
Even leek er een einde te komen aan de traditie dat politieke partijen voorafgaand aan de verkiezingen hun programma’s laten doorrekenen door het Centraal Planbureau (CPB). Nu lijkt het er echter op dat de CPB-rekenmeesters toch aan de slag mogen. Daniel Mügge zou dat zeer betreuren.
Het verzet van de oppositiepartijen lijkt gebroken: behalve het CDA willen de grote tegenspelers van de regering nu toch hun verkiezingsprogramma’s laten doorrekenen door het Centraal Planbureau (CPB). Zonde. Succesvolle weerstand tegen dit Nederlandse curiosum had de politieke discussie in aanloop naar de stembus juist goed gedaan. Verfrissend voor de politieke competitie, een opluchting voor het CPB.
Om misverstanden te voorkomen: de reden om te stoppen met de doorrekenexercitie zoals we die kennen ligt niet in de kwaliteit van de CPB-doorrekeningen. Er zijn geen aanwijzingen dat er iets mankeert aan het cijferwerk of de methodes van de rekenmeesters. Evenmin zijn er tekenen van politieke bemoeienis door regeringspartijen, ook al willen die graag uitblinken in de programma-analyses. Op expertise en onafhankelijkheid scoort het CPB goed.
Een objectief oordeel over een verkiezingsprogramma is een onmogelijke opgave, hoe je het ook wendt of keert
Die reputatie van onafhankelijkheid en expertise komt echter in gevaar door de onmogelijkheid van de exercitie. Een objectief oordeel over een verkiezingsprogramma is een onmogelijke opgave, hoe je het ook wendt of keert. Daar moet een overheidsinstantie niet aan willen beginnen. Het gebeurt toch. Dit vertekent het politiek debat.
Beperkte focus
Wat is er precies mis met die doorrekening? Om te beginnen heeft de CPB-keuring een puur economische focus. Aan de ene kant is dat verstandig: de financiële gevolgen van een soberder zorgtoeslag voor belastingopbrengsten kun je uitrekenen, het effect van nieuw integratiebeleid op sociale cohesie niet. Dat effect is er wel, maar je krijgt het niet gekwantificeerd, en een vergelijking tussen partijprogramma’s langs een meetlat voor sociale cohesie is al helemaal utopisch. Niet doen dus.
Tegelijkertijd heeft die beperkte focus een schaduwzijde. Economische plannen zijn maar één puntje in een keur aan partijplannen. Veel mensen liggen dezer dagen niet wakker van begrotingstekorten maar immigratie, het milieu, baanzekerheid, terrorisme, rechten voor minderheden, vermeend cultuurverlies, dierenwelzijn, et cetera. Die onderwerpen zijn niet minder belangrijk dan puur economische kwesties. Maar omdat ze zich niet laten doorrekenen, krijgen ze de schijn van vaagheid. De focus op cijfers drijft een wig tussen vermeend hard economisch beleid en softe, culturele thema’s. Die scheidslijn zit er bij ons ingebakken maar is onzin. Uiteindelijk gaat het gewoon om hoe wij leven: hoe wij werken, hoe(veel) wij consumeren, hoe wij leren en ons vermaken, of wij onze levensstandaard kunnen houden, etc. De waarde die de een hecht aan Sinterklaas of ongerepte natuur is niet kwalitatief anders dan de betekenis die een dure auto voor een ander heeft.
Dat verandert als het CPB partijprogramma’s officieel keurt. De economische focus van de doorrekening creëert onbedoeld een rangschikking van deze waardes. Wat zich in macro-economische termen laat uitdrukken, voelt serieus en belangrijk en krijgt meer aandacht en gewicht dan andere, niet kwantificeerbare thema’s. Liefde voor de Hoge Veluwe of het vaderland oogt dan opeens als symboolpolitiek, ongeacht hoezeer het sommige kiezers ook aan het hart gaat. De officiële keuring van partijprogramma’s werkt daarmee een groeiende kloof tussen burgers en bestuurlijke elites — die wel even uitrekenen wat goed en belangrijk is — alleen maar in de hand, en ondermijnt juist de onafhankelijke positie van een CPB boven de maatschappij.
De kunstmatige scheidslijn tussen economische thema’s en niet-economische onderwerpen verergert de zaak. Eerder dit jaar liet de Tijdelijke Kamercommissie Breed Welvaartsbegrip, niet geheel onverwacht, zien hoezeer de materiële en immateriële kanten van ons welzijn in elkaar overlopen. Dat gaat niet alleen om werk, inkomen en consumptie, maar ook over sociale contacten, vrije tijd, mobiliteit, zinvolle tijdbestedingen, stabiele relaties, et cetera.
