Hoe meten we hoe blij we zijn?

5 Connecties

Relaties

Vooruitgang geluk BBP stiglitz

Werkvelden

Economie
19 Bijdragen

De hoogte van het bbp meet wel hoe rijk we zijn, maar niet hoe blij. Groeicijfers zijn geen garantie voor geluk, maar hoe vind je de indicatoren die wel de stand aangeven van welvaart én welbevinden? Econoom Robert Went legt uit hoe moeilijk dat is. 'Dat wordt, als we niet uitkijken, een verlanglijst vol goede bedoelingen.'

Voor de rechter gesleept worden. Bedreigingen over je heen krijgen. Het overkwam Andreas Georgiou, hoofd van het Griekse bureau voor de statistiek, nadat hij in 2011 besloot de échte, bar slechte cijfers over de Griekse economie naar buiten te brengen. ‘Ik wordt vervolgd omdat ik de zaken NIET bedonder’ - zei hij tegen de Financial Times. ‘We willen graag een degelijke, saaie organisatie zijn die z’n werk doet. Maar in Griekenland is statistiek een vechtsport.’ Het geeft maar aan hoe belangrijk groeicijfers gevonden worden door onder andere politici en media. Er worden beleid, budgetten en bezuinigingen op gebaseerd. Terwijl we weten dat het bbp grote tekortkomingen heeft. De derde longread die Hella Hueck en ik gemaakt hebben in onze serie over de Economie van Overmorgen voor RTLNieuws en RTLZ, gaat over het bruto binnenlands product, ofwel het bbp, welzijn en geluk. Daarin gaan we onder andere in op de beperkingen van en kritiek op het bbp. Heel kort samengevat komt het er op neer dat de hoogte of ontwikkeling van het bbp niet zegt hoe het met ons geluk of welzijn gesteld is.
de hoogte of ontwikkeling van het bbp zegt niet hoe het met ons geluk of welzijn gesteld is
Een hoger bbp is daar bevorderlijk voor, maar die relatie is niet één-op-één. Daarnaast is het bbp een indicator van meer dan 80 jaar oud, uit de tijd waarin de meeste productie nog in een doos gestopt kon worden en niet uit diensten bestond. Er zijn veel alternatieven bedacht, meer dan honderd inmiddels. Ze hebben soms exotische namen, zoals de Happy Planet Index of Bruto Nationaal Geluk. Maar we zien voorlopig niet gebeuren dat één van die alternatieven echt door gaat breken in een groot aantal landen. Al is het een onvolledige indicator, iedereen is gewend aan het bbp. En een ander alternatief omarmen is toch lastig, loopt een groot risico afgeschoten te worden door het Not Invented Here Syndrome. In onze longread gaan we verder in op hoe je desalniettemin beter inzicht kan krijgen in de stand en ontwikkeling van welzijn. We kijken naar het Verenigd Koninkrijk, waar ze al verder zijn met het in kaart brengen van nationaal welzijn. In dit stuk schets ik aanvullend een indeling om verschillende alternatieven die circuleren voor het huidige bbp te kunnen plaatsen. Regeringen willen natuurlijk laten zien aan de burgers dat we vooruit gaan. Het is niet onverstandig je dan af te vragen welke (sets van) indicatoren daarvoor gebruikt worden, en wat daar de sterke en zwakke kanten van zijn.

Twee dimensies

Hoe zit het met de vele alternatieven die voor het huidige bbp gepropageerd worden? Grofweg kunnen die langs twee dimensies worden ingedeeld. Er zijn samenvattende indicatoren, zoals het bbp, die alle relevant geachte informatie in één getal samenvatten en er zijn sets van indicatoren. Een door de Franse president Sarkozy ingestelde internationale commissie onder leiding van onder andere de Nobelprijswinnaars Amartya Sen en Joseph Stiglitz, vergeleek zo’n set van indicatoren met het dashboard van een auto. Verschillende 'metertjes' geven relevante informatie, en afhankelijk van wat je wil weten, kijk je op de ene of de andere: de groei, de gemiddelde levensverwachting, het mediane inkomen, enzovoorts. Dat is de eerste dimensie. Zowel de samenvattende indicatoren als de indicatorensets - en nu komen we bij de tweede dimensie - kunnen op grofweg twee manieren tot stand komen. Ze kunnen wetenschappelijk onderbouwd worden. Dan zijn ze als het goed is gebaseerd op verifieerbare relaties tussen wat je meet en ons welzijn. Maar dit soort indicatorensets kan ook op grond van politieke keuzes en onderhandelingen tot stand komen. Dan weerspiegelt die indicator of set van indicatoren vooral wat politici of partijen aan een onderhandelingstafel - bij de Verenigde Naties bijvoorbeeld - denken dat belangrijk is voor ons welzijn. In een figuur, met steeds een voorbeeld ter illustratie, ziet dit er als volgt uit: Vooruitganggeluk

