© ANP/ROBIN UTRECHT

Voor rechts-populisten staat niet de economie, maar de natie voorop

De groei van rechts-populisme kan beter begrepen worden als je beseft dat de economie niet doorslaggevend is voor het stemgedrag van burgers. Addie Schulte legt in het achtste en laatste deel van zijn serie over economie en onvrede uit waarom het idee van de voortschrijdende vooruitgang niet langer wordt geloofd.

Wie denkt dat economische omstandigheden de belangrijkste drijfveer vormen voor de opkomst van het populisme, is de afgelopen tijd ruimhartig bediend. Media die de opkomst van Donald Trump wilden verklaren, gingen naar de vervallen industriesteden waar lege fabrieken staan te verkrotten en de achtergebleven voormalige industriearbeiders de Democratische partij vaarwel hadden gezegd. En onlangs trok Nieuwsuur naar de voedselbank in Oldambt. De klanten daar, die ‘net niet dood gingen van de honger,’ kozen stuk voor stuk voor de PVV. Op een receptie van ondernemers in het boomende Eindhoven was de stemming opperbest. Daar was de VVD de populairste keuze.

Arm stemt PVV, rijk stemt VVD. Daarmee was een simpele economische verklaring gegeven voor de populariteit van de PVV. In latere reportages werd dat genuanceerd, maar het beeld sloot aan bij veel analyses van de winst van Trump en de keuze voor Brexit in het Verenigd Koninkrijk: de verliezers van de globalisering zijn in opstand gekomen. En als de realiteit afwijkt van dit stramien en een journalist er achter komt dat ook welvarende Nederlanders voor Wilders kiezen, dan moet deze ‘paradox’ verklaard worden.

Strijd tussen culturen

Het is dwaas om de politieke onvrede alleen uit economische factoren te verklaren. De achtergrond van kiezers van populistische partijen is te divers om dit staande te houden. Nieuw onderzoek van bijvoorbeeld Koen Damhuis naar PVV-stemmers wijst daar ook op. Maar het zou even dwaas zijn om de economie en de effecten van de laatste crisis te negeren. Dat vergt echter een andere analyse, eentje die niet mank gaat aan het vaak vertoonde simplisme van de laatste tijd.

Rechts populisme is nu de belangrijkste spreekbuis van politieke onvrede, en deze politieke stroming keert zich tegen sommige verschijningsvormen van globalisering. Voor PVV-leider Geert Wilders zijn dat de aanwezigheid van de islam in het Westen, migratie en de Europese Unie. Voor Trump zijn het islamitische en andere migranten, vrijhandel en het verplaatsen van werk naar andere landen, met name Mexico en China. Voor Marine Le Pen zijn het economische globalisering, en iets dat volgens haar het uitvloeisel daarvan is: islamitisch fundamentalisme.

Rechts populisme is nu de belangrijkste spreekbuis van politieke onvrede

Daar zitten dus economische krachten bij. Maar in het rechtse populistische gedachtengoed is de economie ondergeschikt aan de politiek. De strijd tussen culturen en naties staat voorop. Steve Bannon, hoofd strategie van het Witte Huis en de belangrijkste ideoloog achter Trump, verwoordde dat onlangs op een bijeenkomst van conservatieven van allerlei pluimage: ‘Ik denk dat er één ding is wat ons allemaal verbindt: dat we een natie zijn met een economie, niet een economie in een wereldwijde marktplaats met open grenzen, maar dat we een natie zijn met een cultuur en een reden van bestaan.’ De natie komt eerst, en de economie is daaraan ondergeschikt.

Verlicht kapitalisme

Dat wordt nog duidelijker door het gedachtengoed van Bannon verder te onderzoeken. Bannon, die zelf bij Goldman Sachs heeft gewerkt en daarop mede zijn status van expert baseert, heeft dat in speeches en in een lange documentaire vol apocalyptische beelden uiteengezet.  In een speech die hij via Skype in het Vaticaan hield, prees hij het ‘verlichte kapitalisme’ van de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Dat heeft Amerika groot gemaakt. Dat kapitalisme was gebaseerd op joods-christelijke waarden en kwam ten goede aan de middenklasse. Maar in de jaren zestig zaagde de linkse tegencultuur van hippies de poten onder dit bouwwerk weg. Er kwam een nieuwe seculiere en kosmopolitische elite op. De band tussen het kapitalisme en de natie werd doorgesneden, het kapitaal werd geglobaliseerd. Ondertussen werd in de VS een ‘socialistische’ overheidsmachinerie opgetuigd van allerlei agentschappen die een groot deel van het beleid gingen bepalen.

