Waarom de neoliberale kenniseconomie een mythe is

Neoliberalen geven hoog op van de zegeningen van de vrije markt en hekelen de invloed van de staat. Ten onrechte, zo betoogt Maarten van der Kloot Meijburg in het tweede deel van zijn serie over het Verdrag van Maastricht en de opkomst van het neoliberalisme. De meeste innovaties van de vrije markt zouden er namelijk nooit zijn gekomen zonder grensverleggend wetenschappelijk onderzoek dat met gemeenschapsgeld is verricht.

Ondanks de schrijnende tekortkomingen van het neoliberale kapitalisme blijven veel christendemocraten en sociaaldemocraten, net als de neoliberalen, optimistisch volharden in het toepassen van neoliberale dogma’s. Zo blijft Jeroen Dijsselboem, de sociaaldemocratische minister van Financiën, de zuiverende werking van bezuinigingen propageren terwijl economisch herstel daardoor met jaren is vertraagd. Die volharding en dat optimisme zijn waarschijnlijk geworteld in het geloof in de kracht van een kennisgedreven economie: een maakbare wereld waarin vrije ondernemers op gedereguleerde markten, gestimuleerd door lage kapitaalmarktprijzen en lage belastingtarieven, met technologische innovaties economische mirakels zullen verrichten.

Tot nu toe heeft de neoliberale kenniseconomie slechts waarde gecreëerd door menselijke arbeid te verplaatsen

Slechte raadgevers

Op dat messianistische geloof valt veel af te dingen. Tot nu toe heeft de neoliberale kenniseconomie slechts waarde gecreëerd door menselijke arbeid te verplaatsen van hoge- naar lagelonenlanden. Dat tonen Luigi Pellizzoni en Marja Ylonen aan in hun artikel Neoliberalism and technoscience uit 2012. Daarnaast werkt de neoliberale innovatiemythe alleen met hulp van de staat, zoals Mariana Mazzucato in haar boek De ondernemende Staat duidelijk maakt. Mazzucato toont aan dat marktprijsprikkels vaak slechte raadgevers zijn voor investeringen in projecten met lange terugverdientijden en risico’s en dat echte innovatieve doorbraken zijn voortgekomen uit onafhankelijk onderzoek van door de staat gefinancierde wetenschappelijke instellingen. Laurence Reynolds and Bronislaw Szerszynski stellen in hun paper Neoliberalism and technology: Perpetual innovation or perpetual crisis?:

Het werk van publieke wetenschappelijke instellingen is de belangrijkste voorziening waarop de strategieën voor de toe-eigening en het verzamelen van kapitaal in de nieuwe kenniseconomie gebaseerd zijn.

Dit blijkt ook uit de studie An analysis of the critical role of public science in innovation: the case of biotechnology van McMillan, Narin and Deeds over de rol van publieke wetenschappelijke instellingen in de biotechnologie. Zij concludeerden dat van de wetenschappelijke studies die werden geciteerd in de patenten voor biotechnologie slechts 16,5 procent van private instellingen kwam. Meer dan 70 procent van de citaten kwamen uit studies van publieke wetenschappelijke instituten.

Pas als de overheid de meeste risico’s heeft weggenomen, volgt de markt

Kritiekloos

Desondanks blijven veel politici geloven dat slechts ondernemers technologische doorbraken kunnen bewerkstelligen, en verkopen ze dat geloof aan de kiezer als een welvaart- en banenmachine. Ze juichen daarom innovatieve ondernemers veelal kritiekloos toe, terwijl ze zich beter kunnen afvragen waar de technologieën voor al die innovaties van bedrijven als Apple en ASML vandaan komen. Mariana Mazzucato laat in haar boek zien dat het merendeel van de uitvindingen die aan de basis liggen van de innovaties die hebben gezorgd voor de huidige technologische revoluties in de ICT, de biotechnologie, de farmaceutische industrie en de duurzame energie, afkomstig zijn van door de staat gefinancierde instellingen. GPS, Internet, de iPhone, de 3D-printer, genetisch gemodificeerd voedsel, zonne-energie en de elektrische auto waren er niet geweest als overheden de afgelopen decennia niet met miljarden aan belastinggeld het onderzoek voor de basistechnologieën achter deze innovaties hadden gefinancierd. Pas als de overheid de meeste risico’s voor de toepassing van deze technologieën heeft weggenomen, volgt de private sector om de technologieën te vermarkten.