Vier mogelijkheden

Er zijn dus vier manieren om iets te doen aan de tekortkomingen van het huidige bbp:
  • Je kunt alle problemen proberen op te lossen in een ‘beter’ bbp 2.0, zoals bijvoorbeeld geprobeerd wordt in de Genuine Progress Indicator, waar 18 staten in de VS ook mee werken: ‘With 26 indicators, the GPI consolidates critical economic, environmental and social factors into a single framework in order to give a more accurate picture of the progress – and the setbacks – we have made.’ Economische indicatoren, sociale indicatoren en duurzaamheidsindicatoren worden hierin geformuleerd. Vele uren zijn al besteed aan het bedenken en onderbouwen van dit soort indicatoren, maar sinds het verschijnen van het rapport van de genoemde commissie van Sen en Stiglitz is er een alternatief waar veel steun voor is (zie 3).
  • Je kunt ook een andere samenvattende indicator bedenken, de linker benedenhoek in de vierdeling. Maar hoe bepaal je dan wat je meeneemt, en wat de weging moet zijn tussen de deelindicatoren. Is een extra jaar secundair onderwijs evenveel, meer of minder waard dan een extra levensjaar, of gelijk te stellen aan bedrag X? Die afwegingen onderbouwd maken is eigenlijk onbegonnen werk, daar zit veel subjectiviteit in: Wereldbank-econoom Martin Ravallion sprak weinig vleiend over ‘stamppot-indicatoren.’ Zo tellen in de veel gebruikte Human Development Index van het UNDP onderwijs, gezondheid en economie elk voor één derde mee, volkomen arbitrair. Bovendien: er zijn al erg veel van dit soort samenvattende indexen, en er komen ver steeds meer bij. Hoe kom je door de ene na de andere nieuwe index te bedenken ooit nog tot een nieuwe consensus ter vervanging van het bbp?
  • Het alternatief is een set van indicatoren te ontwikkelen. Hoe je dat doet maakt nogal wat uit. Het mooiste is natuurlijk om tot een set van cruciale indicatoren te komen met een wetenschappelijke onderbouwing, die dus ook controleerbaar is - dat is de rechterbovenhoek in de figuur. Deze aanpak is bepleit door de eerder genoemde internationale commissie van Sen en Stiglitz, en er is inmiddels ook een commissie Stiglitz II bij de OESO mee aan de slag. Nadeel van deze aanpak is dat het nog wel even kan duren voor we iets in handen hebben. En ook wanneer deze commissie met een rapport met voorstellen komt, zal zeer waarschijnlijk niet gelijk iedereen juichend de nieuwe consensus omarmen. Mensen en organisaties die geïnvesteerd hebben in hun eigen ideale indicatorenset of indicator, zullen die niet allemaal gelijk opgeven.
  • Wat al veel vaker gebeurt, en dan zitten we in de rechter beneden hoek van onze figuur, is dat zulke sets en lijstjes worden samengesteld op basis van politieke keuzes en voorkeuren en in een proces van onderhandelingen. Je kunt dat in principe onbeperkt doen, het gebeurt ook op allerlei plaatsen. Maar je krijgt dan al snel wensenlijstjes en een verzameling prioriteiten van politici, bedrijven, NGO’s en lobbies, zonder robuust verhaal waarom juist deze indicatoren van belang zijn voor ons welzijn. Je hebt bovendien geen manier om onderscheid te maken tussen verschillende indicatorensets: “your wishlist is as good as mine”.
We zien dat nu bijvoorbeeld in de lopende gesprekken in VN-verband over de Sustainable Development Goals, de beoogde opvolgers van de Millenniumdoelen, die aan het begin van de eeuw werden vastgesteld. Van 15-28 september 2015 komen wereldleiders daarvoor bij elkaar in New York op de 17e algemene vergadering van de VN. Voortgang op de Millenniumdoelen bleek moeilijk te meten, onder andere omdat veel ontwikkelingslanden geen statistische capaciteit hebben.
In een open brief aan de VN hebben gerenommeerde economen al gewaarschuwd dat duurzame economische groei de kern van nieuwe ontwikkelingsdoelen zou moeten zijn
Dat probleem dreigt straks te blijven bestaan of groter te worden, er wordt over 59 of zelfs 169 doelen gesproken. Dat wordt dus als we niet uitkijken een verlanglijst vol goede bedoelingen - motherhood and apple pie - waar iedereen zijn eigen prioriteit of activiteit in leest en in kan shoppen, zonder richting of prioriteit. En waarvoor onmogelijk hoge investeringen in de CBS-en van ontwikkelingslanden nodig zijn om de voortgang serieus te kunnen monitoren. In een open brief aan de VN hebben gerenommeerde economen met verstand van ontwikkeling, zoals Collier, Glaeser, Robinson en Rodrik, al gewaarschuwd dat duurzame economische groei de kern van nieuwe ontwikkelingsdoelen zou moeten zijn, maar dat dat inzicht nu dreigt onder te sneeuwen. Idealiter ontstaat in de toekomst in het internationale convergentieproces dat aan de gang is consensus over welke indicatorenset de standaard zou moeten worden - zo is het ooit met het bbp ook gegaan. Hopelijk komt de commissie Stiglitz II op een gegeven moment met een degelijke voorzet om dat proces te versnellen. Maar zover zijn we nog niet. En zeker tot dat moment, en misschien ook nog wel daarna, houden we concurrerende (sets van) indicatoren en initiatieven naast elkaar - de hier geschetste indeling helpt wellicht om daar een weg in te vinden. Daarom bepleiten we in onze longread, heel praktisch en concreet, om in navolging van de Britten ook in ons land 'het wiel' uit te gaan vinden.   (Dank aan Hella Hueck voor meedenken en meeschrijven. En dank aan Rutger Hoekstra van het CBS voor het denkwerk over de indeling van meetsystemen) Robert Went (@went1955), econoom bij de WRR. 'Wij eisen geluk', de longread van Hella Hueck en Robert Went over bbp, welzijn en geluk vind je hier. 'Happiness is an option?', de begeleidende column van Robert Went vind je hier.