© ANP

Waarom echt diervriendelijk varkensvlees maar niet doorbreekt

Stalbranden, ziektes en schokkende beelden van dieren in slachthuizen – de samenleving snakt naar diervriendelijker varkensvlees. Ook veel varkenshouders willen dat. Waarom komt echte verandering maar niet van de grond?

Op een dag was varkenshouder Gerbert Oosterlaken het beu. De meeste varkentjes worden geboren in een kraamkooi, of ze nu een Beter Leven-ster hebben of niet. Ook die van hem. Een kraamkooi is een constructie van smalle stalen buizen waarin aanstaande of kersverse moedervarkens ingeklemd zijn. Omdraaien is voor deze zeugen onmogelijk. Een zeug zou anders namelijk op haar eigen biggen kunnen gaan liggen, iets wat door de stress van de intensieve varkenshouderij nogal eens gebeurt. 

Zo’n kraamkooi is wreed en allesbehalve diervriendelijk, vond Oosterlaken. Dat moest anders kunnen. Na jaren van steggelen over onder andere de vergunning, lukte het hem om in 2014 een nieuwe stal te bouwen. De varkens van Oosterlaken hebben nu een groter hok, waarin ze meestal vrij kunnen rondlopen. ‘Het is nu veel rustiger in de stal,’ vertelt hij. ‘Je ziet dat de dieren minder stress hebben. Ik ben ervan overtuigd dat dit de toekomst wordt. In Duitsland wordt het binnenkort misschien zelfs verboden om een zeug nog vast te zetten.’ 

Nog steeds staat Oosterlaken achter zijn besluit. En toch knaagt er iets. Zijn nieuwe stal – een investering van 1,7 miljoen euro – roept ook frustratie op. Zijn aandacht voor meer dierenwelzijn levert hem financieel namelijk niets op. 

Het moet anders

In vergelijking met veel andere landen is de Nederlandse varkenshouderij al lang niet meer zo concurrerend als ze was. Landen als Canada, Hongarije, Denemarken en Spanje kunnen varkensvlees goedkoper produceren dan Nederland. In delen van Brazilië bedragen de productiekosten zelfs slechts 60 procent ten opzichte van Nederland, zo laten cijfers van Wageningen Economic Research (WER) zien.

Veel varkenshouders hebben een laag inkomen. Dit jaar lijkt weliswaar een goed jaar te worden en vorig jaar haalde een varkenshouder per gewerkt jaar gemiddeld een ton binnen. Maar de fluctuatie in inkomsten is enorm en de gemiddelden over langere tijd zijn bedroevend. De afgelopen tien jaar (tussen 2007 en 2016) verdiende een varkenshouder gemiddeld €15.930 euro per jaar. Tussen 2001 en 2015 zaten 45 procent van de varkenshouders onder de armoedegrens, blijkt de WER-cijfers. De financiële ruimte om te investeren in verbetering van diervriendelijkheid is voor de meeste varkenshouders beperkt. 

Banken hebben de intensieve veehouderij in Nederland decennialang gefinancierd en zijn dus medeverantwoordelijk voor de staat waarin deze zich nu bevindt. Maar nu zeggen ze steeds vaker dat de veehouderijsector het roer om moet gooien. ING en de Rabobank schrijven in hun sectorinformatie dat de huidige weg van zo efficiënt mogelijk werken, maar geen onderscheidend product leveren heilloos is. ‘Een revitalisering van de sector is noodzakelijk,’ schrijft de Rabobank bijvoorbeeld. ‘Het is vijf voor twaalf in diverse agrarische sectoren,’ stelt ING. De varkenshouderij is daar volgens de bank een voorbeeld van. Beide banken vinden dat varkenshouders meer waarde aan hun product toe moeten voegen, bijvoorbeeld door diervriendelijker vlees te produceren. ‘De puur aanbod gedreven kostprijsstrategie van de afgelopen decennia, met niet-onderscheidende varkensproducten, biedt de varkenshouders niet langer toekomstperspectief,’ schrijft de Rabobank.

‘Maar voor varkensvlees staan [onderscheidende] concepten nog relatief vaak in de kinderschoenen,’ schrijft ING in haar sectorrapport voor de varkenshouderij. Dat rapport dateert weliswaar uit 2011, maar is volgens opsteller en ING-econoom Henk van den Brink nog steeds actueel.