In september 2008 kwam dit bouwwerk ten val, toen de staat de wereldwijd opererende banken moest redden, ten koste van de belastingbetaler. De hele populistische revolutie is terug te voeren op die crisis, aldus Bannon (een idee dat ook minister Jeroen Dijsselbloem uitte). Een christen had de redding van de banken niet gesteund, zei hij. Dat is in zijn denkwereld een logische opmerking. De crisis is uiteindelijk het gevolg van de ondermijning van de morele standaard van Amerika. De overwinning van Trump moet de middelen geven om dat recht te zetten. In zijn recente speech voor het Congres beloofde Trump miljoenen banen terug te brengen en de stervende industrieën weer tot leven te wekken. Als spiegelbeeld van de sombere beelden die Trump en Bannon eerder verspreidden, schetste hij een zorgeloze, paradijselijke toekomst. 'Alles wat niet deugt in ons land, kan worden hersteld. Ieder probleem kan worden opgelost.' Dit is het utopisme dat de natuurlijke metgezel is van veel vormen van neergangsdenken.  

Ieder probleem kan worden opgelost. Dit is het utopisme dat de natuurlijke metgezel is van veel vormen van neergangsdenken

Geld naar de Nederlander

Voor het rechts populisme in Nederland bestaat er niet zo’n uitgebreid ideologisch verhaal over het verband tussen economie en onvrede. We moeten het vaak doen met wat puzzelstukjes die hier en daar worden achtergelaten. Zo zei Geert Wilders onlangs in een interview op de Duitse televisie dat hij voor een Reagan-achtige agenda is, met een kleine overheid en lage belastingen. Dat is weer een bewijs, voor zover nodig, dat hij geen linkse economische plannen heeft.

Maar hoe zit het dan met zijn voorstellen voor lagere huren, meer geld voor ouderenzorg, tegen verhoging van de AOW-leeftijd en afschaffing van het eigen risico? Voor een deel kan dat verklaard worden uit politiek opportunisme, als handouts voor groepen waar de PVV veel kiezers vandaan krijgt. Het armere en slechter betaalde deel van zijn electoraat heeft volgens het onderzoek van Damhuis het idee dat ze te weinig krijgt. Zijn kiezers uit de middengroep, vaak kleine ondernemers, hebben juist het idee dat ze te veel betalen en dat hun geld over de grens verdwijnt, naar de bodemloze putten van de EU, Griekenland of ontwikkelingslanden. Voor hen zijn er de verlaging van belastingen en het stoppen van ontwikkelingssamenwerking en Europese samenwerking.

In al die protectionistische voorstellen zit een sterke koppeling van portemonnee en paspoort

In al die voorstellen zit een sterke koppeling van ‘portemonnee en paspoort’, zoals Damhuis het uitdrukt. Het geld van de overheid is bestemd voor wie echt bij ‘het volk’ hoort. “In plaats van het financieren van de hele wereld en van de mensen die we hier niet willen, geven we het geld aan de gewone Nederlander,”  zo stelt de PVV kort en bondig in het laatste verkiezingsprogramma.

Marine le Pen heeft weer hele andere ideeën. Ze wil een alliantie smeden tussen staat en industrie en gaat het verst in de wens om de vrije markt aan banden te leggen. Economisch nationalisme kan dus allerlei vormen aannemen. Maar er is een gemeenschappelijke deler: De economie staat niet op zich en komt niet op de eerste plaats. Het gaat om de natie, een natie die door cultuur bepaald is en die daardoor maar in beperkte mate openstaat voor nieuwkomers. Het profijt van de economie moet binnen de eigen gemeenschap blijven.   