GPS, Internet, de iPhone, de 3D-printer, zonne-energie en de elektrische auto waren er zonder overheden niet geweest

Dat is een prima systeem, maar in de neoliberale innovatiemythe wordt de rol van de overheid niet erkend. De wetenschap, zo luidt het neoliberale verhaal, moet daarom worden geprivatiseerd en dient zich, in samenwerking met de private sector, te richten op toegepast onderzoek. Alleen is het privatiseren van de wetenschap een slecht idee, omdat daarmee de basis voor innovatie verdwijnt. De socioloog Bob Jessop merkte dit al in 2002 op toen hij in het artikel The Future of the Capitalist State over het onderwerp schreef:

Kennis is een collectief gecreëerde voorziening, en zelfs als specifieke vormen en typen intellectueel kapitaal worden geproduceerd onder kapitalistische omstandigheden met als doel winst te maken, zijn deze gebaseerd op een veel groter reservoir aan collectief gegenereerde kennis.

Handel

Het effect van het privatiseren van de wetenschap, is dat wetenschap handel is geworden. Hoe aantrekkelijker de handel in een bepaalde wetenschap, hoe groter dientengevolge de bedragen die erin omgaan. Dit zet wetenschappers ertoe aan om hun de uitkomsten van hun onderzoek als zekerheden te presenteren. Want wil de wetenschapper zich in de marktgedreven kenniseconomie staande houden, dan moet hij opereren als een ondernemer die vooral het potentieel van zijn waar aanprijst en die zonder de gebruikelijke wetenschappelijke scepsis vooruitloopt op zijn verhoopte onderzoeksresultaten. De boodschap van een aanstaande wetenschappelijke doorbraak verschaft namelijk financiering, trekt publiciteit, haalt getalenteerde studenten binnen en draagt bij aan de door de overheid gewenste valorisatie van de wetenschap.

De boodschap van een aanstaande wetenschappelijke doorbraak verschaft financiering

Zeker, de datarevolutie heeft innovaties voortgebracht die voor economische en sociale veranderingen hebben gezorgd. Alleen, zoals Cambridge-econoom Ha-Joon Chang in zijn boek Fabeltjes van de vrije markt aantoont, is neoliberale marktgedreven kenniseconomie er niet in geslaagd om in de breedte technologieën te ontwikkelen die voor fundamentele veranderingen zorgen, zoals dat tijdens de tweede Industriële Revolutie wel gebeurde door de opkomst van elektriciteit, de olie-industrie, de verbrandingsmotor, de chemische industrie en communicatietechnologieën als de telegraaf en de radio. Veel technologieën afkomstig uit de tweede industriële revolutie zijn nog altijd dominant, en met de energie- en productieprocessen die sinds het midden van de vorige eeuw worden toegepast, worden nog steeds het overgrote deel van ’s werelds tastbare goederen geproduceerd. Menselijke arbeid, in de vorm van een nieuwe klasse arbeiders in Zuidoost-Azië, blijft de drijvende kracht van het neoliberaal kapitalisme. Dat maken Luigi Pellizzoni en Marja Ylonen duidelijk in hun artikel Neoliberalism and Technoscience uit 2016. Ze tonen in het artikel aan dat de neoliberale marktgedreven wetenschappelijke aanpak vooral speculatieve technobubbels heeft veroorzaakt en bovengemiddelde rendementen heeft gecreëerd via bedrijfsconcentratie, het patenteren van intellectueel eigendom en het uitmelken van technologische monopolies. Ze merken daarbij op dat de rendementen niet het gevolg zijn van de creatie van een nieuw surplus aan waarde, maar dat deze zijn ontstaan uit het onttrekken van waarde uit andere delen van de economie. De neoliberale ideeën over de rol van wetenschap zorgen er volgens de auteurs voor dat:

Wetenschap is opgesloten geraakt in de immateriële en speculatieve economieën die de bubbels van het  neoliberalisme hebben gecreëerd, in een maatschappij die niet in staat lijkt om zich structureel voorbij de economische en ecologische crisis te innoveren. Wat resteert is het beeld van het neoliberalisme dat heeft gezorgd voor een min of meer alledaagse, low-tech economische ‘revolutie’ (belichaamd door de zeecontainer) die enerzijds niet in staat is gebleken om de wetenschap volledig in te zetten als productieve kracht in een high-tech wereld die anderzijds wordt gekannibaliseerd en als kapitaalgoed wordt geprivatiseerd. Dit duidt op het mislukken van de modernistische droom van het midden van de twintigste eeuw; in plaats van een nauwe aansluiting tussen de domeinen van wetenschappelijke kennisproductie en economische activiteit, zien we een stagnerende samenleving waarin het op innovatiegebied draait om kannibaliserende privatiseringen, een samenleving die zichzelf tegelijkertijd vermaakt met een nabootsing van haar eens zo beloftevolle hoogtechnologische toekomst.

Foutieve conclusie

Is het dan erg dat de neoliberalen toch claimen dat hun innovatiemachine evenveel invloed heeft als de innovaties van de tweede industriële revolutie, zoals de verbrandingsmotor en polymeren? Ja, dat is erg, en daar zijn goede redenen voor. Ten eerste zal het ertoe leiden dat schaarse hulpmiddelen suboptimaal worden ingezet. De fascinatie voor de datatech-revolutie leidt in veel Europese landen tot de foutieve conclusie dat een economie kan draaien op de uitwisseling van data en dat het maken van dingen overbodig is. Dit geloof in de postindustriële samenleving bracht veel Europese landen ertoe hun industriële sector te veel te verwaarlozen en vooral in te zetten op de (financiële) dienstensector.

Met apps alleen zullen er geen structurele veranderingen plaatsvinden

Ten tweede wordt innovatie te afhankelijk van het grillige kortetermijnkarakter van financiële markten. Die markten hebben geen geduld voor fundamenteel onderzoek en innovaties met lange terugverdientijden, iets wat ook ICT-ondernemer Michael Dell in een recent interview in NRC aangeeft. Volgens hem lijdt de wereld aan een bovenmatige belangstelling voor de korte termijn. Hij haalde zijn bedrijven daarom van de beurs. Voor innovaties die op basis van fundamenteel onderzoek structurele veranderingen teweeg kunnen brengen, is behoefte aan stabiele financiering. Nieuwe technieken en daarop gebaseerde innovaties krijgen zo de tijd om zich te ontwikkelen en te bewijzen. De meeste innovaties die nu tot ontwikkeling komen zijn apps die met weinig investeringen kunnen worden ontwikkeld en snel kunnen worden terugverdiend. Maar met apps alleen zullen er geen structurele veranderingen plaatsvinden.

Ten derde kon de private sector door de neoliberalisering van kennisinstellingen de gemeenschap de risico’s voor innovatie laten dragen, de revenuen ervan opstrijken en vervolgens belastingbetaling daarover ontwijken met innovatieve belastingstructuren. Het gevolg is dat de werking van positieve feedbackloops tussen publieke kennisinstellingen en de private sector wordt gemarginaliseerd, waardoor de aanwas van vernieuwende basistechnologieën voor nieuwe innovaties stopt. Ook wordt de functie van de wetenschap erdoor uitgehold. In plaats van een baken te zijn voor het beslechten van discussies, wordt wetenschap straks gezien als ‘ook maar een mening’ — een mening die zorgt voor de legitimatie van politieke en economische besluitvorming.

Om met innovatie een maatschappelijk en economisch waardesurplus te creëren en fundamentele veranderingen te bewerkstelligen zijn, naast ondernemers, ook een onafhankelijke wetenschap en de Staat als ondernemer en langetermijnbelegger nodig. Voor die wijsheid is geen plaats in de neoliberale doctrine. Het wordt daarom tijd om op een ander innovatiemodel over te stappen.