Banken staan niet alleen in hun wens om de veehouderij drastisch te hervormen. ‘Q-koorts, Fipronil, stalbranden, het is steeds wachten op het volgende incident. Elke keer plakken we pleisters,’ verzucht Niels Dorland, woordvoerder van de Dierenbescherming. ‘Steeds is er een oplossing voor een probleem, dan gaat dat weer even beter en komt het volgende probleem.’ Uitstoot van het schadelijke ammoniak en fijnstof zorgen daarnaast voor grote milieuschade. Organisaties als Milieudefensie, Varkens in Nood, Dierenbescherming en de Milieufederaties zouden maar al te graag een ander soort veehouderij hebben.

Jan Pijnenburg, financieel adviseur

Een markt voor varkensvlees met bijvoorbeeld meer dierenwelzijn is er nu niet echt. Die moet je creëren, en dat is niet makkelijk

Maar wat dan?

Maar als de roep om een ander soort varkenshouderij zo breed is, waarom gebeurt er dan zo weinig? Financieel adviseur Jan Pijnenburg van DLV Advies, een adviesbureau dat onder andere varkenshouders adviseert, begrijpt wel waarom. ‘Wij zien niet dat varkenshouders die meer innoveren op dierenwelzijn of milieu meer geld verdienen. Soms zien we zelfs dat bedrijven te veel vernieuwen en hun focus verliezen. Een markt voor varkensvlees met bijvoorbeeld meer dierenwelzijn is er nu niet echt. Die moet je creëren, en dat is niet makkelijk. Ook banken geven geen leningen voor al te radicale plannen. De banken verschillen daarin weinig van elkaar.’ 

Banken zéggen dus wel dat varkenshouders het anders moeten aanpakken, maar bieden hun tegelijkertijd weinig mogelijkheden om het roer echt om te gooien. Bovendien doen belangrijke financiers van de varkenshouderij – onder wie ING, Rabobank en Aegon – er volgens de Eerlijke Bankwijzer in de praktijk weinig aan om dierenleed tegen te gaan.

Diervriendelijker varkensvlees op de markt brengen blijkt daarnaast ook nog eens behoorlijk ingewikkeld, waardoor innovatieve boeren zoals Oosterlaken vaak geen extra geld voor hun inspanning ontvangen. ‘Een ei stop je bij wijze van spreken in een doosje en je bent klaar. Maar ik ben afhankelijk van het slachthuis. Als ze me bij het slachthuis niet kunnen helpen om dit vlees als een ander concept te verkopen, dan houdt het voor mij op,’ legt Gerbert Oosterlaken uit. Slachten is namelijk een vak apart en er zijn slechts enkele slachterijen waar een varkenshouder kan aankloppen. Om zijn inkomen wat aan te vullen serveert Oosterlaken daarom maar koffie op zijn boerderij – het verkopen van eigen vlees bleek niet haalbaar. ‘Ook supermarkten zijn niet geïnteresseerd in diervriendelijker vlees,’ voegt hij toe. ‘Ik heb het geprobeerd, ook met een aantal varkenshouders samen, maar er is geen interesse. Het enige wat ik na veel gedoe kon krijgen is een Beter Leven-ster, maar ook daarmee krijg je niet veel meer dan de wereldmarktprijs.’ (Columnist Hans Baaij schreef eerder op deze site een column over het Beter Leven-keurmerk, dat tien jaar bestaat.) 

'Meerkosten zijn alleen acceptabel als de klant ook snapt waarvoor die kosten zijn gemaakt’

Albert Heijn laat desgevraagd weten best een nieuw concept met varkensvlees te willen. ‘Wij verkopen bijvoorbeeld al vleeswaren van De Heyde Hoeve, een kleinschalig gefokt varken met speciaal voer,’ mailt woordvoerder Menno van der Vlist. Maar, tikt hij even later: ‘Meerkosten zijn alleen acceptabel als de klant ook snapt waarvoor die kosten zijn gemaakt zodat er bereidheid is om die meerprijs te betalen.’ 