Ingewikkeld, zo niet onmogelijk
Die laatste, softere factoren, hangen weer direct samen met economische activiteiten: we zouden vrije tijd kunnen inruilen voor economische groei. In een CPB-doorrekening zou dat best positief kunnen uitpakken, maar worden wij er echt beter van? Hoe zit het met de sociale bijwerkingen van grotere afstanden naar het werk, grotere stress door flexibele inzetbaarheid of minder contact met familieleden door langere werktijden? Neem dit soort overwegingen mee, en een kosten-batenanalyse van een economisch beleidsvoorstel wordt een ingewikkelde, zo niet onmogelijke zaak. Zonder een overdreven beperkte definitie van ‘de economie’ is een objectieve meetlat voor economisch beleid ver te zoeken. Het is, kortom, een misvatting dat je een partijprogramma kunt doorrekenen. Probeer je dat wel, dan neem je te veel hooi op je vork, hoe veel disclaimers je ook bij je analyse zet.
De scheidslijn tussen objectieve analyses en politieke waarden is veel te vaag om het CPB de rol van scheidsrechter te laten vervullen
Dit is geen pleidooi voor feitenvrije politiek, waar iedereen onweersproken iets kan roepen. Het politieke debat leeft van felle discussies tussen burgers, partijen, denktanks, bedrijven, kerken, vakbonden, NGO’s, et cetera. Die moeten elkaar weten te overtuigen, het liefst met solide analyses. Wie een reputatie opbouwt voor het bouwen van luchtkastelen, verdient een afstraffing bij de verkiezingen. Wie zijn plannen goed heeft doordacht, dient daarvoor te worden beloond.
Maar een overheidsinstantie als ultieme scheidsrechter in deze strijd blijft wringen. De scheidslijn tussen objectieve analyses en politieke waarden is veel te vaag om het CPB die rol te laten vervullen. Tijd dus om het te verlossen van de doorrekenfetisj, en de kritische analyse van verkiezingsbeloftes terug te leggen waar zij hoort: midden in het maatschappelijk debat.
17 Bijdragen
Gilles Wattel 1 3
De weggestuurde Teulings verklaarde, dat het CPB rapport over de voordelen die de euro zou brengen, op niets was gebaseerd.
Mijn vroegere prof Hartogh was voormalig CPB medewerker, hij legde ons niet uit dat het CPB in zijn tijd manipuleerde, wel waarop vele uitkomsten waren gebaseerd, natte vinger werk.
Zo werd hij naar Marokko gestuurd om ter plekke in- en uitvoer coëfficienten vast te stellen.
Zijn schattingen daarvan waren vast de best mogelijke, maar ook bij hem zal toen wel meegespeeld hebben welke uitkomsten politiek nog verkoopbaar waren.
Het is dus niet zo, tenminste, daar zal wel geen bewijs voor zijn, dat het CPB bewust manipuleert, maar het is vast zo dat het CPB niet graag politiek onwenselijke uitkomsten gaat publiceren.
Mijn interpretatie van het wegsturen van Teulings is dat hij zich niet genoeg gelegen liet liggen aan politiek wenselijke uitkomsten.
Mariëtte Hamers als toezichthouder laat voor mij niets aan de verbeelding over.
MatthijsK 7
- Schuld neemt toe
- Belastingen nemen toe
- Werkloosheid neemt toe
- Maand aan het eind van je loon neemt toe
Geen CBS voor nodig,.
Matthijs 11
Aan de kritiek op de doorrekeningen wil ik echter toevoegen dat de objectiviteit ervan ook ter discussie staat. In de achterliggende modellen die het CPB gebruikt zitten allerlei aannames die erg subjectief zijn, niet kloppen en in zekere zin juist politiek zijn. Die aannames van de modellen zorgen er voor dat bepaald (politiek gekleurd) beleid er altijd beter uitkomt dan ander beleid.
Als het CPB andere modellen zou hanteren zouden de uitkomsten er heel anders uit kunnen zien. Dan komt een GroenLinks programma er misschien veel beter uit dan die van de VVD, bijv.
Zie ook deze column van Hans de Geus
https://www.ftm.nl/artikelen/cpb-pas-die-vastgeroeste-modellen-eens-aan
Anton Van de Haar 8
Matthijshttps://www.ftm.nl/artikelen/het-cpb-machtig-instituut-met-tunnelvisie-longread
Matthijs 11
Anton Van de HaarM. van Deelen 11
Michel Fleur 6
Vrije keuze, maar eigenlijk alleen voor grootaandeelhouders en hun vriendjes in de politiek. Dan zie je dat mensen die voor vrije keuze zijn, stemmen voor programma's die keuze juist voor bijna iedereen wegnemen. Nulde orde redeneringen.
MatthijsK 7
Michel FleurMichel Fleur 6
MatthijsKWiskundige modellen gebaseerd op een droomwereld geven kloppende uitkomsten: in die droomwereld.
De droomwereld van de economische wetenschap, maar ook het gedogen door economen van praktijken die "vrije markt bevorderend" heten maar in feite monopolisten en oligopolisten helpen, zou ontmaskerd moeten worden. Maar daar hebben de hoofdstroom media en de financiële relaties van al die economen natuurlijk geen baat bij.
