderen’ met de academische vrijheid

Pas wanneer de NOS begin 2021 met nieuws komt over diezelfde hoogleraar en zijn zelfcensuur – hij mag contractueel ‘het imago van China’ niet ‘beschadigen’ – en Kamerleden van het CDA en de VVD vragen stellen, komt Van Engelshoven in actie. Ze voert een gesprek met de RUG, die daarna besluit deze overeenkomst met Hanban, het hoofdkantoor van de CI’s, op te zeggen. De minister is ongerust over de instituten, zegt ze in het radioprogramma Nieuws en Co, en ze benadrukt dat universiteiten niet mogen ‘marchanderen’ met de academische vrijheid.

Het ministerie van OCW meldt FTM dat het al eerder wist dat deze overeenkomst bestond, maar dat die specifieke clausule pas in het Clingendael-onderzoek van juni 2020 naar voren kwam. Het rapport was de directe aanleiding om met de RUG in gesprek te gaan.

Academische vrijheid in de uitverkoop

Voor China zijn de Confuciusinstituten een manier om zijn soft power verder uit te breiden, maar wat willen de Nederlanders er eigenlijk mee?

Voor de kennisinstellingen zijn de instituten geen melkkoe. Alle opbrengsten gaan weer de stichting in, zo leren de jaarrekeningen. De baten betreffen voornamelijk de handel tussen China en de vestigingsregio van het instituut, zo blijkt uit de betrokkenheid van de wethouders Financiën en Economie, een deputy director business development in Groningen en de hoeveelheid zakelijke cursussen die de instituten geven. 

In 2020 geeft de burgemeester van Groningen in de gemeenteraad een overzicht van de ‘zakelijke successen’ van het GCI. Tussen 2015 en 2019 zouden 62 bedrijven en organisaties gebruik hebben gemaakt van de diensten van het GCI. Het ging bijvoorbeeld om workshops zakendoen in China, marktonderzoek of het organiseren van handelsdelegaties naar China.

Al in GCI’s begroting uit 2010 werden de meeste inkomsten verwacht uit business services. Zo kost een gewone taalcursus van tien dagen 250 euro per persoon, maar voor een tiendaagse cursus ‘Doing Business in China’ rekent het instituut 10.000 euro per persoon, voor gemiddeld tien deelnemers per cursus. Het Groningse instituut bereikt jaarlijks meer dan 600 cursisten en meer dan 1500 scholieren.

Ook het Maastrichtse CI biedt zakelijke cursussen aan. Volgens directeur Xinxin Wang zou de handelswinst van de instituten vooral indirect zijn: wanneer bedrijven mensen in dienst hebben die de taal beheersen of de zakelijke cultuur begrijpen, kunnen ze hun Chinese klanten beter helpen en zich wellicht ook in China vestigen. De concrete winst laat zich dus lastig meten.

‘Gek dat studenten eerder voor de academische vrijheid in de bres springen dan de kennisinstellingen zelf’

Wanneer FTM de Amerikaanse CI-onderzoeker Rachelle Peterson de Nederlandse situatie voorlegt, reageert ze verbaasd. ‘In Amerika komt handel het instituut niet in.’ Daar ligt de nadruk veel meer op het taalonderwijs, zegt ze. Hanban stelt zich kennelijk flexibel op en is bereid de instituten aan te passen aan de eisen van de vestigingsregio, stelt Peterson. ‘En de Chinese overheid wil vast ook allebei: onderwijs en handelscontacten.’

De vraag blijft: wat hebben we daarvoor over?

Koen Marée van de Democratische Academie Groningen vindt het gek dat studenten en journalisten eerder in de bres springen voor de academische vrijheid dan het ministerie van Onderwijs of de kennisinstellingen zelf. Hij begrijpt dat de universiteit Chinese lessen wil bieden, maar dat kan volgens hem ook zonder een Confuciusinstituut. ‘Het is dus een simpel financieel belang: anders moeten ze het allemaal zelf bekostigen. Maar waarom de universiteit ermee doorgaat? Dat is precies mijn vraag.’

Correctie (7 mei, 15:00): Oliver Moore is niet hoogleraar sinologie, maar hoogleraar Chinese taal en cultuur. Het contract waarin de bekleder van de leerstoel aan banden wordt gelegd, is niet door hem ondertekend, maar door toenmailig bestuursvoorzitter Poppema.

Mensen en organisaties die niet (of nauwelijks) aan dit onderzoek meewerkten:

Groningen

  • Xuefei Knoester-Cao, directeur GCI: weigerde een interview en een bezoek.
  • Sibrand Poppema, oud-bestuursvoorzitter RUG: gaf alleen een kort statement.
  • RUG Communicatieafdeling, medewerkers en bestuursvoorzitter Jouke de Vries: na wekenlang mailen en bellen, krijgt FTM een reactie waarvan een van de antwoorden letterlijk gekopieerd is uit een mail die de Hanzehogeschool twee weken eerder stuurde. Volgens De Vries duurde het zo lang omdat er sprake is van een roulerend voorzitterschap bij het Confuciusinstituut, en alle voorzitters het antwoord moesten checken.
  • Paul Ganzeboom, decaan bij de Hanzehogeschool: wil niet meer met journalisten over CI praten.
  • Gemeente Groningen: verwees naar online archief met suggesties voor documenten.
  • Peter Rehwinkel (PvdA), burgemeester van Groningen: gaf geen reactie.

Maastricht

  • Rob Kuster, docent Chinese taal, is niet langer aan de Zuyd Hogeschool verbonden, en wil niet voor of namens hen spreken.
  • Gemeente Maastricht: reageerde kort met citaten uit een raadsdocument.

Leiden/Den Haag

  • Henk Kool, oud-wethouder Economie (PvdA) van Den Haag: is gepensioneerd en wil niet meer met journalisten praten.
  • Frits Huffnagel, oud-wethouder City Marketing (VVD) van Den Haag: herinnert zich vrijwel niets meer over de oprichting van het Confuciusinstituut.
  • Gemeente Den Haag: zegt haast niets terug te kunnen vinden in hun archief.
  • Universiteit Leiden: verwijst naar het persbericht op haar website over het beëindigen van de samenwerking met het Confuciusinstituut.
  • Imanda Wapenaar, oprichter en oud-directeur van het West-Holland Foreign Investment Agency reageerde niet; Marleen Zuijderhoudt, oud-directeur WFIA, zei geen ervaring met het Confuciusinstituut te hebben en wilde niet doorverwijzen naar collega’s. Ook Arthur Steenmeijer, general manager WFIA, reageerde niet. Laurens Kok, hoofd buitenlandse investeringen WFIA, wilde niet meewerken omdat betrokken collega’s bij WFIA zijn vertrokken, of gepensioneerd zijn. Tot slot zei Tracy Zhao, adviseur China Desk WFIA, ‘geen ervaring’ met het Confuciusinstituut te hebben.
Lees verder Inklappen