En daar zit wel een moeilijkheid, want volgens Albert Heijn zijn kopers van varkensvlees bovengemiddeld prijsbewust. ‘We merken ook dat het verkopen van biologisch varkensvlees echt moeilijker gaat dan bijvoorbeeld biologisch rundvlees.’

ING doet er in haar sectorrapport nog een schepje bovenop. De Nederlander wil hooguit 10 procent van zijn inkomen aan voedsel besteden, schrijven de onderzoekers. Slechts 5 procent van de consumenten wil volgens de bank meer betalen voor duurzaam. Sinds de publicatie in 2011 is de biologische markt gegroeid en ook is de bereidheid om meer te betalen voor voeding met een hogere kwaliteit toegenomen. Maar uiteindelijk is nog altijd 1 procent van de bevolking verantwoordelijk voor 83 procent van de totale omzet in biologisch, blijkt uit recente cijfers van de Rabobank. De ruimte voor varkenshouderij met meer dierenwelzijn is dus nog zeer beperkt.

De dierenbescherming herkent dat beeld. ‘Voor zover we successen boeken is dat omdat supermarkten hun nek uitsteken en meerkosten op zich nemen. De gemiddelde consument verandert niet,’ zegt Niels Dorland.

Long gaat naar het buitenland

Let wel: Nederland produceert ongeveer tweeënhalf keer meer varkens dan er in Nederland gegeten worden. Dus zelfs al zou Nederland massaal meer willen gaan betalen voor varkensvlees, dan nog zal maar een minderheid van de varkenshouders echt kunnen profiteren.

Daar komt bij dat zowat elk deel van een varken gebruikt wordt. Hart, longen, huid, botten: alles wordt verkocht. Veel van die onderdelen worden buiten Nederland geconsumeerd of verwerkt. Wil je uiteindelijk een substantieel hogere prijs voor een varken krijgen, dan moet je voor elk onderdeel met een goed verkoopplan komen. Voor individuele varkenshouders is het lastig zoiets zelf op te zetten en voor varkenshouders die vooroplopen, is het lastig om geschikte ondersteuning te vinden.

‘Dierenrechtenorganisaties zijn nu vooral kritisch op wat wij doen. Ik zou zo graag willen dat ze zouden helpen om een alternatief zoals dat van mij te steunen,’ zegt Gerbert Oosterlaken. ‘De dierenbescherming is de enige van die organisaties die haar nek een beetje uitsteekt, maar ook zij helpen me niet om mijn varkens voor een betere prijs te verkopen door bijvoorbeeld mijn vlees te promoten.’

‘Onoplosbaar zonder politiek’

Niels Dorland van de dierenbescherming kan zich die boosheid wel voorstellen: ‘Ik zou niet graag in de schoenen van een varkensboer staan.’ Maar individuele initiatieven steunen kan wat hem betreft echt niet: ‘Ik juich elk initiatief dat tot meer dierenwelzijn leidt toe, maar we kunnen niet elk los project steunen. Dan moeten we heel goed weten wat er precies aan de hand is en dat kunnen controleren. Het zal maar gebeuren dat een varkenshouder de regels overtreedt zeg! Dan worden wij als dierenbescherming daarvoor verantwoordelijk gehouden. Nee, meer dan het Beter Leven-keurmerk kunnen we hem helaas niet geven.’

'Alleen de politiek kan echt iets wezenlijks veranderen'

De organisatie lobbyt wel om delen van het varken die hier nu weinig onder het Beter Leven-keurmerk worden gegeten, tegen een goede prijs in het supermarktschap te krijgen. Die worden dan bijvoorbeeld verwerkt in vleeswaren. Ook probeert de dierenbescherming om het uitgebreid gecontroleerde Beter Leven-keurmerk internationaal uit te rollen. ‘Dat soort dingen kunnen uiteindelijk voor betere prijzen voor boeren zorgen. Maar eerlijk gezegd denk ik niet dat dit dé oplossing gaat worden. Daarvoor is het probleem te complex en zitten varkenshouders te vast in het huidige systeem. Alleen de politiek kan echt iets wezenlijks veranderen. Varkenshouders moeten gecompenseerd worden voor de extra kosten die ze maken voor bijvoorbeeld verzwaarde milieu-eisen. Ook moet er een onafhankelijke regisseur komen die boven alle partijen staat en de sector helpt in de transitie naar duurzaam.’