MatthijsK 7
Michel FleurInderdaad, dromers.
Joost Mulder 4
Politiek, dat gaat over ideëen, idealen, niet over een kwart miljard meer of minder. Stel je voor dat iemand doorgerekend had wat Merkel's plotselinge steun voor het sluiten van de kerncentrales ging kosten (op korte termijn uiteraard!). Of Obama's belofte Guantanamo te sluiten? Of het sluiten van de Europese binnengrenzen...
Helaas gaat België nu juist de andere kant op - volgende keer wordt er voor het eerst verplicht (!) doorgerekend: http://presscenter.org/nl/pressrelease/20160527/doorrekening-verkiezingsprogrammas-van-de-politieke-partijen-door-het-federaal?setlang=1
Akshaya de Groot 2
De opvatting van "nut" van het CPB kijkt naar individuele preferenties of voorkeuren, doorgaans uitgedrukt in een financieel bedrag.
Er zijn inmiddels twee rivaliserende theorieën over nut (c.q. maatschappelijk effect), die minstens zo plausibel zijn:
1. De capabilities-theorie van Sen en Nussbaum, die "nut" beschouwt in termen van menselijke capaciteiten en levenskansen. Deze ligt ten grondslag aan de veelgebruikte Human Development Index van de Verenigde Naties.
2. De subjective wellbeing-theorie. Deze beschouwt "nut" in termen van het effect op menselijke levensvoldoening. Aan de Erasmus Universiteit noemen we dat gemakshalve 'geluk', het SCP gebruikt hiervoor de term 'welbevinden'. (Desondanks begrijpen we elkaar uitstekend!)
Het wordt hoog tijd om eens een maatschappelijke discussie te voeren over de manier waarop wij "nut" (c.q. sociale en maatschappelijke effecten) willen interpreteren.
Dan is het wel essentieel – om niet te zeggen de hoogste tijd – dat economen en andere wetenschappers hun studenten, evenals politici en het publiek, van deze opties op de hoogte stellen.
Zover ik weet, is de opleiding "Sturen op Geluk in het publieke domein" (ESAA, EUR) vrijwel de enige die dit aan de orde stelt. (Ik ben daarvan docent en programmaleider.) Maar ik zal aangenaam verrast wezen als er meer blijken te zijn!
Gilles Wattel 1 3
Akshaya de GrootNut is een ongedefinieerd begrip, althans, ongemeten.
Akshaya de Groot 2
Gilles Wattel 1Gilles Wattel 1 3
Akshaya de GrootAkshaya de Groot 2
Gilles Wattel 1Maar over het algemeen vind ik het toch wel prettig dat onderzoekers en medici bij het effect van een behandeling steeds vaker (ook) kijken naar de kwaliteit van leven en de ervaringen van patiënten. Zo zie je dat in de medische wereld de definitie van 'nut' eveneens aan het opschuiven is.
Spaarder 4
Niet mee eens. Het CPB heeft nog steeds de rol van de financiële sector (lees: private schulden) niet goed in haar modellen zitten. Dat zeg ik niet, dat zegt het CBP:
> Een formele modellering van de interactie tussen financiële markten en de reële economie is een veelgenoemde omissie in de huidige modellen (niet alleen bij het CPB, maar ook bij centrale banken). Toch geven wij geen prioriteit aan een poging dit in Saffier te modelleren.
https://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/cpb-notitie-13dec2013-verdiepen-en-verhelderen-macro-economische-analyse-bij-het-cpb.pdf
De denkfout die hieraan ten grondslag ligt, is dat de omvang van de private schuld op macro-niveau niets uitmaakt. De schuld van de één is tenslotte de vordering van de ander. En daarom kan je volgens veel economen alle kosten en baten van deze schuld op macro-niveau tegen elkaar wegstrepen. Op zich correct, maar toch is dit niet het hele verhaal. Dat wordt duidelijk als je het economisch model op twee punten aanpast:
1. Er is niet één consument, maar er zijn meerdere groepen consumenten, onderverdeeld naar inkomen.
2. Er wordt onderscheid gemaakt tussen productieve en niet-productieve schulden, waarbij alle schulden die consumenten aangaan om ergens te wonen, niet-productieve schulden zijn. Het totale vermogen van de verhuurder is voor de huurder een vorm van indirecte schuld.
Na deze aanpassing wordt de analyse van onderstaand economisch mechanisme mogelijk:
Kredietverstrekking aan consumenten neemt sterk toe ➔ Private schuld neemt toe, huizenprijzen stijgen, en via de grondprijzen ook de huren ➔ De minder rijke groep (zeg: de minder rijke 90%) houdt op termijn minder geld over om te sparen (niet-productieve schulden genereren geen inkomen) ➔ Het extra *financieel* vermogen (=tegenhanger private schuld) komt bij de rijkste 10%, 1% of 0,1% terecht.