Dat is een verontrustende boodschap voor liberalen die geloven dat de vrije markt en het individu op de eerste plaats moet komen, of voor kosmopolieten die menen dat de wereld ons aller thuis is.

Het is ook de reden dat progressieven zich volgens mij vergissen als ze denken in Trump c.s. een bondgenoot te vinden tegen de gezamenlijke tegenstanders neoliberalisme en economische globalisering. Wat is er eigenlijk mis met Trumps aanval op ‘hyperglobalisering’, zo vroeg bijvoorbeeld Ewald Engelen zich af. Economisch historicus Robert Skidelsky pleitte voor een open oog voor de positieve kanten van het ‘Trumpisme’.

Dat is de duivel uitdrijven met Beëlzebub. Zoals Ewald Engelen zelf al constateert is Trumps aanval op globalisering deel van een nationalistische en kapitalistische agenda, niet van een progressieve agenda.

Verlies van wereldbeeld

De analyse van de politieke economie van het populisme toont ook manco’s aan van een ander populair idee: de opvatting dat iets meer economische groei of een iets andere verdeling van de opbrengsten van globalisering en vrije markt het ongenoegen zal wegnemen. Dat is te simpel gedacht, want de motieven van de onvrede liggen meer in de culturele dan in de financiële sfeer. Het was de cultuur van de jaren zestig die het solide Amerika van de jaren vijftig heeft ondermijnd, aldus Bannon. Het gaat niet alleen om stagnerende inkomsten, maar om het gevoel van verlies van een wereldbeeld.  

Bij een deel van de burgers is het geloof in de belofte van gestage vooruitgang door de vrije markt in een liberale democratie verdwenen. De angst er op achteruit te gaan of dat de kinderen het slechter krijgen is vaak belangrijker dan de huidige toestand, die helemaal niet zo slecht hoeft te zijn. Daarom is het ook het verhaal dat we het nu zo goed hebben en het opsommen van lijstjes waarin Nederland een hoge score behaalt zo zinloos. Dat de Nederlanders het nu over het algemeen relatief goed hebben, weten deze mensen ook wel. Het is hun overtuiging dat het niet zo zal blijven, in materiële en in culturele zin.

Dit proces heeft de dramatiek van het verdwijnen van geloof en het verwerven van een nieuw geloof. Van het idee van een harmonieuze maatschappij met gedeelde belangen, waar we door samenwerking allemaal beter zou worden, wordt nu het beeld van een wereldwijde strijd van naties en culturen gezet. Het is niet voor niets dat oorlog of burgeroorlog de laatste tijd zo vaak voorkomen in allerlei beschouwingen.  

Het idee van de steeds verder voortschrijdende vooruitgang wordt niet meer geloofd

Revolutie

Het einde van een tijdperk wordt op allerlei manieren geuit: in het rechts-populisme is dat het meest pregnant, maar het is ook zichtbaar in sommige vormen van kritiek op het neoliberalisme en in bepaalde analyses van de klimaatverandering. Ook daarin klinkt het door dat het idee van de steeds verder voortschrijdende vooruitgang niet meer geloofd wordt.

De Nederlandse politiek heeft mechanismen die deze ‘revolutie’ kunnen smoren. Het politieke systeem staat aan de ene kant open voor nieuwkomers, die een riant podium krijgen. Tegelijk maakt het kiesstelsel het zo goed als onmogelijk dat één partij de meerderheid verwerft en dan gekke dingen gaat doen.

De directe macht veroveren is lastig, het grootste effect gaat via andere partijen die op een of andere manier reageren op het populistische programma en daarvan soms delen kopiëren. Dat kan uit overtuiging zijn of uit opportunisme, maar dat is uiteindelijk niet zo belangrijk. In andere landen ligt dat anders: zie Trump en Brexit, maar ook Polen en Hongarije. Hoe hoog de golven van economisch nationalisme daarbij zullen gaan, is nog niet te overzien. Er is een ironisch gegeven: de beurs reageert vooralsnog met stijgende cijfers.

Dit is de laatste aflevering in een reeks over het verband tussen economie en onvrede. De andere afleveringen zijn via deze pagina terug te lezen.